Infectiepreventiemaatregelen
Uitgangsvraag
Welke infectiepreventiemaatregelen dienen te worden toegepast bij patiënten met een infectieziekte/micro-organisme waarvoor een isolatie-indicatie geldt?
Aanbeveling
Pas infectiepreventiemaatregelen toe, boven op de algemene voorzorgsmaatregelen, op basis van de transmissieroute van het micro-organisme:
Let op: Voor BRMO, Clostridioides difficile, MRSA, scabiës (crustosa), tuberculose, en virale hemorragische koortsen zijn uitzonderingen van toepassing. Deze staan beschreven in de desbetreffende pathogeen specifieke richtlijnen.
|
Contact |
Druppel |
Aerogeen |
Handhygiëne |
Ja |
Ja |
Ja |
Onsteriele handschoenen1 |
1 |
Nee1 |
Nee1 |
Schort2 |
2 |
Nee2 |
Nee2 |
Mondneusmasker |
Nee5 |
CM type IIR3,4,5 |
FFP2 masker |
Beschermende bril |
Nee5 |
Nee5 |
Nee5 |
Kamer |
Eenpersoonskamer met eigen sanitair6
|
Eenpersoonskamer met eigen sanitair6
|
Isolatiekamer |
Kleding van de patiënt
|
Geen bijzonderheden |
Geen bijzonderheden |
Geen bijzonderheden |
Voor patiënt bij verblijf buiten de kamer/vervoer van de patiënt7
|
Handhygiëne8 |
Handhygiëne8 CM type IIR4 |
Handhygiëne8 FFP2 masker |
Bezoek9 |
Handhygiëne10 |
Handhygiëne10 CM type IIR3 |
FFP2 masker |
Dagelijkse reiniging/- desinfectie
|
Dagelijkse reiniging |
Dagelijkse reiniging |
Dagelijkse reiniging |
Eindreiniging11 |
Eindreiniging |
Eindreiniging |
Eindreiniging12 |
Einddesinfectie11
|
Van toepassing bij astrovirus, sapovirus, mazelen, waterpokken |
||
Linnengoed13
|
Geen bijzonderheden |
Geen bijzonderheden |
Afvoer in gesloten, intacte zak |
Serviesgoed
|
Geen bijzonderheden derheden |
Geen bijzonderheden |
Geen bijzonderheden |
Afval |
Geen bijzonderheden |
Geen bijzonderheden |
- Afvoeren volgens Landelijk Afvalbeheersplan (sectorplan 19)14 |
1 Draag alleen handschoenen indien er contact plaatsvindt met lichaamsvloeistoffen.
2 Draag alleen een schort indien de (dienst)kleding in contact kan komen met lichaamsvloeistoffen. In principe volstaat het dragen van een halterschort of een schort met korte mouw.
3 CM type IIR: chirurgisch mondneusmasker type IIR (druppel en spatbestendig).
4 Draag alleen bij risico op spatten in het gezicht een beschermende bril, altijd in combinatie met een mondneusmasker CM type IIR.
5 Draag bij het uitvoeren van aerosolvormende handelingen een FFP2 masker en een beschermende bril
6 Indien er geen eenpersoonskamer beschikbaar is met eigen sanitair, dan is cohortverpleging (voor meerdere patiënten in één ruimte met dezelfde infectie of hetzelfde dragerschap) of eilandverpleging (voor het in één ruimte verplegen van patiënten met een verschillende isolatie-indicatie en/of zonder een isolatie-indicatie), een mogelijk alternatief. Uitvoering van algemene voorzorgsmaatregelen, zoals handhygiëne en daarbovenop het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen die toegepast worden per patiënt waarbij een eventueel mondneusmasker en beschermende bril doorgedragen kunnen worden.
Afspraken omtrent gebruik (gedeeld) sanitair (toilet en douche) kunnen worden gemaakt, zoals inzet eigen postoel en reiniging en desinfectie van gedeeld sanitair voorafgaand aan gebruik door andere patiënt. Neem bij het maken van afspraken het hygiënebewustzijn van de betreffende patiënt mee in de overwegingen.
