Behandeling van abdominale letsels na trauma

Initiatief: NVVH Aantal modules: 14

Abdominaal letsel door penetrerend trauma mechanisme

Publicatiedatum: 23-06-2025
Beoordeeld op geldigheid: 12-05-2025

Uitgangsvraag

Hoe dient de behandeling van patiënten met abdominale letsels als gevolg van een penetrerend traumamechanisme anders te worden uitgevoerd dan bij patiënten met een stomp traumamechanisme?

Aanbeveling

Neem patiënten met penetrerend abdominaal letsel zonder peritoneale prikkeling of aangetoond intra-abdominaal letsel op ter observatie met seriële beoordeling, aangezien er een grote kans is op letsel.

 

Verricht laagdrempelig een diagnostische laparoscopie binnen 24-48 uur na linkszijdige thoraco-abdominale steekwonden, met pijn in het linker epigastrio, om diafragmaletsel te objectiveren en te behandelen.

 

Voer bij hemodynamisch instabiele en/of peritoneaal geprikkelde patiënten na een penetrerend abdominaal letsel een traumalaparotomie uit.

 

Bij patiënten met hemodynamische instabiliteit met thoraco-abdominale steek- of schotwonden en verdenking op letsel in beide caviteiten, dient éérst de caviteit met de hoogste verdenking op verbloeding te worden geopend.

 

Zie ook het stroomschema patiënt met verdenking op (penetrerend) abdominaal letsel.

Overwegingen

In de volgende alinea’s wordt beschreven hoe penetrerend abdominaal trauma behandeld dient te worden. Het eerste deel gaat over de prehospitale triage en beschrijft in welk type centrum penetrerend abdominaal trauma opgevangen en behandeld dient te worden. Vervolgens worden aandachtspunten bij de behandeling abdominale steekwonden en abdominale schotwonden afzonderlijk van elkaar weergegeven.

 

Prehospitale selectie en opvang

Er is een ongelijke verdeling van de presentatie van patiënten met penetrerend letsel per regio, waarbij het zwaartepunt in de randstadregio’s ligt. Dit resulteert in lage volumina penetrerend abdominaal trauma in Nederland in de trauma ziekenhuizen. Zonder rekening te houden met ongelijke verdeling over de verschillende regio’s worden er, met bovengenoemde incidentie, ter illustratie, gemiddeld 26 patiënten met penetrerend abdominaal letsel per level-1 traumacentrum per jaar behandeld. De richtlijn adviseert dan ook, conform LPA (versie LPA9, AZN, 2023) dat elke patiënt met penetrerend abdominaal letsel wordt gepresenteerd en behandeld in een level-1 traumacentrum. Bij presentatie in een level-2 of -3 ziekenhuis, dient overwogen te worden een patiënt met penetrerend abdominaal letsel (na overleg) over te plaatsen naar een level-1 traumacentrum

 

Behandeling penetrerend abdominaal letsel

Bij penetrerend abdominaal trauma is er significant vaker sprake van abdominale letsels, veelal maag- en darmletsels, dan bij stomp abdominaal trauma (Keizer, 2021). Laagdrempelig wordt er dan ook gekozen voor het verrichten van een operatie. Grote centra met hoge volumina penetrerend abdominaal trauma beschrijven dat in 75% van de gevallen er een directe operatie werd verricht, waarbij 3,5% een onnodige laparotomie onderging. In de literatuur wordt bij dergelijke non-therapeutische laparotomieën, een incidentie van complicaties tot 40% beschreven (Navsaria, 2007)

 

Conservatieve behandeling kan worden toegepast in ongeveer 30% bij schotwonden en 60% van de patiënten met ander abdominaal penetrerend trauma. Bij adequate selectie van patiënten blijkt dat deze conservatieve behandeling in > 95% van de gevallen succesvol is, met name bij abdominale steekwonden (Navsaria, 2007). Bij patiënten waarbij conservatieve behandeling niet succesvol is, leidt dit niet tot verhoogde mortaliteit of morbiditeit, als dit letsel alsnog binnen 24 uur wordt behandeld (Navsaria, 2007). Echter, vertraging in herkenning en behandeling van penetrerend abdominaal letsel kan wel leiden tot verhoogde morbiditeit en mortaliteit (Sanders, 2022).

