Kinderen met abdominaal letsel na trauma
Uitgangsvraag
Hoe wijkt de behandeling van kinderen (≤ 15 jaar) met abdominaal letsel na trauma af van de standaard zorg voor patiënten met abdominaal letsel na trauma?
Aanbeveling
Miltletsel en leverletsel bij kinderen
Behandel hemodynamisch stabiele kinderen conservatief, ook bij hooggradig milt en leverletsel
Opname op de Intensive Care is enkel geïndiceerd indien na resuscitatie de vitale parameters niet volledig normaliseren en/of voor de transient responders
Overweeg embolisatie bij kinderen met tekenen van persisterend bloedverlies. Contrastextravasatie op de CT-scan is geen absolute indicatie voor embolisatie of operatie.
Pseudoaneursyma’s dienen behandeld te worden met angio-interventie in geval van hemodynamische instabiliteit en/of bij symptomatische kinderen (om een ruptuur te voorkomen).
Intrahepatische abcessen, symptomatische of geïnfecteerde bilomen kunnen behandeld worden met percutane drainage.
Voer een traumalaparotomie uit bij:
- Persisterend hemodynamisch instabiele kinderen, of wanneer embolisatie faalt.
- Kinderen met aanvullend intra-abdominaal letsel en peritonitis of darm evisceratie
Behandel kinderen > 15 jaar als volwassenen.
Ontslag wordt bij kinderen gebaseerd op klinische conditie en niet op basis van de gradering van het letsel
Nierletsel bij kinderen
Behandel kinderen met penetrerend nierletsel conservatief, zo nodig aangevuld met minimaal invasieve interventie. Als de peritoneaal holte niet geraakt/betrokken is en er geen andere redenen voor traumalaparotomie zijn is observatie de geschikte behandeling.
Behandel hemodynamisch instabiele kinderen met embolisatie of een operatie.
Zolang er sprake is van macroscopische hematurie wordt bedrust geadviseerd.
Hervatten van sport is toegestaan nadat de microscopische hematurie niet meer gedetecteerd wordt.
Blaasletsel bij kinderen
Voor het diagnosticeren van blaasletsel is de retrograde cystografie het onderzoek van voorkeur.
Voer bij een intraperitoneale blaasruptuur operatieve exploratie en primair herstel uit.
Voer bij complex extraperitoneaal blaasletsel zoals blaasnekletsel, blaasletsel in combinatie met een bekkenringfractuur en/of vaginaal en rectaal letsel operatieve behandeling uit. Behandel alle overige extraperitoneale blaasrupturen conservatief met observatie, antibioticaprofylaxe en plaatsing van een urinekatheter.
Pancreasletsel bij kinderen
Behandel hooggradig letsel aan het pancreas conservatief eventueel aangevuld met percutane drainage.
(Directe) operatieve behandeling van pancreastrauma is alleen geïndiceerd bij hemodynamisch instabiele kinderen of als de klinische status van patiënt verslechtert met tekenen van abdominale prikkeling.
Een groot deel van de kinderen met pancreasletsel ontwikkelt een pseudocyste. Behandel een pseudocyste met observatie. Percutane of endoscopische drainage kan overwogen worden indien de pseudocyste persisteert, groot is of klachten geeft (o.a. buikpijn, braken of infectie).
Overwegingen
In de volgende alinea’s wordt beschreven met welke factoren rekening moet worden gehouden bij de behandeling van kinderen met abdominaal trauma. Het eerste deel gaat over de prehospitale triage en beschrijft in welk type centrum een kind bij voorkeur opgevangen dient te worden. Ook worden de verschillen in vitale parameters/fysiologische kenmerken tussen kinderen en volwassenen beschreven, evenals de aanpalende factoren (angst, pijnstilling en kindermishandeling) waarmee rekening moet geworden als een kind met abdominaal trauma opgevangen wordt. Ook worden kort de bijzonderheden bij de diagnostiek beschreven.
In het tweede deel worden per orgaan de aandachtspunten beschreven die specifiek zijn voor de behandeling van kinderen.
De definitie van ernst van het letsel is voor kinderen hetzelfde als bij volwassenen en afgeleid van de WSES richtlijn (waar o.a. de AAST gradering voor de ernst van het letsel wordt toegepast), zie ook module organisatie van zorg.
Prehospitale selectie en primaire opvang
De incidentie van hoogenergetisch (abdominaal) trauma bij kinderen is relatief laag. De behandeling van kinderen vereist multidisciplinaire expertise (zie benodigde specialismen/faciliteiten in Level criteria). Voor zowel lever- als nierletsel geldt, dat als er geen ander intra-abdominaal letsel aanwezig is dat een operatieve interventie vereist, ook een transient responder krachtig geobserveerd kan worden. Indien nodig kan angio-interventie toegepast worden. De voorwaarde hiervoor is dat er directe beschikbaarheid is van bloedproducten, de hybride operatiekamer en Kinderintensive Care (Coccolini, 2020; Coccolini, 2019). Naast de medische inhoudelijke beslissingen toont onderzoek aan dat opname in het ziekenhuis een stressvolle ervaring kan zijn voor kinderen en ouders (Schauss, 2022). Het is aannemelijk dat als de zorgfaciliteit volledig ingericht is op kinderen dit een positieve invloed heeft op het reduceren van de stress.
Net als bij volwassenen is het van belang om de ABCDE volledig te doorlopen conform de ATLS/APLS methodiek (Henry, 2018; Smith, 2023). Als aanvulling op het traumateam dienen de kinderarts en/of kinderintensivist actief betrokken te worden bij de traumaopvang. Besluiten rondom de verdere behandeling dienen bij voorkeur gezamenlijk genomen te worden door de traumachirurg en kinderchirurg of gecertificeerd chirurg bij kinderen, indien mogelijk in overleg met de ouders.
Circulatoir
Kinderen hebben circulatoir een goed compensatiemechanisme: in het geval van een bloeding zijn zij in staat om gedurende lange tijd alleen een milde compensatoire tachycardie te vertonen alvorens (vrij acuut) hemodynamisch instabiel te worden. Derhalve is het van belang om de vroege fase van shock te herkennen. Hemodynamische instabiliteit bij kinderen wordt gedefinieerd als een bloeddruk onder de normaalwaarde voor de leeftijd (zie Tabel 2; Haque, 2007) met ook aanvullende klinische tekenen van hemorragische shock d.w.z. tachycardie, verlengde capillary refill tijd (>2 sec), tachypneu en/of verlaagd bewustzijn (Smith, 2023).
Het is van belang om een goede schatting c.q. indicatie te hebben van het gewicht van het kind voor het toedienen van bloed/vocht evenals medicatie. De eerste hoeveelheid vocht bij tekenen van shock bij trauma is 10 ml/kg kristalloïden. Indien de shock persisteert heeft de voorkeur om daarna direct te starten met het toedienen van packed cells (5ml/kg). Bij aanwijzingen voor een ernstige bloeding kan er bij voorkeur direct met bloed gevuld worden (5ml/kg verwarmde bloedtransfusie), mits de packed cells meteen beschikbaar zijn (voetnoot: de meeste ziekenhuizen zullen een lokaal MTP-protocol hebben voor kinderen waarin packed cells en plasma 1:1 afwisselend gegeven dienen te worden. Bij persisterende shock zullen daar ook trombocyten, calcium en fibrinogeen aan toegevoegd worden). Naast vulling wordt ook bij kinderen tranexaminezuur aanbevolen in geval van majeure bloedingen in een dosering van 15mg per kg iv (max 1g) in 10 minuten gevolgd door een onderhoudsinfusie van 2mg per kg per uur (McNally, 2020).
