Seksueel Overdraagbare Aandoeningen

Initiatief: NVDV / NVMM Aantal modules: 25

B4 Pelvic inflammatory disease (PID)

B4 Pelvic inflammatory disease (PID)

 

B4.1 Definitie ziektebeeld

Pelvic inflammatory disease (PID) is een ontsteking in het kleine bekken ten gevolge van verspreiding van micro-organismen, doorgaans vanuit de vagina en de cervix naar het endometrium, de tubae en aangrenzende structuren (Paavonen, 2008).

 

B4.2 Oorzaak

Het microbioom, betrokken bij PID, is afkomstig uit de vagina en de cervix. In de literatuur worden als belangrijkste verwekkers anaerobe gramnegatieve staven genoemd. Daarnaast spelen facultatief aerobe gramnegatieve staven (E. coli, Klebsiella spp., Proteus spp.) en de seksueel overdraagbare pathogenen Chlamydia trachomatis (Ct) en Neisseria gonorrhoeae (Ng) een rol. Een studie vond ook Staphylococcus aureus, Streptococcus agalactiae (groep B-streptokok) en de peptostreptokokken (anaerobe grampositieve kokken) als verwekkers (Judlin, 2010). Een chronische bacteriële infectie met Actinomyces spp. kan, in zeldzame gevallen, ook de oorzaak zijn van PID (NVOG, 2011). NB: Een groot aantal van de Actinomyces spp. behoort tot het normale vaginale microbioom, zoals A. meyeri, A. neuii, A. radingae, A. turicensis en A. urogenitalis. Deze zijn meestal niet gerelateerd aan infecties (Könönen, 2015).

 

Minder dan de helft van de gevallen van PID wordt veroorzaakt door Ct of Ng (Mitchell, 2021); schattingen van het aandeel veroorzaakt door Ng variëren tussen studies en hangen o.a. af van de gebruikte definitie van PID. Bij een klinische definitie en aangetoonde endometritis ligt het percentage van PID waarbij Ng in de hogere genitale tract wordt aangetroffen tussen de 9 en 25%. Een verwekker die meer in de belangstelling is komen te staan is Mycoplasma genitalium; de betekenis van deze bacterie is echter nog niet duidelijk. Onderzoeksdata geven aan dat M. genitalium ook een rol kan spelen bij PID en dat deze verwekker geassocieerd zou zijn met mildere symptomen. Er is in de studies echter geen significante toename van M. genitalium in de lagere gelegen voortplantingsorganen gedetecteerd bij PID. In de meerderheid van de gevallen (tot 70%) blijkt de verwekker van een PID niet aan te tonen (Parker, 2000). Goede Nederlandse gegevens zijn er niet.

 

De kans op verspreiding van micro-organismen is groter als de cervixbarrière gemakkelijker doorlaatbaar is (bijvoorbeeld kort na de menses) of doorbroken wordt (zoals bij een IUD-insertie of -verwijdering, curettage, partus, hysterosalpingografie, in-vitrofertilisatie en intra-uteriene inseminatie).

 

B4.3 Epidemiologie

Omdat het diagnosticeren van PID niet altijd eenvoudig is en registratie van PID niet of niet uniform plaatsvindt, is het moeilijk betrouwbare uitspraken te doen over de incidentie (Simms, 2003). De incidentie van PID in de huisartsenpraktijk is ongeveer 0,6 per 1000 vrouwelijke patiënten per jaar en is het hoogst in de vruchtbare leeftijd: 1,6 per 1000 in de leeftijdsgroep 19-24 jaar; 1,3 per 1000 in de leeftijdsgroep 25-44 jaar. De incidentiecijfers voor PID tonen een dalende lijn van 1,0 per 1000 vrouwen per jaar in 2012, 0,9 in 2013, 0,7 in 2014-2015 en 0,6 in 2016-2017 naar 0,3 in 2018 (NHG, 2020). Dit zijn waarschijnlijk onderschattingen, aangezien PID symptoomloos kan verlopen.

 

B4.4 Klachten

Een PID kan een acute hevige buikpijn geven of in meer sluimerende vorm leiden tot chronische buikpijn. Een acute PID is moeilijk te diagnosticeren vanwege de aanzienlijke variatie in symptomen en klachten die met dit ziektebeeld zijn geassocieerd. Vrouwen met PID hebben ook vaak subtiele of aspecifieke klachten en symptomen, of hebben helemaal geen symptomen, wat resulteert in een subklinische PID. Naarmate de verschijnselen van een PID ernstiger zijn en de duur ervan langer, is de kans op chronische buikpijn en complicaties, zoals infertiliteit, extra-uteriene graviditeit (EUG), tubo-ovarieel abces, pelviperitonitis en perihepatitis groter (CDC, 2021; Ross, 2012; Paavonen, 2008).

 

Bij patiënten met pijn onder in de buik (bilateraal bij lopen) en een van de volgende symptomen dient men de diagnose PID te overwegen:

  • malaise en/of koorts (temperatuur >38 °C);
  • fluorklachten;
  • abnormale vaginale bloedingen (intermenstrueel en of postcoïtaal) ten gevolge van cervicitis/endometritis;
  • diepe dyspareunie (CDC, 2021; Ross, 2008).

