Nier- en ureterletsel
Uitgangsvraag
Wat is de juiste behandelstrategie bij een traumatisch letsel van nier of ureter?
Aanbeveling
Nierletsel
Behandel patiënten die hemodynamisch stabiel zijn en waarbij geen arteriële contrastextravasatie zichtbaar is op de CT-scan conservatief (ongeacht de gradatie van nierletsel). Monitor de patiënt 24 uur en waarborg de beschikbaarheid van de interventieradiologische en chirurgische zorg.
Arteriële embolisatie is de behandeling van voorkeur bij patiënten met een bewezen arteriële nierbloeding op de CT-scan mits er geen andere reden is voor traumalaparotomie (vanwege letsel aan overige organen).
Overweeg laagdrempelig re-interventie met embolisatie bij hernieuwde bloeding, aangezien dit een hoge succeskans heeft en een nefrectomie kan voorkomen.
Voer een traumalaparotomie uit bij hemodynamisch instabiele patiënten met een nierletsel, bij voorkeur op de hybride operatiekamer.
Voer een nefrectomie uit indien de oorzaak van instabiliteit door een bloeding uit de nier komt en er geen mogelijkheid is tot radiologische interventie (embolisatie) of andere niersparende therapie.
Ureterletsel
Behandel partiële transsecties van de ureter minimaal invasief. Gebruik hierbij een dubbel J katheter, met of zonder een nefrostomie bij afwezigheid een indicatie voor traumalaparotomie vanwege letsel aan andere organen.
Verricht een ureterreconstructie bij volledige transsectie binnen 72 uur, mits de conditie van de patiënt dit toelaat en het juiste behandelteam is samengesteld.
Zie ook zie ook stroomschema nierletsel en stroomschema ureterletsel.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Er is literatuuronderzoek verricht naar de optimale behandelstrategie van traumatisch nier- en/of ureterletsel. Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen conservatieve behandeling, minimaal invasieve behandeling (embolisatie) en operatieve behandeling. Er werd geen enkele systematische review of gerandomiseerde trial gevonden die voldeed aan de inclusiecriteria. Het beschikbare onderzoek is veelal narratief van aard. Het observationele onderzoek kenmerkt zich veelal door een retrospectief karakter en een gebrek aan adequate correctie voor confounding. Er is besloten om dit onderzoek niet te includeren in de literatuursamenvatting omdat een objectieve vergelijking tussen verschillende interventiegroepen niet mogelijk is. Dit komt omdat in het retrospectieve onderzoek de behandeling veelal wordt bepaald door de ernst van het letsel. Dit heeft als gevolg dat in retrospectief onderzoek de heterogeniteit van de interventiegroepen erg hoog is, en men niet betrouwbaar kan vergelijken.
Gezien het gebrek aan vergelijkende literatuur van voldoende kwaliteit, dat een antwoord geeft op de uitgangsvraag, worden de aanbevelingen gebaseerd op expert opinion en aanpalende richtlijnen en literatuur.
Hieronder wordt ingegaan op de specifieke overwegingen bij traumatische letsels van de nier.
Nierletsel
De optimale behandeling van nierletsel hangt af van hemodynamische instabiliteit van de patiënt, de WSES-classificatie (Tabel 2) van het letsel en ander begeleidend abdominaal letsel. Daarbij is de beoordeling van een CT-scan met betrekking tot arteriële contrastextravasatie en/of urinelekkage bij excretiefase essentieel in de besluitvorming voor de behandeling van nierletsels. Afhankelijk van deze bevindingen kan er conservatief beleid, minimaal invasieve behandeling (embolisatie) of operatief beleid (traumalaparotomie) uitgevoerd worden, zie ook stroomschema nierletsel. De WSES-richtlijn heeft in 2019 een aantal voorstellen gedaan voor de optimale behandelstrategie van nierletsel (Coccolini, 2019). Ook de recent verschenen Europese richtlijn aangaande urogenitaal letsel beschrijft optimale behandelstrategieën (EAU guidelines, 2024). Het doel van de behandeling van nierletsel moet zijn het stabiliseren fysiologie van de patiënt met behoud van nier en nierfunctie.
Tabel 2: WSES classificatie nierletsels
|
WSES gradering |
Definitie |
Minor kidney injury |
WSES I |
Hemodynamisch stabiel AAST-OIS grade I-II |
Moderate kidney injury |
WSES II |
Hemodynamisch stabiel AAST-OIS grade III of segmenteel vasculair letsel |
Severe kidney injury |
WSES III |
Hemodynamisch stabiel AAST-OIS grade IV-V of elke gradering parencymateus letsel met dissectie/occlusie arteria/v. renalis |
|
WSES IV |
Hemodynamisch instabiel AAST-OIS grade I-stomp en penetrend letsel |
WSES = World Society of Emergency Surgery; AAST-OIS = American Association for the Surgery of Trauma - Organ Injury Scale. De corresponderende AAST-graderingen zijn hier te vinden.