Tabel 2. Normaalwaarden bloeddruk per leeftijdsklasse van het kind (systolische waarde)
Leeftijd kind | Hemodynamisch instabiel, bloeddruk waarde |
0-28 dagen | <60 mmHg |
1-12 maanden | <70 mmHg |
1-10 jaar | <70 mm Hg + (2 x de leeftijd in jaren) |
≥10 jaar | <90 mmHg |
Angst en pijnstilling
Zeker bij jonge kinderen wordt aanbevolen om de ouders te betrekken op zowel de traumakamer als later tijdens opname middels ‘rooming in’ op de afdeling. Dit zorgt voor zowel een angst- als pijnreductie bij het kind (Young, 2017). Adequate pijnstilling is van groot belang. Er wordt geadviseerd om laagdrempelig parenterale opiaten toe te dienen (starten met lagere dosering en voorzichtig optitreren) (Smith, 2023). De voorkeur is fentanyl (in een dosering van 0.5 μg/kg) vanwege de snelle werking en korte(re) werkingsduur. Het alternatief is morfine in een dosering van 0.1-0.2 mg/kg) (Smith, 2023). Let op: bij kinderen met een verminderd bewustzijn dient de dosering gehalveerd te worden.
Kindermishandeling
Artsen, verpleegkundigen en andere zorgprofessionals dienen alert te zijn op kindermishandeling. Onderzoek van Nederlandse bodem heeft aangetoond dat 1 op de 5 kinderen die overlijden na presentatie in een level-1 traumacentrum, overlijden door kindermishandeling (Loos, 2021). Iets minder dan de helft (44%) van deze kinderen waren jonger dan 4 jaar. Amerikaanse literatuur bevestigt dat met name de jongere kinderen, tussen de 0 en 3 jaar, de grootste kans hebben om te overlijden aan kindermishandeling (Feldman, 2001).
Kennis van de leeftijdsgebonden motoriek is van belang: een kind dat niet kan lopen of fietsen kan zelf geen letsel oplopen. Deze richtlijn focust zich alleen op abdominaal trauma. Duodenum hematomen bij kinderen onder de 4 jaar zijn suspect voor kindermishandeling evenals dunne darmletsel bij kinderen <5 jaar. Dit letsel treedt niet op door een traumatische val en vraagt om verhoogde alertheid van de zorgprofessional (Guyter, 2016). Bij twijfel of hoge verdenking op aanvullend letsel dient de eerste stap te zijn om een uitgebreid lichamelijk onderzoek te verrichten, gevolgd door een skelet status (Paul, 2014). Een kind dat wordt mishandeld heeft namelijk relatief vaak (ook) fracturen. Een skelet status geeft informatie over occulte fracturen (Loos, 2020), multipele fracturen op verschillende locaties en evt. fracturen in een (vorderende) fase van genezing.
Meer informatie over mishandeling, of het melden van een casus indien er kindermishandeling wordt vermoed kan via de KNMG. Meer informatie over en handvaten voor het handelen bij (mogelijke) kindermishandeling en –verwaarlozing zijn te raadplegen via de richtlijnen jeugdhulp en kinderbescherming.
Diagnostiek
Bij kinderen dient men extra goed na te denken over de nodige radiologische diagnostiek vanwege de verhoogde gevoeligheid van de weefsels voor röntgenstraling (zie ook richtlijn radiologische diagnostiek bij de acute trauma-opvang van kinderen) De extended FAST (E-FAST) is het geïndiceerde abdominale onderzoek. Een E-FAST toont, naast aan/afwezigheid van pericardvocht en ‘lungsliding’, aan of er wel of geen vrij vocht intra-abdominaal vocht is. Bij kinderen is het slechts bij bepaalde (klinische) tekenen geïndiceerd om een CT-abdomen (split bolus protocol) te vervaardigen (Nellensteijn, 2016). Dit is het geval indien de E-FAST positief is, het vervaardigen een behandelconsequentie heeft en er sprake is van één van de vijf volgende klinische criteria;
- Aanwezigheid van een seatbelt sign
- Peritoneale prikkeling bij lichamelijk onderzoek
- Verminderde pEMV (EMV<14) in combinatie met buikpijn
- Afwijkende X-thorax
- Afwijkende leverwaarden en/of pancreasenzymen (zoals beschreven in de richtlijn radiologische diagnostiek bij de acute trauma-opvang van kinderen).
Indien de toestand van het kind goed genoeg is voor observatie (op een bewaakte afdeling) kan er afgezien worden van een CT-scan, ook bij een positieve E-FAST.
Behandeling van abdominaal letsel
Het overgrote deel van trauma bij kinderen is stomp van aard. Echter, ook neemt de incidentie van penetrerend trauma toe. De meest voorkomende aangedane organen bij kinderen zijn de milt, de nieren en de lever met percentages van respectievelijk circa 30%, 25% en 15%. De aangewezen behandeling voor deze typen letsel wordt in de volgende alinea’s verder toegelicht. Het bewijs is grotendeels afkomstig uit de bijbehorende WSES-richtlijnen (Coccolini, 2017; Cocollini, 2019; Coccolini 2020).
Milt en lever
De WSES maakt onderscheid tussen mild, matig en ernstig milt – en leverletsel (zie ook module organisatie van zorg).
Hemodynamisch stabiele kinderen kunnen met krachtige observatie worden behandeld, zelfs als er sprake is van hooggradig letsel. Hemodynamische parameters zijn belangrijker dan gradering van het letsel (Williams, 2023) t.a.v. locatie van opname. Wel dienen kinderen gemonitord te worden. Hemodynamisch stabiele kinderen met hooggradig miltletsel kunnen in een centrum met aanwezigheid van een PICU ook op de afdeling opgenomen worden, maar alleen als continue monitorbewaking daar mogelijk is. Gedurende opname op de gewone afdeling zijn er geen restricties ten aanzien van mobiliseren (dus geen bedrust), dient er een Hb controle bij opname plaats te vinden en/of 6 uur na het trauma, en mag een normaal dieet gehanteerd worden.
Minimaal invasieve interventie is alleen geïndiceerd bij een geselecteerde patiëntengroep, te weten: kinderen met (hooggradig) milt – of leverletsel met persisterende transfusiebehoefte (Nance, 2011 Williams, 2023). Enkel een contrast extravasaat op de CT-scan is geen absolute indicatie voor angio-interventie of splenectomie (Coccolini, 2017 en 2020, Williams 2023). Hemodynamisch instabiele kinderen, kinderen met penetrerend letsel, kinderen waarbij conservatief beleid en/of een minimaal invasieve interventie faalt en kinderen met aanvullend intra-abdominaal letsel en peritonitis of darm evisceratie dienen een traumalaparotomie te ondergaan.
