Communicatie met ouders/verzorgers/gezagdragenden
Uitgangsvraag
- Hoe en wanneer communiceert de kinderarts met de ouder(s), verzorger(s) en gezagdragende(n) bij wie er een Inconsistente Presentatie (IP) of een (vermoeden van) kindermishandeling door falsificatie (KMdF) is bij het kind?
- Hoe en wanneer communiceert de vertrouwensarts met de ouder(s), verzorger(s) en gezagdragende(n) bij wie er een (vermoeden van) KMdF is bij het kind?
Aanbeveling
Zorg voor een goede voorbereiding van gesprekken met ouders over een vermoeden van kindermishandeling door falsificatie (KMdF), zowel binnen het ziekenhuis als binnen Veilig Thuis. Maak daarbij gebruik van de specifieke aandachtspunten zoals in de overwegingen geformuleerd.
Communiceer met de ouders zorgvuldig en gelijkwaardig, stel vragen, luister en observeer met aandacht voor hun reacties, vragen en emoties. Zorg dat de gesprekken zijn gebaseerd op transparantie, respect, en samenwerking, en gericht op verandering in het belang van het kind(eren), inclusief het commitment en de afspraken hierover.
Stem onderling goed af wat besproken is en met welke bewoordingen. Terminologie en taalgebruik moeten passend zijn bij de ernst van de KMdF.
Werk samen met respect naar ouders; dit blijft ten alle tijden cruciaal, en houd altijd rekening met de gevoelens van ouders, kind, gezin en in veel gevallen de betrokken familie, zowel tijdens het traject als bij het afronden.
Aanbevelingen voor de kinderarts
Bereid het gesprek goed voor en voer dit samen met een collega.
Benoem de feitelijkheden en observaties die zijn vastgesteld en benoem de geobserveerde discrepanties.
Houd het gesprek kort en kom snel met de slechte boodschap die helder verwoord moet zijn: er is een vermoeden op falsificatie door concrete objectieve feiten. Dit kan leiden tot schade bij het kind. Dit is besproken in een team met meerdere betrokkenen en er werd consensus bereikt over de diagnose. Geef daarna tijd tot uiten emoties en reflectie op de boodschap.
Benoem dat het om vermoedens gaat van een onveilige situatie; er is verder onderzoek nodig in het belang van het kind, maar de conclusies staan niet van tevoren vast.
Bespreek zo mogelijk ook met ouders waarom bepaalde beslissingen worden genomen. Bijvoorbeeld als zorg, zoals voeding geven, moet worden overgenomen door de verpleging, aangezien dit voor ouders een heftige maatregel is.
Benoem dat je als arts en als ouders betrokkenheid van andere instanties nodig hebt om tot een gezamenlijke aanpak van de problemen te komen, omdat je er zonder anderen niet uit komt.
Overweeg na een veiligheidsinschatting af of je op dat moment kunt bespreken dat je een melding gaat doen bij Veilig Thuis of dat je dat nog achterwege laat in overleg met de vertrouwensarts.
Benoem de verschillende taken en verantwoordelijkheden van kinderarts en vertrouwensarts/Veilig Thuis en geef hier uitleg over.
Bespreek de vervolgstappen zoveel mogelijk uit zorg en bescherming/veiligheid.
Formuleer bij het afronden van het gesprek gezamenlijke uitgangspunten doelen, het vervolgbeleid; en leg ook de verwachtingen en het commitment vast.
Aanbevelingen voor de vertrouwensarts
Richt de communicatie met ouders op samenwerking en respect.
Bereid het eerste gesprek goed voor.
Bereid het eerste gesprek samen met de medewerker van Veilig Thuis goed voor voordat het gesprek begonnen wordt. De voorbereiding betreft, niet alleen woordgebruik en duiding maar ook wie welke taak heeft ten aanzien van de ouders. Heb aandacht tijdens het gesprek en luister naar de reacties en emoties van de ouders.
Overweeg of culturele aspecten een rol kunnen spelen.
Oriënteer je bij de behandelend arts en verpleegkundigen en eventueel andere betrokken professionals hoe de medische en mentale situatie is van het kind, voordat je in gesprek gaat met ouders.
Stem af met de kinderarts/melder hoe het gemelde vermoeden en de onderbouwing van het vermoeden van KMdF is besproken met de ouders naast de tekst uit de melding om hier zo goed mogelijk bij aan te sluiten.
Bereid de vervolgstappen en de scenario’s voor ten aanzien van het organiseren van de veiligheid van het kind(eren) en het onderzoek naar het gemelde vermoeden. Zie module Onderzoek en opstellen van een veiligheidsplan.
Regel zo nodig van tevoren psychische opvang voor ouders na het gesprek. Zie module Verwijzing voor (kinder)psychiatrische behandeling.
Bereid het vervolgcontact met ouders voor zodat dit een helder perspectief en vervolg biedt aan ouder(s).
Overweeg het gesprek met ouders voor met de externe justitiële partners, Openbaar ministerie, politie en Raad voor de Kinderbescherming als door Veilig Thuis wordt besloten te werken conform het handelingskader strafbare kindermishandeling. Het gesprek wordt in dat geval beperkter van inhoud.
Aandachtspunten voor het eerste gesprek:
Houd het gesprek beperkt in tijd zodat de boodschap overkomt. Structureer het gesprek door onder te verdelen waar de melding over gaat en hoe het onderzoek van Veilig Thuis eruitziet.
Houd zelf de regie over het beloop van het gesprek.
- Het is belangrijk dat de vertrouwensarts allereerst de inhoud van het gemelde vermoeden KMdF deelt en toelicht, en vervolgens luistert naar de reacties en vragen van de ouder(s). Er moet aandacht zijn voor het feit dat ouders overvallen kunnen zijn door de melding, dan is het nodig om aan te sluiten bij wat zij hebben begrepen uit de gesprekken met de kinderarts(en)-melder en de inhoud van de melding.
- Aandacht voor het organiseren van de veiligheid gedurende het onderzoek. Benadruk dat de samenwerking met ouders hierbij cruciaal is.
- Heb aandacht voor de mogelijkheden voor ouders om met de vertrouwensarts/Veilig Thuis in het belang van hun kind samen te werken.
- Check of het beleid van Veilig Thuis duidelijk is, en is het duidelijk waar ouders wel of niet mee akkoord gaan. Ouders zijn en blijven verantwoordelijk voor wat er met hun kind gaande is en zijn de belangrijkste partij zijn bij het onderzoek.
- Licht toe wat de aard en de omvang van het onderzoek zal zijn en welke informatie van welke professional en organisatie nodig is om het vermoeden vast te stellen of weerleggen. Spreek af op welke manier met ouders de uitkomst zal worden besproken.
- Stel ouders op de hoogte indien nodig, wanneer en waarom het onderzoek vertraging oploopt.
- Stel ouders ervan op de hoogte dat je tijdens het beloop van het onderzoek door Veilig Thuis ook contact houdt met de kinderarts/melder.
- Licht toe wat de aard en de omvang van het onderzoek zal zijn en welke informatie van welke professional en organisatie nodig is om het vermoeden vast te stellen of weerleggen. Spreek af op welke manier met ouders de uitkomst zal worden besproken.
- Stel ouders op de hoogte indien nodig, wanneer en waarom het onderzoek vertraging oploopt.