 

Duidelijk mag zijn dat de hemodynamisch instabiele patiënt met een penetrerend abdominaal trauma, een traumalaparotomie moet ondergaan. Hemodynamisch instabiele patiënten verbloeden totdat er chirurgisch controle over de bloeding is bereikt. Als er controle over de bloeding is bereikt en de situatie van de patiënt het toe laat, kan definitieve chirurgische behandeling worden verricht. Als de patiënt hemodynamisch instabiel blijft, worden de damage control principes toegepast. Discussie bestaat over de patiënt met een geprikkelde buik en hemodynamische stabiliteit na penetrerend letsel. De rol van de laparoscopie in deze groep patiënten wordt in de module ‘laparoscopie’ besproken. Een separate entiteit is de patiënt die hemodynamisch stabiel is, geen peritoneale prikkeling heeft en een linkszijdige thoraco-abdominale steekwond. Voor het diagnosticeren van darmletsels hebben CT-scans hebben een verbeterende sensitiviteit van 88% en 80% voor respectievelijk schot- en steekwonden. Voor diafragmaletsels is de sensitiviteit onduidelijk (Jawad, 2018; Smythe, 2022; Wolmarans, 2023). Daarom is te overwegen bij deze patiënten binnen 24-48 uur na letsel een diagnostische laparoscopie te doen om een linkszijdig diafragmaletsel (of letsel van een hol orgaan) betrouwbaar vast te stellen, en te behandelen om morbiditeit van gemiste letsels te voorkomen (Menegozzo 2023).

 

Abdominale steekverwondingen (SW)

Een groot deel van de patiënten met abdominale steekverwondingen kan conservatief worden behandeld (60%), waarbij de patiënt wordt opgenomen en gedurende 24 uur wordt geobserveerd. Eind jaren 80 van de vorige eeuw behaalde Demetriades (1991) goede resultaten waarbij uiteindelijk maar 3,6% van de in eerste instantie conservatief behandelde patiënten alsnog een laparotomie ondergingen. Gerandomiseerde studies waarin in opzet conservatieve behandeling werd vergeleken met primaire traumalaparotomie, bevestigen deze resultaten (van Haarst 1999, Leppaniemi 1996, Navsaria 2007). Door patiënten te observeren met herhaaldelijke beoordeling van klinische parameters, reduceert dit het hoge percentage negatieve laparotomieën (20-50%) bij routine exploraties bij abdominale steekwonden (1-5%). Het percentage patiënten dat na initieel conservatieve behandeling alsnog een laparotomie moest ondergaan, varieert tussen de 0 en 5,5%, zonder toename in morbiditeit of mortaliteit (Navsaria 2007). Conservatieve behandeling, met een gestandaardiseerd protocol aangaande observatie en herhaaldelijk lichamelijk onderzoek is de behandeling van voorkeur voor de hemodynamisch stabiele, niet peritoneaal geprikkelde patiënt (Smythe, 2022).

 

Opvang

De patiënt met een abdominale steekwond moet worden geëvalueerd, en zo nodig geresusciteerd, volgens de richtlijnen van Advanced Trauma Life Support (ATLS; Henry, 2018). Daarbij gelden de volgende aandachtspunten: 

 

Primary survey 

  • Doe altijd (wanneer toestand van de patiënt dit toelaat), zo snel mogelijk een log-roll ter beoordeling van additionele verwondingen (door-en-door), impalement injuries (groot penetrerend letsel met veelal stomp voorwerp waarbij dit meestal bij presentatie nog in situ is). 
  • Bij hemodynamische instabiliteit of peritoneale prikkeling, cervicaal of hoog thoracaal spinaal letsel met hoge verdenking op intra-abdominaal letsel, of orgaan evisceratie komt een patiënt in aanmerking voor exploratieve laparotomie. 
  • Maak, conform de richtlijn initiële radiodiagnostiek bij traumapatiënten, een CT-abdomen, als de hemodynamische situatie van de patiënt dit toelaat
    • Bij vermoeden op peri-rectaal letsel, doe aanvullend onderzoek: proctoscopie, CT rectaal contrast. 
  • Bij graviditeit, consulteer gynaecologie (bijvoorbeeld voor aanvullend onderzoek op indicatie van consulterend gynaecoloog). 

Behandeling

Conservatieve behandeling

Hemodynamisch stabiele patiënten zonder peritoneale prikkeling moeten worden opgenomen voor observatie, waarbij seriële observatie, met adequate verslaglegging leidend is. Het is noodzakelijk dat de vitale functies (bloeddruk, hartslag, ademfrequentie, temperatuur, urineproductie) van de patiënt de eerste 24-48 uur middels monitoring per uur worden bewaakt. De patiënt dient nuchter te blijven en iedere vier uur te worden beoordeeld waarbij vitale parameters, misselijkheid, braken en ontlasting worden vastgelegd (Navsaria, 2007). Tevens moet de patiënt worden herbeoordeeld op peritoneale prikkeling. Bij verslechterende vitale parameters of geprikkeld abdomen, moet zo nodig worden overgegaan tot een laparotomie of indien mogelijk een laparoscopie (zie module ‘laparoscopie’). Indien de patiënt na 24 uur nuchter zijn klachtenvrij is, daarna na het nuttigen van een licht-verteerbare maaltijd stabiel blijft, kan deze worden hij ontslagen. Om late complicaties te kunnen beoordelen, wordt het sterk aanbevolen een poliklinische controle 1 tot 2 weken na ontslag te plannen

 