Opname op de Intensive Care is enkel geïndiceerd indien na resuscitatie de vitale parameters niet volledig normaliseren en/of voor de transient responders. Gedurende IC opname geldt:
- bedrust tot vitale functies normaal zijn
- Hb controle à 6 uur tot de vitale functies zijn genormaliseerd
- niets per os tot de vitale functies zijn genormaliseerd en er sprake is van een stabiel Hb
Specifiek t.a.v. leverletsel is dat het primaire doel is om de bloeding te stoppen in het kader van ‘damage control’ en gallekkage beperken. Grote leverresecties dienen bij de primaire ingreep vermeden te worden en te worden uitgesteld tot een latere fase waarin de patiënt gestabiliseerd is. Alleen als er sprake is van grote hoeveelheden gedevasculariseerd leverweefsel kan dit direct gereseceerd worden.
Posttraumatische problemen
Pseudoaneursyma’s van de a. lienalis of a. hepatica kunnen acuut ontstaan maar ook uitgesteld (tot een maand na trauma). De incidentie neemt toe naarmate de gradering toeneemt van ci 8-17% bij miltletsels tot 25% bij hooggradig leverletsel (Williams, 2023). Pseudo-aneurysma’s dienen behandeld te worden met angio-interventie in geval van HD-instabiliteit en/of bij symptomatische kinderen (om een ruptuur te voorkomen). Symptomen zijn koorts, pijn in de rechterbovenbuik, nagenoeg afwezig eetlust en een opgezet abdomen (Williams, 2023). Intrahepatische abcessen, symptomatische of geïnfecteerde bilomen kunnen behandeld worden met percutane drainage.
Ontslag
Ontslag wordt bij kinderen gebaseerd op klinische conditie en niet op basis van de gradering van het letsel. Ontslagcriteria bij kinderen betreffen:
- Het verdragen van een normaal dieet
- Minimale buikpijn
- Normale vitale parameters
Post-ontslag instructies
- Na ontslag wordt een sportverbod gehanteerd van de gradering van het letsel plus twee weken (Williams, 2023)
- Routinematige beeldvorming wordt niet geadviseerd bij asymptomatische patiënten met een laaggradig letsel. Bij symptomatische patiënten met een hooggradig letsel kan follow-up beeldvorming worden overwogen
Nieren
Bij kinderen boven de leeftijd van 5 jaar, komt geïsoleerd stomp niertrauma frequenter voor dan bij volwassenen. De incidentie van penetrerend niertrauma bij kinderen neemt toe vanaf de 14 jaar (Brown, 1998; Grimbsy, 2014). Net als bij volwassenen, is er bij kinderen geen duidelijke correlatie tussen de aanwezigheid van hematurie en de ernst van het nierletsel. Het is belangrijk om te realiseren dat microscopische hematurie in zijn algemeenheid bij kinderen vaker voorkomt dan bij volwassenen door de anatomie van de nieren en de aanwezigheid van ongediagnosticeerde nierziekten. Echter, macroscopische hematurie is wel gerelateerd aan (ernstiger) nierletsel (Fernández-Ibieta, 2018; Raz, 2011).
De behandeling van kinderen met nierletsel is nagenoeg hetzelfde als volwassenen met nierletsel (zie module nier- en ureterletsel) met de kanttekening dat hoe minimaal invasief mogelijker, hoe beter. De aanwezigheid van contrastextravasatie is bij kinderen geen (absolute) indicatie voor minimaal invasieve interventie bij stabiele hemodynamische parameters (Radmayr, 2024).
Bedrust is geadviseerd gedurende macroscopische hematurie (evt. met 3-punt verpleging, bed, wc, stoel).
Hervatten van sport is toegestaan nadat de microscopische hematurie niet meer gedetecteerd wordt (Coccolini, 2019).
Blaas
Voor het diagnosticeren van blaasletsel is de retrograde cystographie het onderzoek van voorkeur. Zorg ervoor dat de blaas (maximaal) gevuld is en dat er een extra rontgenopname wordt gemaakt na drainage (middels een katheter) (Radmayr, 2024).
Er zijn 4 typen blaasletsel: een intraperitoneale blaasruptuur (15-25% van de gevallen), een extraperitoneale blaasruptuur (60-90%; v geassocieerd met een bekkenfractuur), blaascontusie en blaasnek avulsie (Gross, 2015; Zinman, 2016; Ramchandani, 2009; Mirvis, 1989).
Een intraperitoneale blaasruptuur moet chirurgisch geëxploreerd worden (Radmayr, 2024) en primair hersteld (dubbel laags gehecht met een monofilamente, oplosbare draad (Gomez, 2004)). Indien het kind hemodynamisch stabiel is en er is geen andere indicatie is voor het verrichten van een traumalaparotomie kan overwogen worden om het geïsoleerde blaasletsel laparoscopisch te behandelen.
Complex extraperitoneaal blaasletsel te weten blaasnekletsel, blaasletsel in combinatie met een bekkenringfractuur en/of vaginaal en rectaal letsel, moet operatief geëxploreerd worden. Alle overige extraperitoneale blaasrupturen kunnen conservatief behandeld worden met observatie, antibioticaprofylaxe en plaatsing van een katheter (transurethrale blaaskatheter of suprapubische katheter). Gemiddelde duur van de katheterplaatsing is 7 tot 10 dagen, maar hangt af van het type letsel en het type katheter.
Bij verdenking op geassocieerd perineaal of posterieur urethraal letsel heeft de suprapubische cystostomie de voorkeur boven transurethrale katheterplaatsing.
Bij conservatief behandeld extraperitoneaal blaasletsel met aanhoudende urine extravasatie, 4 weken na het trauma, dient chirurgische behandeling verricht te worden.
Pancreas letsel
De incidentie van pancreastrauma bij kinderen met stomp abdominaal trauma is laag: 0.3-0.6% (Englum, 2016). In Nederland is het traumamechanisme vaak fiets gerelateerd (tot ci 60%, de Blaauw 2008).
Directe operatieve behandeling van pancreastrauma is alleen geïndiceerd bij hemodynamisch instabiele kinderen of als de klinische status van patiënt verslechtert met tekenen van abdominale prikkeling (Haugaard, 2014, de Blaauw, 2008). Hooggradig letsel aan het pancreas met betrokkenheid van de ductus pancreaticus is geen (absolute) indicatie voor operatieve behandeling. Zelfs bij kinderen met hooggradig letsel is het succespercentage van niet operatieve behandeling namelijk hoog, 89% (Koh, 2017, Rauh, 2023). Circa 10% van de kinderen met graad 3 of 4 pancreasletsel wordt direct gedraineerd (Rauh, 2023).
ERCP kan zowel voor diagnostische doeleinden (betere visualisatie van of het letsel zich in de (hoofd) ductus bevindt versus letsel aan de zijtakken daarvan en daarmee evt. noodzaak voor chirurgie vaststellen en chirurg helpen om aangedane gebied te localiseren) als therapeutisch worden gebruikt (stenting van letsel aan de ductus pancreaticus met of zonder sfincterotomie). Het is echter wel invasief onderzoek. Andere nadelen zijn dat het moeilijk is om middels ERCP het parenchym van de pancreas te evalueren evenals het omringende weefsel. Tot slot is het in geval van obstructie van de ductus pancreaticus is het niet mogelijk om de distale pancreas te beoordelen (Chang Gong, 2023). Gezien het kleinere formaat van de ampul bij kinderen, het risico op peri-pancreatische infecties en post-ERCP pancreatitis die sneller fulminant kan verlopen (Houben, 2007), is expertise vereist.