- Wees je bewust van de doorgaans sterke eigen overtuiging bij ouders over wat er met het kind aan de hand is, of wat medisch onderzocht moet worden. Het is belangrijk om dit concreet te horen en daarnaast de conclusies van de behandelaar te plaatsen. De achtergronden over de opvattingen van de ouder(s) zijn belangrijk te horen. De verschillen tussen de opvattingen over de gezondheid van het kind(eren) tussen de melder en de ouder(s) zijn onderdeel van het onderzoek. Het is belangrijk dat ouders zich in de gesprekken met vertrouwensarts/Veilig Thuis zich hierover kunnen uitspreken en waar mogelijk hun belangen en redenen hierbij verwoorden. Culturele en religieuze aspecten in zienswijze over ziekte en gezondheid, maar ook het aanhangen van alternatieve denkwijzen hierin, is van belang, ook omdat een eventueel interventie hierop moet worden aangepast.
- Realiseer je daarnaast ook dat bij kindermishandeling onmacht en transgenerationele problematiek een rol spelen.
- Blijf zo betrouwbaar mogelijk; doe wat je zegt en zeg wat doet, deed of gaat doen. In de communicatie kan wantrouwen ernstig de overhand nemen, juist bij KMdF.
- Blijf transparant naar ouders over de stappen die je zet. Houd er rekening mee dat dit ook, of met name, het geval kan zijn bij onderzoeken waarbij het vermoeden uiteindelijk wordt weerlegd. Ouders weten dan dat zij hun kind niets aandoen maar zien wel de gezondheidsklachten bij hun kind, waarover zij zich zorgen maken.
- Gedurende het onderzoek is het belangrijk dat de veiligheid van het kind geborgd is en blijft.
Stel het belang van het kind centraal gericht op gezondheid, veiligheid en optimale ontwikkelingskansen.
Maak bij de start afspraken over de vaak ongebruikelijk lange doorlooptijd van het onderzoek.
Houdt rekening met de impact van de conclusie op de ouders (als KMdF wordt bevestigd) en regel van tevoren passende opvang en/of hulpverlening die direct voor ouders beschikbaar is.
Na afronding van het onderzoek is een zorgvuldige terugkoppeling aan de kinderarts/melder noodzakelijk, over de conclusie van het onderzoek samen met de gemaakte vervolgafspraken.
Overwegingen
Uitgangspunten bij communicatie
Communicatie is zorgvuldig en gelijkwaardig spreken, vragen, luisteren en observeren. Gesprekken zijn gebaseerd op transparantie, respect, openheid en samenwerking, gericht op verandering in het belang van het kind(eren) en het commitment resp. afspraken hierover.
De aandachtspunten voor communicatie bij de belangrijke onderwerpen en momenten in het proces, van een IP, een vermoeden KMdF en een onderzoek door Veilig Thuis, conclusies en overdracht bij KMdF zijn hieronder uitgewerkt met een apart deel voor de kinderarts en de vertrouwensarts, met verwijzing naar andere modules over de inhoud van de communicatie.
- In de samenwerking met ouder(s).
- Als de samenwerking niet meer mogelijk is.
LET OP:
- De communicatie met de beide ouders kan afzonderlijk en gezamenlijk en zo nodig met andere familieleden respectievelijk met andere nauw bij het gezin betrokken personen plaats vinden. Dit wordt beschreven voor de kinderarts en de vertrouwensarts.
- In het gesprek met ouders moet goed voor ogen gehouden worden dat doorgaans alleen één van de ouders de vermoedelijke pleger is. Het is mogelijk dat de andere ouder van niets weet en tijdens het gesprek voor het eerst met het vermoeden van kindermishandeling wordt geconfronteerd.
- Het kind is in principe niet bij de oudergesprekken aanwezig, afhankelijk van de fase in het proces en de leeftijd. Het belang en de veiligheid van het kind staat centraal. Voor de aanbevelingen betreffende communicatie met het kind(eren) zie module Communicatie met het kind.
In de bijlage worden de aanbevelingen van een ouder als ervaringsdeskundige weergegeven.
Communicatie kinderarts met ouders
Voorbereiding en inhoud van het gesprek zullen verschillend zijn afhankelijk van het doel van het gesprek en de fase waarin het proces zich bevindt.
Specifieke aandachtspunten voor de kinderarts ten aanzien van de algemene voorbereiding van het gesprek (zowel bij IP en als bij vermoeden KMdF):
- Bereidt het gesprek zorgvuldig voor. Dat creëert de rust die nodig is tijdens het gesprek.
- Voer het gesprek bij voorkeur samen met een collega
- Denk aan eigen veiligheid, zoals dichter bij de deur zitten, de beveiliging vragen standby te zijn.
- Overweeg of het kind uit veiligheidsoverwegingen verplaatst moet worden voorafgaand aan het gesprek.
- Setting van het gesprek: welke ruimte, wie nemen deel aan het gesprek. Een andere ruimte dan gebruikelijk, of meer mensen dan gebruikelijk kan ouders bij aanvang al een ongemakkelijk gevoel geven.
- Bij de voorbereiding van het gesprek is het verstandig af te stemmen met de vertrouwensarts over de mate van vermoeden, de veiligheidsinschatting en hoe het gesprek met ouders te voeren. In (dreigende) crisissituaties kan ervoor gekozen worden het gesprek samen met vertrouwensarts te voeren. Dan kan ervoor gekozen worden de melding niet van tevoren met ouders te bespreken.
- Stem af welke bewoordingen worden gebruikt.
- Overweeg welke culturele aspecten een rol kunnen spelen.
- Aandacht voor de dynamiek tussen ouders en kind; zienswijze ouders vanuit eigen geschiedenis en ervaringen.
- Aandacht voor begeleiding van ouders en gezin in het hele proces, bijvoorbeeld door medisch maatschappelijk werk. Daarnaast kan ondersteuning uit het familie of vrienden netwerk veel betekenen.
- Voldoende voorbereiding met betrekking tot reacties ouders en daar voldoende ruimte aan geven.
- Aandacht voor mogelijke decompensatie van de ouder bij confrontatie; vraag of de consulent psychiatrie standby kan zijn.
- Vraag en bespreek op welke manier de ouders het gesprek verlaten, teruggaan naar hun kind, als daar sprake van is, geef zo nodig een advies hierover of begeleidt hen.
Inhoud van het gesprek bij een IP:
In de eerste fase is het doel de differentiaaldiagnose uit te werken van de symptomen en signalen. Bij de anamnese is het van belang in te gaan op de symptomen, met aandacht voor de beleving daarvan voor ouders en voor het kind, de eventuele discrepanties te signaleren en aandacht voor de beperkingen die dit oplevert in de context van gezin, school et cetera. Spreek ook met het kind apart. Hierbij kan zicht worden verkregen op de verschillen van inzicht tussen ouders en behandelaars wat betreft diagnostiek en behandeling (zie ook module Medische work-up bij vermoeden van KMdF).