Conservatieve behandeling
Patiënten die hemodynamisch stabiel zijn (of patiënten die reeds gestabiliseerd zijn bij de initiële traumaopvang), waarbij op de CT geen arteriële contrastextravasatie aanwezig is, dienen conservatief te worden behandeld (ongeacht de radiologische gradatie van het nierletsel). Bij het verrichten van de CT-scan dient ook een excretiefase te worden verricht om urinelekkage te objectiveren (zie richtlijn initiële radiodiagnostiek bij traumapatiënten). Als er geïsoleerde urinelekkage is (urinoom), is dit geen absolute contra-indicatie voor conservatief beleid. Een shattered nier of pyelo-ureterale avulsies bij een hemodynamisch stabiele patiënt, hoeven niet acuut geopereerd te worden. Macroscopische hematurie, urine extravasatie en hooggradig letsel zijn voorspellende factoren voor het niet slagen van embolisatie (Coccolini 2019, EAU guidelines 2024). Monitor de vitale parameters van de patiënt 24 uur per dag, controleer het Hb elke 8 uur tot gestabiliseerd en verricht nieuwe beeldvorming op indicatie (EAU guidelines, 2024). Daarnaast dient de beschikbaarheid van de interventie radiologische en chirurgische zorg gewaarborgd te zijn om in te kunnen grijpen bij verslechtering van de hemodynamische situatie van de patiënt (Coccolini 2019) (Figuur 1). Bij patiënten met forse persisterende hematurie en progressieve Hb-dalingen, dient een nieuwe CT-scan te worden verricht, zodat beoordeeld kan worden of selectieve embolisatie kan worden uitgevoerd.
Minimaal invasieve interventie
Patiënten die hemodynamisch stabiel zijn (of patiënten die reeds gestabiliseerd zijn bij de initiële trauma opvang) met op de CT een arteriële contrastextravasatie (ongeacht gradering letsel) dienen te worden behandeld met bij voorkeur een zo selectief mogelijke embolisatie. Hierbij dient er geen verdenking te zijn op ander abdominaal letsel waarvoor traumalaparotomie noodzakelijk is (Coccolini, 2019; EAU guidelines, 2024). In centra waar hybride operatiekamers en expertise aanwezig is, kan bij transient responders (patiënten die bij hemodynamische instabiliteit reageren op resuscitatie) ook overwogen worden een embolisatie te verrichten (Coccolini 2019). De traumachirurg dient paraat te staan voor een chirurgische benadering, voor het geval de toestand van de patiënt verslechtert. In aanvulling dient embolisatie te worden overwogen bij patiënten met forse persisterende hematurie, arterioveneuze fistelvorming, pseudoaneurysma’s, uitgebreide perirenale hematoomvorming en progressieve Hb-dalingen tijdens observatie. In het geval van urinelekkage uit het pyelum/nier, zie stroomschema ureterletsel.
Re-interventie bij nierletsel is soms nodig en heeft eenzelfde succespercentage als primaire embolisatie (63-100%), dus moet laagdrempelig worden overwogen bij hemodynamische verslechtering na een eerste embolisatie. De ernst van de anatomische schade aan de nier is geassocieerd met noodzaak tot re-interventie, maar niet met totale kans van slagen. Selectieve embolisatie van de a. renalis heeft lagere complicatierisico’s vergeleken met chirurgische behandeling (Muller, 2015). Daarnaast is het zo dat embolisatie in een groot deel van de gevallen een nefrectomie kan voorkomen. Shattered nierletsel (graad V nierlaceratie) zonder hilaire avulsie kan worden behandeld met arteriële embolisatie.
Operatieve behandeling
Bij patiënten die hemodynamisch instabiel en non-responders zijn, is er geen tijd om een CT te verrichten. Hierbij is de aangewezen behandeling een traumalaparotomie, zo mogelijk op een hybride operatiekamer. Indien het bloedingsfocus een nierarterie betreft kan een selectieve embolisatie op de hybride operatiekamer overwogen worden, aangezien dit de hoogste kans op behoud van de nier geeft (Kitrey, 2024). Is dit niet mogelijk dan is een nefrectomie gerechtvaardigd.
Beoordeel tijdens een traumalaparotomie of een patiënt 2 nieren heeft in geval van ernstig nierletsel door middel van palpatie. Bij aanwezigheid van 1 nier, zal er uitgebreid getracht worden deze te behouden, terwijl in geval van 2 nieren in damage control setting laagdrempelig voor nefrectomie worden gekozen. Indien een traumalaparotomie wordt verricht na een stomp abdominaal trauma om een andere reden dan het nierletsel, dient een lateraal retroperitoneaal hematoom niet te worden geëxploreerd, indien het niet bomberend en/of pulsatiel is bij een hemodynamische stabiele patiënt of responder. In deze gevallen kan overwogen worden om aanvullend een angiografie te verrichten om selectief de bloeding te emboliseren. Centrale of bomberende laterale retroperitoneale hematomen dienen te worden geëxploreerd omdat deze een indicatie kunnen zijn van letsel aan de centrale vaatstructuren van nier, aorta of v. cava en deze letsels kunnen potentieel levensbedreigend zijn.
Wordt er na abdominaal trauma met penetrerend mechanisme peroperatief een lateraal retroperitoneaal hematoom aangetroffen, dan is het advies elk retroperitoneaal hematoom te exploreren tijdens traumalaparotomie tenzij op een preoperatieve CT een bloeding is uitgesloten.
Of een nier behouden kan worden, moet perioperatief worden beoordeeld. De hemodynamische situatie van de patiënt bepaalt of een niersparende methode toegepast kan worden. Parenchymateus letsel kan worden overhecht (renorraphy), hemostatische agentia kunnen worden ingezet en partiële nefrectomie kan worden verricht bij avitaal nierweefsel. Tijdens de traumalaparotomie gevonden arterieel letsel of ernstige parenchymateuze letsels, resulteren vaak in een nefrectomie. Arterieel herstel moet worden getracht in geval van mono-nier of bilateraal ernstig nierletsel, maar heeft lage succespercentages (25-35%) (Sica, 2010).