Operatieve behandeling: traumalaparotomie

Zodra er bij de eerste evaluatie van patiënten met abdominaal trauma sprake is van hemodynamische instabiliteit of peritoneale prikkeling, cervicaal of hoog thoracaal spinaal letsel met hoge verdenking op intra-abdominaal letsel of orgaan evisceratie, dient een traumalaparotomie te worden verricht (stroomschema patiënt met verdenking op (penetrerend) abdominaal letsel). In geselecteerde gevallen kan operatie op een hybride operatiekamer wenselijk zijn (zie module ‘vaatletsel’). Bij slechts omentum evisceratie zonder peritoneale prikkeling bij een hemodynamisch stabiele patiënt, kan indien mogelijk het prolaberend omentum worden geligeerd en gereseceerd, waarna de huid kan worden gesloten en patiënt kan worden geobserveerd. Indien patiënten gedurende de observatieperiode symptomatisch worden met peritoneale prikkeling, dient een traumalaparotomie te worden verricht (stroomschema patiënt met verdenking op (penetrerend) abdominaal letsel).

 

Abdominale schotverwondingen (GSW)

Evenals de patiënten met abdominale steekverwondingen, kan ook een deel van de patiënten met abdominale schotverwondingen conservatief worden behandeld (+/- 30%), waarbij de patiënt wordt opgenomen en gedurende 24 uur wordt geobserveerd. Eind jaren 80 van de vorige eeuw behaalde Demetriades (1987) reeds goede resultaten met selectief non-operatief management van abdominale schotverwondingen. Het doel van deze aanpak is om het aantal negatieve laparotomieën (tot 40%) met de daarbij behorende complicaties (tot 20%) en kosten te reduceren (Demetriades, 1991; Renz, 1995; Omoshoro-Jones, 2005; van den Berg 2007). Conservatieve behandeling na een CT met een geprotocolleerd lichamelijk onderzoek en observatie is de behandeling van voorkeur voor de hemodynamisch stabiele, niet peritoneaal geprikkelde patiënt.

 

Opvang

De patiënt met een abdominale schotwond (verdenk iedere schot verwondingen tussen knieën en de tepels) moet worden geëvalueerd en zo nodig geresusciteerd volgens de richtlijnen van Advanced Trauma Life Support (ATLS; Henry, 2018). In de anamnese is speciale aandacht vereist voor het aantal gehoorde schoten, type (bijvoorbeeld vuistwapen, geweer, hagel ect.), afstand tot slachtoffer, positie van de patiënt. Daarbij gelden de volgende aandachtspunten: 

 

Primary survey 

  • Doe altijd, zo snel als mogelijk, een log-roll. Ontkleed de patiënt geheel en doe een grondige inspectie om het missen van additionele schotverwondingen te vermijden.
  • Ga na of het aantal wonden dat de patiënt heeft, een even aantal wonden is (in- en uitschotwonden). Bij een oneven aantal moet de kogel “gezocht” worden middels aanvullende röntgen of CT-opnames met “markers”. 
  • Bij hemodynamische instabiliteit of peritoneale prikkeling, cervicaal of hoog thoracaal spinaal letsel met hoge verdenking op intra-abdominaal letsel, of orgaan evisceratie komt patiënt in aanmerking voor exploratieve laparotomie. 
  • Maak, conform de richtlijn initiële radiodiagnostiek bij traumapatiënten, een CT-abdomen als de hemodynamische situatie van de patiënt dit toelaat
    • Vermoeden op peri-rectaal letsel, doe aanvullend onderzoek: proctoscopie, CT rectaal contrast. 
  • Bij graviditeit, consulteer gynaecologie (aanvullend onderzoek op indicatie van consulterend gynaecoloog). 
  • Bij thoraco-abdominale schotverwondingen, (zie alinea thoraco-abdominale schotverwondingen advies). 

Secondary survey 

  • Spreek bij het beschrijven van positie en aantal wonden nooit van in- of uitschot, maar slechts van anterieur of posterieur, flank etc. Dit ter voorkoming van onduidelijkheden bij gerechtelijk onderzoek met betrekking tot positie schutter ten opzichte van slachtoffer. 
  • Verricht geen lokale wondexploratie op de SEH, dit is pijnlijk en niet conclusief (Nicol, 2005).

Behandeling 

Conservatieve behandeling 

Hemodynamisch stabiele patiënten zonder peritoneale prikkeling worden opgenomen ter observatie. Het is noodzakelijk dat de vitale functies (bloeddruk, hartslag, ademfrequentie, temperatuur en urineproductie) van de patiënt de eerste 24 uur middels monitoring per 1 uur worden bewaakt. De patiënt dient nuchter te blijven en iedere 4 uur te worden patiënt beoordeeld waarbij vitale parameters, misselijkheid, braken en ontlasting worden bijgehouden. Tevens moet de patiënt onderzocht worden op peritoneale prikkeling.