Verwijs naar de gynaecoloog bij:

  • ernstig algemeen ziek zijn, mogelijk is er sprake van een tubo-overieel abces (TOA). Bij koorts dient een abces te worden uitgesloten, of;
  • zwangerschap en PID, of;
  • diagnostische twijfel, in het bijzonder over de beoordeling van het vaginaal toucher, of;
  • onvoldoende effect van antibiotica na drie dagen;

Overweeg consultatie van de gynaecoloog bij immuungecompromitteerde personen.

 

B4.5 Lichamelijk onderzoek

  • Beoordeel de mate van ziek zijn van de patiënt.
  • Meet de temperatuur.
  • Palpeer het abdomen: drukpijn, loslaatpijn, défense musculaire en lokalisatie hiervan.
  • Verricht speculumonderzoek: purulente afscheiding uit de cervix, roodheid portio.
  • Verricht een vaginaal toucher: opdrukpijn, slingerpijn, pijnlijke adnexen en zwellingen van de adnexen (Van Oosten, 2011; NHG, 2020).

B4.6 Diagnostiek

Differentiaaldiagnostisch komen de volgende aandoeningen in aanmerking: -EUG, appendicitis, endometriose, ruptuur of torsie van een ovariumcyste, torsie adnextumor, necrotiserend myoom, ovulatiepijn, geruptureerd of hemorragisch corpus luteum, dysmenorroe, gastro-intestinale aandoeningen en een urineweginfectie (UWI).

 

Aanvullend onderzoek:

  • Urine: dipstick (eerste stap in diagnostiek naar UWI; zie verder beleid in NHG-standaard Urineweginfecties) en zwangerschapstest.
    Bij de verdenking PID moet een extra-uteriene graviditeit worden uitgesloten middels een zwangerschapstest. Indien er sprake is van een positieve zwangerschapstest zal bij de gynaecoloog een transvaginale echoscopie worden verricht om een EUG uit te sluiten.
  • Afnemen van materiaal (cervixuitstrijk) voor diagnostiek op Ct en Ng middels NAAT.
  • Indien materiaal voor Ng-kweek en resistentiebepaling nodig is, neem dan materiaal af volgens de richtlijnen van het laboratorium.
  • Er hoeft geen banale cervixkweek te worden afgenomen bij verdenking op PID, omdat het bacteriële microbioom in de cervix niet een afspiegeling is van de mogelijke microbiota die betrokken zijn bij de PID.
  • Routinematig testen op Mycoplasma genitalium lijkt niet gerechtvaardigd, aangezien de rol als pathogeen onvoldoende bewezen is en het geen consequenties heeft voor eventuele seksuele partners.
  • Lab algemeen: CRP, leuko’s.
  • Lab serologie infectieziekten: HIV, hepatitis B, syfilis.

Beeldvormende technieken:

  • Conventionele transvaginale echografie is standaardonderzoek bij de gynaecoloog.
  • Beeldvormende technieken zoals CT en MRI kunnen worden overwogen indien er twijfel is over de diagnose PID (of een onduidelijk echografisch beeld).
  • Laparoscopie is de gouden standaard voor de diagnose PID. Echter, alleen verricht bij onvoldoende reactie op therapie of twijfel over diagnose. Indien een laparoscopie wordt verricht dan ook buikvochtafname voor een NAAT op Ct en Ng.

Intra-uterine device (IUD):

  • De NVOG-richtlijn Pelvic inflammatory disease (NVOG, 2011) adviseert het IUD te verwijderen indien binnen 72 uur na de start van de antibiotische behandeling geen verbetering optreedt.
  • Indien toch besloten wordt tot het eerder verwijderen van het IUD mag dit pas nadat minimaal een half uur intraveneuze antibiotica of een uur orale antibiotica is gegeven.
  • Indien een patient met een IUD niet reageert op de antibiotica, denk aan Actinomyces spp.. Dit zal meestal in de tweede lijn worden aangevraagd, maar het kan ook door de huisarts. Let wel dat bepaling van Actinomyces spp. expliciet bij de aanvraag vermeld wordt. Het kan gekweekt worden uit het IUD zelf, maar ook uit de cervix. Zie tevens de richtlijn Pelvic inflammatory disease: verdenking actinomyces infectie (NVOG, 2011). NB: Een groot aantal van de Actinomyces spp. behoort tot het normale vaginale microbioom en is meestal niet gerelateerd aan infecties (Könönen, 2015).

B4.7 Behandeling

Vanwege de kans op complicaties is het wenselijk om bij verdenking op PID direct een antibiotische behandeling in te stellen, al voordat de uitslag van het microbiologisch onderzoek bekend is. De behandeling moet in ieder geval gericht zijn tegen Ct (waarvoor een chinolon levofloxacine), Ng (waarvoor ceftriaxon i.m. of i.v.), gramnegatieve staven (waarvoor een chinolon en/of ceftriaxon) en anaerobe bacteriën/microbioom van de darm (waarvoor metronidazol).

 

De klinische uitkomsten van patiënten die behandeld zijn met orale dan wel parenterale antibiotica verschillen niet van elkaar. Klinische behandeling (en het regime met o.a. parenterale antibiotica) is geïndiceerd bij ernstig ziek zijn of een bewezen tubo-ovarieel abces. Daarnaast worden zwangeren vanwege de grote kans op maternale en foetale complicaties parenteraal behandeld (CDC, 2021; Ross, 2008). NB: Bij het parentale regime wordt levoflocaxine 2dd gegeven (zie hieronder).