Er is een significant hoger risico op het ontstaan van pseudocysten bij kinderen die geobserveerd worden t.o.v. de kinderen die geopereerd worden (Odds Ratio 3.05 [95% betrouwbaarheidsinterval 1.84 tot 5.05] (Kopljar 2020), 14% vs 4% in (Koh 2017)), zowel bij de patiënten met laaggradig als hooggradig letsel. Ruim 2/3 van de pseudocysten kan niet-operatief behandeld worden middels observatie (Rosenfeld, 2019). Indien de pseudocyste persisteert, groot is of klachten geeft (o.a. buikpijn, braken of infectie) kan percutane drainage of endoscopische drainage verricht worden (Koh, 2017; Rosenfeld, 2019).
Indien operatieve behandeling noodzakelijk is, bestaat de ingreep meestal uit een exploratieve laparotomie met drainage (Haugaard, 2014). Een distale pancreatectomie met splenectomie wordt vermeden bij kinderen gezien het toegenomen risico van infecties na splenectomie (Kertai 2010).
Lange termijn uitkomsten pancreasletsel
Late complicaties zoals chronische pancreatitis, pancreas atrofie en diabetes mellitus (door endocriene disfunctie) zijn zeer laagfrequent maar wel beschreven, dit bewijs is van (zeer) lage kwaliteit en er kunnen dan ook geen sterke conclusies aan worden verbonden (Chang Gong, 2023; Koh, 2017; Ho, 2017). Lange termijn uitkomsten spelen echter nauwelijks tot geen rol in de behandelbeslissing in de acute fase.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Voor patiënten en hun ouders is het in eerste instantie belangrijk dat het kind uit een levensbedreigende situatie komt na abdominaal traumatisch letsel. Hoewel het gaat om een acute situatie, is inspraak van de patiënt en/of ouders belangrijk, zeker ook bij kinderen met een (ernstig) aangeboren of verworven aandoening. In welke mate er tijd is om de patiënt (of eventueel familie/naasten) voor te lichten over de verschillende behandelopties zal van geval tot geval verschillen en beoordeeld moeten worden door de verantwoordelijke trauma- of kinderchirurg in afstemming met het behandelteam. Uiteraard is informatievoorziening naar het kind en/of ouders wel onderdeel van het wettelijk vastgelegde Goed Hulpverlenerschap conform de WGBO. Dit geldt onverminderd bij zeer ernstig letsel en in geval de ouders als vervangende beslissingsnemers voor het kind optreden, ook al heeft het kind wettelijk gezien gedeeltelijke of volledige beslissingsbevoegdheid (Bridgeman, 2021; Wijngaarde, 2021).
Belangrijk is dat er aandacht is voor behandelbeperkingen bij kinderen. Niet ingrijpen met een invasieve behandeling, maar behandeling gericht op comfort met overlijden tot gevolg kan een goede overweging zijn in geval van lethaal letsel. Dit besluit wordt, zo mogelijk, in afstemming met familie of wettelijk vertegenwoordiger en/of patiënt gemaakt. Deze afstemming is zowel om medisch-ethische als om wettelijke gronden noodzakelijk. Op het zorgteam berust een beschermingsplicht om over het belang van het kind en diens kwaliteit van leven te waken (Position Statement Canadian Paediatric Society 2004, MvT art. 3 VN Kinderrechtenverdrag) en te handelen volgens het ‘best interest of the child’ principe. Daarnaast kunnen ook andere beginselen worden gehanteerd om de uiteindelijke (niet)behandelkeuze te rechtvaardigen zoals het ‘do-not-Harm’ beginsel dat stelt dat alleen indien evident schadelijk voor het kind, de (niet)behandel voorkeur van de ouders achterwege moet blijven (Saunders, 2021; Taylor, 2020; Mc Cradden, 2019; Bester, 2018; Janvier, 2014; Diekema, 2004). Goede onderlinge communicatie tussen zorgverleners en ouders/verzorgersverkleint de kans op decisional conflict, decisional regret en decisional anxiety en bevordert tevredenheid met de genomen beslissing (decisional satisfaction) (Niburski 2020; De Vos, 2015). Ook bij de keuze om niet (meer) te behandelen.
(Peer) Support voor zorgverleners
Voor zorgverleners die betrokken zijn bij ernstig kindertrauma dient aandacht te zijn voor peer support en nabespreking. Ook dit aspect van professionalisering sluit aan op het wettelijk vastgelegde beginsel van Goed Hulpverlenerschap. Specifieke (peer-to-peer) gedeelde besluitvorming trainingen op het gebied van risico-communicatie, culturele bias en gezondheidsvaardigheden, zijn gezien de diversiteit van de populatie en de invloed die deze factoren hebben op gezondheidsuitkomsten, essentieel voor het leveren van kwalitatief hoogwaardige zorg.
Kosten (middelenbeslag)
Kosteneffectiviteit en duurzaamheid voor de ernstig gewonde patiënt met abdominaal trauma zijn lastige begrippen. Er is een gebrek aan kosten-effectiviteitsstudies van voldoende kwaliteit op basis waarvan onderbouwde uitspraken kunnen worden gedaan over de kosten(effectiviteit) van verschillende behandelmethoden. Niet opereren kan mogelijk goedkoper zijn wel opereren, maar deze financiële afweging kan geen rol spelen in de besluitvorming voor de patiënt met abdominaal trauma. Preventie van non-therapeutische laparotomieën, onnodige minimaal invasieve interventie en re-interventie zijn mogelijk kostenbesparend, maar bovenal beter voor de patiënt. Het primaire doel is de uitkomst van de patiënt te optimaliseren do door het verlagen van de mortaliteit, het verminderen van complicaties en re-interventies en het verbeteren van kwaliteit van leven. De invloed van behandelkeuzes op de zorgkosten voor de patiënt met abdominaal trauma en de maatschappij worden derhalve niet in deze richtlijn besproken.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Naast het multidisciplinaire behandelteam dat vereist is voor de behandeling van orgaanspecifieke letsels, is het bij de behandeling van kinderen noodzakelijk dat er ook een traumachirurg met kennis van kinderen dan wel kinderchirurg in het behandelteam zit. Gespecialiseerde kindercentra beschikken over het algemeen over de grootste expertise/faciliteiten (o.a. kinderIC) ten aanzien van de behandeling van trauma bij kinderen. Het zal in echter in de praktijk niet haalbaar zijn om alle kinderen met traumatisch letsel naar een kinderchirurgische centrum over te plaatsen voor opname cq. behandeling. Het advies is om laagdrempelig te overleggen met een kinderchirurgisch centrum over de behandelopties (bij klinische achteruitgang).
Het zou wenselijk zijn dat de bestaande landelijke traumaregistratie zodanig aangevuld wordt, zodat deze voldoende detail bevat om een transparant overzicht te krijgen van de uitkomsten na behandeling. Dit kan praktijkvariatie doen afnemen en dienen als spiegelinformatie.
Rationale van de aanbeveling miltletsel en leverletsel: weging van argumenten voor en tegen de interventies
De aanbevelingen over miltletsel bij kinderen zijn gebaseerd op de WSES-classificatie en richtlijnen voor volwassenen en kinderen (Coccolini 2017). Alleen de aanbevelingen voor kinderen (gedefinieerd als leeftijd ≤ 15 jaar) zijn opgenomen in deze aanbeveling. Coccolini (2017) is een evidence-based richtlijn gebaseerd op een literatuur zoekstrategie van 1980 tot 2016. Er zijn in totaal 221 studies geïncludeerd.