 

Bij verslechterende vitale parameters of geprikkeld abdomen, moet zo nodig worden overgegaan tot een laparotomie of indien mogelijk een laparoscopie (module ‘laparoscopie’).

 

Indien de patiënt na 24 uur nuchter zijn klachtenvrij is, en na het nuttigen van een licht-verteerbare maaltijd stabiel blijft, kan deze worden ontslagen. Om late complicaties te kunnen beoordelen, is het te overwegen een poliklinische controle 1 tot 2 weken na ontslag te plannen.

 

Operatieve behandeling: traumalaparotomie

Zodra er bij de primary of secondary survey sprake is van: hemodynamische instabiliteit en/of peritoneale prikkeling en/of cervicaal of hoog thoracaal spinaal letsel met hoge verdenking op intra-abdominaal letsel en/of orgaan evisceratie, dient een traumalaparotomie te worden verricht.

Bij omentum evisceratie zonder peritoneale prikkeling bij een hemodynamisch stabiele patiënt, kan mogelijk het prolaberend omentum worden geligeerd en gereseceerd worden, waarna de huid kan worden gesloten en patiënt kan worden geobserveerd. 

Verricht ook een traumalaparotomie indien er evident letsel op de beeldvorming zichtbaar is of indien de patiënt gedurende de observatieperiode symptomatisch wordt.

 

Thoraco-abdominale penetrerende letsels

Thoraco-abdominale penetrerende letsels zijn één van de meest uitdagende letsels die traumachirurgen tegenkomen. Het grote dilemma aangaande welke lichaamsholten geëxploreerd moeten worden en in welke volgorde met daarbij de ernst van het letsel, de kans op cross-cavity contamination veroorzaken een hoog risico op morbiditeit en mortaliteit. Het is bekend dat dit letsel met een hoge mortaliteit gepaard kan gaan (tot 30%), welke kan verdubbelen als zowel thorax als abdomen geëxploreerd moeten worden (tot 60%). Zelfs in hoog volume traumacentra in het buitenland wordt regelmatig (tot 40%) de verkeerde volgorde gekozen (achteraf beschouwd) met nadelige gevolgen voor de patiënt (Asensio, 2002; Clarke, 2011). De initiële keuze voor het eerst exploren van thorax of abdomen wordt gemaakt op basis van het trauma mechanisme, het traject van het penetrerende letsel, de klinische presentatie (bijvoorbeeld thoraxdrain productie) in combinatie met afbeeldend onderzoek (bijvoorbeeld E-FAST met pericardiale tamponade) als de hemodynamische stabiliteit van de patiënt dit toestaat te verrichten. Uit de studies die er zijn, wordt met name een verhoogde mortaliteit beschreven als het abdomen onterecht éérst wordt geëxploreerd. Belangrijk te beseffen is dat bij hemodynamische instabiliteit, klinische symptomen verwarrend kunnen zijn. Een voorbeeld is dat harttamponade zich niet presenteert met verbloeding en dat peritoneale prikkeling slecht te beoordelen is in de hemodynamisch instabiele patiënt met multipele penetrerende letsels (Clarke 2011). Bij patiënt met hemodynamische instabiliteit met thoraco-abdominale steek- of schotwonden en verdenking op letsel in beide caviteiten, dient een thoracotomie éérst verricht te worden. In geval van een patiënt in extremis (systolische bloeddruk < 60 mmHg ondanks agressieve resuscitatie) is een resuscitatieve linkszijdige anterolaterale thoracotomie geïndiceerd (stroomschema patiënt met verdenking op (penetrerend) abdominaal letsel).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Voor patiënten is het in eerste instantie belangrijk dat zij uit een levensbedreigende situatie komen na abdominaal traumatisch letsel. Hoewel het gaat om een acute situatie, is inspraak van de patiënt, al dan niet via familie/naasten, belangrijk. Behandelvoorkeuren van de patiënt kunnen immers vaak achterhaald worden bij naasten. In welke mate er tijd is om de patiënt (of eventueel familie/naasten) voor te lichten over de verschillende behandelopties zal van geval tot geval verschillen en beoordeeld moeten worden door de verantwoordelijk traumachirurg in afstemming met het behandelteam dat betrokken is. Verder is het voor patiënten die helemaal niet responsief lijken alsnog belangrijk om te communiceren met de patiënt en hardop toe te lichten wat er met de patiënt gaat gebeuren. Mogelijk is de patiënt niet in staat om te reageren, maar is de patiënt wel in staat om te horen en te begrijpen wat er wordt gezegd. Dit kan helpen om later te verwerken wat er is gebeurd en angst en onrust voorkomen. Bij patiënten in extremis is het belangrijk bovenstaande communicatie trachten toe te passen met patiënt en naasten, als dit niet leidt tot vertraging van de essentiële behandeling.