 

Aanbevolen behandeling bij PID

Orale behandeling:

  • levofloxacine 500 mg p.o., 1dd, gedurende 14 dagen; en
  • metronidazol 500 mg p.o., 2 dd, gedurende 14 dagen; en
  • ceftriaxon 500 mg i.m., eenmalig (bij hoog risico op, hoge verdenking van, of bewezen Ng-infectie).

Parenterale behandeling:

  • levofloxacine 500 mg p.o. 2 dd, gedurende 14 dagen; en
  • metronidazol 500 mg p.o. of i.v, 2 dd gedurende 14 dagen; en
  • ceftriaxon 2 gram i.v., 1dd tot Ng is uitgesloten.

Behandeling bij overgevoeligheid en/of contra-indicatie

Bij overgevoeligheid en/of contra-indicatie voor metronidazol kan daarvoor in de plaats worden voorgeschreven:

  • clindamycine 600 mg p.o., 3 dd gedurende 14 dagen.

Bij overgevoeligheid en/of contra-indicatie voor levofloxacine (fluorochinolonen) kan daarvoor in de plaats worden voorgeschreven:

  • doxycycline 100 mg p.o., 2 dd gedurende 14 dagen.

Behandeling bij zwangerschap/lactatie

  • ceftriaxon 2 g i.v., 1 dd gedurende 14 dagen; en
  • azitromycine 1 gram p.o., eenmalig; en
  • metronidazol 500 mg i.v. of p.o., 2 dd gedurende 14 dagen.

Zie verder de richtlijn Pelvic inflammatory disease en het tubo-ovarieel abces (NVOG, 2011).

 

B4.8 Contactonderzoek en partnernotificatie

Zie hoofdstuk D3 voor partnernotificatie en partnerbehandeling. In paragraaf D3.7 zijn tevens per soa (Tabel 10) en per syndroom (Tabel 11) de volgende zaken samengevat: wie en periode van inlichten, overdraagbaarheid na behandeling, advies seksuele onthouding en management sekspartner(s).

 

B4.9 Follow-up

Overleg met of verwijzing naar een gynaecoloog is geïndiceerd bij:

  • ernstig algemeen ziek zijn;
  • onvoldoende effect van de behandeling;
  • immuungecompromitteerde personen;
  • zwangerschap;
  • diagnostische twijfel, bijvoorbeeld als het vaginaal toucher niet conclusief of niet goed te beoordelen is door pijn of anderszins (voor echodiagnostiek).

Poliklinisch: na 2-3 dagen vindt evaluatie van het effect van de ingestelde behandeling plaats. Klinische verbetering ontstaat gemiddeld binnen drie dagen na het starten van de behandeling. Als verbetering uitblijft, is opname met verdere diagnostiek, parenterale behandeling en eventueel chirurgisch ingrijpen geïndiceerd.

 

Klinisch: parenterale therapie kan na 24 uur gediscontinueerd worden als klinische verbetering optreedt; vervolgens start van orale therapie. Bij klinische patiënten wordt aangeraden elke 24 uur de effectiviteit van de therapie te beoordelen. Bij verslechtering van het klinisch beeld dient verder onderzoek plaats te vinden. Bij een gelijkblijvend klinisch beeld wordt geadviseerd om gedurende 72 uur eenzelfde behandeling met antibiotica aan te houden alvorens andere antibiotische therapie te overwegen.

 

De behandelend arts dient een patiënt met PID te informeren over:

  • het ziektebeeld;
  • andere oorzaken van PID behalve een soa;
  • de behandeling en het belang van het afmaken van een antibioticakuur en mogelijke bijwerkingen van behandeling;
  • de mogelijkheid om te kiezen voor een andere antibiotische behandeling in het geval van overgevoeligheid, bewezen resistentie of het uitblijven van verbetering;
  • de potentieel nadelige gevolgen van PID (infertiliteit, EUG, chronische buikpijn);
  • de toename van de kans op infertiliteit bij recidiverend PID;
  • de afname van de kans op een recidiverend PID ten gevolge van een soa door condoomgebruik;
  • het inventariseren van sekspartners bij een PID ten gevolge van een soa;
  • (in het geval van een indicatie tot opname:) wanneer en waarom tot ziekenhuisopname wordt overgegaan.

Sekspartners van patiënten met PID moeten bij een aangetoonde soa ingelicht, getest en zo nodig behandeld worden. Zie hoofdstuk D3 voor partnermagement.