7 Zie module Mobilisatie.
8 Handhygiëne voordat de kamer verlaten wordt.
9 Voor bezoek geldt om de isolatiepatiënt als laatste te bezoeken en daarna de instelling te verlaten
10 Handhygiëne vóór het betreden van de kamer en voordat de kamer verlaten wordt.
11 Randvoorwaarden voor reiniging en desinfectie, zie richtlijn Reiniging en Desinfectie van ruimten.
12 Nadat de patiënt de isolatiekamer verlaten heeft, dient de kamer minimaal 90 minuten afgesloten te blijven (bij een standaard ventilatievoud).
13 Voor algemene aspecten bij linnengoed, zie richtlijn Linnengoed (deze richtlijn is in ontwikkeling).
14 Zie Landelijk afvalbeheerplan 3 Afval van gezondheidszorg bij mens of dier.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Voor deze module is geen systematische literatuuranalyse uitgevoerd. Er is voor deze module gekeken naar de oude WIP-richtlijnen, in combinatie met relevante internationale richtlijnen zoals de richtlijnen van de Healthcare Infection Control Practices Advisory Committee (HICPAC; CDC) en van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI). De infectiepreventiemaatregelen zijn gebaseerd op de transmissieroute van het micro-organisme. Contactmaatregelen worden genomen om transmissie van micro-organismen te voorkomen die via direct of indirect contact kunnen worden verspreid.
Randvoorwaarden (algemene voorzorgsmaatregelen)
Algemene voorzorgsmaatregelen zijn essentieel om goede infectiepreventie te kunnen toepassen. Deze maatregelen zijn bij elke patiënt ongeacht diens infectiestatus of kolonisatie van toepassing. De werkgroep is van mening dat het uitvoeren van de infectiepreventiemaatregelen bij een patiënt in isolatie alleen kan als de randvoorwaarden om deze algemene voorzorgsmaatregelen toe te kunnen passen geborgd zijn in de organisatie. Deze randvoorwaarden staan beschreven in de richtlijnen:
- Handhygiëne & persoonlijke hygiëne
- Persoonlijke beschermingsmiddelen
- Reiniging & desinfectie van ruimten
- Accidenteel bloedcontact
De Nederlandse Arbeidsomstandighedenwet
Ten aanzien van de arbowetgeving wordt verwezen naar de arboparagrafen van de volgende richtlijnen:
- Persoonlijke beschermingsmiddelen
- Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker
- Reiniging en desinfectie van ruimten
Voor het beleid als de zorgmedewerkers zelf een infectieziekte heeft, wordt verwezen naar de richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker.
Vaccinatie van de medewerker
Als er wordt gewerkt met een micro-organisme waartegen er een vaccinatie beschikbaar is, moet de werkgever deze vaccinaties aan de zorgmedewerker aanbieden (advies Gezondheidsraad Werknemers en infectieziekten - Criteria voor vaccinatie). Zie verder richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker.
Contactisolatie
De infectiepreventiemaatregelen bij een patiënt in contactisolatie omvatten een pakket van maatregelen:
Handhygiëne
Handhygiëne wordt gezien als een van de belangrijkste preventieve maatregelen om overdracht van micro-organismen te voorkomen. Zeker wanneer het micro-organisme zich verspreidt via contact. De handen worden hierin gezien als de belangrijkste vector. Door op de juiste momenten handhygiëne toe te passen, zal de kans op verspreiding van micro-organismen van de ene naar de andere patiënt verkleind worden. Voor uitgebreide uitleg over het belang, de methode en de middelen en wijze van uitvoering van handhygiëne wordt verwezen naar richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker.
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Voor contactisolatie geldt dat er niet steriele handschoenen gedragen dienen te worden bij verzorging, behandeling en onderzoek waarbij contact is met de lichaamsvloeistoffen van de patiënt, waarbij geldt dat na contact met de patiënt of diens omgeving, ongeacht de isolatie-status, altijd handhygiëne geïndiceerd is. Tevens is het van belang dat de dienstkleding wordt beschermd bij (mogelijk) contact met lichaamsvloeistoffen van de patiënt. Voor de eisen aan de PBM wordt verwezen naar de richtlijn PBM. De indicatie voor het gebruik van PBM is niet altijd eenduidig en zal afhangen van het pathogeen, de isolatievorm en de handelingen die worden uitgevoerd. Indicaties ten behoeve van het gebruik van PBM staan benoemd in de richtlijn PBM. De werkgroep kiest er expliciet voor om deze niet te herhalen in de huidige richtlijn. Reden hiervoor is dat deze richtlijnen in de toekomst onafhankelijk van elkaar zullen worden herzien.
