Reiniging, desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen

Initiatief: SRI Aantal modules: 11

Randvoorwaarden reinigen

Uitgangsvraag

Welke randvoorwaarden worden gesteld aan het reinigen van een herbruikbaar medisch hulpmiddel om de kans op (zorggerelateerde) infecties en/of de transmissie van (pathogene) micro-organismen te voorkomen? 

Aanbeveling

Reinig herbruikbare medische hulpmiddelen bij de volgende indicaties:

  • herbruikbare medische hulpmiddelen voor niet-kritisch gebruik bij patiënt en/of aanwezig in een ruimte waar (invasieve) behandeling heeft plaatsgevonden.
  • herbruikbare medische hulpmiddelen voor semi-kritisch en kritisch gebruik ongeacht zichtbare verontreiniging.

Hanteer de onderstaande algemene uitgangspunten voor reiniging van herbruikbare medische hulpmiddelen: 

  • voorreiniging vindt direct of zo spoedig mogelijk na gebruik plaats op indicatie; 
  • machinale reiniging heeft de voorkeur boven handmatige reiniging; 
  • machinale reiniging wordt uitgevoerd in reiniging- en desinfectiemachines die voldoen aan NEN-EN-ISO 15883-1,NEN-EN-ISO 15883-2NEN-EN-ISO 15883-6.

Gebruik een reinigingsmiddel waarvan de fabrikant van het medisch hulpmiddel heeft aangegeven dat het medisch hulpmiddel hiertegen bestand is.

Kies bij voorkeur reinigingsmiddelen met zo min mogelijk negatieve effecten voor medewerker en milieu.

Overwegingen

Waarom reinigen

Een grondige reiniging is altijd vereist, ook voorafgaand aan desinfectie en eventueel aansluitend aan sterilisatie van medische hulpmiddelen, om een aantal redenen:

  • Vuil vormt een voedingsbodem voor micro-organismen waarin zij zich gemakkelijk kunnen vermeerderen onder de juiste omstandigheden.
  • Vuil schermt micro-organismen af. Desinfectiemiddelen en de verschillende sterilisatiemedia (ethyleenoxide, waterstofperoxide, stoom, formaldehyde) kunnen de micro-organismen daardoor niet gemakkelijk bereiken. Hierdoor bestaat de kans dat deze micro-organismen het sterilisatieproces kunnen overleven. 
  • Vuil kan een chemische reactie aangaan met het desinfectans of het sterilisatiemedium. Hierdoor kunnen schadelijke reactieproducten ontstaan en kan het desinfectans geïnactiveerd worden, waardoor deze minder effectief is.
  • Vuil kan worden gefixeerd, waardoor het moeilijk of in het geheel niet te verwijderen is. 
  • Bij stoomsterilisatie, en in geringere mate bij thermische desinfectie, kan vuil de corrosie van medische hulpmiddelen bevorderen. Zo kan een roestvast medisch hulpmiddel door bloedresten aangetast worden. Dit wordt zichtbaar na stoomsterilisatie in de vorm van roest. 

Indicaties voor reinigen

Reinigen is in de volgende situaties geïndiceerd:

  • Herbruikbare medische hulpmiddelen voor niet-kritisch gebruik bij patiënt en/of aanwezig in een ruimte waar (invasieve) behandeling heeft plaatsgevonden.
  • Herbruikbare medische hulpmiddelen voor semi-kritisch en kritisch gebruik ongeacht zichtbare verontreiniging.

Volgens de MDR is de fabrikant verplicht om een gevalideerd reinigingsvoorschrift te leveren bij alle medische hulpmiddelen die voor meermalig gebruik geschikt zijn. Dit reinigingsvoorschrift moet duidelijke aanwijzingen geven voor een handmatig of machinaal uit te voeren reiniging, inclusief noodzakelijke voorbereiding van het medisch hulpmiddel, bijvoorbeeld het demonteren van onderdelen, het plaatsen van afsluitkapjes etc. De (bio)arbeid hygiënische strategie geldt als basis voor beheersing van risico’s voor de medewerker (zie module Uitgangspunten Reiniging, desinfectie en sterilisatie).