De gesprekken bij IP die gericht zijn op samenwerking rondom herstel van het kind, kunnen als volgt worden omschreven:
De regiebehandelaar spreekt bij voorkeur samen met een collega de ouders en legt uit wat de huidige medische conditie is van het kind. Besproken wordt welke medische diagnoses zijn vastgesteld en wat dat inhoudt. Daarnaast worden de symptomen en andere beperkingen besproken die niet medisch kunnen worden verklaard. Bijvoorbeeld chronische vermoeidheid en pijn worden uitgelegd volgens het biopsychosociaal model, waarbij medisch/lichamelijke maar ook psychologische en omgevings-/gezinsfactoren een rol kunnen spelen. Dit kan voor ouders moeilijk te accepteren zijn als ze sterk vasthouden aan hun eigen overtuigingen over de ziekte. Het is dan van belang hulp aan te bieden en een plan te maken om anders met de symptomen om te gaan (Glaser, 2019).
Vragen die tevens aan de orde kunnen komen zijn bijvoorbeeld:
- Vinden ouders dat hun kind de zorg krijgt die hij/zij nodig heeft (te veel/te weinig)? Zou dit schade met zich mee kunnen brengen?
- Wat doet dit met ouders?
- Wat doet dit traject niet alleen met ouders, maar met het hele gezin?
Inhoud van het gesprek als er vermoeden ontstaat op KMdF:
In de volgende fase, nadat uitslagen van testen bekend zijn en er sprake lijkt te zijn van een vermoeden van KMdF moet dit met respect en in openheid met ouders worden besproken vanuit zorg voor het kind.
Benoem de feitelijkheden en observaties die zijn vastgesteld en benoem de geobserveerde discrepanties en benoem dat er signalen zijn die (kunnen) leiden tot schade voor het kind. Zijn er objectieve meetresultaten of toxicologiebepalingen? Benoem de consensus in het behandelteam.
Daarbij is het aan te bevelen alle aspecten inclusief dilemma’s en verschillen in zienswijze tussen ouders/verzorgers/gezagdragenden en behandelaars aan bod te laten komen. Dit met respect voor ieders rol en positie, gericht op verbetering en verandering van de gezondheid van het kind.
Benoem ook dat het om vermoedens gaat van een onveilige situatie; er is verder onderzoek nodig in het belang van het kind, maar de conclusies staan niet van tevoren vast. Bespreek zo mogelijk ook met ouders waarom bepaalde beslissingen worden genomen. Bijvoorbeeld als zorg, zoals voeding geven, moet worden overgenomen door de verpleging, aangezien dit voor ouders een heftige maatregel is.
Benoem ook dat je als arts en als ouders betrokkenheid van andere instanties nodig hebt om tot een gezamenlijke aanpak van de problemen te komen, omdat je er zonder anderen niet uit komt (KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG, 2023))).
Benoem de verschillende taken en verantwoordelijkheden van kinderarts en vertrouwensarts/Veilig Thuis en geef hier uitleg over.
Het hangt van de veiligheidsinschatting af of je op dat moment kunt bespreken dat je een melding gaat doen bij Veilig Thuis of dat je dat nog achterwege laat. Overleg dit van tevoren met de vertrouwensarts.
Bespreek de vervolgstappen zoveel mogelijk uit zorg en bescherming/veiligheid.
Bij het afronden van het gesprek is het van belang om gezamenlijke uitgangspunten en doelen te formuleren en het vervolg en verwachtingen en commitment vast te stellen.
Realiseer je dat ouders vaak alleen de volgende boodschap horen: “Er waren meerdere artsen aanwezig tijdens dit gesprek en er werd duidelijk verteld dat de artsen zich zorgen maakten over ons zoontje maar niet goed konden achterhalen wat er aan de hand was. Ze wilden alles uitsluiten ook of wij als ouders een aandeel hadden in de zorgen over ons zoontje. Wat er precies allemaal is gezegd, is daarna een waas… Groot verdriet en angst bij ons als ouders”. (Quote van een moeder die betrokken is geweest bij een vermoeden van KMdF)
Gesprek na afronding van het traject
Nadat er door de vertrouwensarts een terugkoppeling aan de kinderarts (melder) is gegeven over de uitkomst van het onderzoek door Veilig Thuis, zal de kinderarts daar in de poliklinische follow-up op terugkomen. Ouders hebben veel behoefte aan evaluatie. Het is belangrijk daarvoor open te staan.
Communicatie vertrouwensarts met ouders
Bij de vertrouwensartsen/Veilig Thuis is er veel ervaring met het communiceren met ouders tijdens het onderzoek naar een vermoeden van kindermishandeling.
In de huidige situatie is er ook enige specifieke ervaring en deskundigheid bij vertrouwensartsen omtrent gesprekken met ouders over een vermoeden van KMdF. Echter er is weinig beschreven over hoe deze gesprekken te voeren. Het beschrijven van specifieke aanbevelingen hiervoor gericht op zo goed mogelijk afstemmen en communiceren met de ouder(s) zou de uitkomst van de gesprekken, de samenwerking met ouders en het onderzoek kunnen verbeteren.
Tijdens alle communicatie over KMdF of een vermoeden hiervan is het doel de samenwerking met ouders tot stand te brengen en te houden; het onderzoek betreft immers hun kind(eren). Gedurende alle gesprekken over een vermoeden van KMdF is het belangrijk zich te blijven realiseren dat het om een vermoeden gaat, wat ook op basis van het onderzoek kan worden weerlegd.
Aandachtspunten voor de vertrouwensarts
In de gesprekken met ouder(s) staat het belang van de veiligheid en de gezondheid van het kind centraal zonder het belang van de ouder(s) voor het kind uit het oog te verliezen. Het is belangrijk dit uit te spreken en naar consensus te streven. De ouders zijn de belangrijkste gesprekspartners over de gezondheid van hun kind. Het vermoeden gaat hier immers over; in grote lijnen gaat dit over de vraag of het/de kind(eren) de medische zorg krijgt die het kind daadwerkelijk nodig heeft, en ook op welke wijze de gezondheidsproblemen bij het kind zijn ontstaan. In feite gaat de bemoeienis van de vertrouwensarts/Veilig Thuis over de vraag welke rol de ouder(s) hierin hebben. Het vermoeden stelt de basale zorg van een ouder(s) ter discussie, wat belangrijk is om je te realiseren. Het is belangrijk te benoemen dat de vertrouwensarts/Veilig Thuis beoordeelt, analyseert en vaststelt gericht op het tot stand brengen van veiligheid en herstel. Het is belangrijk om de gespreksvoering en de attitude hierop aan te passen. Het belang van het kind is de reden dat er een onderzoek is gestart naar het gemelde vermoeden van KMdF.
Doel en strekking van het eerste gesprek
Het doel van het eerste gesprek waarin de inhoud van de melding wordt besproken, is een gezamenlijk vertrekpunt te creëren. In de meeste gevallen zal dit gesprek gericht zijn op openheid over de inhoud van de melding, hun reactie hierop te horen, en de samenwerking tussen de ouder(s) en de vertrouwensarts/Veilig Thuis te verkrijgen. De ouders zijn hierbij de belangrijkste partij. Wat is hun visie op de gezondheidsproblemen en de ontwikkeling van hun kind samen en afzonderlijk? Hoe is het voor hen om te merken dat hun ouderlijke zorg voor hun zieke kind ter discussie wordt gesteld? Is het mogelijk voor ouders om met de vertrouwensarts/Veilig Thuis in het belang van hun kind samen te werken? In de bejegening blijft het van belang voor hen voelbaar te houden dat zij verantwoordelijk zijn voor wat er met hun kind gaande is.