Hieronder wordt ingegaan op de specifieke overwegingen bij traumatische letsels van de ureter.
Ureterletsel
Traumatisch ureterletsel is zeldzaam en komt voor bij 1-2.5% van de urogenitale letsels, waarbij een penetrerend traumamechanisme (schotwonden) voornamelijk de oorzaak zijn. Ongeveer een derde wordt veroorzaakt door stomp trauma, veelal verkeersongevallen. Bijkomend orgaanletsel is vaak voorkomend (EAU guidelines, 2024). De klinische presentatie van ureterletsel kan subtiel zijn, maar geïsoleerde hematurie is een veelvoorkomend kenmerk. Bij verdenking dient een CT-scan met excretiefase te worden verricht als de hemodynamische stabiliteit van de patiënt dit toelaat. De behandeling van ureterletsel hangt af van de hemodynamische stabiliteit van de patiënt, de plaats van het letsel en de aanwezigheid van bijkomend letsel waarvoor een indicatie voor laparotomie bestaat (Coccolini, 2019; EAU guidelines, 2024; Pereira, 2010; Philips, 2017). In de studies geïncludeerd in de review (twaalf retrospectieve studies en één prospectieve studie) van Philips, werd het overgrote deel van de patiënten operatief behandeld (96.7%) (Philips, 2017). Het belangrijkste doel van de behandeling is behoud van de nierfunctie en behandelen van urinelekkage. Zie ook stroomschema ureter letsel.
Conservatieve behandeling
Als er ten tijde van de traumalaparotomie voor een andere indicatie een laaggradig wandhematoom wordt gezien, is conservatieve behandeling van ureterletsel aangewezen.
Minimaal invasieve behandeling
Bij uretercontusie kan een nefrostomiecatheter of een dubbel J katheter nodig zijn als de urineafvloed belemmerd wordt door stenose of stolsels. Bij niet volledige transectie van de ureter kan bij afwezigheid van andere indicatie voor traumalaparotomie minimaal invasief behandeld worden met een dubbel J katheter, met of zonder een nefrostomie. Het gebruik van een dubbel J katheter vermindert de kans op stricturen (Bryk 2016; EAU guidelines, 2024).
Operatieve behandeling
Als tijdens een traumalaparotomie een ureterletsel wordt herkend, dient dit te worden hersteld als de hemodynamische stabiliteit van de patiënt dit toelaat, want dit vermindert de noodzaak tot secundaire reconstructies of tertiaire procedures significant in vergelijking met uitgestelde behandeling (EAU guidelines, 2024). Bij een uitgestelde diagnose of een benodigde uitgestelde behandeling (bijvoorbeeld bij hemodynamische instabiliteit), kan eerst deviatie van de urine door een nefrostomie worden overwogen. Uitstel van primaire reconstructie moet bij voorkeur niet langer duren dan 48-72 uur, mits de conditie van de patiënt dit toelaat en het juiste behandelteam is samengesteld.
Specifieke chirurgische behandeling van ureterletsel hangt af van de ernst en locatie van het letsel, alsmede van de hemodynamische status van de patiënt. Chirurgisch herstel van de ureter letsel behelst in de basis een spanningsvrije, waterdichte anastomose, debridement van avitaal weefsel, spatulatie van beide einden, isolatie van ureter herstel van overige letsels en adequate retroperitoneale drainage met een drain. Bij schotwonden dient een grondig debridement te worden verricht, alvorens de lengte van het defect te bepalen. Proximale en mid-ureter letsels met defect < 2-3cm kunnen veelal met primaire ureter-ureterostomie worden verzorgd. Bij distale letsels kan re-implantatie in de blaas met een psoashitch of Boari-flap met dubbel J katheter worden overwogen. Vervanging van de ureter door ileum of appendix of renale autotransplantatie kan worden overwogen bij uitgebreid letsel of bij volledig verlies van de ureter, echter dit wordt niet aangeraden in de acute situatie (Pereira, 2010). Bij hemodynamisch instabiele patiënten dient een damage control procedure met onderbinden ureter en tijdelijke nefrostomie katheter te worden verricht.
Na ureter reconstructies ontwikkelt tot 38% van de patiënten secundaire ureterstricturen die een nieuwe operatie behoeven of tot een chronische JJ-katheter of nefrostomiekatheter leiden (EAU-guidelines, 2024).
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Voor patiënten is het in eerste instantie belangrijk dat zij uit een levensbedreigende situatie komen na abdominaal traumatisch letsel. Hoewel het gaat om een acute situatie, is inspraak van de patiënt, al dan niet via familie/naasten, belangrijk. Behandelvoorkeuren van de patiënt kunnen immers vaak achterhaald worden bij naasten. In welke mate er tijd is om de patiënt (of eventueel familie/naasten) voor te lichten over de verschillende behandelopties zal van geval tot geval verschillen en beoordeeld moeten worden door de verantwoordelijk traumachirurg in afstemming met het behandelteam dat betrokken is. Verder is het voor patiënten die helemaal niet responsief lijken alsnog belangrijk om te communiceren met de patiënt en hardop toe te lichten wat er met de patiënt gaat gebeuren. Mogelijk is de patiënt niet in staat om te reageren, maar is de patiënt wel in staat om te horen en te begrijpen wat er wordt gezegd. Dit kan helpen om later te verwerken wat er is gebeurd en angst en onrust voorkomen. Bij patiënten in extremis is het belangrijk bovenstaande communicatie trachten toe te passen met patiënt en naasten, als dit niet leidt tot vertraging van de essentiële behandeling.