 

Handmatige reiniging 

Handmatige reiniging wordt alleen toegepast op medische hulpmiddelen die gezien hun kwetsbaarheid of ontwerp/constructie niet machinaal gereinigd of gedesinfecteerd kunnen/mogen worden. Machinale reiniging en desinfectie heeft de voorkeur omdat dit reproduceerbaarder en valideerbaar is. Dit geldt zowel voor niet-kritisch, semi-kritisch als kritische medische hulpmiddelen. Alleen is dit bij niet-kritische medische hulpmiddelen praktisch moeilijk uitvoerbaar en niet werkbaar en wordt het handmatig uitgevoerd. Maar het feit blijft dat indien machinaal hierbij mogelijk zou zijn dit reproduceerbaarder en beter te borgen is. 

 

Meting van het resultaat

Het resultaat van handmatige reiniging wordt direct bepaald door de inspanning van de persoon die de reiniging uitvoert. Menselijke factoren kunnen aanleiding zijn tot variatie in het resultaat en daarmee mogelijk niet reproduceerbaar. 

Het resultaat van handmatige reiniging wordt getoetst door visuele waarneming (zie module Controleren reiniging, desinfectie en sterilisatie).

 

Randvoorwaarden handmatige reiniging

  • Voor de handmatige reiniging moet een werkvoorschrift aanwezig te zijn dat is opgesteld op basis van de Instructions for Use (IFU) van de fabrikant van het medisch hulpmiddel. Wanneer wordt afgeweken van de IFU moet dat aangegeven worden, voorzien van een onderbouwing. Dit dient te worden vastgelegd in het productdossier.
  • Het werkvoorschrift moet de instructies bevatten voor alle handelingen die noodzakelijk zijn voorafgaand aan (her)gebruik. In het werkvoorschrift moeten in elk geval de volgende zaken worden vermeld:
    • Alle noodzakelijk handelingen voor een adequate reiniging zoals bijvoorbeeld inweken, ultrasoneren, borstelen, ragen, gebruik van een waterpistool, naspoelen en drogen. Hierbij dienen de benodigde reinigingsmiddelen (identificatie, dosering, temperatuur en contacttijd) materialen en hulpmiddelen gespecificeerd te worden.
    • Eventuele demontage van het medisch hulpmiddel en de nodige gereedschappen hiervoor.
    • Alle gebruikte materialen en hulpmiddelen moeten bestand zijn tegen onder andere de pH van het reinigingsmiddel en de temperatuur van het reinigingsproces.
    • Veiligheidsaanwijzingen ter voorkoming van prikaccidenten, blootstelling aan spatten, (bio)aerosolen en/of schadelijk geluid (volgens bio-arbeidshygiënische strategie - zie module Uitgangspunten reiniging, desinfectie en sterilisatie).
    • Implementeer de veiligheidsmaatregelen beschreven op het veiligheidsinformatieblad van het reinigingsmiddel om veilig transport, opslag en gebruik van het reinigingsmiddel door medewerkers te bewerkstelligen (inclusief persoonlijke beschermingsmiddelen). Daarnaast moet men voorbereid zijn op ongewilde gebeurtenissen (zoals het vrijkomen van stoffen) en repressieve maatregelen moeten beschikbaar zijn. 
    • Controlewijze van het resultaat (reinheid, functionaliteit).
    • Voor alle reinigingshulpmiddelen moet zijn vastgelegd hoe lang deze gebruikt mogen worden en welke handelingen tussentijds moeten worden uitgevoerd bij herhaaldelijk gebruik (bijvoorbeeld bij gebruik gedurende een dagdeel).