Onderbouwing

  1. CDC. Pelvic inflammatory disease (PID). In: 2021 Sexually transmitted diseases treatment guidelines. Centers for Disease Control and Prevention, 2021. https://www.cdc.gov/std/treatment-guidelines/STI-Guidelines-2021.pdf
  2. Judlin P. Current concepts in managing pelvic inflammatory disease. Curr Opin Infect Dis. 2010 Feb;23(1):83-7.
  3. Könönen E, Wade WG. Actinomyces and related organisms in human infections. Clin Microbiol Rev. 2015;28(2):419-442. doi:10.1128/CMR.00100-14.
  4. Mitchell CM, Anyalechi GE, Cohen CR, Haggerty CL, Manhart LE, Hillier SL. Etiology and Diagnosis of Pelvic Inflammatory Disease: Looking Beyond Gonorrhea and Chlamydia. J Infect Dis. 2021 Aug 16;224(12 Suppl 2):S29-S35. 8-1129.
  5. NHG. NHG-Standaard M50: pelvic inflammatory disease. Eerste herziening. Nederlands Huisartsen Genootschap, 2020.
  6. NVOG. Richtlijn pelvic inflammatory disease en tubo-ovarieel abces. Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, 2011.
  7. Paavonen J, Weström L, Eschenbach D. Pelvic inflammatory disease. In: Holmes KK, Sparling PF, Stamm WE et al. Sexually transmitted diseases. 4th Edition. Mc Graw-Hill, 2008.
  8. Parker CA, Topinka MA. The incidence of positive cultures in women suspected of having PID/Salpingitis. Acad Emerg Med. 2000 Oct;7(10):1170. 
  9. Ross J, Judlin P, Jensen J. European guideline for the management of pelvic inflammatory disease. 2012.
  10. Simms, I et al. "Diagnosis of pelvic inflammatory disease: time for a rethink." Sexually transmitted infections vol. 79,6 (2003): 491-4. doi:10.1136/sti.79.6.491
  11. Van Oosten HE, van Leent EJM, de Vries HJC. Buikpijn bij de vrouw. In: Richtlijnen SOA polikliniek 2011. GGD Amsterdam, 2011: 15-16. Via: https://www.huidziekten.nl/richtlijnen/SOA-richtlijn-2012-GGD-Amsterdam.pdf.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 27-03-2024

Laatst geautoriseerd  : 27-03-2024

Geplande herbeoordeling  :

De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van het richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van deze richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Opmerking bij autorisatie:

 

Betreft ‘C.1.10: Paradigmashift testbeleid chlamydia bij asymptomatische patiënten’; deze paragraaf geeft aan dat er nieuwe inzichten zijn met betrekking tot het al dan niet testen op chlamydia bij personen zonder klachten, maar gaat niet over tot ontraden. De richtlijn geeft helder aan dat nog niet duidelijk is wat de consequenties zijn op de langere termijn als men stopt met het testen en dat een (maatschappelijk) gesprek over het nut en de noodzaak hiervan is geboden. De NVMM, de NIV en het NHG willen benadrukken dat een breed debat met alle stakeholders eerst moet plaatsvinden alvorens men deze richtlijn interpreteert als een advies om niet meer te testen op chlamydia bij personen zonder klachten.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
  • Nederlandse Vereniging van HIV Behandelaren
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Nederlandse Vereniging Infectieziektebestrijding
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland, afdeling Vrouw en Kind
  • Werkgroep Artsen Seksuele gezondheid en Soa
  • Nederlandse Vereniging voor Internist-infectiologen
  • Poz&Proud
  • Treat it Queer

Doel en doelgroep

Deze richtlijn doet aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering en is gericht op het vaststellen van goed medisch handelen.

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoek financiering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad.

 

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met geografische spreiding van de werkgroepleden en met evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen zijn er vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen en belangenorganisaties betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn.

 

Tabel 1: Overzicht werkgroepleden herziening 2022-2024.

Werkgroepleden

Functie

Vereniging of affiliatie

Prof. dr. H.J.C. de Vries (voorzitter)

Dermatoloog

NVDV

Dr. A.P. van Dam (vicevoorzitter)

Arts-microbioloog

NVMM

Drs. E. Ab

Huisarts

NHG

Dr. A.H. Adriaanse

Gynaecoloog

NVOG

Drs. C.A.J. van Bokhoven

Arts Maatschappij en Gezondheid

NVIB/WASS

Drs. H. Bos (vanaf mei 2022)

Arts Maatschappij en Gezondheid

Soa Aids Nederland

Drs. M.D. Esajas

Gynaecoloog

NVOG

Drs. M.A.M. van den Elshout

Arts seksuele gezondheid

GGD regio Utrecht

Dr. H.M. Götz

Arts Maatschappij en Gezondheid, epidemioloog

NVIB/WASS

Drs. M.O. Hoogeveen (vanaf april 2023)

Arts-onderzoeker

NVDV

Dr. E. Hoornenborg

Internist-infectioloog

NVHB (NIV)

Drs. A.G.W van Hulzen

Verpleegkundig specialist

V&VN

Drs. R. Joosten

Arts Maatschappij en Gezondheid

RIVM

Drs. D.M. van Loon (sept 2022-mei 2023)

Arts-onderzoeker

NVDV

Dr. G. Losonczy

Oogarts

NOG

Drs. B. Meijer

Uroloog

NVU

Dr. J.M. Oldhoff

Dermatoloog

NVDV

Prof. Dr. M.F. Schim van der Loeff

Arts Maatschappij en Gezondheid, epidemioloog

GGD Amsterdam

Drs. F.W. Sintenie

Belangenvertegenwoordiger

Treat it Queer

Drs. M. Stolting (tot december 2022)

Arts-onderzoeker

NVDV

E.N.J. Stronck (vanaf april 2022)

Patiëntvertegenwoordiger

Poz&Proud (Hiv Vereniging)

Dr. A.H. Teeuw

Kinderarts

NVK

Dr. S.O. Verboeket

Belangenvertegenwoordiger

PrEPnu

Dr. C.E. Vergunst

Dermatoloog

NVDV

Dr. S.M.E. Vrouenraets

Internist-infectioloog

NVHB (NIV)

Drs. M.I.L.S. Werner

Arts Maatschappij en Gezondheid

NVIB/WASS

Dr. M. van Westreenen

Arts-microbioloog

NVMM

Dr. C. Zemouri

Gezondheidswetenschapper

Zemouri Public Health Research & Consultancy

Klankbordleden

 

 

Dr. J. Schouten

Neuroloog

NVN

 

Tabel 2: Overzicht betrokken partijen herziening 2022-2024.