Belangrijk is dat er aandacht is voor aanpaste behandeling bij kinderen, zwangere of oudere patiënten (zie ook de modules over 'kinderen’, ‘zwangere vrouwen’ en ‘ouderen’) en/of bij patiënten met ernstige comorbiditeit. Bij (oudere) patiënten met comorbiditeiten kan niet ingrijpen met een invasieve behandeling, maar behandeling gericht op symptoomgerichte behandeling ook een goede overweging zijn. Indien mogelijk worden behandelbeperkingen in afstemming met de patiënt en/of familie of wettelijk vertegenwoordiger gemaakt.
Kosten (middelenbeslag)
Kosteneffectiviteit en duurzaamheid voor de ernstig gewonde patiënt met abdominaal trauma zijn lastige begrippen. Er is een gebrek aan kosten-effectiviteitsstudies van voldoende kwaliteit op basis waarvan onderbouwde uitspraken kunnen worden gedaan over de kosten(effectiviteit) van verschillende behandelmethoden. Niet opereren kan mogelijk goedkoper zijn wel opereren, maar deze financiële afweging kan geen rol spelen in de besluitvorming voor de patiënt met abdominaal trauma. Preventie van non-therapeutische laparotomieën, onnodige minimaal invasieve interventie en re-interventie zijn mogelijk kostenbesparend, maar bovenal beter voor de patiënt. Het primaire doel is de uitkomst van de patiënt te optimaliseren door het verlagen van de mortaliteit, het verminderen van complicaties en re-interventies en het verbeteren van kwaliteit van leven. De invloed van behandelkeuzes op de zorgkosten voor de patiënt met abdominaal trauma en de maatschappij worden derhalve niet in deze richtlijn besproken.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Urogenitaal letsel moet altijd worden behandeld door een multidisciplinair traumateam, bestaande uit de disciplines die standaard betrokken zijn bij de behandeling van traumapatiënten inclusief een uroloog.
Het zou wenselijk zijn dat de bestaande landelijke traumaregistratie gedurende een korte periode zodanig aangevuld wordt, zodat deze voldoende detail bevat om een transparant overzicht te krijgen van de uitkomsten na behandeling. Met als primair doel om hier meer inzicht in te krijgen, gezien het gebrek aan bewijs over de verschillende behandelopties. Dit kan praktijkvariatie doen afnemen en dienen als spiegelinformatie.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Over de optimale behandelstrategie van traumatisch nier- en/of ureterletsel zijn enkel lage kwaliteit, niet-vergelijkende retrospectieve studies gepubliceerd. Op basis van dit type onderzoek kunnen geen conclusies worden getrokken over de aangewezen behandeling. De internationale WSES-richtlijn (Coccolini, 2017), die is ontwikkeld door een grote groep internationale experts, biedt handvatten over de behandeling van traumatisch nierletsel en sluit aan bij de Nederlandse situatie.
Het doel van de behandeling van posttraumatisch nier- en/of ureterletsel moet zijn: stabiliseren van de fysiologie van de patiënt met behoud van de nier en ureterfunctie.
Onderbouwing
Achtergrond
Traumatisch urogenitaal letsel komt weinig voor. Nierletsels komen voor na deceleratie trauma, penetrerend abdominaal trauma en na stomp abdominaal trauma. Van al het urogenitaal traumatisch letsel, komt ureterletsel het minst voor (1%). In 90% van de gevallen is de oorzaak van nierletsel een stomp buik trauma. Bij 1-3% van de gevallen betreft het een penetrerend letsel. Het overgrote deel van de nierletsels betreft beperkt parenchym letsel of beperkt segmenteel arterieel vaatletsel. In zeldzame gevallen komt een renale arteriële transsectie voor waarbij er een volledige de-vascularisatie is van de nier. Dit gaat meestal gepaard met bijkomend abdominaal letsel. Er is nog veel onduidelijkheid over de optimale behandeling van nier- en ureterletsel. Zo hangt de optimale behandeling van traumatisch nierletsel o.a. af van de hemodynamische situatie van de patiënt, de uitgebreidheid van het letsel zichtbaar op de CT en de eventuele aanwezigheid van ander abdominaal letsel. De WSES-richtlijn heeft in 2019 een aantal voorstellen gedaan voor de optimale behandelstrategie van letsel van nier en ureter (bovenste urinewegen; Coccolini, 2019). Daarnaast verscheen in 2024 de Europese richtlijn ten aanzien van urogenitaal trauma (EAU guidelines, 2024). Op basis van deze internationale richtlijnen, tracht de werkgroep een pragmatisch en voor Nederland toepasbaar advies te geven ten aanzien van behandeling van nier- en ureterletsels
Tabel 1: gebruikte terminologie module nier- en ureterletsel
Terminologie Nederlands |
Terminologie Engels |
Verwijst naar: |
Conservatieve behandeling |
Conservative treatment |
Observatie met herhaaldelijke beoordeling |
Minimaal invasieve interventie |
Minimally invasive intervention |
Radiologische interventie/ embolisatie, nefrostomiekatheter, dubbel J katheter |
Operatieve behandeling |
Operative treatment |
Totale of partiele nefrectomie |
Conclusies / Summary of Findings
No GRADE |
No evidence was found in comparative studies regarding the effects of conservative treatment, minimally invasive intervention or operative treatment on the outcomes mortality, reintervention, complications and quality of life in patients with traumatic injuries of the kidney(s) and/or ureter.