De aanbevelingen over leverletsel bij kinderen zijn gebaseerd op de WSES-classificatie en richtlijnen voor volwassenen en kinderen (Coccolini 2020). In deze internationale evidence-based richtlijn zijn alle studies gepubliceerd tussen 1990 en 2019 zijn gescreend/geïncludeerd. Tevens is de geupdate APSA-richtlijn voor milt – en leverletsel meegenomen (Williams, 2023).
Rationale van de aanbeveling nierletsel: weging van argumenten voor en tegen de interventie
De aanbevelingen zijn gebaseerd op de EAU guidelines on paediatric urology (Radmayr, 2024) en de richtlijnen van de World Society of Emergency Surgery (WSES) en de American Association for the Surgery of Trauma (AAST) kidney and urogenital trauma management. Dit is een evidence-based richtlijn waarbij alle studies gepubliceerd tussen 1990 en 2018 zijn gescreend. Er zijn in totaal 253 studies geïncludeerd in de kwantitatieve analyse (Coccolini 2019).
Rationale van de aanbeveling blaasletsel: weging van argumenten voor en tegen de interventie
De aanbeveling zijn gebaseerd op de EAU guidelines on paediatric urology (Radmayr, 2024) en de en op de richtlijnen van de World Society of Emergency Surgery (WSES) en de American Association for the Surgery of Trauma (AAST) kidney and urogenital trauma management. Dit is een evidence-based richtlijn waarbij alle studies gepubliceerd tussen 1990 en 2018 zijn gescreend. Er zijn in totaal 253 studies geïncludeerd in de kwantitatieve analyse (Coccolini, 2019).
Rationale van de aanbeveling pancreasletsel: weging van argumenten voor en tegen de interventie
Er zijn weinig grote studies beschikbaar over de behandeling van pancreastrauma. Dit heeft vooral te maken met de lage incidentie van pancreastrauma: 0.3-0.6% bij kinderen met stomp abdominaal trauma (Englum, 2016). De aanbevelingen zijn gebaseerd op de beschikbare systematische review en meta-analyse van totaal 42 studies met 1754 patiënten over de jaren 1999 tot en met 2018 bij kinderen <18 jaar (Kopljar, 2020) en de systematische review van Nederlandse bodem uit 2017 (Koh, 2017).
Onderbouwing
Achtergrond
In vergelijking met volwassenen, hebben kinderen (≤ 15 jaar) een groter risico op intra-abdominaal trauma, ook als de impact van het trauma relatief laag is. Dat komt doordat zij een dunnere buikwand hebben, een relatief grotere milt en lever (in verhouding tot de totale grootte van de intra abdominale ruimte) ) en een meer soepele ribbenkast (grotere kraakbeencomponent) waardoor meer energie naar intra-abdominaal wordt voorgeleid (McNally, 2020; Upadhyaya, 2003). Kinderen lopen relatief sneller letsel op aan holle organen doordat een deel van de dunne darm (m.n. jejunum en ileum) relatief anterieur verloopt tegen de (elastische) buikwand aan. Daarnaast verloopt het diafragma meer horizontaal met het gevolg dat milt en lever onder de ribbenboog uitkomen. Ook het nierparenchym raakt bij kinderen eerder aangedaan vanwege de dunnere buikwand, minder perirenaal vet en meer foetale lobulaties. De pediatrische blaas ligt intra abdominaal en komt boven de symfyse uit en is daardoor kwetsbaarder dan in volwassen patiënten (McNally, 2020). Vanwege angst en huilen (luchthappen) is er bij kinderen vaak sprake van maagdilatie. Tevens is er bij kinderen sprake van een andere fysiologie t.o.v. volwassenen, een kind is geen kleine volwassene. De zorgverlener wordt geacht, ook bij traumapatiënten, actief te denken aan kindermishandeling. De prevalentie van kindermishandeling in Nederland wordt geschat op tussen de 90.000 en 127.000 gevallen per jaar (Alink, 2017; van Berkel, 2020).
In deze module wordt beschreven hoe de traumaopvang, maar met name de behandeling van intra-abdominaal letsel bij het kind verschilt van die van een volwassenen.
Tabel 1: gebruikte terminologie module kinderen.
Terminologie Nederlands |
Terminologie Engels |
Verwijst naar: |
Conservatieve behandeling |
Conservative treatment |
Krachtige observatie |
Minimaal invasieve interventie |
Minimally invasive intervention |
Angio-interventie, Endoscopische behandeling, stenting, percutane drainage |
Operatieve behandeling |
Operative treatment |
Laparotomie, laparoscopie |
Samenvatting literatuur
Er is geen systematisch literatuuronderzoek verricht in het algemeen naar verschillen tussen kinderen en volwassenen. Bij de orgaan specifieke modules zijn in de zoekstrategie ook kinderen geïncludeerd. Relevante literatuur (over kinderen) die uit deze searches naar voren is gekomen, is gebruikt bij het schrijven van deze module. Tevens is er een aanvullende search verricht voor specifieke orgaanletsels (o.a. milt, lever en pancreas).
Referenties
- Alink L, Prevoo M, Van Berkel S, Linting M, Klein Velderman M, Pannebakker F. NPM-2017: Nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen. Scholarly Publications Leiden University [internet]. 2019. Avilable from: https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/handle/1887/135535
- van Berkel SR, Prevoo MJL, Linting M, Pannebakker FD, Alink LRA. Prevalence of child maltreatment in the Netherlands: An update and cross-time comparison. Child Abuse Negl. 2020 May;103:104439. doi: 10.1016/j.chiabu.2020.104439. Epub 2020 Feb 29. PMID: 32126398.
- Bester JC. The Harm Principle Cannot Replace the Best Interest Standard: Problems With Using the Harm Principle for Medical Decision Making for Children. Am J Bioeth. 2018 Aug;18(8):9-19. doi: 10.1080/15265161.2018.1485757. PMID: 30133393
- de Blaauw I, Winkelhorst JT, Rieu PN, van der Staak FH, Wijnen MH, Severijnen RS, van Vugt AB, Wijnen RM. Pancreatic injury in children: good outcome of nonoperative treatment. J Pediatr Surg. 2008 Sep;43(9):1640-3. doi: 10.1016/j.jpedsurg.2008.03.061. PMID: 18778999.
- Bridgeman, J. ‘Our legal responsibility…to intervene on behalf of the child’: Recognising public responsibilities for the medical treatment of children. Medical Law International, 21 Jan, 19-41. https://doi.org/10.1177/0968533221993507
- Brown SL, Elder JS, Spirnak JP. Are pediatric patients more susceptible to major renal injury from blunt trauma? A comparative study. J Urol. 1998 Jul;160(1):138-40. PMID: 9628634.