Overzicht betrokken partijen*

Zitting nemend in werkgroep

Knelpunten­analyse

Commentaar­fase

Autorisatie

Opmerkingen

Wetenschappelijke verenigingen

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)

X

X

X

X

 

Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

X

X

X

 

Voor huisartsen gelden de NHG-standaarden.

Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)

X

X

X

X

Geen extern commentaar geleverd.

Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) namens de Nederlandse Vereniging van Hiv-Behandelaren (NVHB) en de Nederlandse Vereniging voor Internist-infectiologen (NVII)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging Infectieziektebestrijding (NVIB) namens de Werkgroep Artsen Seksuele gezondheid en Soa (WASS)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)

X

 

X

X

Zijn later (na knelpuntanalyse) aangeschoven.

Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)

X

 

X

X

Zijn later (na knelpuntanalyse) aangeschoven.

Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN)

 

 

X

 

Gemandateerd klankbordgroep lid.

Nederlands Oogheelkundig Genootschap (NOG)

X

 

X

X

Zijn later (na knelpuntanalyse) aangeschoven.

Overige organisaties

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en het Milieu-Centrum voor Infectieziektebestrijding (RIVM-Cib)

X

X

X

 

 

Soa Aids Nederland

X

X

X

 

 

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)

X

X

X

X

Geen extern commentaar geleverd.

Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuis Apothekers (NVZA)

 

 

X

 

 

Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV)

 

 

X

 

Per abuis niet uitgenodigd voor knelpuntanalyse. Er is afgesproken dit in de toekomst wel te doen.

Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA)

 

 

X

 

Geen extern commentaar geleverd.

Patiëntenverenigingen

Poz&Proud

X

X

X

X

Geautoriseerd via Patiëntfederatie Nederland

Treat it Queer

X

X

X

X

Geautoriseerd via Patiëntfederatie Nederland

PrEPnu

X

X

X

 

Geen extern commentaar geleverd.

Huid Nederland

 

 

X

 

Geen extern commentaar geleverd.

Stakeholders

Zorginstituut Nederland (ZiN)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geen commentaar ontvangen.

Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ)

 

 

X

 

 

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geen commentaar ontvangen.

Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geen commentaar ontvangen.

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geeft geen commentaar.

* Alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.

Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.

 

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling (2021) is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Persoonlijke financiële belangen, persoonlijke relaties, reputatiemanagement

Extern gefinancierd onderzoek

Overige belangen

Getekend op

Acties

Prof. dr. H.J.C. de Vries

Dermatoloog, CSG GGD Amsterdam & afdeling dermatologie, Amsterdam UMC

Chair of CBK Zuidoost foundation, onbetaald

-

-

-

07-12-2022

-

Drs. E. Ab

Huisarts UMCG

- Kaderarts urogynaecologie (onbetaald)

- Expertgroep seksuele gezondheid (onbetaald)

-

-

-

10-02-2022

-

Dr. A.H. Adriaanse

Gynaecoloog, Noordwest Ziekenhuisgroep, locatie Alkmaar

- Medisch manager OK-organisatie Noordwest Ziekenhuisgroep

- Lid Calamiteiten commissie Noordwest Ziekenhuisgroep

- Opleider Internationale Gezondheidszorg en Tropengeneeskunde, Noordwest Ziekenhuisgroep (deze functies zijn onderdeel van het dienstverband binnen de Noordwest Ziekenhuisgroep)

-

-

-

27-08-2023

-

Drs. C.A.J. van Bokhoven

Arts maatschappij en gezondheid, infectieziekte­bestrijding, GGD Gelderland-Zuid

- Lid visitatiecommissie Seksuele gezondheid GGD’en (vergoeding valt onder reguliere financiering)

- Lid werkgroep kwaliteitsprofiel ASG (betaald door VWS)

-

-

-

23-02-2022

-

Dr. H. Bos

Arts M+G infectieziekte­bestrijding, strategisch adviseur Soa Aids Nederland (0,8)

-

-

-

-

24-02-2022

-

Dr. A.P. van Dam

Arts-microbioloog Amsterdam UMC (0,9 FTE) met detachering naar

- GGD Amsterdam (0,2 FTE)

- RIVM (COMmer) (0,2 FTE)

- Vanuit Amsterdam UMC: lid redactieraad Tijdschrift voor Infectieziekten (onbetaald)

- Vanuit GGD: labvertegenwoordiger NL voor SOA-ECDC (onbetaald)

Geen specifieke intellectuele belangen of reputatie. In het algemeen is het zo dat het definiëren van een bepaalde conditie als een ziektebeeld, waarop diagnostiek en behandeling moet volgen door een professional, leidt tot een groter belang van deze professional en zijn/haar werkgever. Dit geldt ook voor mij als arts-microbioloog, en mijn werkgevers.