Source: - |
Samenvatting literatuur
Description of studies
No studies were included in the summary of literature.
Results
Mortality
No study reported the outcome measure mortality after conservative treatment, minimally invasive interventions and/or operative treatment of traumatic kidney or ureter injury.
Reintervention
No study reported the outcome measure reintervention after conservative treatment, minimally invasive interventions and/or operative treatment of traumatic kidney or ureter injury.
Complications
No study reported the outcome measure complications after conservative treatment, minimally invasive interventions and/or operative treatment of traumatic kidney or ureter injury.
Quality of life
No study reported the outcome measure quality of life after conservative treatment, minimally invasive interventions and/or operative treatment of traumatic kidney or ureter injury.
Level of evidence of the literature
The level of evidence could not be graded as no studies were included in the summary of literature.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following questions:
- What are the favorable and unfavorable effects of conservative treatment compared to minimally invasive intervention in patients with traumatic injury of the kidney and/or ureter?
P: Patients with traumatic injury of the kidney and/or ureter
I: Conservative treatment
C: Minimally invasive treatment
O: Mortality, reintervention, complications, quality of life
- What are the favorable and unfavorable effects of conservative treatment compared to operative treatment in patients with traumatic injury of the kidney and/or ureter?
P: Patients with traumatic injury of the kidney and/or ureter
I: Conservative treatment
C: Operative treatment
O: Mortality, reintervention, complications, quality of life
- What are the favorable and unfavorable effects of a minimally invasive intervention compared to operative treatment in patients with traumatic injury of the kidney and/or ureter?
P: Patients with traumatic injury of the kidney and/or ureter
I: Minimally invasive intervention
C: Operative treatment
O: Mortality, reintervention, complications, quality of life
Relevant outcome measures
The guideline development group considered complications as critical outcome measures for decision making, and mortality, reintervention, and quality of life as important outcome measures for decision making.
A priori, the working group did not define the outcome measures listed above, but used the definitions used in the studies. If available, 30-day mortality was used as a measure for the outcome mortality. Complications was divided in ‘early’ (acute kidney injury, bleeding, abscesses, hypertension, infections) and ‘late’ (hydronephrosis, urolithiasis, fistula) complications.
For the outcome mortality, the working group defined a relative risk (RR) of <0.90 and >1.10 and a risk difference (RD) of 10% as a minimal clinically (patient) important difference.
For the outcomes reintervention and complications, a threshold of 25% was set as a minimal clinically (patient) important difference (0.80 < RR > 1.25 and RD 25%)
For the outcome quality of life (continuous outcome) a difference of 20% was considered clinically important.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 24th of November 2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods.
At first it was decided to focus on ureter, urethra, and bladder injury together. However, after consulting a urologist, it was decided to combine the results on kidney and ureter injury (upper urinary tract; described in this module) and to combine the results on injury of the bladder and urethra (lower urinary tract; see module blaas and urethra.
Studies were selected based on the following criteria: systematic reviews or randomized controlled trials comparing the effects of management of kidney or ureter injuries with either conservative management, minimally invasive intervention and/or operative treatment (as defined in Table 1) on mortality, reintervention, complications or quality of life. Observational studies were also screened. Observational studies in which the intervention and control group had comparable baseline patient characteristics (e.g. because there was adequate correction for confounding factors) were also included.
- The search on ureter injury was combined with the search for urethra and bladder injury. This systematic literature search resulted in 1440 hits. Fifteen studies on urether, urethra and bladder injury were selected, of which fifteen studies were excluded (see module bladder and urethra).
- The search on kidney injuries was performed separately. This systematic literature search resulted in 1330 unique hits. Twenty-two studies on kidney injury were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, twenty-two studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods)
No studies were included in the summary of literature.
Results
No studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.
Referenties
- Breyer BN, McAninch JW, Elliott SP, Master VA. Minimally invasive endovascular techniques to treat acute renal hemorrhage. J Urol. 2008 Jun;179(6):2248-52; discussion 2253. doi: 10.1016/j.juro.2008.01.104. Epub 2008 Apr 18. PMID: 18423679.
- Bryk DJ, Zhao LC. Guideline of guidelines: a review of urological trauma guidelines. BJU Int.2016 Feb;117(2):226-34. doi: 10.1111/bju.13040. Epub 2015 Jul 6. PMID: 25600513
- Coccolini F, Moore EE, Kluger Y, Biffl W, Leppaniemi A, Matsumura Y, Kim F, Peitzman AB, Fraga GP, Sartelli M, Ansaloni L, Augustin G, Kirkpatrick A, Abu-Zidan F, Wani I, Weber D, Pikoulis E, Larrea M, Arvieux C, Manchev V, Reva V, Coimbra R, Khokha V, Mefire AC, Ordonez C, Chiarugi M, Machado F, Sakakushev B, Matsumoto J, Maier R, di Carlo I, Catena F; WSES-AAST Expert Panel. Kidney and uro-trauma: WSES-AAST guidelines. World J Emerg Surg. 2019 Dec 2;14:54. doi: 10.1186/s13017-019-0274-x. PMID: 31827593; PMCID: PMC6886230.
- EAU Guidelines. Edn. presented at the EAU Annual Congress Paris 2024. ISBN 978-94-92671-23-3
- Muller A, Rouvière O. Renal artery embolization-indications, technical approaches and outcomes. Nat Rev Nephrol. 2015 May;11(5):288-301. doi: 10.1038/nrneph.2014.231. Epub 2014 Dec 23. PMID: 25536394.