 

Belangrijk is dat er aandacht is voor aangepaste behandeling bij kinderen, zwangere of oudere patiënten (zie ook de modules over 'kinderen’, ‘zwangere vrouwen’ en ‘ouderen’ en/of bij patiënten met ernstige comorbiditeit. Bij (oudere) patiënten met comorbiditeiten kan niet ingrijpen met een invasieve behandeling, maar behandeling gericht op symptomen ook een goede overweging zijn. Indien mogelijk worden behandelbeperkingen in afstemming met de patiënt en/of familie of wettelijke vertegenwoordiger gemaakt.

 

Kosten (middelenbeslag)

Kosteneffectiviteit en duurzaamheid voor de ernstig gewonde patiënt met abdominaal trauma zijn lastige begrippen. Er is een gebrek aan kosten-effectiviteitsstudies van voldoende kwaliteit op basis waarvan onderbouwde uitspraken kunnen worden gedaan over de kosten(effectiviteit) van verschillende behandelmethoden. Niet opereren kan mogelijk goedkoper zijn wel opereren, maar deze financiële afweging kan geen rol spelen in de besluitvorming voor de patiënt met abdominaal trauma. Preventie van non-therapeutische laparotomieën, onnodige minimaal invasieve interventie en re-interventie zijn mogelijk kostenbesparend, maar bovenal beter voor de patiënt. Het primaire doel is de uitkomst van de patiënt te optimaliseren door het verlagen van de mortaliteit, het verminderen van complicaties en re-interventies en het verbeteren van kwaliteit van leven. De invloed van behandelkeuzes op de zorgkosten voor de patiënt met abdominaal trauma en de maatschappij worden derhalve niet in deze richtlijn besproken.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Het zou wenselijk zijn dat de bestaande landelijke traumaregistratie gedurende een korte periode zodanig aangevuld wordt, zodat deze voldoende detail bevat om een transparant overzicht te krijgen van de uitkomsten na behandeling. Met als primair doel om hier meer inzicht in te krijgen, gezien het gebrek aan bewijs over de verschillende behandelopties. Dit kan praktijkvariatie doen afnemen en dienen als spiegelinformatie.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Penetrerend abdominaal letsel komt slechts beperkt voor in Nederland. Expertise ten aanzien van de behandeling van dit hoog-complexe letsel is cruciaal voor een goede uitkomst, vandaar dat de patiënt met penetrerend abdominaal letsel bij voorkeur in een level-1 traumacentrum behandeld wordt. Aldaar is het team opgetuigd om deze expertise toe te kunnen passen. Bij hemodynamische stabiele patiënten met penetrerend letsel zonder peritoneale prikkeling is conservatieve behandeling het uitgangspunt, waarbij de vitale parameters de eerste 24-48 dienen te worden gemonitord. Bij patiënten waarbij conservatief beleid  faalt na observatie, dient binnen 24 uur alsnog worden overgegaan op een behandeling. Een vertraging in herkenning kan leiden tot verhoogde morbiditeit en mortaliteit. Bij hemodynamische instabiele patiënten, peritoneale prikkeling, cervicaal of thoracaal spinaal letsel met hoge verdenking op intra-abdominaal letsel of orgaan evisceratie, moet een traumalaparotomie worden verricht, met spoedclassificatie 1 (zie richtlijn beleid rondom spoedoperaties). Als er bij deze groep patiënten controle over de bloeding is bereikt, kan er definitieve chirurgische behandeling worden verricht. De behandeling van de hemodynamisch stabiele patiënten met geprikkelde buik, wordt beschreven in de module Laparoscopie). Bij de patiënt die hemodynamisch stabiel is, geen peritoneale prikkeling heeft, met linkszijdige thoraco-abdominale steekwond, kan binnen 24-48 uur na letsel een diagnostische laparoscopie worden overwogen om diafragmaletsel of letsel van een hol orgaan vast te stellen en behandelen (module Laparoscopie).

Onderbouwing

In 2023 werden er in Nederland 256 patiënten met penetrerend abdominaal trauma behandeld, waarvan 41 met een AIS ≥ 4. Terwijl er 2342 patiënten met (aangetoond) stomp abdominaal trauma werden behandeld, waarvan 380 met een AIS ≥ 4 (LTR 2024). Oorzaken van penetrerend abdominaal letsel kunnen steek of schotwonden zijn. Deze letsels vertonen duidelijk een ander letselpatroon dan stomp abdominaal trauma. Reden te meer om in deze module een duidelijk handvat te bieden voor de behandeling van penetrerend letsel. Deze module biedt derhalve een aanvulling op de modules per orgaan in deze richtlijn, specifiek gericht op overwegingen bij penetrerend abdominaal letsel.