Kamer en sanitair
Wanneer voor de patiënt een indicatie bestaat voor contactisolatie, dan is de werkgroep van mening dat een eenpersoonskamer met eigen sanitair bijdraagt aan het voorkomen van verspreiding van micro-organismen naar andere patiënten. De deur van de kamer kan open blijven staan. Het delen van een kamer met andere patiënten kan het onderling uitwisselen van microbiële flora tot gevolg hebben. De setting van een eenpersoonskamer draagt bij aan de bewustwording van medewerkers voor het goed uitvoeren van de algemene voorzorgsmaatregelen.
Indien geen eenpersoonskamer met eigen sanitair beschikbaar is, dienen duidelijke randvoorwaarden te worden vastgesteld in overleg met de deskundige infectiepreventie, arts-microbioloog, arts-infectieziektebestrijding of verpleegkundige infectieziektebestrijding. Hierbij valt te denken aan:
- Cohortverpleging (voor meerdere patiënten in één ruimte met (een verdenking op) dezelfde infectie of hetzelfde dragerschap) of eilandverpleging (voor het in één ruimte verplegen van patiënten met een verschillende isolatie-indicatie, wat betekent dat een patiënt met bijvoorbeeld een contactisolatie in verband met verwekker 1 samen op één zaal kan liggen met een patiënt met contactisolatie in verband met verwekker 2 en/of met een patiënt zonder een isolatie-indicatie, waarbij de PBM persoonsgebonden worden ingezet). Uitvoering van algemene voorzorgsmaatregelen, zoals handhygiëne en daar boven op het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen die toegepast worden per patiënt, waarbij een eventueel noodzakelijk masker en beschermende bril doorgedragen kunnen worden.
- Afspraken omtrent gebruik (gedeeld) sanitair (toilet en douche). Zoals de inzet van een eigen postoel en reiniging en desinfectie van gedeeld sanitair voorafgaand aan gebruik door de andere patiënt.
- Afspraken omtrent gebruik gedeelde medische hulpmiddelen op een kamer: reinig en desinfecteer de gebruikte medische hulpmiddelen alvorens te gebruiken bij de andere patiënt op de kamer. De voorkeur gaat uit naar het patiëntgebonden gebruik van medische hulpmiddelen.
- Afspraken omtrent aan en afvoer van materialen: maak een scheiding tussen schone en vuile materialen en bepaal wijze en frequentie van de afvoer van de kamer af. Stem deze wijze af met logistiek en/of afvalveerwerkingsbedrijf.
- Afspraken omtrent de dagelijkse reiniging (en desinfectie) van de kamer en de eindreiniging (en einddesinfectie na het opheffen van de maatregelen).
- Neem bij het maken van afspraken het hygiënebewustzijn van de betreffende patiënt mee in de overwegingen.
Kleding van de patiënt
De werkgroep is van mening dat er geen specifieke eisen gesteld hoeven te worden aan de kleding van de patiënt in contactisolatie.
Mobilisatie
Dit onderwerp wordt behandeld in module Mobilisatie.
Verblijf buiten de kamer/vervoer van de patiënt
De werkgroep is van mening dat voor het verblijf van de patiënt buiten de kamer of voor het vervoer van de patiënt de overwegingen gelijk zijn aan de overwegingen voor mobilisatie, zie module Mobilisatie.
Bezoek
De werkgroep is van mening dat op grond van het feit dat een patiënt in isolatie wordt verpleegd er geen redenen zijn om bezoek te weren. Het is wel van belang dat bezoek zich conformeert aan de afspraken over de te nemen maatregelen. Bij contactisolatie geldt dat het toepassen van handhygiëne voor en na het bezoek aan de patiënt voldoende is. Bezoek de isolatiepatiënt als laatste en verlaat daarna de instelling.
Dagelijkse reiniging of desinfectie
Voor contactisolatie geldt dat dagelijkse reiniging van de kamer inclusief sanitair voldoende is. De randvoorwaarden voor reiniging en desinfectie staan beschreven in de richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten.