- Pereira BM, Ogilvie MP, Gomez-Rodriguez JC, Ryan ML, Peña D, Marttos AC, Pizano LR, McKenney MG. A review of ureteral injuries after external trauma. Scand J Trauma Resusc Emerg Med. 2010 Feb 3;18:6. doi: 10.1186/1757-7241-18-6. PMID: 20128905; PMCID: PMC2830948.
- Phillips B, Holzmer S, Turco L, Mirzaie M, Mause E, Mause A, Person A, Leslie SW, Cornell DL, Wagner M, Bertellotti R, Asensio JA. Trauma to the bladder and ureter: a review of diagnosis, management, and prognosis. Eur J Trauma Emerg Surg. 2017 Dec;43(6):763-773. doi: 10.1007/s00068-017-0817-3. Epub 2017 Jul 20. PMID: 28730297.
- Sica G, Bocchini G, Guida F, Tanga M, Guaglione M, Scaglione M. Multidetector computed tomography in the diagnosis and management of renal trauma. Radiol Med. 2010 Sep;115(6):936-49. English, Italian. doi: 10.1007/s11547-010-0565-5. Epub 2010 Jun 23. PMID: 20574701.
Evidence tabellen
As no studies were included in the summary of literature, no evidence tables and risk of bias were made.
Table of excluded studies (kidney injury)
For the excluded studies on ureter injury, see module bladder and urethra, [hier wordt een hyperlink ingevoerd zodra de richtlijn wordt gepubliceerd op de richtlijnendatabase].
Reference |
Reason for exclusion |
Abboudi H, Ahmed K, Royle J, Khan MS, Dasgupta P, N'Dow J. Ureteric injury: a challenging condition to diagnose and manage. Nat Rev Urol. 2013 Feb;10(2):108-15. doi: 10.1038/nrurol.2012.254. Epub 2013 Jan 15. PMID: 23318355. |
Narrative review, wrong population |
Aziz HA, Bugaev N, Baltazar G, Brown Z, Haines K, Gupta S, Yeung L, Posluszny J, Como J, Freeman J, Kasotakis G. Management of adult renal trauma: a practice management guideline from the eastern association for the surgery of trauma. BMC Surg. 2023 Jan 27;23(1):22. doi: 10.1186/s12893-023-01914-x. PMID: 36707832; PMCID: PMC9881253. |
Wrong study design
(Retrospective observational research) |
Buckley JC, McAninch JW. Pediatric renal injuries: management guidelines from a 25-year experience. J Urol. 2004 Aug;172(2):687-90; discussion 690. doi: 10.1097/01.ju.0000129316.42953.76. PMID: 15247762. |
Wrong population
(children) |
Chouhan JD, Winer AG, Johnson C, Weiss JP, Hyacinthe LM. Contemporary evaluation and management of renal trauma. Can J Urol. 2016 Apr;23(2):8191-7. PMID: 27085822. |
Narrative review, no data in tables and figures |
Dowell AE, Badaan SR, Smith TG. Contemporary Role of Open Surgery in the Management of High-Grade Renal Injury. Curr Trauma Rep. 2017 Dec;3:271-277 DOI: 10.1007/s40719-017-0109-8 |
Narrative review, no data in tables and figures |
Gourgiotis S, Germanos S, Dimopoulos N, Vougas V, Anastasiou T, Baratsis S. Renal injury: 5-year experience and literature review. Urol Int. 2006;77(2):97-103. doi: 10.1159/000093899. PMID: 16888410. |
No comparative study; descriptive and narrative) |
Guyot R, Arnoux V, Descotes JL, Terrier N, Boillot B, Thuillier C, Rambeaud JJ, Long JA, Fiard G. Prise en charge des pseudo-anévrismes rénaux intraparenchymateux post-traumatiques : à propos d’une série de 325 patients traumatisés rénaux [Management of intraparenchymal pseudoaneurysm after blunt renal trauma: Results from a series of 325 patients]. Prog Urol. 2017 Mar;27(3):190-199. French. doi: 10.1016/j.purol.2016.12.012. Epub 2017 Feb 8. PMID: 28189485. |
Paper in French |
Ierardi AM, Duka E, Lucchina N, Floridi C, De Martino A, Donat D, Fontana F, Carrafiello G. The role of interventional radiology in abdominopelvic trauma. Br J Radiol. 2016;89(1061):20150866. doi: 10.1259/bjr.20150866. Epub 2016 Jan 5. PMID: 26642310; PMCID: PMC4985465. |
Wrong population
(abdominopelvic traumatic patients) |
Kumar V, Mishra B, Joshi MK, Purushothaman V, Agarwal H, Anwer M, Sagar S, Kumar S, Gupta A, Bagaria D, Choudhary N, Kumar A, Priyadarshini P, Soni KD, Aggarwal R. Early hospital discharge following non-operative management of blunt liver and splenic trauma: A pilot randomized controlled trial. Injury. 2021 Feb;52(2):260-265. doi: 10.1016/j.injury.2020.10.013. Epub 2020 Oct 3. PMID: 33041017. |
Wrong population
(patients with traumatic blunt liver and splenic injury) |
Liguori G, Rebez G, Larcher A, Rizzo M, Cai T, Trombetta C, Salonia A. The role of angioembolization in the management of blunt renal injuries: a systematic review. BMC Urol. 2021 Aug 6;21(1):104. doi: 10.1186/s12894-021-00873-w. PMID: 34362352; PMCID: PMC8344199. |