- Coccolini F, Coimbra R, Ordonez C, Kluger Y, Vega F, Moore EE, Biffl W, Peitzman A, Horer T, Abu-Zidan FM, Sartelli M, Fraga GP, Cicuttin E, Ansaloni L, Parra MW, Millán M, DeAngelis N, Inaba K, Velmahos G, Maier R, Khokha V, Sakakushev B, Augustin G, di Saverio S, Pikoulis E, Chirica M, Reva V, Leppaniemi A, Manchev V, Chiarugi M, Damaskos D, Weber D, Parry N, Demetrashvili Z, Civil I, Napolitano L, Corbella D, Catena F; WSES expert panel. Liver trauma: WSES 2020 guidelines. World J Emerg Surg. 2020 Mar 30;15(1):24. doi: 10.1186/s13017-020-00302-7. PMID: 32228707; PMCID: PMC7106618.
- Coccolini F, Moore EE, Kluger Y, Biffl W, Leppaniemi A, Matsumura Y, Kim F, Peitzman AB, Fraga GP, Sartelli M, Ansaloni L, Augustin G, Kirkpatrick A, Abu-Zidan F, Wani I, Weber D, Pikoulis E, Larrea M, Arvieux C, Manchev V, Reva V, Coimbra R, Khokha V, Mefire AC, Ordonez C, Chiarugi M, Machado F, Sakakushev B, Matsumoto J, Maier R, di Carlo I, Catena F; WSES-AAST Expert Panel. Kidney and uro-trauma: WSES-AAST guidelines. World J Emerg Surg. 2019 Dec 2;14:54. doi: 10.1186/s13017-019-0274-x. PMID: 31827593; PMCID: PMC6886230.
- Coccolini F, Montori G, Catena F, Kluger Y, Biffl W, Moore EE, Reva V, Bing C, Bala M, Fugazzola P, Bahouth H, Marzi I, Velmahos G, Ivatury R, Soreide K, Horer T, Ten Broek R, Pereira BM, Fraga GP, Inaba K, Kashuk J, Parry N, Masiakos PT, Mylonas KS, Kirkpatrick A, Abu-Zidan F, Gomes CA, Benatti SV, Naidoo N, Salvetti F, Maccatrozzo S, Agnoletti V, Gamberini E, Solaini L, Costanzo A, Celotti A, Tomasoni M, Khokha V, Arvieux C, Napolitano L, Handolin L, Pisano M, Magnone S, Spain DA, de Moya M, Davis KA, De Angelis N, Leppaniemi A, Ferrada P, Latifi R, Navarro DC, Otomo Y, Coimbra R, Maier RV, Moore F, Rizoli S, Sakakushev B, Galante JM, Chiara O, Cimbanassi S, Mefire AC, Weber D, Ceresoli M, Peitzman AB, Wehlie L, Sartelli M, Di Saverio S, Ansaloni L. Splenic trauma: WSES classification and guidelines for adult and pediatric patients. World J Emerg Surg. 2017 Aug 18;12:40. doi: 10.1186/s13017-017-0151-4. PMID: 28828034; PMCID: PMC5562999.
- Chang Gong S, An S, Sik sihn I, Young Jung P, Usefulness of Endoscopic Retrograde Cholangiopancreatography in the Diagnosis and Treatment of Traumatic Pancreatic Injury in Children, Diagnostics 2023, 13, 2044
- Diekema DS. Parental refusals of medical treatment: the harm principle as threshold for state intervention. Theor Med Bioeth. 2004;25(4):243-64. doi: 10.1007/s11017-004-3146-6. PMID: 15637945Englum BR, Gulack BC, Rice HE, Scarborough JE, Adibe OO. Management of blunt pancreatic trauma in children: Review of the National Trauma Data Bank. J Pediatr Surg. 2016 Sep;51(9):1526-31. doi: 10.1016/j.jpedsurg.2016.05.003. Epub 2016 May 31. PMID: 27577183; PMCID: PMC5142528.
- Feldman KW, Bethel R, Shugerman RP, Grossman DC, Grady MS, Ellenbogen RG. The cause of infant and toddler subdural hemorrhage: a prospective study. Pediatrics. 2001 Sep;108(3):636-46. doi: 10.1542/peds.108.3.636. Erratum in: Pediatrics. 2021 Feb;147(2): PMID: 11533330.
- Fernández-Ibieta M. Renal Trauma in Pediatrics: A Current Review. Urology. 2018 Mar;113:171-178. doi: 10.1016/j.urology.2017.09.030. Epub 2017 Oct 13. PMID: 29032236.Gomez RG, Ceballos L, Coburn M, Corriere JN Jr, Dixon CM, Lobel B, McAninch J. Consensus statement on bladder injuries. BJU Int. 2004 Jul;94(1):27-32. doi: 10.1111/j.1464-410X.2004.04896.x. PMID: 15217426.
- Grimsby GM, Voelzke B, Hotaling J, Sorensen MD, Koyle M, Jacobs MA. Demographics of pediatric renal trauma. J Urol. 2014 Nov;192(5):1498-502. doi: 10.1016/j.juro.2014.05.103. Epub 2014 Jun 5. PMID: 24907442.
- Gross JA, Lehnert BE, Linnau KF, Voelzke BB, Sandstrom CK. Imaging of Urinary System Trauma. Radiol Clin N Am. 2015;53:773-88
- Guyther J, Linzer F. Advances in Pediatric Abdominal Trauma: Whats New in Assessment and Management. Trauma Reports [internet] 2016 Sep 1; 17(5). Available from: https://www.reliasmedia.com/articles/138453-advances-in-pediatric-abdominal-trauma-whats-new-in-assessment-and-management
- Haque IU, Zaritsky AL. Analysis of the evidence for the lower limit of systolic and mean arterial pressure in children. Pediatr Crit Care Med. 2007 Mar;8(2):138-44. doi: 10.1097/01.PCC.0000257039.32593.DC. PMID: 17273118.
- Haugaard MV, Wettergren A, Hillingsø JG, Gluud C, Penninga L. Non-operative versus operative treatment for blunt pancreatic trauma in children. Cochrane Database Syst Rev. 2014 Feb 12;(2):CD009746. doi: 10.1002/14651858.CD009746.pub2. PMID: 24523209.
- Henry, S. ATLS Advanced Trauma Life Support student course manual [10th editition]. USA: ACS American College of Surgeons; 2018 Jan 1.
- Ho VP, Patel NJ, Bokhari F, et al.Management of adult pancreatic injuries: a practice management guideline from the Eastern Association for the Surgery of Trauma. J Trauma Acute Care Surg. 2017;82:185-199.
- Houben CH, Ade-Ajayi N, Patel S, Kane P, Karani J, Devlin J, Harrison P, Davenport M. Traumatic pancreatic duct injury in children: minimally invasive approach to management. J Pediatr Surg. 2007 Apr;42(4):629-35. doi: 10.1016/j.jpedsurg.2006.12.025. PMID: 17448757.
- Janvier A, Barrington K, Farlow B. Communication with parents concerning withholding or withdrawing of life-sustaining interventions in neonatology. Semin Perinatol. 2014 Feb;38(1):38-46. doi: 10.1053/j.semperi.2013.07.007. PMID: 24468568.
- Kertai MA, Boehner C, Maiss J, Huemmer HP, Reingruber B. Nonoperative management of the child with severe pancreatic and splenic injury: should this become our preferred approach?. Journal of Trauma 2010;68(2):E44-8.
- Koh EY, van Poll D, Goslings JC, Busch OR, Rauws EA, Oomen MW, Besselink MG. Operative Versus Nonoperative Management of Blunt Pancreatic Trauma in Children: A Systematic Review. Pancreas. 2017 Oct;46(9):1091-1097. doi: 10.1097/MPA.0000000000000916. PMID: 28902777.