Reinigen als eindpunt

Reinigen als eindpunt wordt toegepast bij herbruikbare medische hulpmiddelen die worden gebruikt in situaties/(be)handelingen met een laag infectierisico (module Uitgangspunten reiniging, desinfectie en sterilisatie) en waarbij geen sprake is van verontreiniging met lichaamsvloeistoffen of waarbij het medisch hulpmiddel niet gebruikt is bij een patiënt in isolatie. Voor de randvoorwaarden voor handmatige reiniging zie handmatige reiniging.

 

Machinale reiniging

Machinale reiniging wordt uitgevoerd in reinigings- en desinfectiemachines die een volautomatisch reinigings- en desinfectieproces uitvoeren. Deze processen vinden aaneengesloten plaats en kunnen dus niet afzonderlijk van elkaar worden uitgevoerd. Daar waar mogelijk, heeft machinale reiniging altijd de voorkeur boven handmatige reiniging, omdat:

  • het proces in tegenstelling tot handmatige reiniging reproduceerbaar en valideerbaar is; 
  • machinale reinigingsprocessen op een hogere temperatuur kunnen worden uitgevoerd. 

Tot slot heeft machinale reiniging de voorkeur om drie arbo-redenen:

  • Het verlaagt het risico op prikaccidenten.
  • Er is bij machinale reiniging geen blootstelling aan biologische agentia via spatten en aerosolvorming in tegenstelling tot handmatige reiniging.
  • Bijkomend voordeel is een lagere fysieke belasting van de medewerker en minder blootstelling aan chemicaliën zoals reinigingsmiddelen.

Meting van het resultaat

Het resultaat van machinale reiniging dient te worden getoetst door visuele waarneming.

 

Daarnaast moet men controleren op indicatoren, zoals reinheid, het procesverloop, bewaking van kritische parameters en foutmeldingen. Het machinale proces dient altijd vrijgegeven te worden voor verdere verwerking. Dit gebeurt op basis van de procesparameters en foutmeldingen van de machine (zie module Controleren reiniging, desinfectie en sterilisatie).

 

Randvoorwaarden machinale reiniging

Voor machinale reiniging gelden de volgende randvoorwaarden die in de praktijk moeten worden toegepast:

  • Bij machinale reiniging is het van belang dat de reinigings- en desinfectiemachines geschikt is voor de medische hulpmiddelen die in de machine worden gereinigd. Voor de eisen aan verschillende reinigings- en desinfectiemachines wordt verwezen naar NEN-EN-ISO 15883-1, NEN-EN-ISO 15883-2NEN-EN-ISO 15883-6.
  • De reinigingsoplossing moet alle (verontreinigde) oppervlakken kunnen bereiken. Het medisch hulpmiddel moet eenvoudig uit elkaar genomen kunnen worden en moeilijk te bereiken delen (bijvoorbeeld holle kanalen, gewrichten en scharnieren) die ernstig vervuild kunnen raken, moeten bij de voorreiniging geborsteld en/of doorgespoeld kunnen worden. 
  • De afwerking van de te reinigen medisch hulpmiddel moet gematteerd of glad zijn en braamvrij, bij voorkeur van roestvast staal, titanium of ander niet-oxiderend materiaal (kunststof). 
  • De machine (of de inzetrekken) moet (moeten) voorzien zijn van connectoren (aansluitnippels) om een medisch hulpmiddel met holle ruimten te kunnen aansluiten, zodat de reinigingsoplossing goed de holle ruimten kan doorstromen.
  • De beladingsconfiguratie dient beschreven, reproduceerbaar en valideerbaar te zijn.
  • Water van de juiste kwaliteit moet beschikbaar zijn. Deze waarden zijn terug te vinden in de norm R4102 Kwaliteit van water voor reiniging, desinfectie en sterilisatie van medische hulpmiddelen. Reinigings- en desinfectiemachine en toebehoren moeten bestand zijn tegen gangbare reinigingsmiddelen.
  • Het voorspoelen wordt uitgevoerd met koud water (<40 °C) om coagulatie van eiwitten te voorkomen. 
  • Voor het reinigen wordt water op de juiste temperatuur gebruikt volgens de voorschriften van de fabrikant van het reinigingsmiddel. Voor het reinigen wordt naast de juiste temperatuur ook de dosering en de contacttijd gehandhaafd volgens het voorschrift van de fabrikant van het reinigingsmiddel.
  • Voor het machinaal reinigen dient, in overeenstemming met het kwaliteitssysteem van een zorgstelling, een werkvoorschrift aanwezig te zijn. In dit werkvoorschrift worden per productgroep gedetailleerde aanwijzingen gegeven voor de te verrichten handelingen.
  • Voor de machinale reiniging moet een werkvoorschrift aanwezig zijn dat is opgesteld o.b.v. de IFU van de fabrikant van het medisch hulpmiddel. Wanneer wordt afgeweken van de IFU moet dat aangegeven worden, voorzien van een onderbouwing. Dit moet worden vastgelegd in het productdossier.
  • Het werkvoorschrift moet de instructies bevatten voor alle handelingen die noodzakelijk zijn voorafgaand aan (her)gebruik. In het werkvoorschrift moet in elk geval worden vermeld:
    • Alle noodzakelijk handelingen voor een adequate reiniging, zoals bijvoorbeeld inweken, ultrasoneren, borstelen, ragen, gebruik van een waterpistool, naspoelen en drogen. Hierbij dienen de benodigde reinigingsmiddelen (identificatie, dosering, temperatuur en contacttijd) materialen en hulpmiddelen gespecificeerd te worden. Evenals voor de reiniging kritische onderdelen of plaatsen op of in het medisch hulpmiddel.
    • Eventuele demontage van het medisch hulpmiddel en de nodige gereedschappen hiervoor.
    • Hoe holle medische hulpmiddelen moeten worden aangesloten op het watercircuit van de reiniging- en desinfectiemachine.
    • Alle gebruikte materialen en hulpmiddelen moeten bestand zijn tegen (de pH van) het reinigingsmiddel en de temperatuur van het reinigingsproces.
    • Implementeer de veiligheidsmaatregelen beschreven op het veiligheidsinformatieblad van het reinigingsmiddel om veilig transport, opslag en gebruik van het reinigingsmiddel door medewerkers te bewerkstelligen (inclusief persoonlijke beschermingsmiddelen). Daarnaast moet men voorbereid zijn op ongewilde gebeurtenissen (zoals het vrijkomen van stoffen) en repressieve maatregelen moeten beschikbaar zijn. 
    • Controlewijze van het resultaat (reinheid, functionaliteit).
    • Voor alle materialen moet zijn vastgelegd hoe lang deze gebruikt mogen worden. 

Eisen reinigingsmiddelen

Reinigingsmiddelen is de verzamelnaam voor alle stoffen en preparaten die zepen en/of andere oppervlak actieve stoffen bevatten en die bedoeld zijn voor reinigingsprocedures. Deze middelen gaan een reactie aan met de verontreiniging. Hoe en waar een specifiek reinigingsmiddel kan worden toegepast staat beschreven in de IFU van de fabrikant van het reinigingsmiddel. Hier staat informatie over de concentratie, de temperatuur, de contactduur en het beoogd gebruik. 

 

Het is van belang om enkel reinigingsmiddelen te gebruiken waarvan de fabrikant van het medisch hulpmiddel heeft aangegeven dat het medisch hulpmiddel hier tegen bestand is. De fabrikant van het medisch hulpmiddel dient een gevalideerd reinigingsvoorschrift in het Nederlands aan te leveren bij alle medische hulpmiddelen die voor hergebruik geschikt zijn. Dit voorschrift moet voldoen aan de eisen in de MDR bijlage I (algemene veiligheids- en prestatie-eisen) van de MDR (hoofdstuk III, artikel 23.3). In het voorschrift van de fabrikant staat:

  • een heldere en eenduidige beschrijving van het toepassingsgebied in het Nederlands;
  • veiligheidsinformatie en gebruiksinstructie (zoals bijvoorbeeld het dragen van handschoenen), inclusief veiligheidsmaatregelen die genomen moeten worden bij het gebruik; wijkt een zorginstelling af van deze gebruiksinstructie, dan is afstemming met de leverancier noodzakelijk.