Eindreiniging of -desinfectie
Na ontslag of na opheffen van de contactisolatie is in de meeste gevallen een eindreiniging van de kamer voldoende waarbij extra aandacht aan de meest aangeraakte oppervlakken en contactpunten en het sanitair gegeven moet worden. De randvoorwaarden voor reiniging en desinfectie staan beschreven in de richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten. Bij bepaalde indicaties wordt een einddesinfectie van de kamer wel nodig geacht, zie Aanbeveling.
Linnengoed
De werkgroep is van mening dat er geen aanvullende maatregelen nodig zijn voor (de verwerking van) linnengoed van patiënten in contactisolatie. Zie ook richtlijn Linnengoed (deze richtlijn is in ontwikkeling).
Serviesgoed
De werkgroep is van mening dat er geen aanvullende maatregelen nodig zijn voor (de verwerking van) serviesgoed van patiënten in contactisolatie.
Speelgoed/domotica
Dit onderwerp wordt behandeld in een aparte module binnen deze richtlijn module Speelgoed/domotica.
Afval
De werkgroep is van mening dat er geen aanvullende maatregelen nodig zijn voor (de verwerking van) afval van patiënten in contactisolatie.
Druppelisolatie
De infectiepreventiemaatregelen bij een patiënt in druppelisolatie omvatten een pakket van maatregelen:
Handhygiëne
Handhygiëne wordt gezien als een van de belangrijkste preventieve maatregelen om overdracht van micro-organismen te voorkomen. Zeker wanneer het micro-organisme zich verspreid via contact. De handen worden hierin gezien als de belangrijkste vector. Door op de juiste momenten handhygiëne toe te passen, zal de kans op verspreiding van micro-organismen van de een naar de andere patiënt verkleind worden. Voor uitgebreide uitleg over het belang, de methode en de middelen en wijze van uitvoering van handhygiëne wordt verwezen naar richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker.
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Voor druppelisolatie geldt, naast de persoonlijke beschermingsmiddelen die hierboven beschreven staan bij contactisolatie, dat het dragen van minimaal een chirurgisch mondneusmasker (type IIR) voldoende bescherming biedt tegen druppels en spatten. Dit masker dient minimaal gedragen te worden indien de medewerker zich <1,5 meter tot de patiënt bevindt, maar er kan ook gekozen worden om het masker tijdens het verblijf in de patiëntenkamer te dragen. Voor de eisen aan de PBM wordt verwezen naar richtlijn PBM. Draag bij het uitvoeren van aerosolvormende handelingen een FFP2 masker en een beschermende bril.
Kamer en sanitair
Wanneer voor de patiënt een indicatie bestaat voor druppelisolatie, dan is een eenpersoonskamer met eigen sanitair geïndiceerd. De deur van deze eenpersoonskamer hoeft niet gesloten te blijven. Houd de deur gesloten tijdens het uitvoeren van aerosolvormende handelingen, tot een kwartier (in die tijd is het micro-organisme neergeslagen, dat geen aerogene transmissieroute heeft) na het afronden van de handeling.
Indien geen eenpersoonskamer met eigen sanitair beschikbaar is, dienen duidelijke randvoorwaarden te worden vastgesteld in overleg met de deskundige infectiepreventie of arts-microbioloog. Hierbij valt te denken aan:
- Het borgen van >1,5 meter afstand tussen de patiënten.
- Cohortverpleging (voor meerdere patiënten in één ruimte met (een verdenking op) dezelfde infectie of hetzelfde dragerschap) of eilandverpleging (voor het in één ruimte verplegen van patiënten met een verschillende isolatie-indicatie, wat betekent dat een patiënt met bijvoorbeeld een contactisolatie in verband met verwekker 1 samen op één zaal kan liggen met een patiënt met contactisolatie in verband met verwekker 2 en/of met een patiënt zonder een isolatie-indicatie, waarbij de PBM persoonsgebonden worden ingezet). Uitvoering van algemene voorzorgsmaatregelen, zoals handhygiëne en daarbovenop het gebruik van PBM die toegepast worden per patiënt, waarbij een eventueel noodzakelijk masker en beschermende bril doorgedragen kunnen worden.
- Indien het noodzakelijk is dat aerosolvormende handelingen worden verricht, dan wordt de patiënt voor de duur van de handeling naar een eenpersoonskamer verplaatst.