No comparative study (only angio-embolizatin) |
Long JA, Savoie PH, Boissier R. Prise en charge des complications des traumatismes du haut appareil urinaire (rein et uretère) [Management of complications of upper urinary tract trauma (kidney and ureter)]. Prog Urol. 2021 Nov;31(15):1014-1021. French. doi: 10.1016/j.purol.2021.07.009. PMID: 34814985. |
Paper in French |
McCombie SP, Thyer I, Corcoran NM, Rowling C, Dyer J, Le Roux A, Kuan M, Wallace DM, Hayne D. The conservative management of renal trauma: a literature review and practical clinical guideline from Australia and New Zealand. BJU Int. 2014 Nov;114 Suppl 1:13-21. doi: 10.1111/bju.12902. PMID: 25124459. |
Narrative research and very broad |
Mingoli A, La Torre M, Migliori E, Cirillo B, Zambon M, Sapienza P, Brachini G. Operative and nonoperative management for renal trauma: comparison of outcomes. A systematic review and meta-analysis. Ther Clin Risk Manag. 2017 Aug 31;13:1127-1138. doi: 10.2147/TCRM.S139194. PMID: 28894376; PMCID: PMC5584778. |
Wrong intervention
(Non-operative management is defined as ‘angiointervention’ and ‘observation’ in this paper and therefore does not match one of the PICOs) |
Morey AF, Brandes S, Dugi DD 3rd, Armstrong JH, Breyer BN, Broghammer JA, Erickson BA, Holzbeierlein J, Hudak SJ, Pruitt JH, Reston JT, Santucci RA, Smith TG 3rd, Wessells H; American Urological Assocation. Urotrauma: AUA guideline. J Urol. 2014 Aug;192(2):327-35. doi: 10.1016/j.juro.2014.05.004. Epub 2014 May 20. PMID: 24857651; PMCID: PMC4104146. |
Wrong topic
(topic is urotrauma) |
Negoi I, Paun S, Stoica B, Tanase I, Vartic M, Negoi RI, Hostiuc S, Beuran M. Latest progress of research on acute abdominal injuries. Journal of Acute Disease. 2016; 5(1): 16-21. Doi: 10.1016/j.joad.2015.07.003 |
No comparative study |
Petrone P, Perez-Calvo J, Brathwaite CEM, Islam S, Joseph DK. Traumatic kidney injuries: A systematic review and meta-analysis. Int J Surg. 2020 Feb;74:13-21. doi: 10.1016/j.ijsu.2019.12.013. Epub 2019 Dec 21. PMID: 31870753. |
More recent review is available |
Prasad A, Ortiz-Lopez C, Khan A, Levin D, Kaye DM. Acute kidney injury following peripheral angiography and endovascular therapy: A systematic review of the literature. Catheter Cardiovasc Interv. 2016 Aug;88(2):264-73. doi: 10.1002/ccd.26466. Epub 2016 Mar 4. PMID: 26946253. |
Wrong population
(patients with peripheral arterial disease (PAD) & no comparison of treatments) |
Santucci RA, Fisher MB. The literature increasingly supports expectant (conservative) management of renal trauma--a systematic review. J Trauma. 2005 Aug;59(2):493-503. doi: 10.1097/01.ta.0000179956.55078.c0. PMID: 16294101. |
Narrative review |
Santucci RA, Wessells H, Bartsch G, Descotes J, Heyns CF, McAninch JW, Nash P, Schmidlin F. Evaluation and management of renal injuries: consensus statement of the renal trauma subcommittee. BJU Int. 2004 May;93(7):937-54. doi: 10.1111/j.1464-4096.2004.04820.x. PMID: 15142141. |
Narrative review |
Serafetinides E, Kitrey ND, Djakovic N, Kuehhas FE, Lumen N, Sharma DM, Summerton DJ. Review of the current management of upper urinary tract injuries by the EAU Trauma Guidelines Panel. Eur Urol. 2015 May;67(5):930-6. doi: 10.1016/j.eururo.2014.12.034. Epub 2015 Jan 8. PMID: 25578621. |
Wrong topic
(topic is urotrauma, no comparative study) |
Sujenthiran A, Elshout PJ, Veskimae E, MacLennan S, Yuan Y, Serafetinidis E, Sharma DM, Kitrey ND, Djakovic N, Lumen N, Kuehhas FE, Summerton DJ. Is Nonoperative Management the Best First-line Option for High-grade Renal trauma? A Systematic Review. Eur Urol Focus. 2019 Mar;5(2):290-300. doi: 10.1016/j.euf.2017.04.011. Epub 2017 May 29. PMID: 28753890. |
Wrong intervention
(Non-operative management is defined as ‘angiointervention’ and ‘observation’ in this paper and therefore does not match one of the PICOs) |
Umbreit EC, Routh JC, Husmann DA. Nonoperative management of nonvascular grade IV blunt renal trauma in children: meta-analysis and systematic review. Urology. 2009 Sep;74(3):579-82. doi: 10.1016/j.urology.2009.04.049. Epub 2009 Jul 9. PMID: 19589574. |
Wrong population
(children) |
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 12-05-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met abdominale letsels.