Voorbereiding van het eerste gesprek/meldingsgesprek
- De vertrouwensarts doet het eerste gesprek samen met een medewerker van Veilig Thuis wat maakt dat ook onderling een goede voorbereiding moet plaatsvinden voordat het gesprek begonnen wordt, niet alleen over woordgebruik en duiding maar ook over wie welke taak heeft ten aanzien van de ouders. Tijdens het gesprek is het regelmatig luisteren en oor hebben voor de reacties en emoties van de ouders belangrijk.
- Overweeg of culturele aspecten een rol kunnen spelen.
- Oriënteer je bij de behandelend arts en verpleegkundigen en eventueel andere betrokken professionals hoe de medische en mentale situatie is van het kind, voordat je in gesprek gaat met ouders.
- Afstemmen met de kinderarts/melder hoe het gemelde vermoeden en de onderbouwing van het vermoeden van KMdF is besproken met de ouders naast de tekst uit de melding om hier zo goed mogelijk bij aan te sluiten.
- Bereid de vervolgstappen en de scenario’s voor ten aanzien van het organiseren van de veiligheid van het kind(eren) en het onderzoek naar het gemelde vermoeden. Zie module Onderzoek en opstellen van een veiligheidsplan.
- Regel zo nodig van tevoren psychische opvang voor ouders na het gesprek. Zie module Verwijzing voor (kinder)psychiatrische behandeling.
- Bereid het vervolgcontact met ouders voor zodat dit een helder perspectief en vervolg biedt aan ouder(s).
- Als door Veilig Thuis wordt besloten te werken conform het handelingskader strafbare kindermishandeling wordt het gesprek beperkter van inhoud en kan het eerste gesprek worden voorbereid met externe justitiële partners als Openbaar Ministerie (OM), politie en de Raad voor de Kinderbescherming.
Belangrijk om de veiligheid van het kind/de kinderen in elk gesprek aan de orde te stellen, als ook hun mogelijk bedreigde ontwikkeling. Uiteindelijk hebben de ouders hierin een belangrijke rol en zijn zij verantwoordelijk, met ondersteuning van vrijwillige hulpverlening of hulpverlening in een gedwongen kader door middel van een civielrechtelijke maatregel. Alleen in zeer ernstige onveilige situaties kan de kinderrechter/Raad voor de Kinderbescherming andere ingrijpende besluiten nemen over het gezag van de ouders en over op de veiligheid gerichte maatregelen ten aanzien van de kinderen.
Inhoud van het eerste gesprek
Houd het gesprek beperkt in tijd zodat de boodschap overkomt. Structureer het gesprek door onder te verdelen waar de melding over gaat en hoe het onderzoek van Veilig Thuis eruitziet.
Houdt zelf de regie over het beloop van het gesprek.
- Het is belangrijk dat de vertrouwensarts allereerst de inhoud van het gemelde vermoeden KMdF deelt en toelicht, en vervolgens luistert naar de reacties en vragen van de ouder(s). Er moet aandacht zijn voor het feit dat ouders overvallen kunnen zijn door de melding, dan is het nodig om aan te sluiten bij wat zij hebben begrepen uit de gesprekken met de kinderarts(en)-melder en de inhoud van de melding. In antwoord op de reacties en vragen van de ouder(s) kan uitgebreider aandacht besteed worden aan de onderbouwing van de kinderarts en de inschatting van de vertrouwensarts/Veilig Thuis.
- Aandacht voor het organiseren van de veiligheid gedurende het onderzoek. Benadruk dat de samenwerking met ouders hierbij cruciaal is.
- Is het mogelijk voor ouders om met de vertrouwensarts/Veilig Thuis in het belang van hun kind samen te werken?
- Is het beleid van Veilig Thuis duidelijk, en is het duidelijk waar ouders wel of niet mee akkoord gaan. Ouders zijn en blijven verantwoordelijk voor wat er met hun kind gaande is en zijn de belangrijkste partij zijn bij het onderzoek. Het is voor te stellen dat ouders aanvankelijk niet of juist wel overal mee akkoord gaan. Maar dat ze, na er in de eigen omgeving over hebben na kunnen denken, een andere mening hebben en hun wel of niet akkoord (deels) willen veranderen. Dit zou mogelijk moeten zijn. De betrokkenheid van Veilig Thuis overvalt ouders in eerste instantie.
- Licht toe wat de aard en de omvang van het onderzoek zal zijn en welke informatie van welke professional en organisatie nodig is om het vermoeden vast te stellen of te weerleggen. Spreek af op welke manier met ouders de uitkomst zal worden besproken. Laat ouders ook een partij aandragen waarvan zij vinden dat het belangrijk is dat deze ook als professional of organisatie wordt gehoord. Dit geeft ouders meer regie en (het gevoel van) een eerlijkere kans.
- Informeer ouders over de mogelijkheid dat het onderzoek vertraging oploopt en dat zij hiervan op de hoogte worden gesteld.
- Stel ouders ervan op de hoogte dat je tijdens het beloop van het onderzoek door Veilig Thuis ook contact houdt met de kinderarts/melder.
- Bij een vermoeden van KMdF is er doorgaans een sterke eigen overtuiging bij ouders over wat er met het kind aan de hand is, of wat medisch onderzocht moet worden. Het is belangrijk om dit concreet te horen en daarnaast de conclusies van de behandelaar te plaatsen. De achtergronden over de opvattingen van de ouder(s) zijn belangrijk te horen. De verschillen tussen de opvattingen over de gezondheid van het kind(eren) tussen de melder en de ouder(s) zijn onderdeel van het onderzoek. Om die reden zijn de reacties en vragen van ouders op alle aspecten van het gemelde vermoeden belangrijk. Het is belangrijk dat ouders in de gesprekken met vertrouwensarts/Veilig Thuis zich hierover kunnen uitspreken en waar mogelijk hun belangen en redenen hierbij verwoorden. Culturele en religieuze aspecten in zienswijze over ziekte en gezondheid, maar ook het aanhangen van alternatieve denkwijzen hierin, is van belang, ook omdat een eventuele interventie hierop moet worden aangepast.
- Bespreek ook dat bij kindermishandeling onmacht en transgenerationele problematiek een rol kan spelen.
- In de communicatie kan wantrouwen ernstig de overhand nemen, juist bij KMdF. Blijf zo betrouwbaar mogelijk; doe wat je zegt en zeg wat doet, deed of gaat doen. Blijf transparant naar ouders over de stappen die je zet. Houd er rekening mee dat dit ook, of met name, het geval kan zijn bij onderzoeken waarbij het vermoeden uiteindelijk wordt weerlegd. Ouders weten dan dat zij hun kind niets aandoen maar zien wel de gezondheidsklachten bij hun kind, waarover zij zich zorgen maken. Het blijft gedurende alle gesprekken met ouders belangrijk rekening te houden met gevoelens en emoties bij ouder(s).
- Ondertussen moet het onderzoek voortgang hebben om het vermoeden te kunnen toetsen aan de uitkomst van het onderzoek. Dit vraagt om tijd; belangrijk is dat de veiligheid van het kind gedurende het onderzoek geborgd is en blijft.