- Afspraken omtrent gebruik (gedeeld) sanitair (toilet en douche). Zoals inzet eigen postoel en reiniging en desinfectie van gedeeld sanitair voorafgaand aan gebruik door andere patiënt.
- Afspraken omtrent gebruik gedeelde medische hulpmiddelen op een kamer: reinig en desinfecteer de gebruikte medische hulpmiddelen alvorens te gebruiken bij de andere patiënt op de kamer. De voorkeur gaat uit naar het patiëntgebonden gebruik van medische hulpmiddelen.
- Afspraken omtrent aan en afvoer van materialen: maak een scheiding tussen schone en vuile materialen en bepaal wijze en frequentie van de afvoer van de kamer af. Stem deze wijze af met logistiek en/of afvalveerwerkingsbedrijf.
- Afspraken omtrent de dagelijkse reiniging (en desinfectie) van de kamer en de eindreiniging (en einddesinfectie) na het opheffen van de maatregelen.
- Neem bij het maken van afspraken het hygiënebewustzijn van de betreffende patiënt mee in de overwegingen.
Kleding van de patiënt
De werkgroep is van mening dat er geen specifieke eisen gesteld hoeven te worden aan de kleding van de patiënt in druppelisolatie.
Mobilisatie
Dit onderwerp wordt behandeld in module Mobilisatie.
Verblijf buiten de kamer/vervoer van de patiënt
De werkgroep is van mening dat voor het verblijf van de patiënt buiten de kamer of voor het vervoer van de patiënt de overwegingen gelijk zijn aan de overwegingen voor mobilisatie, zie module Mobilisatie.
Bezoek
De werkgroep is van mening dat op grond van het feit dat een patiënt in isolatie verpleegd wordt, er geen redenen zijn om bezoek te weren. Het is wel van belang dat bezoek zich conformeert aan de afspraken over de te nemen maatregelen. Voor druppelisolatie geldt dat bezoekers hetzelfde masker dragen als medewerkers, namelijk het chirurgisch mondneusmasker type IIR. Dit masker dient minimaal gedragen te worden indien het bezoek zich <1,5 meter tot de patiënt bevindt, of tijdens het verblijf in de patiëntkamer. Bovendien is het van belang dat handhygiëne wordt toegepast voor en na het bezoek aan de patiënt. Bezoek de isolatiepatiënt als laatste en verlaat daarna de instelling.
Dagelijkse reiniging of desinfectie
Voor druppelisolatie geldt dat dagelijkse reiniging van de kamer inclusief het sanitair gedurende de opname met infectiepreventiemaatregelen voldoende is. De randvoorwaarden voor reiniging en desinfectie staan beschreven in de richtlijn Reiniging en Desinfectie van ruimten.
Eindreiniging of -desinfectie
Na ontslag of na opheffen van de druppelisolatie, is een eindreiniging van de kamer voldoende waarbij extra aandacht aan de meest aangeraakte oppervlakken en contactpunten en het sanitair gegeven moet worden. Bij bepaalde indicaties wordt een einddesinfectie van de kamer wel nodig geacht, zie Aanbeveling. De randvoorwaarden voor reiniging en desinfectie staan beschreven in de richtlijn Reiniging en Desinfectie van ruimten.
Linnengoed
De werkgroep is van mening dat er geen aanvullende maatregelen nodig zijn voor (de verwerking van) linnengoed van patiënten in druppelisolatie. Zie ook de richtlijn Linnengoed (deze richtlijn is in ontwikkeling).
Serviesgoed
De werkgroep is van mening dat er geen aanvullende maatregelen nodig zijn voor (de verwerking van) serviesgoed van patiënten in druppelisolatie.
Speelgoed/domotica
Dit onderwerp wordt behandeld in een aparte module binnen deze richtlijn module Speelgoed/domotica.
Afval
De werkgroep is van mening dat er geen aanvullende maatregelen nodig zijn voor (de verwerking van) afval van patiënten in druppelisolatie.