Werkgroep
- Mevr. dr. C.M. (Charlotte) Lameijer (voorzitter richtlijnwerkgroep); traumachirurg Amsterdam UMC, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Dhr. dr. E.A. (Erwin) Gorter; traumachirurg LUMC, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Dhr. dr. E.R. (Eric) Manusama; GI- en HPB-chirurg Medisch Centrum Leeuwarden, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Dhr. dr. R. (Rigo) Hoencamp; vaat- en traumachirurg, Ministerie van Defensie, Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Dhr. dr. O.J.F. (Oscar) van Waes; traumachirurg Erasmus MC, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Mevr. dr. D.C. (Dominique) Olthof; traumachirurg en chirurg bij kinderen, HagaZiekenhuis Den Haag, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Dhr. dr. R.W. (Rutger) van der Meer; interventieradioloog, LUMC, Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)
- Mevr. drs. A. (Arezo) Mohamad; interventieradioloog, Erasmus MC en Groene Hart Ziekenhuis, Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)
- Dhr. drs. T. (Teun) van den Heijkant; SEH-arts, Catharina Ziekenhuis Eindhoven, Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen (NVSHA)
Klankbordgroep
- Mevr. drs. A. (Anneke) Dijkman; gynaecoloog, Reinier de Graaf Gasthuis Delft, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)
- Dhr. prof. dr. V.A. (Victor) de Ridder; kinderchirurg, UMC Utrecht, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
- Dhr. Prof. dr. R.J.A (Jeroen) van Moorselaar, uroloog, Amsterdam UMC, Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)
- Mevr. dr. D.G. (Diana) Taekema, klinisch geriater, Rijnstate Ziekenhuis, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG)
- Mevr. K. (Klaartje) Spijkers, senior-adviseur patiëntenbelang, Patiëntenfederatie Nederland
Met ondersteuning van
- Mevr. dr. R. (Romy) Zwarts - van de Putte, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- Mevr. MSc. D.G. (Dian) Ossendrijver, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Naam |
Functienaam en werkgever |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke Financiële Belangen |
Persoonlijke Relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intell. belangen en reputatie |
Overige belangen |
Actie |
Charlotte Lameijer (vz) |
Traumachirurg Werkgever: Amsterdam UMC |
Traumachirurg, onderwijs in polytrauma/bovenste extremiteitletsel, ATLS/DSATC instructeur
|
Geen |
Nee |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen restrictie. |
Arezo Mohamad |
Interventieradioloog Werkgever: Erasmus MC en Groene Hart Ziekenhuis, |
Diagnostiek |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen restrictie. |
Dominique Olthof |
Trauma- en kinderchirurg |
|
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Eric Manusama |
GI en HPB chirurg Werkgever: MCL Leeuwarden |
Bestuurslid van de vakgroep Militaire chirurgie |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen i |
Geen |
Geen restrictie. |
Erwin Gorter |
Traumachirurg Werkgever: LUMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen restrictie. |
Rigo Hoencamp |
Chirurg Werkever: Alrijne |
Defensie |
Nee |
Nee |
Diverse onderzoekslijnen (acute bloedingen, resuscitatie, duurzaam inzetbaar (onderste extremiteit klachten). Dit onderzoek wordt gefinancierd door defensie en gerelateerde stichtingen (geen commerciële instellingen). |
Nee |
Nee |
Geen restrictie, geen commercieel gefinancierd onderzoek. |
Rutger van der Meer |
Interventieradioloog Werkgever: LUMC |
Secretaris Nederlandse Vereniging van Interventieradiologie, onbetaald |
Geen |
Nee |
Nvt |
Geen |
Geen |
Geen restrictie. |
Teun van den Heijkant |
SEH-arts KNMG Werkgever: Catharina Ziekenhuis Eindhoven |
Instructeur procedurele sedatie cursus; betaald |
Nee |
Geen |
Nee |
Nee |
Geen |
Geen restrictie. |
Oscar van Waes |
Traumachirurg Werkgever: Erasmus MC |
Defensie |
geen |
geen |
nvt |
nvt |
nvt |
Geen restrictie. |
Naam |
Functienaam en werkgever |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke Financiële Belangen |
Persoonlijke Relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intell. belangen en reputatie |
Overige belangen |
Actie |
Anneke Dijkman |
Gynaecoloog, Werkgever: Reinier de Graaf Gasthuis, Delft |
Bestuurslid MOET cursus van ALSG groep (geen betaalde functie; dus geen financiële belangen) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen (behoudens de kennis van de ALSG- MOET cursus) |
Geen |
Geen restrictie. |
Jeroen van Moorselaar |
Uroloog Werkgever: Amsterdam UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen restrictie; klankbordgroep |
Diana Taekema |
Klinisch geriater |
Opleider klinische geriatrie |
Geen |
Geen belang |
Ja |
Geen belang |
Geen |
Geen restrictie; klankbordgroep |
Klaartje Spijkers |
Senior Adviseur Patientenfederatie |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
Geen restrictie; klankbordgroep |
Victor de Ridder |
Hoogleraar Utrechts Medisch Centrum, hoofd Emergency Care and Logistics, Trauma and Pediatric Trauma Werkgever: UMC Utrecht |
Editor Rockwood and Green Fractures in Adults en Fractures in Children |
Dienstverband UMC Utrecht |
geen |
geen |
geen |
geen |
Geen restrictie; klankbordgroep |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van Patiëntenfederatie Nederland (PFN) voor de schriftelijke knelpuntenanalyse en deelname van PFN aan de klankbordgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Nier- en ureterletsel
|
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met abdominale letsels na trauma. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door middel van een schriftelijke knelpuntenanalyse.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model [Review Manager 5.4] werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.