- Kopljar M, Ivandić S, Mesić M, Bakota B, Žiger T, Kondža G, Pavić R, Milan M, Čoklo M. Operative versus non-operative management of blunt pancreatic trauma in children: Systematic review and meta-analysis. Injury. 2021 Sep;52 Suppl 5:S49-S57. doi: 10.1016/j.injury.2020.02.035. Epub 2020 Feb 12. PMID: 32089286.
- Loos MHJ, Bakx R, Duijst WLJM, Aarts F, de Blaauw I, Bloemers FW, Ten Bosch JA, Evers M, Greeven APA, Hondius MJ, van Hooren RLJH, Huisman E, Hulscher JBF, Keyzer-Dekker CMG, Krug E, Menke J, Naujocks T, Reijnders UJL, de Ridder VA, Spanjersberg WR, Teeuw AH, Theeuwes HP, Vervoort-Steenbakkers W, de Vries S, de Wit R, van Rijn RR; AsAnTe study group. High prevalence of non-accidental trauma among deceased children presenting at Level I trauma centers in the Netherlands. Forensic Sci Med Pathol. 2021 Dec;17(4):621-633. doi: 10.1007/s12024-021-00416-7. Epub 2021 Nov 13. PMID: 34773580; PMCID: PMC8629892.
- Loos MHJ, Ahmed T, Bakx R, van Rijn RR. Prevalence and distribution of occult fractures on skeletal surveys in children with suspected non-accidental trauma imaged or reviewed in a tertiary Dutch hospital. Pediatr Surg Int. 2020 Sep;36(9):1009-1017. doi: 10.1007/s00383-020-04706-z. Epub 2020 Jun 26. PMID: 32591847; PMCID: PMC7385004.
- McCradden MD, Anderson JA, Cusimano MD. When Is Death in a Child's Best Interest?: Examining Decisions Following Severe Brain Injury. JAMA Pediatr. 2019 Mar 1;173(3):213-214. doi: 10.1001/jamapediatrics.2018.4592. PMID: 30640386.
- McNally J, Bader M. Clinical Guideline Abdominal Trauma – Paediatric [version 2.1]. UK: NHS University Hospitals Bristol [internet]; 2020. Available from: https://www.uhbristol.nhs.uk/for-clinicians/clinical-guidelines/
- Mirvis SE. Diagnostic imaging of the urinary system following blunt trauma. Clin Imaging. 1989;13:269-80.
- Nance ML. Abdominal trauma. Fundam Pediatr Surg. New York: Springer New York; 2011. p. 135-43.
- Nellensteijn DR, Greuter MJ, El Moumni M, Hulscher JB. The Use of CT Scan in Hemodynamically Stable Children with Blunt Abdominal Trauma: Look before You Leap. Eur J Pediatr Surg. 2016 Aug;26(4):332-5. doi: 10.1055/s-0035-1554804. Epub 2015 May 27. PMID: 26018215.
- Niburski K, Guadagno E, Abbasgholizadeh-Rahimi S, Poenaru D. Shared Decision Making in Surgery: A Meta-Analysis of Existing Literature. Patient. 2020 Dec;13(6):667-681. doi: 10.1007/s40271-020-00443-6. PMID: 32880820.
- Radmayr C, Bogaert G, Bujons A, Burgu B, Castagnetti M, 't Hoen LA, O'Kelly F, Pakkasjarvi NA, Quaedackers J, Rawashdeh YFH, Silay MS, Kennedy UK, Gnech M, Skott M, van Uitert A, Zachou A. EAU guidelines on paediatric urology. Edn. presented at the EAU Annual Congress Paris 2024. ISBN 978-94-92671-23-3.
- Paul AR, Adamo MA. Non-accidental trauma in pediatric patients: a review of epidemiology, pathophysiology, diagnosis and treatment. Transl Pediatr. 2014 Jul;3(3):195-207. doi: 10.3978/j.issn.2224-4336.2014.06.01. PMID: 26835337; PMCID: PMC4729847.
- Rauh JL, Neff LP, Forssten MP, Ribeiro MAF Jr, Sarani B, Mohseni S. Contemporary management and outcomes of blunt traumatic American Association for the Surgery of Trauma Organ Injury Scale grades III and IV pancreatic injuries in children: A Trauma Quality Improvement Program analysis. J Trauma Acute Care Surg. 2024 Sep 1;97(3):365-370. doi: 10.1097/TA.0000000000004270. Epub 2024 Jan 29. PMID: 38282245.
- Raz O, Haifler M, Copel L, Lang E, Abu-Kishk I, Eshel G, Klin B, Lindner A, Zisman A. Use of adult criteria for slice imaging may limit unnecessary radiation exposure in children presenting with hematuria and blunt abdominal trauma. Urology. 2011 Jan;77(1):187-90. doi: 10.1016/j.urology.2010.05.014. Epub 2010 Aug 12. PMID: 20708220.
- Ramchandani P, Buckler PM. Imaging of Genitourinary Trauma. Am J Roentgenol. 2009;192:1514-23.
- Rosenfeld EH, Vogel AM, Jafri M, Burd R, Russell R, Beaudin M, Sandler A, Thakkar R, Falcone RA Jr, Wills H, Upperman J, Burke RV, Escobar MA Jr, Klinkner DB, Gaines BA, Gosain A, Campbell BT, Mooney D, Stallion A, Fenton SJ, Prince JM, Juang D, Kreykes N, Naik-Mathuria BJ. Management and outcomes of peripancreatic fluid collections and pseudocysts following non-operative management of pancreatic injuries in children. Pediatr Surg Int. 2019 Aug;35(8):861-867. doi: 10.1007/s00383-019-04492-3. Epub 2019 Jun 3. PMID: 31161252.
- Saunders B. A sufficiency threshold is not a harm principle: A better alternative to best interests for overriding parental decisions. Bioethics. 2021 Jan;35(1):90-97. doi: 10.1111/bioe.12796. Epub 2020 Sep 9. PMID: 32905644.
- Schauss E, Hawes K, Roberts S, Clayton JM, Li C, Littlejohn A, Bartelli D, Williams R; BRAIN Center at the University of Memphis. Examining the incidence of acute stress in pediatric trauma patients. Trauma Surg Acute Care Open. 2022 Aug 17;7(1):e000946. doi: 10.1136/tsaco-2022-000946. PMID: 36072965; PMCID: PMC9389088.
- Smith, S, ALSG Advanced Life Support Group. APLS Advanced Pediatric Life support- a practical approach to emergencies [7th edition]. UK: Wiley-Blackwell. 2023 Aug.
- Snajdauf J, Rygl M, Kalousová J, Kucera A, Petrů O, Pýcha K, Mixa V, Keil R, Hríbal Z. Surgical management of major pancreatic injury in children. Eur J Pediatr Surg. 2007 Oct;17(5):317-21. doi: 10.1055/s-2007-965463. PMID: 17968787.
- St Peter SD, Aguayo P, Juang D, Sharp SW, Snyder CL, Holcomb GW, et al. Follow up of prospective validation of an abbreviated bedrest protocol in the management of blunt spleen and liver injury in children. J Pediatr Surg. 2013;48:2437-41
- Taylor M. Conceptual challenges to the harm threshold. Bioethics. 2020 Jun;34(5):502-508. doi: 10.1111/bioe.12686. Epub 2019 Nov 7. PMID: 31697399.