Medische hulpmiddelen met een afwijkend reinigingsproces 

Het uitgangspunt is dat de aanwijzingen van de fabrikant opgevolgd worden. Wanneer een zorginstelling hiervan afwijkt moet dit worden vermeld, voorzien van een onderbouwing. Daarnaast dient deze afwijking door de zorginstelling zelf te worden getest en gevalideerd. Dit moet worden vastgelegd in het productdossier.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten

Het doel van het uitvoeren van goede reiniging, desinfectie en sterilisatie van herbruikbare medische hulpmiddelen is het voorkomen dat micro-organismen zich kunnen handhaven, vermeerderen en verspreiden. Als gevolg hiervan wordt het risico op klinisch relevante infectie bij de patiënt gereduceerd. Belangrijk is om te benadrukken dat standaardisatie en strikte naleving van reinigings-, desinfectie- en sterilisatieprotocollen in combinatie met algemene hygiënische maatregelen in de hele keten het risico op een klinisch relevante infectie weliswaar niet geheel wegneemt, maar wel verder reduceert.

 

Kosten (middelenbeslag) 

Zorg gerelateerde infecties genereren veel leed en leiden tot hoge kosten, omdat patiënten langer zorg en vaker/langer medicatie nodig hebben. Door adequate reiniging, desinfectie en sterilisatie van herbruikbare medische hulpmiddelen in goed onderhouden en gevalideerde apparatuur wordt de kans op transmissie en zorg gerelateerde infecties verkleind, waardoor daarmee gepaard gaande kosten worden vermeden. 

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De bovenstaande randvoorwaarden voor reiniging van herbruikbare medische hulpmiddelen (waaronder apparatuur en instrumentarium) zijn zodanig geschreven dat acceptatie en implementatie in de eigen zorginstelling mogelijk zijn. De beschreven randvoorwaarden sluiten nauw aan op de klinische praktijk en bevatten geen wijzigingen ten opzichte van het huidige beleid. Op basis hiervan verwacht de werkgroep geen tot weinig barrière voor uitvoerbaarheid en implementatie.

 

Duurzaamheid

In het kader van duurzaamheid is het belangrijk om bij voorkeur reinigingsmiddelen te kiezen met zo min mogelijk negatieve effecten op het milieu.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Omdat dezelfde herbruikbare medische hulpmiddelen worden toegepast bij verschillende patiënten, is het van belang dat reiniging op een adequate wijze plaatsvindt om een adequaat reinigings-, desinfectie- en sterilisatieproces te garanderen. Inadequate reiniging, desinfectie en sterilisatie heeft negatieve gevolgen zoals de overdracht van micro-organismen. Door te voldoen aan de randvoorwaarden zoals beschreven in deze module kan de kwaliteit van het reinigingsproces van herbruikbare medische hulpmiddelen worden geborgd.

Onderbouwing

Er wordt onderscheid gemaakt tussen reiniging, desinfectie en sterilisatie bij medische hulpmiddelen. Onder voorreiniging en reiniging wordt verstaan het verwijderen van zichtbare en onzichtbare verontreiniging, waaronder organisch materiaal, om te voorkomen dat micro-organismen zich kunnen handhaven, vermeerderen en verspreiden. Bij desinfectie is er sprake van het afdoden van micro-organismen tot een aanvaardbaar niveau. Voor desinfectie van medische hulpmiddelen wordt verwezen naar de module Randvoorwaarden desinfectie van deze richtlijn. Onder sterilisatie wordt verstaan het afdoden van micro-organismen en sporen tot de kans op aanwezigheid kleiner is dan 1 op de miljoen (10-6). Voor sterilisatie wordt doorverwezen naar module Randvoorwaarden sterilisatie.