Vervolggesprekken tijdens en na het onderzoek
De vervolggesprekken met ouder(s) hebben eenzelfde strekking maar zullen meer gericht zijn op het bespreken van de informatie die opgehaald is en de uitkomst van het onderzoek. Het is belangrijk de ouders mee te nemen in het onderzoek en te vragen mee te denken over wat dit betekent voor de gezondheidsproblemen van hun kind. Het is behulpzaam om de gezondheidsproblemen van het kind en de onderzoeken die daarbij gedaan zijn aan de hand van een tijdlijn inzichtelijk te maken en dit ik de gesprekken te gebruiken. Een tijdlijn kan patronen zichtbaar maken.
Elk gesprek vraagt om een goede voorbereiding wat en op welke manier de vertrouwensarts/Veilig Thuis inbrengt in het gesprek, zeker wanneer het vermoeden van KMdF wordt bevestigd. Voorafgaand aan dit gesprek moeten veiligheidsmaatregelen voor kind(eren) en ouders worden getroffen (zie module Medische work-up bij vermoeden van KMdF).
Tenslotte hebben we bij een vermoeden van KMdF relatief vaak te maken met ouders met eigen (meerdere) geestelijke gezondheids(GGZ)-problemen, relatieproblemen en isolement; zich uitend in grote kwetsbaarheid en een defensieve houding naar zorg- en hulpverleners. Het blijft belangrijk te benadrukken dat de vertrouwensarts/Veilig Thuis het belang van het kind en de ondersteuning aan ouders vooropstelt ondanks dat de ouders dit anders kunnen ervaren. Voor ouders is dit een belangrijk aandachtspunt; het vermijden van gezichtsverlies zal de onveiligheid voor het kind juist verminderen.
Aandachtspunten bij vervolggesprekken
- Start elk gesprek met de vraag aan ouders hoe zij het vorige gesprek hebben ervaren en of er punten zijn waarop zij terug willen komen.
- Bespreek in de vervolggesprekken of ouder(s) vasthouden aan hun opvatting over welke zorg voor hun kind noodzakelijk is of dat er bereidheid is tot verandering.
- Vraag actief naar feedback op de getroffen maatregelen in het belang van het kind, de terugkoppeling van het informanten onderzoek et cetera.
- Vraag aan ouders hoe zij de inbreng van Veilig Thuis gehoord en begrepen hebben, onder andere door te verhelderen wat de vertrouwensarts/Veilig Thuis heeft bedoeld en op welke manier dit door de ouder(s) is gehoord.
- Vaak komen gedurende het onderzoek sterke emoties, kritiek, vragen en verwijten naar de vertrouwensarts/Veilig Thuis.
- Betrek ook andere zorgverleners/ vaste oppas en/of familie-vrienden die in het gezin betrokken zijn, en vraag ook hun visie en ervaring.
- “Gedrag en persoon” scheiden is belangrijk bij de gevoelde beschuldigingen die de vermoedens doorgaans oproepen; en juist de aandacht richten op herstel en verandering in samenwerking met de vertrouwensarts/Veilig Thuis.
- Heb aandacht voor ouders die zich overbelast voelen door de veelheid en de zwaarte van de onderwerpen; en dat zij de regie kunnen behouden.
- Toon respect voor wat wel lukt in de samenwerking met betrekking tot onderzoek; en blijf motiveren tot openheid in het belang van hun/het kind.
- Indien er stappen zijn gezet door Veilig Thuis zonder de instemming of medeweten van de ouders geldt de verplichting hierover achteraf transparant te zijn; en daarnaast ook de aandacht voor wat dit voor ouders betekent.
- Transparantie is cruciaal met uitzondering van datgene wat tot grote onveiligheid leidt, blijf in een dergelijke situatie zorgvuldig en respectvol en heb ruimte en aandacht voor reacties en emoties.
- Bereid de uitkomst, conclusies, adviezen en vervolgstappen van het onderzoek goed voor. Deze zullen deels in samenwerking en deels van tevoren vastgesteld zijn. Dit moet met ouders (en kind) helder en respectvol worden besproken en onderbouwd, zoals bijvoorbeeld bij de inzet van hulpverleningstraject en/of een rechterlijke maatregel.
- In het geval dat het vermoeden wordt weerlegd is het afsluitingsgesprek zeer essentieel. Het is belangrijk ouders inzicht te geven in het verloop van het onderzoek en de onderbouwing van de conclusie. Ook als het vermoeden is verworpen, is het belangrijk toe te lichten hoe de zorgen uit de melding achteraf kunnen worden verklaard. Belangrijk is te erkennen wat de impact is op het gezin en hulp bij verwerking aan te bieden. Het is belangrijk om ouders handvatten en steun te bieden voor de toekomst. Na dit traject heerst er angst bij ouders. Het is niet de bedoeling dat zij zorgmijdend worden. Ze moeten er vertrouwen in hebben dat zij wel nog gewoon door kunnen gaan. En het moet voor ouders ook mogelijk zijn dat, mochten zij ooit nog eens een zorgverlener treffen die iets meldt of openlijk twijfels uitspreekt naar de ouders, ouders zelf met de vertrouwensarts/ Veilig Thuis contact op kunnen nemen hierover.
- Na het vaststellen van KMdF of een ernstig vermoeden daarvan volgt een langdurige follow-up. Dit vraagt om een zorgvuldige uitleg aan en begrip voor ouders. Zeker als blijkt dat de follow-up jarenlang noodzakelijk is. Bespreek wat deze belasting voor het gezin, incl. het evt. aanwezig netwerk, zal gaan betekenen.
- Geef aan de kinderarts /melder een zorgvuldige terugkoppeling van de resultaten van het onderzoek inclusief de vervolgstappen die zijn genomen.
Onderbouwing
Achtergrond
In de huidige situatie is er enige specifieke ervaring en deskundigheid omtrent gesprekken met ouders over een IP of een vermoeden van KMdF (Glaser, 2019). De gesprekken over IP zijn gericht op samenwerking rond herstel van het kind (Glaser, 2020).
Het gesprek over vermoedens van kindermishandeling is een verplicht onderdeel van de KNMG-meldcode (KNMG, 2023) (stap 3). Bij KMdF of een vermoeden hiervan kan dit complexer liggen. Enerzijds doordat de kinderarts/behandelaar bij KMdF of een vermoeden hiervan, nauw en soms langdurig betrokken kan zijn geweest en onderdeel kan zijn geworden van de dynamiek tussen de ouder(s)/verzorger(s)/gezagdragende(n) (vanaf hier samengevat onder ouders) en het kind. Hierbij kan er bij de behandelaar een sterk gevoel van verantwoordelijkheid zijn maar ook van falen als de behandelaar zich realiseert dat er mogelijk falsificatie speelt. Collegiale gesprekken, intervisie en samenwerking zijn hierbij belangrijk (zie module Specifieke aspecten binnen (behandel)team). Anderzijds zijn deze gesprekken complexer, omdat het gesprek over KMdF of een vermoeden hiervan kan leiden tot escalatie van de problematiek, wat het voor het kind nog onveiliger kan maken. Beide situaties kunnen een knelpunt vormen in de communicatie. Het beschrijven van specifieke aanbevelingen gericht op communicatie met de ouder(s) over IP en/of (vermoedens van) KMdF zou de uitkomst van de gesprekken kunnen verbeteren.