Onderzoek naar effectiviteit van zolidoflacin voor behandeling voor gonorroe (iov GARDP)

Onderzoek naar M. genitalium bij PID, financier OLVG research fonds

-Onderzoek naar diagnostische waarde geautomatiseerde moleculaire test voor T. pallidum (Hologic financiert kits, geen honoraria)

-

16-01-2023

-

Drs. M.A.M. van den Elshout

- Medisch coördinator afd. seksuele gezondheid, GGD regio Utrecht (36u)

- Arts-onderzoeker AMPrEP, AMR / Amsterdam UMC /GGD Amsterdam (8u)

-Arts seksuele gezondheid, GGD Amsterdam, Gemeente Amsterdam (0,77u)

Registratiecommissie SOAP, lid namens ASG-stuurgroep, leden geven advies aan de directeur RIVM/CIb over de gegevens die aangeleverd moeten worden t.b.v. de in het SOAP gebruikersreglement genoemde doelen (onbetaald).

-

-

-

14-11-2022

-

Drs. M.D. Esajas

Gynaecoloog UMCG

Docent BVO Nederland, onbetaald

-

-

-

24-11-2022

-

Dr. H.M. Götz

Arts M+G IZB GGD Rotterdam- Rijnmond

-

-

-

-

09-02-2022

-

Drs. M.O. Hoogeveen

Arts-onderzoeker, NVDV

Klinisch onderzoek pediatrie Virtual Reality Hypnosis

-

-

-

25-01-2022

-

Dr. E. Hoornenborg

- Hoofd Centrum voor Seksuele Gezondheid GGD Amsterdam (1,0 fte)

- Internist-infectioloog, DC Lairesse, Amsterdam (0,1 fte)

-

-

GGD Amsterdam ontvangt in 2023 een grant van Gilead Sciences voor outreach HIV en STI testing. Geen belang bij uitkomst met betrekking tot de MDR.

-

23-08-2023

-

Drs. A.G.W. van Hulzen

Verpleegkundig Specialist AGZ (hiv- en hepatitis behandel­centrum) Isala Zwolle (24u)

-

-

-

-

29-11-2022

-

Drs. D.M. van Loon

Arts-onderzoeker NVDV

-

-

-

-

01-02-2023

-

Drs. R. Joosten

Arts Maatschappij en Gezondheid, profiel Infectieziekte­bestrijding RIVM

-

-

-

-

24-11-2022

-

Dr. G. Losonczy

Oogarts, corneachirurg, Radboud UMC Nijmegen

-

-

-

-

19-07-2023

-

Drs. B. Meijer

Uroloog, ACIBADEM, Amsterdam

Lid werkgroep bekwaamheidseisen (beperkte) genitale chirurgie (onbetaald)

-

-

-

11-2-2022

-

Dr. J.M. Oldhoff

Dermatoloog, UMCG

- Voorzitter domeingroep SOA en huidinfecties, NVDV

- Hoofd SOA GGD Groningen (betaald via samenwerkings­verband met de afd. dermatologie UMCG)

-

-

-

10-02-2022

-

Prof. Dr. M.F. Schim van der Loeff

- Senior epidemioloog bij afdeling infectieziekten, GGD Amsterdam (fulltime)

- Bijzonder hoogleraar van epidemiologie van Seksueel Overdraagbare Infecties, Amsterdam UMC (1 dag per week)

Bestuurslid Stichting Virus Actiefonds (onbetaald) tot november 2022

-

Mijn werkgever, GGD Amsterdam, stimuleert medewerkers om deel te nemen aan adviescommissies en richtlijncommissies, zoals deze. Alle betalingen uit bovenstaande functies gaan naar werkgever.

- Hoofdonderzoeker op onderzoek CONTROL, gefinancierd door ZonMw (juli 2020-heden)

- Projectleider op onderzoek NABOGO, gefinancierd door ZonMw (2016-2022)

- Co-PI op onderzoek EZI-PrEP, gefinancierd door AidsFonds (2019-heden)

- Deelnemer van Advisory board MSD (november 2020 en juni 2021)

- Lid van Advisory Board Novosanis (oktober 2022-heden)

- Hoofdonderzoeker van Ivestigator-Initiated Research grant bij GSK (oktober 2022-nu)

23-2-2022

-

Dr. J. Schouten

- Neuroloog, Rijnstate Ziekenhuis Arnhem

Forensisch neuroloog, Pieter Baan Centrum (betaald)

-

-

-

24-07-2023

-

Drs. F. W. Sintenie

- Penningmeester bij Treat it Queer (i.p. onbetaald)

- ANIOS verslavings­geneeskunde bij Jellinek (betaald)

-

-

-

Treat it Queer zet zich in voor betere zorg voor de LHBTI+ gemeenschap middels onderwijs, onderzoek en advies. Alle oprichters zijn zelf onderdeel van de gemeenschap, maar hebben ook alleen een achtergrond in de geneeskunde en/of global health. Derhalve zou het theoretisch kunnen dat de stichting Treat it Queer meer bekendheid krijgt door de richtlijn, en hierdoor sneller of makkelijker gevraagd wordt om projecten te organiseren of hieraan deel te nemen. Er spelen geen directe financiële belangen. (zie verder uitleg de belangenverklaring)