 

Tabel 1: gebruikte terminologie module abdominaal letsel ten gevolge van penetrerend trauma mechanisme

Terminologie Nederlands

Terminologie Engels

Verwijst naar:

Conservatieve behandeling

Conservative treatment, selective nonoperative management

Observatie met herhaaldelijke beoordeling

Minimaal invasieve interventie

Minimally invasive intervention

Embolisatie, stenting, percutane drainage

Operatieve behandeling

Operative treatment

Operatieve behandeling, laparotomie

Er is geen systematische literatuursearch verricht naar de behandeling van abdominale letsels als gevolg van een penetrerend versus stomp traumamechanisme, omdat dit niet op basis van (internationale) literatuur beantwoord kan worden voor specifiek de Nederlandse situatie. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de beschreven overwegingen. Deze overwegingen zijn opgesteld door de werkgroepleden op basis van kennis uit de praktijk, zowel in Nederlandse Traumacentra alsmede hoog volume centra in onder andere Zuid-Afrika en oorlogsgebied, en waar mogelijk onderbouwd door niet systematisch literatuuronderzoek.

  1. Arkenbosch JHC, Kong VY, Hoencamp R, Bruce JL, Smith MTD, Clarke DL. Blunt and Penetrating Liver Trauma have Similar Outcomes in the Modern Era. Scand J Surg. 2021 Jun;110(2):208-213. doi: 10.1177/1457496920921649. Epub 2020 Jul 21. PMID: 32693697.
  2. Asensio JA, Arroyo H Jr, Veloz W, Forno W, Gambaro E, Roldan GA, Murray J, Velmahos G, Demetriades D. Penetrating thoracoabdominal injuries: ongoing dilemma-which cavity and when? World J Surg. 2002 May;26(5):539-43. doi: 10.1007/s00268-001-0147-8. Epub 2001 Nov 22. PMID: 12098041.
  3. Ambulancezorg Nederland (AZN) protocollencommissie, Nederlandse Vereniging van Medische Managers Ambulancezorg (NVMMA), V&VN Ambulancezorg. Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA) 9. Ambulancezorg Nederland; 2022 jun. Available from: https://www.ambulancezorg.nl/themas/kwaliteit-van-zorg/protocollen-en-richtlijnen/lpa9
  4. van den Berg HR, Lere SG, Schipper IB, Patka P. Abdominale schotverwondingen: mogelijkheden voor selectief conservatief beleid [Abdominal gunshot wounds: possibilities for selective conservative management]. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 Apr 14;151(15):841-7. Dutch. Erratum in: Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 Jun 2;151(22):1260. PMID: 17472112.
  5. Clarke DL, Gall TM, Thomson SR. Double jeopardy revisited: clinical decision making in unstable patients with, thoraco-abdominal stab wounds and, potential injuries in multiple body cavities. Injury. 2011 May;42(5):478-81. doi: 10.1016/j.injury.2010.06.027. PMID: 20655535.
  6. Corbitt M, Schmidt E, Swift K, O'Neill, Brunott N. Overview of stab injuries in Far North Queensland: A new insight into the demographics, injury patterns and management. Injury. 2023(54):1386-1391
  7. Demetriades D, Rabinowitz B. indications for operation in abdominal stab wounds. A prospective study of 651 patients. Ann Surg. 1987;205;129-312 
  8. Demetriades D, Charalambides D, Lakhoo M, Pantanowitz D. Gunshot wound of the abdomen: role of selective conservative management. Br J Surg. 1991 Feb;78(2):220-2. doi: 10.1002/bjs.1800780230. PMID: 2015480.
  9. Deggiannis E, Psaras G, Smith MD. Abdominal gunshot wounds - current status of selective non-operative management. SAJS;2004:42;4-5 
  10. van Haarst EP, van Bezooijen BPJ, Coene PLO, et al. The efficacy of serial physical examination in penetrating abdominal trauma. Injury 1999;30:599-604 
  11. Henry, S. ATLS Advanced Trauma Life Support student course manual [10th editition]. USA: ACS American College of Surgeons; 2018 Jan 1.
  12. Keizer AA, Arkenbosch JHC, Kong VY, Hoencamp R, Bruce JL, Smith MTD, Clarke DL. Blunt and Penetrating Liver Trauma have Similar Outcomes in the Modern Era. Scand J Surg. 2021 Jun;110(2):208-213.
  13. Kevric J, O'reilly GM, Gocentas RA et al. Management of haemodynamically stable patients with penetrating abdominal stab injuries: review of practice at an Australian major trauma centre. Eur J Surg 2016;42(6):671-5.
  14. Leppaniemi AK, Haaipianen RK. Selective nonoperative management of abdominal stab wounds: prospective randomized study. World j Surg 1996;20:1101-1105.
  15. Navsaria PH, Berli JU, Nicol AJ et al. Non-operative management of abdominal stab wounds - an analysis of 186 patients. SAJS 2007;45:128-132.
  16. Navsaria PH, Nicol AJ. Seloective nonoperative management of kidney gunshot injuries. World J Surg 2009;33:553-57.
  17. Menegozzo CAM, Damous SHB, Sabioni GR, Alves PHF, Rasslan R, de Salles Collet E Silva F, Utiyama EM. Could trauma laparoscopy be the standard of care for hemodynamically stable patients? A retrospective analysis of 165 cases. Surg Endosc. 2023 Sep;37(9):6727-6735. doi: 10.1007/s00464-023-10121-x. Epub 2023 May 22. PMID: 37217684.
  18. Nicol AJ, Steyn E. Handbook of Trauma for Southern Africa. Oxford University Press Southern Africa 2005; 224-231.
  19. Omoshoro-Jones JA, Nicol AJ, Navsaria PH, Zellweger R, Krige JE, Kahn DH. Selective non-operative management of liver gunshot injuries. Br J Surg. 2005 Jul;92(7):890-5. doi: 10.1002/bjs.4991. PMID: 15918164.
  20. Peterson B, Shapiro MB, et al. Trauma Clip-Art: Early Experience with an Improved Marker System for delineating the path of Penetrating Injuries. J Trauma 2005;58:1078-1081.
  21. Renz BM, Feliciano DV. Unnecessary laparotomies for trauma: a prospective study of morbidity. J Trauma. 1995 Mar;38(3):350-6. doi: 10.1097/00005373-199503000-00007. PMID: 7897713.
  22. Sander A, Spence R, Ellsmere J, Hoogerboord M, Edu S, Nicol A, Navsaria P. Penetrating abdominal trauma in the era of selective conservatism: a prospective cohort study in a level 1 trauma center. Eur J Trauma Emerg Surg. 2022 Apr;48(2):881-889. doi: 10.1007/s00068-020-01478-y. Epub 2020 Sep 5. PMID: 32889613.
  23. Schorr RM, Gottlieb MM, Webb K, et al. Selective management of abdominal stab wounds. Importance of the physical examination. Arch Surg 1988;123:1141-1145.
  24. Smyth L, Bendinelli C, Lee N, Reeds MG, Loh EJ, Amico F, Balogh ZJ, Di Saverio S, Weber D, Ten Broek RP, Abu-Zidan FM, Campanelli G, Beka SG, Chiarugi M, Shelat VG, Tan E, Moore E, Bonavina L, Latifi R, Hecker A, Khan J, Coimbra R, Tebala GD, Søreide K, Wani I, Inaba K, Kirkpatrick AW, Koike K, Sganga G, Biffl WL, Chiara O, Scalea TM, Fraga GP, Peitzman AB, Catena F. WSES guidelines on blunt and penetrating bowel injury: diagnosis, investigations, and treatment. World J Emerg Surg. 2022 Mar 4;17(1):13. doi: 10.1186/s13017-022-00418-y. PMID: 35246190; PMCID: PMC8896237.
  25. Velmahos GC, Constantinou C, Demitriades d et al. Abdominal computed tomographic scan for patients with gunshot wounds to the abdomen selected for nonoperative management. J Trauma:2005;59:1155-61.
  26. Wolmarans A, Fru PN, Moeng MS. Accuracy of CT Scan for Detecting Hollow Viscus Injury in Penetrating Abdominal Trauma. World J Surg. 2023 Jun;47(6):1457-1463. doi: 10.1007/s00268-023-06954-1. Epub 2023 Mar 1. PMID: 36859569; PMCID: PMC10156834.
  27. Zubowski R, Nallathambi m, Ivatury R, et al. selective conservatism in abdominal stab wounds. The efficacy of serial physical examination. J Trauma 1988;28:1665-1668.