Het is onvoldoende specifiek beschreven op welke wijze en op welk moment(en) gecommuniceerd kan worden met ouder(s) tijdens respectievelijk de IP, de diagnostische fase/work-up in de gezondheidszorg (zie module Medische work-up bij vermoeden van KMdF) en tijdens het onderzoek naar het vermoeden KMdF door Veilig Thuis (zie module Onderzoek en opstellen van een veiligheidsplan), en wanneer de conclusie van het onderzoek wordt besproken (zie module Criteria voor het vaststellen van KMdF). De communicatie met ouder(s) moet zeer zorgvuldig en weloverwogen gebeuren waarbij de aandachtspunten nog onvoldoende in de literatuur beschreven zijn.
Een goede voorbereiding voor elk gesprek is een vereiste. De voorbereiding gaat over woordkeuze en terminologie, veiligheid, vertellen over de inhoud van de vermoedens (indien de veiligheid dit toelaat), en de vervolgstappen. Het is daarnaast zeer belangrijk om te luisteren naar en begrip te tonen voor de reacties van ouders die het vermoeden betreft, en de verantwoordelijkheid dragen voor het kind. De keuze al dan niet openheid te betrachten over het vermoeden en het vervolg hierop moet in elk van de bovengenoemde fasen worden afgewogen.
Wanneer er bij een gesprek te verwachten is dat er onveiligheid ten aanzien van de behandelaar kan ontstaan is het belangrijk passende maatregelen te treffen, zoals het betrekken van de beveiliging, zodat het gesprek met ouders met meer rust kan verlopen. Wanneer onveiligheid voor het kind dreigt is voorafgaand aan het gesprek een overleg met de vertrouwensarts/Veilig Thuis noodzakelijk.
Als in het beloop blijkt dat er zorgen bestaan over het induceren van ziekte door de ouders in een poging de dokters te overtuigen dat het kind echt ziek is schuift IP op naar een vermoeden van KMdF. Dit is ook het geval wanneer ouders niet positief reageren of niet meewerken aan een plan (revalidatieplan) om het kind beter te laten functioneren. De verwachting is dat bij het zorgvuldig vervolgen van het beloop van een IP een vermoeden van KMdF vroeger wordt gesignaleerd; en het gesprek over dit vermoeden eerder met betrokkenen kan worden gevoerd. Mogelijk doordat de arts al langer rekening houdt met het feit dat falsificatie zou kunnen spelen zonder dat er concrete signalen van schade bij het kind zijn gezien. Het vermoeden van KMdF zou dan de kinderarts wat minder kunnen overvallen. Daarnaast kan het ook lastig zijn voor de arts om naar de ouders toe op de eerdere hypotheses met betrekking tot de mogelijke onderliggende medische aandoening terug te komen en een beweging te maken richting vermoedens van falsificatie.
Tijdens alle communicatie over KMdF of een vermoeden hiervan is het doel de samenwerking met ouders in stand te houden. Belangrijk is ondertussen de veiligheid van het kind/de kinderen centraal te stellen, ook in het gesprek. Uiteindelijk zijn het de ouders die hiervoor de verantwoordelijkheid hebben, met vrijwillige hulpverlening of hulpverlening in een gedwongen kader door middel van een civielrechtelijke maatregel. In zeer ernstige situaties kan de kinderrechter/Raad voor de Kinderbescherming andere ingrijpende besluiten nemen ten aanzien van de veiligheid gericht op de plaatsing van en het gezag over de kinderen.
Tenslotte, gedurende alle gesprekken over een vermoeden van KMdF is het belangrijk zich te blijven realiseren dat het om een vermoeden gaat en dus ook kan worden weerlegd. Een open houding van de kinderarts, vertrouwensarts en andere professionals is belangrijk en zorgvuldig. Dit nodigt de ouder(s) uit tot openheid en samenwerking om het vermoeden te onderzoeken. Tenslotte heeft een gesprek over een vermoeden van kindermishandeling, en zeker KMdF, voor ouders kenmerken van een slecht nieuwsgesprek. Belangrijke uitgangspunten zijn; aansluiten bij ouders en hun emoties, hen respecteren in hun rol als ouder en openstaan respectievelijk luisteren naar hun reacties en vragen zodat zij zich gehoord en gerespecteerd voelen.
Tijdens alle gesprekken is het belangrijk om ouders goed te informeren over welke stappen worden gezet en in vervolggesprekken hierover terugkoppeling te geven. Goede communicatie hierover legt de basis voor samenwerking. Tegelijkertijd legt de KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG, 2023)) en het Handelingsprotocol Veilig Thuis 2019 (Baeten, 2018) de (vertrouwens-)arts taken op, die moeten worden uitgevoerd wanneer er een vermoeden van KMdF aan de orde is. De ouders zullen al of niet instemmen met de stappen die moeten worden gezet. Uitleg over het doel van de stappen en de verantwoordelijkheid van de kinderarts in het belang van het kind kan helpend zijn. Met name de vertrouwensarts/Veilig Thuis heeft bevoegdheden om stappen te zetten waar ouders niet mee instemmen maar die toch noodzakelijk zijn. Ook dan blijft open en respectvolle communicatie van belang. De veiligheid van het kind is altijd de eerste prioriteit.
De communicatie met het kind heeft een aparte uitwerking gekregen en is beschreven in module Communicatie met het kind.
In de bijlage Adviezen van een moeder aan betrokken professionals (zij was betrokken bij een vermoeden van KMdF) zijn een aantal aanbevelingen opgenomen bedoeld voor kinderartsen, en vertrouwensartsen.
Samenvatting literatuur
Glaser (2019) described how pediatricians can manage cases of perplexing presentations (PP) and factitious or induced illness (FII). Distinctions between the two conditions are made, as well as alerting signs a pediatrician should look out for. The article then discusses how to respond to these situations by highlighting the child’s current state of health and sharing this information with the family. Depending on how the family responds, either a rehabilitation plan or a referral to child protective service can be initiated.
Glaser (2020) outlined the dynamics of FII, expanding its definition, and identifying early warning signs. The article asserts that caregivers' actions are driven by a desire for attention or misguided beliefs about their child's health, leading to discrepancies in reported and observed symptoms. It advocates for multidisciplinary rehabilitation and monitoring, emphasizing child protection when necessary, particularly if caregivers resist supportive measures.
Results
Glaser (2019) described that the first step in the process is that all involved specialists agree on the situation and that one physician (typically a pediatrician) takes the lead in the conversation. Together with one or more colleagues, they should inform the family of the current medical situation of the child, without judgment or disputing symptoms to the child. The physician may for instance explain that a particular symptom is not life threatening, does not need urgent treatment and that further opinions and investigations would be counter-productive and harmful. The physician can also acknowledge that this is a departure from the previous medical approach to the child, which may not be well received by the parents if have been very anxious or had strongly held beliefs about their child’s state of health. The child and family will be offered assistance to function better alongside symptoms. Once the parents agree to this plan, it can be given to the child, age-appropriately. If in the course of the assessment there are concerns that this approach might lead the parent(s) to induce illness in the child in an effort to convince doctors of the seriousness of the child’s reported symptoms, then the threshold for making a safeguarding referral has been reached and the child probably needs to be in a safe place such as an inpatient admission. They find difficulty in enabling their child to function and cope better with any health difficulties which the child may have and are likely to continue to be motivated by the underlying needs described earlier. This is now a persistent and unresolved PP and the child is at risk of harm. A referral to child protective services is indicated and the family will be informed about this.