 

Het doel van deze module is om de randvoorwaarden te beschrijven voor het reinigen van herbruikbare hulpmiddelen, instrumentarium en apparatuur die volgens Europese regelgeving voor medische hulpmiddelen (Medical Device Regulation (MDR); EU no 2017/745) beschouwd moet worden als medisch hulpmiddel. Voor reiniging en desinfectie van ruimte, meubilair en voorwerpen die niet als medisch hulpmiddel zijn aangemerkt wordt verwezen naar de richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten. Voor het reinigen en desinfecteren van Flexibele endoscopen wordt verwezen naar de richtlijn Thermolabiele, flexibele endoscopen. Voor medisch herbruikbare hulpmiddelen die mogelijk in contact zijn gekomen met prionen wordt verwezen naar de richtlijn Prionziekten (in ontwikkeling).

The WIP-guidelines Beleid reiniging, desinfectie en sterilisatie (ziekenhuizen), Reiniging, desinfectie en sterilisatie in verpleeghuis en woonzorgcentrum, Reiniging, desinfectie en sterilisatie revalidatiecentra, Reiniging, desinfectie en sterilisatie van medische hulpmiddelen voor hergebruik, Reiniging, desinfectie en sterilisatieoogheelkundig instrumentarium and Reinigen en desinfectie anesthesie were examined in order to answer the clinical question. No systematic literature analysis was performed for this clinical question.

Beoordelingsdatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 18-04-2024

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg
  • Vereniging van Deskundigen Steriele Medische Hulpmiddelen
  • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne

Algemene gegevens

Er is een verklaring van geen bezwaar afgegeven door de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV).

 

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd door het ministerie van VWS. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep).

 

De werkgroep bestaat uit:

  • Prof. dr. M.H.J. (Michael) Verhofstad, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH), voorzitter
  • Dr. ir. A.M.D.E. (Annemoon) Timmerman, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
  • Drs. T.T.N. (Thuy-Nga) Le, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Dhr. Y. (Youssef) Chahid, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)
  • G. (Gea) van der Wal, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
  •  M. (Marije) Te Hennepe – Mulder, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
  • A. (Adrie) de Bruijn, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
  • Ing. B. (Babs) van Manen-Vernooij RAH, Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA)
  • Ing. P.J. (Paul) Steegh, Vereniging Deskundigen Steriele Medische Hulpmiddelen (VDSMH)
  • Dr. J.H. (Jan) van Zeijl, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Dr. A. (Anneke) Kwee, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)
  • M. (Marjon) Gaikhorst, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
  • G. (Gea) de Haan, Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA)
  • G.P.L. (Lucas) Bakker, Vereniging Deskundigen Steriele Medische Hulpmiddelen (VDSMH) (tot februari 2023 en vanaf juli 2023)
  • J.G. (Jolanda) Buijs, Vereniging Deskundigen Steriele Medische Hulpmiddelen (VDSMH) (vanaf februari 2023 t/m juni 2023)
  • Dr. J.A.P. (Jan) Geurts, Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV) (tot januari 2023)

Meelezers

  • Dr. D.J.F. (Dirk Jan) Moojen, Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV)

Met ondersteuning van:

  • I. (Ingeborg) van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. E. (Evelien) Belfroid, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. A.J. (Bart) Versteeg, senior-adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase. 

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen 

Ondernomen actie

Prof. dr. M.H.J. Verhofstad, Voorzitter

Chirurg Erasmus MC 

Onafhankelijk deskundige voor gezondheidsschade in civielrechtelijk verband, bestuurslid diverse wetenschappelijke verenigingen

Geen

Geen actie vereist

  1. de Bruijn

Wetenschappelijk medewerker
RIVM

Docent validatie endoscopen desinfectie bij STIP

Geen

Geen actie vereist

Dr. A.Kwee

Gynaecoloog, UMCU met detachering naar programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik

Geven cursussen foetale bewaking

 Geen

Geen actie vereist

Dr. Ir. A.M.D.E. Timmerman

Klinisch Fysicus

Lid Raad van Advies School of Medical Physics Eindhoven

Co-auteur position paper veilig gebruik infuuspompen voor Becton, Dickinson Switzerland Sàrl