Beoordelingsdatum en geldigheid

Publicatiedatum  : 23-06-2025

Beoordeeld op geldigheid  : 12-05-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Patiëntenfederatie Nederland

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met abdominale letsels.

 

Werkgroep

  • Mevr. dr. C.M. (Charlotte) Lameijer (voorzitter richtlijnwerkgroep); traumachirurg Amsterdam UMC, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Dhr. dr. E.A. (Erwin) Gorter; traumachirurg LUMC, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Dhr. dr. E.R. (Eric) Manusama; GI- en HPB-chirurg Medisch Centrum Leeuwarden, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Dhr. dr. R. (Rigo) Hoencamp; vaat- en traumachirurg, Ministerie van Defensie, Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Dhr. dr. O.J.F. (Oscar) van Waes; traumachirurg Erasmus MC, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Mevr. dr. D.C. (Dominique) Olthof; traumachirurg en chirurg bij kinderen, HagaZiekenhuis Den Haag, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Dhr. dr. R.W. (Rutger) van der Meer; interventieradioloog, LUMC, Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)
  • Mevr. drs. A. (Arezo) Mohamad; interventieradioloog, Erasmus MC en Groene Hart Ziekenhuis, Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)
  • Dhr. drs. T. (Teun) van den Heijkant; SEH-arts, Catharina Ziekenhuis Eindhoven, Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen (NVSHA)