Aerogene isolatie
De infectiepreventiemaatregelen bij een patiënt in aerogene isolatie omvatten een pakket van maatregelen:
Handhygiëne
Handhygiëne wordt gezien als een van de belangrijkste preventieve maatregelen om overdracht van micro-organismen te voorkomen. Zeker wanneer het micro-organisme zich verspreidt via contact. De handen worden hierin gezien als de belangrijkste vector. Door op de juiste momenten handhygiëne toe te passen, zal de kans op verspreiding van micro-organismen van de een naar de andere patiënt verkleind worden. Voor uitgebreide uitleg over het belang, de methode en de middelen en wijze van uitvoering van handhygiëne wordt verwezen naar richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker.
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Voor aerogene isolatie geldt het dragen van een type FFP2-mondneusmasker en een beschermende bril bij spatrisico waarbij het masker wordt opgedaan vóór het betreden van de kamer en wordt afgedaan na vertrek uit de kamer. Voor de eisen aan de PBM wordt verwezen naar richtlijn PBM.
Kamer en sanitair
Wanneer voor de patiënt een indicatie bestaat voor aerogene isolatie, dan is een isolatiekamer geïndiceerd. De eisen die worden gesteld aan een kamer geschikt voor het toepassen van aerogene isolatie-indicaties worden beschreven in:
- Module Ventilatie bij contact- en/of druppelisolatie
- Module Isolatiekamer: ventilatie
- Module Isolatiekamer: drukhiërarchie en drukverschil
- Module Isolatiekamer: positie luchtroosters
Kleding van de patiënt
De werkgroep is van mening dat er geen specifieke eisen gesteld moeten worden aan de kleding van de patiënt in aerogene isolatie.
Mobilisatie
Een patiënt in aerogene isolatie kan onder voorwaarden mobiliseren. Dit onderwerp wordt behandeld in module Mobilisatie.
Verblijf buiten de kamer/vervoer van de patiënt
De werkgroep is van mening dat voor het verblijf van de patiënt buiten de kamer of voor het vervoer van de patiënt de overwegingen gelijk zijn aan de overwegingen voor mobilisatie. Zie module Mobilisatie. Voor een patiënt met een indicatie voor aerogene isolatie geldt dat de patiënt buiten de eigen kamer een FFP2-mondneusmasker draagt.
Bezoek
De werkgroep is van mening dat op grond van het feit dat een patiënt in isolatie ligt, er geen redenen zijn om bezoek te weren. Het is wel van belang dat bezoek zich conformeert aan de afspraken over de te nemen maatregelen. Voor aerogene isolatie geldt dat bezoekers een mondneusmasker type FFP2 dragen waarbij het masker wordt opgedaan vóór het betreden van de kamer en wordt afgedaan na vertrek uit de kamer. Bezoek de isolatiepatiënt als laatste en verlaat daarna de instelling.
Dagelijkse reiniging of desinfectie
Voor aerogene isolatie geldt dat dagelijkse reiniging van de kamer inclusief sanitair voldoende is.
De randvoorwaarden voor reiniging en desinfectie staan beschreven in de richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten.
Eindreiniging en -desinfectie
Na ontslag of na opheffen van de isolatie, is een eindreiniging van de kamer voldoende waarbij extra aandacht aan de meest aangeraakte oppervlakken en contactpunten en het sanitair gegeven moet worden. Indien uitsluitend de aerogene isolatie geïndiceerd is, volstaat huishoudelijke eindreiniging bij ontslag. De randvoorwaarden voor reiniging en desinfectie staan beschreven in de richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten.
Nadat de patiënt de isolatiekamer verlaten heeft, dient de kamer minimaal 90 minuten afgesloten te blijven (bij een standaard ventilatievoud). In die tijd is de lucht waarin het aerogeen overdraagbare micro-organisme zich bevindt op basis van de minimale ventilatie-eisen voor een patiëntkamer minstens zesmaal ververst, waarmee het risico op besmetting tot nihil is gereduceerd. Indien het noodzakelijk is om de kamer te betreden gedurende deze 90 minuten, dan wordt een FFP2-masker gedragen.
Linnengoed
Voor aerogene isolatie geldt dat het linnengoed wordt verzameld en in een gesloten, intacte zak wordt afgevoerd. Zie ook richtlijn Linnengoed (deze richtlijn is in ontwikkeling).
Serviesgoed
De werkgroep is van mening dat er geen aanvullende maatregelen nodig zijn voor (de verwerking van) serviesgoed van patiënten in aerogene isolatie.