18-2-2022

-

Drs. M. Stolting

Arts-onderzoeker NVDV

-

-

-

-

05-06-2022

-

E.N.J. Stronck

Coördinator Poz&Proud, onderdeel van de hiv vereniging

-

-

-

-

24-11-2022

-

Dr. A.H. Teeuw

Kinderarts sociale pediatrie, Emma Kinderziekenhuis-Amsterdam UMC

- LECK kinderarts (onbetaald)

- CSG kinderarts (onbetaald)

-

-

-

22-01-2023

-

Dr. S.O. Verboeket

Arts in opleiding tot verslavingsarts, SBOH / Stichting Arkin

Lid actiegroep PrEPnu (voorheen voorzitterschap; vrijwilligerswerk)

-

-

Als lid van actiegroep PrEPnu ben ik er bij gebaat dat PrEP beter en breder toegankelijk wordt dan op dit moment sprake van is. Met deze visie, en mede daardoor, ben ik betrokken bij de totstandkoming van deze richtlijn

11-12-2022

-

Dr. C.E. Vergunst

- Dermatoloog GGD Amsterdam (18u per week

- Dermatoloog Centrum Oosterwal, gedetacheerd NoordWestZiekenhuis­groep (18u per week)

 -Lid domeingroep SOA en huidinfecties (onbetaald)

- Docent NSPOH (betaald)

Recent gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek mede van mijn hand zal in de nieuwe richtlijn verwerkt worden

Betrokkenheid bij onderzoek naar klinische relevantie Mg infecties, momenteel intern gefinancierd door GGD Amsterdam, in verleden is studie deels gesponsord door Hologic (levering test-kits)

-Bevestiging reputatie als expert op het gebied van SOA.

-De richtlijn wordt ook doorgevoerd, voor zover van toepassing, in de door mij en mijn collega’s beheerde lokale protocollen van de GGD Amsterdam.

14-02-2022 én
27-12-2022

-

Dr. S.M.E. Vrouenraets

Internist-infectioloog, OLVG. Tevens gedetacheerd vanuit OLVG naar AvL voor het uitvoeren HRA (hoog risico anoscopieën) en A-team werkzaamheden

-

-

-

-

22-11-2022

-

Drs. M.I.L.S. Werner

Arts Maatschappij en Gezondheid, GGD Zuid Limburg

-

-

-

-

23-11-2022

-

Dr. M. van Westreenen

Arts-microbioloog, Erasmus MC en STAR-SHL

- GRAS werkgroep (onbetaald)

- ECDC SOHO network focal point organs (onbetaald)

-

-

-

21-11-2022

-

Dr. C. Zemouri

- Onderzoeker COVID-19 aanbevelingen, Amsterdam Medisch Centrum

- Zelfstandig onderzoeker en consultant, Zemouri Public Health Research & Consultancy

-

-

-

-

06-04-2022

-

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van een aantal patiënten/sleutelpopulatie organisaties zoals Poz&Proud, PrEP.nu, en Treat it Queer. Afgevaardigden van deze organisaties waren aanwezig bij alle vergaderingen en hebben als auteurs en commentators een directe en actieve bijdrage geleverd aan het tot stand komen van de richtlijn.

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens is er een samenvatting gemaakt inzake de belangrijkste wijzigingen en is de ‘MDR Soa App’ geüpdatet aan de hand van de wijzigingen voortvloeiende uit deze herziening; deze is voor iedereen beschikbaar die daar kennis van wil nemen. Het volledige implementatieplan is opgenomen in bijlage implementatieplan.

Werkwijze

Aanleiding

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie en de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie is de richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA) in 2022-2024 herzien. De laatste grote herziening dateert uit 2018. In 2019 heeft er een kleine modulaire herziening plaatsgevonden. Voor deze huidige herziening kwamen meerdere modules in aanmerking, omdat er relevante ontwikkelingen hebben plaatsgevonden omtrent epidemiologie (mpox en scabiës), therapie (chlamydia), testbeleid (chlamydia en Mycoplasma genitalium-infectie) en biomedische interventies (PrEP).

 

Knelpuntenanalyse

In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. Zie bijlage 2, tabel 2 voor de aanwezigheid van de verschillende partijen bij deze eerste bijeenkomst.

 

Samenstelling van de werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met geografische spreiding van de werkgroepleden en met evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen zijn er vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen en belangenorganisaties betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn. Zie bijlage 2, tabel 1 voor een volledig overzicht van de betrokken partijen.

 

Wetenschappelijke bewijsvoering

De voorlaatste update van de richtlijn dateert uit 2019, welke tot stand is gekomen op basis van commentaar op de vorige versie (2018), en evaluatie door de werkgroep. Er zijn toen geen substantiële wijzigingen aangebracht, maar storende fouten zoals in doseringen zijn gecorrigeerd en verduidelijkingen zijn waar nodig aangebracht. De richtlijnwerkgroep werkte in de periode 2021-2023 aan een nieuwe conceptrichtlijntekst. De werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen die zich elk bogen over een module. Als basistekst is uitgegaan van de 2019 MDR Soa die eerder door de in Nederland aanwezige deelexperts zijn samengesteld.