In the UK, there are two ways a child can be eligible to be referred. The first is to show that the current care may lead to significant harm through either direct mistreatment that harms or is likely to harm the child, or through a neglectful approach that impairs the child's health and development. In cases where FII is suspected, the focus often shifts to finding evidence of mistreatment, such as inaccurate reports from caregivers, acts of deception, or induced illness. Proving this can be challenging, especially when deliberate deception is not evident. The second and more preferred approach is to collect evidence of impairing of the child’s current functioning, which can be attributed to the parents’ unwillingness or inability to participate in the new treatment plan to allow their child to rehabilitate. In the event a caregiver is being recognised as an unreliable source of information, the child should be taken to doctors with a different caregiver who has been shown to be objective.
Glaser (2020) highlighted that finding a consensus of FII will need to be reported to child protective services, in order to ensure future protection, and restoring the child to better functioning. The actual harm is caused by psychological maltreatment, physical abuse and/or medical or other neglect, and the term FII may or may not need to be used in the referral. This referral and the reasons for it, can be communicated to the family. In other jurisdictions, the family's acceptance of the professional consensus and agreement to participating in a rehabilitation plan will not necessitate referral to child protective and law enforcement services. However, if the caregiver(s) denies deception, disagrees with the consensus feedback, disputes the conclusions, requests more investigations, seeks further medical opinions, continues to seek a diagnosis, declines the rehabilitation plan or the rehabilitation is not proceeding fully, a referral to child protective services is indicated. The caregivers will be told about the referral. Without the involvement of child protective services, the child is likely to continue to be harmed.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
- How and when can the medical professional have a conversation with parents/guardians/authorities during the diagnostic phase/work-up about the suspicion of pediatric condition falsification (PCF) and the decision to involve Veilig Thuis?
- How and when can the Veilig Thuis confidential doctor discuss the concerns regarding PCF with parents/guardians/authorities?
P: | Parents/guardians/authorities of a child in whom pediatric condition falsification is suspected or has been established |
I: | Communication, conversation |
C: | None |
O: | Increase the understanding and cooperation of and with patient/client |
Relevant outcome measures
The guideline development group considered Increase the understanding and cooperation of and with patient/client as a critical outcome measure for decision making.
A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.
The working group did not define a minimal clinically (patient) important difference.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until October 24th, 2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 72 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic review or meta-analysis, case-control or cohort studies, and guidelines. Thirteen studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, eleven studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and two studies were included.
Referenties
- Baeten P. (2018). Handelingsprotocol Veilig Thuis 2019. 2018. Beschikbaar van: https://veiligthuis.nl/wp-content/uploads/2018/12/Veiligthuis-interactief-protocol_v3.pdf.
- Glaser D, Davis P. For debate: Forty years of fabricated or induced illness (FII): where next for paediatricians? Paper 2: Management of perplexing presentations including FII. Arch Dis Child. 2019 Jan;104(1):7-11. doi: 10.1136/archdischild-2016-311326. Epub 2018 Apr 4. PMID: 29618483.
- Glaser D. Fabricated or induced illness: From "Munchausen by proxy" to child and family-oriented action. Child Abuse Negl. 2020 Oct;108:104649. doi: 10.1016/j.chiabu.2020.104649. Epub 2020 Aug 14. PMID: 32805620.
- Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld. Utrecht: KNMG; 2023. Beschikbaar van: https://knmg-meldcode.maglr.com/meldcode-kindermishandeling-en-huiselijk-geweld/cover
Evidence tabellen
Exclusietabel
Referentie |
Reden voor exclusie |
Adshead, G., & Bluglass, K. (2001). A vicious circle: transgenerational attachment representations in a case of factitious illness by proxy. Attachment & human development, 3(1), 77-95. |
Wrong I: no information about how and when communicating with parents |
Bass, C., & Jones, D. P. (2009). Fabricated or induced illness: assessment of perpetrators and approaches to management. Psychiatry, 8(5), 158-163. |
Wrong I: no information about how and when communicating with parents |
Bass, C., & Jones, D. P. (2006). Fabricated or induced illness. Psychiatry, 5(2), 60-65. |
Wrong I: no information about how and when communicating with parents |
Bass, C., & Glaser, D. (2014). Early recognition and management of fabricated or induced illness in children. The Lancet, 383(9926), 1412-1421. |
Wrong I: no information about how and when communicating with parents |
Cardona, L., & Asnes, A. G. (2019). Disclosure of caregiver-fabricated illness to a child: A team-based approach to communicating with pediatric patients. Clinical Child Psychology and Psychiatry, 24(3), 494-502. |
Wrong I: no information about how and when communicating with parents |
Fatade, O., & Ajibade, O. K. (2022). Medicolegal and ethical challenges in diagnosing and managing factitious disorder imposed on another (FDIA): a case report. Cureus, 14(11). |
Wrong I: no information about how and when communicating with parents |
Feldman, M. D. (2000). Munchausen by Internet: detecting factitious illness and crisis on the Internet. Southern medical journal, 93(7), 669-672. |
Wrong I: no information about how and when communicating with parents |
Lee, J. C., Lin, K. L., Lin, J. J., Hsia, S. H., & Wu, C. T. (2010). Non-accidental chlorpyrifos poisoning—an unusual cause of profound unconsciousness. European journal of pediatrics, 169, 509-511. |
Wrong I: no information about how and when communicating with parents |
Noeker, M., & Franke, I. (2018). Interviewing children in cases of suspected child endangerment: pitfalls and quality assurance. Bundesgesundheitsblatt-Gesundheitsforschung-Gesundheitsschutz, 61, 1579-1586. |
Wrong language: article in German |
Wear, K. R., & Li, S. (2022). Guideline review: RCPCH perplexing presentations, fabricated or induced illness in children guidance 2021. Archives of Disease in Childhood-Education and Practice, 107(4), 288-291. |
Wrong I: no information about how and when communicating with parents |
Wu, T. C. (2014). Munchausen syndrome: another point of view. Pediatrics & Neonatology, 55(3), 233-234. |
Wrong I: no information about how and when communicating with parents |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 27-01-2025
Laatst geautoriseerd : 27-01-2025
Geplande herbeoordeling : 27-01-2030
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en de Vereniging voor Vertrouwensartsen Kindermishandeling en Huiselijk Geweld. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg rondom kindermishandeling door falsificatie (KMdF).