Klankbordgroep

  • Mevr. drs. A. (Anneke) Dijkman; gynaecoloog, Reinier de Graaf Gasthuis Delft, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)
  • Dhr. prof. dr. V.A. (Victor) de Ridder; kinderchirurg, UMC Utrecht, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Dhr. Prof. dr. R.J.A (Jeroen) van Moorselaar, uroloog, Amsterdam UMC, Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)
  • Mevr. dr. D.G. (Diana) Taekema, klinisch geriater, Rijnstate Ziekenhuis, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG)
  • Mevr. K. (Klaartje) Spijkers, senior-adviseur patiëntenbelang, Patiëntenfederatie Nederland

Met ondersteuning van

  • Mevr. dr. R. (Romy) Zwarts - van de Putte, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • Mevr. MSc. D.G. (Dian) Ossendrijver, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Naam

Functienaam en werkgever

Nevenwerkzaamheden

Persoonlijke Financiële Belangen

Persoonlijke Relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intell. belangen en reputatie

Overige belangen

Actie

Charlotte Lameijer (vz)

Traumachirurg

Werkgever: Amsterdam UMC

Traumachirurg, onderwijs in polytrauma/bovenste extremiteitletsel,  ATLS/DSATC instructeur

 

Geen

Nee

Geen

Geen

Geen

Geen restrictie.

Arezo Mohamad

Interventieradioloog

Werkgever: Erasmus MC en Groene Hart Ziekenhuis,

Diagnostiek

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen restrictie.

Dominique Olthof

Trauma- en kinderchirurg
Werkgever: HagaZiekenhuis Den Haag


ATLS instructeur

 

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen restrictie

Eric Manusama

GI en HPB chirurg

Werkgever: MCL Leeuwarden

Bestuurslid van de vakgroep Militaire chirurgie
Lid wetenschappelijke commissie DHPA (registratie pancreas operaties).

Geen

Geen

Geen

Geen i

Geen

Geen restrictie.

Erwin Gorter

Traumachirurg

Werkgever: LUMC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen restrictie.

Rigo Hoencamp

Chirurg

Werkever: Alrijne

Defensie

Nee

Nee

Diverse onderzoekslijnen (acute bloedingen, resuscitatie, duurzaam inzetbaar (onderste extremiteit klachten). Dit onderzoek wordt gefinancierd door defensie en gerelateerde stichtingen (geen commerciële instellingen).

Nee

Nee

Geen restrictie, geen commercieel gefinancierd onderzoek.

Rutger van der Meer

Interventieradioloog

Werkgever: LUMC

Secretaris Nederlandse Vereniging van Interventieradiologie, onbetaald

Geen

Nee

Nvt

Geen

Geen

Geen restrictie.

Teun van den Heijkant

SEH-arts KNMG

Werkgever: Catharina Ziekenhuis Eindhoven

Instructeur procedurele sedatie cursus; betaald
Instructeur RSI cursus (EM+); betaald

Nee

Geen

Nee

Nee

Geen

Geen restrictie.

Oscar van Waes

Traumachirurg

Werkgever: Erasmus MC

Defensie

geen

geen

nvt

nvt

nvt

Geen restrictie.

 

Naam

Functienaam en werkgever

Nevenwerkzaamheden

Persoonlijke Financiële Belangen

Persoonlijke Relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intell. belangen en reputatie

Overige belangen

Actie

Anneke Dijkman

Gynaecoloog,

Werkgever: Reinier de Graaf Gasthuis, Delft

Bestuurslid MOET cursus van ALSG groep (geen betaalde functie; dus geen financiële belangen)

Geen

Geen

Geen

Geen (behoudens de kennis van de ALSG- MOET cursus)

Geen

Geen restrictie.

Jeroen van Moorselaar

Uroloog

Werkgever: Amsterdam UMC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen restrictie; klankbordgroep

Diana Taekema

Klinisch geriater
Werkgever: Rijnstate Arnhem

Opleider klinische geriatrie

Geen

Geen belang

Ja

Geen belang

Geen

Geen restrictie; klankbordgroep

Klaartje Spijkers

Senior Adviseur Patientenfederatie

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Geen restrictie; klankbordgroep

Victor de Ridder

Hoogleraar Utrechts Medisch Centrum, hoofd Emergency Care and Logistics, Trauma and Pediatric Trauma

Werkgever: UMC Utrecht

Editor Rockwood and Green Fractures in Adults en  Fractures in Children

Dienstverband UMC Utrecht

geen

geen

geen

geen

Geen restrictie; klankbordgroep

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van Patiëntenfederatie Nederland (PFN) voor de schriftelijke knelpuntenanalyse en deelname van PFN aan de klankbordgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Abdominaal letsel ten gevolge van een penetrerend trauma mechanisme

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

 

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met abdominale letsels na trauma. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door middel van een schriftelijke knelpuntenanalyse.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model [Review Manager 5.4] werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Volgende:
Laparoscopie