Gastdocent TU Eindhoven (infusie, ioniserende straling)

Lid NEN-normcommissie Infusie transfusie

Geen

Geen actie vereist

B. van Manen - Vernooij

Arbeidshygienist - Arbodienst Amsterdam UMC

Geen

Geen

Geen actie vereist

G. de Haan 

Arbeidshygiënist bij Martini Arbo, Martini Ziekenhuis Groningen

ZZP’er arbeidshygiënist (De Haan Arboadvies)

Geen

Geen actie vereist

G. van der Wal

Deskundige infectiepreventie, Deventer ziekenhuis

Deelname SRI- werkgroepen, werkgroep voor een Handreiking outbreakmanagement van Verenso, richtlijn zorginfecties van de V&VN.

Geen

Geen actie vereist

Dr. J.H. van Zeijl

Arts-microbioloog bij Certe Diagnostiek en Advies locatie Leeuwarden (Friesland & Noordoostpolder) 

Docent Wenckebach Instituut Teach the Teacher

Geen

Geen actie vereist

J.G. Buijs (vanaf feb 2023)

Deskundige Medische Hulpmiddelen (DMH) en deskundige Reiniging en Desinfectie Flexibele Endoscopen (DSRD), Erasmus MC in Rotterdam

Advisering en opleiding DSMH/DSRD Curaçao MC

Geen

 

M. te Hennepe-Mulder

Deskundige infectiepreventie, ZGT

Geen

Geen

Geen actie vereist

M. Gaikhorst

Deskundige infectiepreventie, DESKUNDIGE scopenreiniging en deskundige Steriele Medische Hulpmiddelen

UNIC Medical Services BV

Geen

Geen

Geen actie vereist

Ing. P.J. Steegh

DSRD, DSMH en DI.
Jeroen Bosch Ziekenhuis

Geen

Geen

Geen actie vereist

Drs. T.T.N. Le

Arts-microbioloog, Ziekenhuis Gelderse Vallei Ede en Ziekenhuis Rivierenland Tiel

Geen

Geen

Geen actie vereist

Y. Chahid

Ziekenhuisapotheker Amsterdam UMC

Voorzitter SRI - Medicatie

Geen

Geen actie vereist

G.P.L. Bakker (tot feb 2023)

Deskundige Steriele medische hulpmiddelen Alrijne Zorggroep

Vervanger Deskundige Steriele medische hulpmiddelen LUMC 

Eigen bedrijf: advies en consultancy over Steriele medische hulpmiddelen en scholing

Geen 

Geen actie vereist

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntenfederatie Nederland (PFNL) voor de knelpunteninventarisatie. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is ook voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase). 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst kwalitatieve raming

Toelichting

Module Randvoorwaarden reinigen

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. 

 

Werkwijze

Deze richtlijnmodule is opgesteld volgens de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010). 

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten voor reiniging, desinfectie en sterilisatie van medische hulpmiddelen. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere WIP-richtlijnen Reiniging desinfectie sterilisatie beleid, Reiniging desinfectie sterilisatie van medische hulpmiddelen – hergebruik, Reiniging desinfectie sterilisatie (VWT en REV), Reiniging desinfectie sterilisatie Oogheelkundig instrumentarium en Reiniging desinfectie anesthesie op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NVZ, NEN Normcommissie Desinfectans en antiseptica, NOG, SVN, VCCN, IGJ, VHIG, NVOG, vDSMH, RIVM, NVVP via de invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten. 

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld. 

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Ook definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden. 

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder Zoeken en selecteren onder Onderbouwing.  Wanneer mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs 

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017). 

GRADE

Definitie

Hoog

  • Er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • Er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • Er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • Er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • De literatuurconclusie is zeer onzeker.

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. 

 

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. 

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. 

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R,Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from GRADE handbook (gradepro.org).

Volgende:
Randvoorwaarden desinfectie