Werkgroep
- Dr. A.H. (Rian) Teeuw, kinderarts sociale pediatrie, werkzaam in het Amsterdam UMC - Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam, NVK (voorzitter)
- Drs. J. (Jolande) Schoonenberg, vertrouwensarts Veilig Thuis, werkzaam bij GGD Amsterdam te Amsterdam, VVAK (voorzitter)
- Drs. M.J. (Marije) van Mill, kinderarts-MDL, werkzaam in het UMC Utrecht - Wilhelmina kinderziekenhuis te Utrecht, NVK, tot juni 2022
- Drs. M.J. (Marjo) Affourtit, kinderarts sociale pediatrie, werkzaam bij het Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam, NVK, sinds juni 2022
- Drs. P.I.M. (Patries) Worm, vertrouwensarts/kinderarts, werkzaam bij GGD Gelderland-Zuid, VVAK
- Dr. R. (Roel) Bakx, kinderchirurg, werkzaam in het Amsterdam UMC - Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam, NVvH
- Dr. Z. (Zwany) Metting, kinderneuroloog, werkzaam bij Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) te Zwolle, NVN
- Dr. M.J. (Marie-José) van Hoof, kinder- en jeugdpsychiater, werkzaam bij iMindU te Leiden, NVvP
- M. (Marjon) Zwart, kinderverpleegkundige/kinder IC verpleegkundige, werkzaam bij het Amsterdam UMC te Amsterdam, V&VN
- Drs. L.M.M. (Lisette) Jongbloets, arts Maatschappij & Gezondheid en jeugdarts, werkzaam bij VG Utrecht te Utrecht, AJN
- Drs. J. (Judith) Bosman, vertrouwensarts, werkzaam bij Veilig Thuis Kennemerland, NVK/VVAK
- H. (Hester) Rippen, directeur-bestuurder, Stichting Kind en Ziekenhuis
- Drs. E. (Ellen) Kerseboom, GGZ-kaderhuisarts niet praktiserend, NHG, tot september 2023
- Prof. dr. H.M.M. (Hedwig) Vos, huisarts en hoofd afdeling Public Health en Eerstelijns Geneeskunde, werkzaam bij V&V Huisartsen te Den Haag en het LUMC, NHG, vanaf december 2023
Klankbordgroep
- J. (Judith) van der Linden, vertrouwensarts, werkzaam bij Veilig Thuis Oostbrabant, Veilig Thuis
- R. (Rob) Bilo, vertrouwensarts, werkzaam bij Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond, Veilig Thuis
Met ondersteuning van
- Dr. J. (Janneke) Hoogervorst-Schilp, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. C.L. (Cécile) Overman, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. R. (Renee) Bolijn, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Naam werkgroeplid |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Gemelde belangen |
Actie |
Teeuw |
Kinderarts sociale pediatrie |
Werkzaam als LECK kinderarts (Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling, www.leck.nu) |
Geen |
Geen actie |
Schoonenberg |
Voorzitter richtlijnontwikkeling namens VVAK |
Vertrouwensarts Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland |
Geen |
Geen actie |
Rippen |
Directeur Stichting Kind en Ziekenhuis (32 uur) |
• Lid Raad van Toezicht MEEr-groep |
Geen |
Geen actie |
Metting |
Neuroloog/Kinderneuroloog |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Bakx |
Kinderchirurg Amsterdam UMC |
Voorzitter richtlijnencommissie NVvH |
Geen |
Geen actie |
Jongbloets |
Arts Maatschappij en Gezondheid profiel JGZ |
Gastdocent NSPOH, opleiding jeugdarts, betaald |
Geen |
Geen actie |
Van Hoof |
Praktijkeigenaar iMindU, praktijk voor (kinder- en jeugd)psychiatrie en psychotherapie |
Onbezoldigd: |
iMindU richt zich o.a. op trauma (inclusief aanpak kindermishandeling en huiselijk geweld), gehechtheid, emotieregulatie/ persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen, jeugdigen en volwassenen. KMdF komt zelden op het moment dat het gebeurt aan de oppervlakte, vaker is behandeling van gebeurtenissen achteraf nodig.
Ideëel belang: implementatie van aandacht voor en diagnostiek van gehechtheid naast diagnostiek van psychopathologie als transdiagnostische factor van belang zowel preventief, in diagnostisch arsenaal als in behandeling van kind en gezin. |
Geen actie |
Worm |
Ik ben werkzaam als vertrouwensarts bij Veilig Thuis Gelderland zuid (32 uur). Veilig Thuis Gelderland zuid valt onder de GGD Gelderland zuid. Ik ben kinderarts en recent als kinderarts inzake KMdF ge herregistreerd. |
Ontwikkelen Praatboek voor kinderen in de juegdbeschermingsketen in samenwerking en opdracht van het ministerie van VWS (periode december 2020-mei 2021) (Subsidie) |
Geen |
Geen actie |
Zwart |
Intensive Care Kinderen Verpleegkundige |
Werkgroep Kindermishandeling |
Geen |
Geen actie |
Bosman |
Vertrouwensarts Veilig Thuis Kennemerland |
Docent bij de NSPOH voor de opleiding Forensische Verpleegkunde. Betaald per gecontracteerd lesuur. 5 uur per jaar |
Ik draag bij aan de richtlijn in het belang van de professionalisering van de VVAK en met het doel het onderwerp KMdF beter op de kaart te zetten, bekendheid te bevorderen en daarbij handvatten te geven aan zowel de kinderarts als aan de vertrouwensarts om in gezamenlijkheid de belangen van het kind zo goed mogelijk te behartigen. bijdragen aan de richtlijn zal mijn persoonlijke positie of aanzien niet veranderen. |
Geen actie |
Affourtit |
Kinderarts-sociale pediatrie LECK kinderarts |
WOKK instructeur, vacatiegeld, LECK bestuurder, vacatiegeld Erasmus MC |
Partner in NSK onderzoek, financier 1: ZonWM: signaleren kindermishandeling
Toename van eigen kennis als expert op gebied van kindermishandeling, kan van toepassing zijn in de patiëntenzorg en adviezen aan collega's |
Geen actie |
Kerseboom |
Huisarts-kaderarts GGZ niet praktiserend, afgevaardigd via NHG, afd. PsyHag |
LHV-ambassadeur kindermishandeling, betaald en onbetaald |
Geen |
Geen actie |
Vos |
Huisarts bij V&V Huisartsen (praktijkhouder, eigenaar) |
RvT Stichting Amsterdamse Gezondheidscentra Lid Raad van Advies Lovah Lid Raad van Advies Huisartsen en Wetenschap |
Geen |
Geen actie |
Naam klankbordgroeplid |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Gemelde belangen |
Actie |
Bilo |
Vertrouwensarts, Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond (20 uur) |
Ik ben na mijn pensionering in juni 2019 nog een aantal keren opgeroepen als gerechtelijk deskundige in zaken, waarin ik voor mijn pensionering forensisch medische rapportages heb geschreven en ben hiervoor betaald als gerechtelijk deskundige. |
Geen |
Geen actie |
Van der Linden |
eigenaar coach praktijk |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door afvaardiging van Stichting Kind & Ziekenhuis in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd via Stichting Kind & Ziekenhuis aan enkele ouders en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Communicatie met ouders/ verzorgers/ gezagdragenden
|
Geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 en 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Gedurende het ontwikkelproces van fase 1 heeft een eerste invitational conference plaatsgevonden, waarbij aan de hand van stellingen input is gevraagd van de aanwezigen op de eerste 2 modules van de richtlijn. Gedurende het ontwikkelproces van fase 2 heeft een tweede invitational conference plaatsgevonden, waarbij de conceptmodules zijn voorgelegd aan de aanwezigen en input is gegeven op de conceptmodules van fase 2. Deze input is verwerkt in desbetreffende modules. Een verslag van beide invitationals is opgenomen onder aanverwante producten.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. In geen van de modules was het mogelijk om data uit verschillende studies te poolen. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.