Speelgoed/domotica
Dit onderwerp wordt behandeld in module Speelgoed/domotica binnen deze richtlijn.
Afval
De werkgroep is van mening dat er bij aerogene isolatie er geen extra maatregelen noodzakelijk zijn voor afval.
Druppelcontactmaatregelen
Voor infectiepreventiemaatregelen die genomen dienen te worden bij een infectie die zowel via druppel als via contact overgedragen kan worden, wordt aanbevolen om de maatregelen te combineren die gelden zowel voor contactisolatie als voor druppelisolatie.
Aerogeen-contactmaatregelen
Voor infectiepreventiemaatregelen die genomen dienen te worden bij een infectie zie zowel aerogeen als via contact overgedragen kan worden, wordt aanbevolen om de maatregelen te combineren die gelden voor aerogene isolatie als voor contactisolatie.
Kosten (middelenbeslag)
De uitvoering van bovenstaande maatregelen wijkt niet af van het huidige beleid. Om deze reden zal het toepassen van de maatregelen geen extra kosten met zich meebrengen ten opzichte van de huidige situatie. Met het juist uitvoeren van de gestelde maatregelen is de werkgroep van mening dat het risico op verspreiding van micro-organismen tot een minimum kan worden beperkt. Uitbraken, waarmee extra kosten gemoeid zijn, zullen hiermee zoveel mogelijk worden voorkomen.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
De maatregelen die beschreven zijn in deze richtlijn zijn al in vele instellingen gemeengoed. Hierdoor zal de aanvaardbaarheid, haalbaarheid van deze nieuwe richtlijn zich tot een minimum beperken, waardoor de werkgroep geen problemen bij de implementatie van de richtlijn verwacht.
Scholing om de kennis en het belang van infectiepreventiemaatregelen te onderwijzen blijft een continue ontwikkeling.
Duurzaamheid en hergebruik
Het dragen van PBM kent aspecten van duurzaamheid. Voor de duurzaamheidsaspecten van de verschillende PBM wordt verwezen naar de richtlijn PBM en voor handschoenen naar de richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker. Duurzaamheidsaspecten van de kamer komen aan bod in:
- Module Ventilatie bij contact- en/of druppelisolatie
- Module Isolatiekamer: ventilatie
- Module Isolatiekamer: drukhiërarchie en drukverschil
- Module Isolatiekamer: positie luchtroosters
Gezien de risico’s op besmetting door hergebruik is het niet aan te raden om materialen te hergebruiken zonder dat er een reiniging (en desinfectie) stap plaatsvindt. Gezien het belang van het milieu en duurzaamheidsaspect wordt aangeraden om samen (met greenteams) multidisciplinair te onderzoeken wat wel en niet mogelijk is ten aanzien van inzet van herbruikbare- versus wegwerpmaterialen.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
De infectiepreventiemaatregelen zijn gebaseerd op de transmissieroute van het micro-organisme.
Onderbouwing
Achtergrond
Het doel van deze module is om te beschrijven welke infectiepreventiemaatregelen horen bij welke type isolatie. Uitgaande van de verschillende typen isolatie worden de maatregelen onderverdeeld in contact-, druppel-, en aerogene maatregelen. De infectiepreventiemaatregelen gelden boven op de algemene voorzorgsmaatregelen die staan beschreven in de richtlijnen:
- Handhygiëne & persoonlijke hygiëne
- Persoonlijke beschermingsmiddelen
- Reiniging & desinfectie ruimten
- Accidenteel bloedcontact
De beschermende isolatie valt buiten de scope van deze richtlijn, aangezien de beschermende isolatievorm wordt ingesteld ter bescherming van de patiënt zelf, dit in tegenstelling tot de hier besproken isolatievormen die dienen ter bescherming van de omgeving van de patiënt.
De infectiepreventiemaatregelen voor onderstaande infectieziekten/micro-organismen, staan beschreven in separate richtlijnen:
Conclusies / Summary of Findings
Not applicable.
Samenvatting literatuur
Not applicable.
Zoeken en selecteren
No systematic literature analysis was performed for this clinical question because the nature of this question does not lend itself well to be an answer by means of a systematic review of original scientific research. To answer this question the WIP-guidelines, relevant international guidelines and relevant scientific articles were examined.