 

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Voor een groot deel van de adviezen die in de richtlijn worden gegeven is onvoldoende bewijs voorhanden dat vandaag de dag noodzakelijk wordt geacht voor opname in een richtlijn. Zo is de huidige behandeling van syfilis terug te voeren op kennis en ervaring stammend uit het midden van de 20e eeuw, ver voor de implementatie van de ”evidence based medicine”-criteria die nu als standaard worden vereist als onderbouwing van medisch beleid. Er bestaat echter geen twijfel aan de keuze voor benzathinebenzylpenicilline als eerstekeuzebehandeling voor syfilis. Dit geldt overigens niet alleen voor seksueel overdraagbare aandoeningen; het overgrote deel van de 3000 dermatologische diagnoses kent geen behandeling die op stevig bewijs rust; toch bestaat ook daar behoefte aan therapeutische adviezen.

 

Er is in 2002 een Soa-richtlijn verschenen die geheel volgens de toen geldende standaard van wetenschappelijke bewijsvoering is opgesteld. Op basis van vooraf opgestelde vragen werden zoekopdrachten uitgevoerd en een poging tot beantwoording van de vragen gedaan. Helaas bleek voor de meest klinisch relevante ‘uitgangsvragen’ geen systematische onderbouwing vanuit de literatuur voorhanden (er kwamen geen adviezen met een bewijskracht boven niveau 4 uit). De meest prangende vragen omtrent diagnostiek en behandeling konden zodoende niet worden beantwoord en kwamen ook niet aan bod. Vanwege het teleurstellende resultaat en de kritiek op deze richtlijn is bij de volgende versie afgestapt van het model van vooraf opgestelde vragen en is weer gekozen voor de voorheen gehanteerde werkwijze zoals bij de 1997 richtlijn die bestond uit vaste paragrafen per syndroom en infectie (zoals epidemiologie, diagnostiek en behandeling). Vanaf 2012 is de richtlijn daarom hoofdzakelijk gebaseerd op een combinatie van de mening van de werkgroep (expert opinie) na uitvoerige discussie, aanvullend gericht literatuuronderzoek (niet systematisch beoordeeld) en recent gepubliceerde internationale en nationale richtlijnen, waarin naast standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), de Amerikaanse CDC, de Britse BASHH, de Europese IUSTI en de WHO-richtlijnen het meest leidend zijn geweest. De internationale richtlijnen volgen ook het door ons gekozen stramien van vaste paragrafen per syndroom/infectie die al dan niet is onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek dan wel met expert opinie. Per hoofdstuk of passage wordt duidelijk gerefereerd naar nationale of internationale richtlijnen waaruit zaken overgenomen zijn. Daarnaast heeft er voor alle modules/hoofdstukken gedurende het gehele herzieningsproces, intensieve samenwerking met het RIVM/LCI plaatsgevonden. Daar waar geen gepubliceerd bewijs voorhanden was, is per definitie gebruik gemaakt van expert opinies zoals deze tijdens de verschillende overlegmomenten werden geformuleerd.

 

Voor de onderbouwing van de diagnostiek en behandel adviezen van chlamydiasis is wel meer bewijs voorhanden. Voor het hoofdstuk C1. Chlamydiasis (inclusief lymphogranuloma venereum) hebben we dankbaar gebruikgemaakt van de NHG-Standaard: Het soa-consult (NHG, 2022). Deze NHG-Standaard is recent (2022) voor wat betreft de non-LGV-chlamydia-infecties herzien door het Nederlands Huisartsen Genootschap, waarbij er gebruik is gemaakt van de GRADE-methodiek om meerdere uitgangsvragen te beantwoorden. Deze methodiek is terug te vinden in het document ‘totstandkoming en methoden’ van deze NHG-Standaard. Daar waar is afgeweken van het advies in deze standaard staat dat nadrukkelijk vermeld in de tekst. De hoofdstukken B1. Urethritis, B2. Fluor vaginalis en vaginitis, B3. Acute epididymitis (bij volwassenen) zijn eveneens grotendeels afkomstig uit de NHG-Standaarden en NHG-Behandelrichtlijnen (‘Het soa-consult’, ‘Fluor vaginalis’ en ‘Acute epididymitis bij volwassenen’’) met enkele aanpassingen en toevoegingen uit recentere literatuur. Voor achtergrondinformatie bij de tekst van dit hoofdstuk (inclusief een uitvoerige onderbouwing) verwijzen we naar de volledige NHG-Standaard en diens ‘totstandkoming en methoden’.

 

De conceptteksten werden tijdens verschillende subgroepvergaderingen en een eendaagse plenaire bijeenkomst besproken. De conceptteksten zijn vervolgens, na verwerking van de commentaren van verschillende betrokken wetenschappelijke en beroepsverenigingen en instanties, eind 2023 aangeboden ter autorisatie (zie: initiatief en autorisatie). De richtlijn biedt de mogelijkheid om per gezondheidechelon (0e lijn, GGD; 1e lijn, huisarts; 2e lijn, ziekenhuis) de meest geëigende keuzes te maken in het te voeren beleid. Dit houdt bijvoorbeeld in dat er verschillen kunnen bestaan in testbeleid voor urogenitale chlamydia-infecties tussen de verschillende echelons.

 

Belangrijkste wijzigingen

Zie de ‘Algemene inleiding’ van de MDR Soa.

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is gezocht naar en gebruik gemaakt van onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op relevante vraagstukken uit de klinische praktijk. Voor deze herziening is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om vraagstukken te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is te raadplegen in bijlage 4.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar, voor zover mogelijk, wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt)organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel 2). De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter autorisatie.

Volgende:
DEEL C: Specifieke soa’s