- Upadhyaya P. Conservative management of splenic trauma: history and current trends. Pediatr Surg Int. 2003 Nov;19(9-10):617-27. doi: 10.1007/s00383-003-0972-y. Epub 2003 Nov 12. PMID: 14614630.
- de Vos-Broerse, M. A. Sharing the burden of deciding: How physicians and parents make end-of-life decisions. Thesis, fully internal, Universiteit van Amsterdam. 2015
- Williams RF et al., Updated APSA Guidelines for the Management of Blunt Liver and Spleen Injuries, J Pediatr Surg, 2023 Aug;58(8):1411-1418. doi: 0.1016/j.jpedsurg.2023.03.012.
- Wijngaarde RO, Hein I, Daams J, Van Goudoever JB, Ubbink DT. Chronically ill children's participation and health outcomes in shared decision-making: a scoping review. Eur J Pediatr. 2021 Aug;180(8):2345-2357. doi: 10.1007/s00431-021-04055-6. Epub 2021 Apr 5. PMID: 33821341; PMCID: PMC8285312.
- Young VB. Effective Management of Pain and Anxiety for the Pediatric Patient in the Emergency Department. Crit Care Nurs Clin North Am. 2017 Jun;29(2):205-216. doi: 10.1016/j.cnc.2017.01.007. Epub 2017 Mar 18. PMID: 28460701.
- Zinman LN, Vanni AJ. Surgical Management of Urologic Trauma and Iatrogenic Injuries. Surg Clin North Am. 2016;96:425-39
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 12-05-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met abdominale letsels.
Werkgroep
- Mevr. dr. C.M. (Charlotte) Lameijer (voorzitter richtlijnwerkgroep); traumachirurg Amsterdam UMC, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Dhr. dr. E.A. (Erwin) Gorter; traumachirurg LUMC, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Dhr. dr. E.R. (Eric) Manusama; GI- en HPB-chirurg Medisch Centrum Leeuwarden, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Dhr. dr. R. (Rigo) Hoencamp; vaat- en traumachirurg, Ministerie van Defensie, Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Dhr. dr. O.J.F. (Oscar) van Waes; traumachirurg Erasmus MC, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Mevr. dr. D.C. (Dominique) Olthof; traumachirurg en chirurg bij kinderen, HagaZiekenhuis Den Haag, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Dhr. dr. R.W. (Rutger) van der Meer; interventieradioloog, LUMC, Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)
- Mevr. drs. A. (Arezo) Mohamad; interventieradioloog, Erasmus MC en Groene Hart Ziekenhuis, Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)
- Dhr. drs. T. (Teun) van den Heijkant; SEH-arts, Catharina Ziekenhuis Eindhoven, Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen (NVSHA)
Klankbordgroep
- Mevr. drs. A. (Anneke) Dijkman; gynaecoloog, Reinier de Graaf Gasthuis Delft, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)
- Dhr. prof. dr. V.A. (Victor) de Ridder; kinderchirurg, UMC Utrecht, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Dhr. Prof. dr. R.J.A (Jeroen) van Moorselaar, uroloog, Amsterdam UMC, Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)
- Mevr. dr. D.G. (Diana) Taekema, klinisch geriater, Rijnstate Ziekenhuis, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG)
- Mevr. K. (Klaartje) Spijkers, senior-adviseur patiëntenbelang, Patiëntenfederatie Nederland
Met ondersteuning van
- Mevr. dr. R. (Romy) Zwarts - van de Putte, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- Mevr. MSc. D.G. (Dian) Ossendrijver, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Naam |
Functienaam en werkgever |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke Financiële Belangen |
Persoonlijke Relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intell. belangen en reputatie |
Overige belangen |
Actie |
Charlotte Lameijer (vz) |
Traumachirurg Werkgever: Amsterdam UMC |
Traumachirurg, onderwijs in polytrauma/bovenste extremiteitletsel, ATLS/DSATC instructeur
|
Geen |
Nee |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen restrictie. |
Arezo Mohamad |
Interventieradioloog Werkgever: Erasmus MC en Groene Hart Ziekenhuis, |
Diagnostiek |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen restrictie. |
Dominique Olthof |
Trauma- en kinderchirurg |
|
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Eric Manusama |
GI en HPB chirurg Werkgever: MCL Leeuwarden |
Bestuurslid van de vakgroep Militaire chirurgie |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen i |
Geen |
Geen restrictie. |
Erwin Gorter |
Traumachirurg Werkgever: LUMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen restrictie. |
Rigo Hoencamp |
Chirurg Werkever: Alrijne |
Defensie |
Nee |
Nee |
Diverse onderzoekslijnen (acute bloedingen, resuscitatie, duurzaam inzetbaar (onderste extremiteit klachten). Dit onderzoek wordt gefinancierd door defensie en gerelateerde stichtingen (geen commerciële instellingen). |
Nee |
Nee |
Geen restrictie, geen commercieel gefinancierd onderzoek. |
Rutger van der Meer |
Interventieradioloog Werkgever: LUMC |
Secretaris Nederlandse Vereniging van Interventieradiologie, onbetaald |
Geen |
Nee |
Nvt |
Geen |
Geen |
Geen restrictie. |
Teun van den Heijkant |
SEH-arts KNMG Werkgever: Catharina Ziekenhuis Eindhoven |
Instructeur procedurele sedatie cursus; betaald |
Nee |
Geen |
Nee |
Nee |
Geen |
Geen restrictie. |
Oscar van Waes |
Traumachirurg Werkgever: Erasmus MC |
Defensie |
geen |
geen |
nvt |
nvt |
nvt |
Geen restrictie. |
Naam |
Functienaam en werkgever |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke Financiële Belangen |
Persoonlijke Relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intell. belangen en reputatie |
Overige belangen |
Actie |
Anneke Dijkman |
Gynaecoloog, Werkgever: Reinier de Graaf Gasthuis, Delft |
Bestuurslid MOET cursus van ALSG groep (geen betaalde functie; dus geen financiële belangen) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen (behoudens de kennis van de ALSG- MOET cursus) |
Geen |
Geen restrictie. |
Jeroen van Moorselaar |
Uroloog Werkgever: Amsterdam UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen restrictie; klankbordgroep |
Diana Taekema |
Klinisch geriater |
Opleider klinische geriatrie |
Geen |
Geen belang |
Ja |
Geen belang |
Geen |
Geen restrictie; klankbordgroep |
Klaartje Spijkers |
Senior Adviseur Patientenfederatie |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
Geen restrictie; klankbordgroep |
Victor de Ridder |
Hoogleraar Utrechts Medisch Centrum, hoofd Emergency Care and Logistics, Trauma and Pediatric Trauma Werkgever: UMC Utrecht |
Editor Rockwood and Green Fractures in Adults en Fractures in Children |
Dienstverband UMC Utrecht |
geen |
geen |
geen |
geen |
Geen restrictie; klankbordgroep |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van Patiëntenfederatie Nederland (PFN) voor de schriftelijke knelpuntenanalyse en deelname van PFN aan de klankbordgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Kinderen met abdominaal letsel
|
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met abdominale letsels na trauma. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door middel van een schriftelijke knelpuntenanalyse.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model [Review Manager 5.4] werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.