Referenties
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. LCI-richtlijnen. https://lci.rivm.nl/richtlijnen
- Siegel JD, Rhinehart E, Jackson M, Chiarello L, and the Healthcare Infection Control Practices Advisory Committee, 2007 Guideline for Isolation Precautions: Preventing Transmission of Infectious Agents in Healthcare Settings. https://www.cdc.gov/infectioncontrol/guidelines/isolation/
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 30-11-2023
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule is ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en is gefinancierd door het ministerie van VWS. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten in isolatie.
Werkgroep
- Dr. A. Troelstra (voorzitter), arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
- Dr. J.A.M.C. Dirks, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
- Dr. E. Denie, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
- C.Y. Vlasveld-van Dijk, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
- M. van Leest, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
- M. Isken, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
- M. Jacobs, deskundige infectiepreventie, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
- N. Kiefte-van Grol, deskundige infectiepreventie, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
- Dr. P.M. Ellerbroek, internist-infectioloog, Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen (NIV/NVII)
- I. Pladdet, specialist ouderengeneeskunde, Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde (Verenso)
- J. Verlinde-Overweg, verpleegkundige, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
- Dr. J.J. Maas, bedrijfsarts, Nederlandse Vereniging Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
- C. Klaver, arbeidshygiënist, Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA)
Klankbordgroep
- Prof. Dr. M. Vos, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
Meelezers
- Dr. R. Bakx, chirurg, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
Met ondersteuning van
- Dr. I. van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Drs. A.E. Sussenbach, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Bc. A. Eikelenboom-Boskamp, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. A.J. Versteeg, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. H. Graveland, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Met dank aan Anneke van Strien (Verenso).
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar geen directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Dr. A. Troelstra |
Arts-microbioloog, UMC Utrecht |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Dr. J.A.M.C. Dirks |
Arts-microbioloog, MUMC |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Dr. E. Denie |
Arts-microbioloog, MMMIG |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
C.Y. Vlasveld-van Dijk |
Deskundige infectiepreventie, Tensen&Nolte |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
M. van Leest |
Deskundige infectiepreventie, Bravis ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
M. Isken |
Deskundige infectiepreventie, Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
M. Jacobs |
Deskundige infectiepreventie, GGD Amsterdam |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
N. Kiefte-van Grol |
Deskundige infectiepreventie, RIVM |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Dr. P.M. Ellerbroek |
Internist-infectioloog, UMC Utrecht, Calamiteitenhospitaal |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
I. Pladdet |
Specialist ouderengeneeskunde, Verenso |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
J. Verlinde-Overweg |
Gespecialiseerd verpleegkundige, obstetrie, Amsterdam UMC |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Dr. J.J. Maas |
Bedrijfsarts-reizigersadviseur-epidemioloog, arbodienst Amsterdam UMC en Nederlands Centrum voor Beroepsziekten |
1) Subcommissie vaccinatie en werknemers, Gezondheidsraad |
Geen |
Geen restricties |
C. Klaver |
Arbeidshygiënist, Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Inbreng patiëntenperspectief
Met het uitnodigen van Patiëntfederatie Nederland (PFNL) voor de invitational conference is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz en kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Bij de richtlijn is conform de Wkkgz een kwalitatieve raming uitgevoerd van mogelijke substantiële gevolgen van de aanbevelingen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er [waarschijnlijk geen/mogelijk] substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module infectiepreventiemaatregelen |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten in isolatie. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere WIP-richtlijnen rondom isolatie op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NVA, NVK, NVKF, VRA, IGJ, NVZ, en PFNL via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder Rapportage knelpunteninventarisatie.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder ‘Onderbouwing’. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet een-op-een vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk om mee te wegen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert-opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.
Genoemd kunnen worden:
- kosten
- waarden, voorkeuren en ervaringen van patiënten en behandelaars met betrekking tot interventies en uitkomsten van zorg
- balans van gewenste en ongewenste effecten van interventies ten opzichte van geen of andere interventies
- aanvaardbaarheid van interventies
- haalbaarheid van een aanbeveling
Deze aspecten worden per module besproken onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van de aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering Hoog) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers. |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zou de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 (2023). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/werkwijze/richtlijnen_3_0.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin
Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.html