Screening van de patiënt met psoriasis
Uitgangsvraag
Welke screeningsmethoden worden aanbevolen om de ernst van psoriasis (ziekte-ernst) vast te stellen en te monitoren?
Voor welke comorbiditeiten en op welke manier wordt screening aanbevolen bij mensen met psoriasis?
Aanbeveling
Bij elke patiënt met psoriasis die in de tweede lijn gezien wordt (eerste consult en bij controles):
- Vraag de volgende informatie uit (met name bij het eerste consult):
- Diagnosedatum psoriasis of ziekteduur.
- Medische voorgeschiedenis en familieanamnese; met speciale aandacht voor: psoriasis, artritis psoriatica (PsA), metabool syndroom, cardiovasculaire ziekten en (andere) immuungemedieerde inflammatoire aandoeningen (IMID’s).
- Therapeutische voorgeschiedenis m.b.t. psoriasis medicatie en bijbehorende effectiviteit en reden van stoppen.
- Huidige arbeidssituatie en mogelijke invloed psoriasis.
- Bepaal en registreer de hoofdvorm en eventueel aanwezige subvormen; plaque, guttata, capitis, inversa, genitalis, nagels, etc.
- Overweeg de ernst van (1) ziekte en (2) effectiviteit van de behandeling te objectiveren met arts- en patiënt- gerapporteerde uitkomstmaten zoals een 6-punts PGA en/of PASI score, een 6-punts PtGA, de DLQI en de NRS Worst Itch. Vraag naar psoriasis plekken die voor de patiënt hinderlijk zijn (zie Programma Uitkomstgerichte Zorg, 2023).
- Vraag naar en wees alert op tekenen van PsA. Verwijs patiënten met een verdenking op PsA naar de reumatoloog.
- Indien geïndiceerd bespreek ziekte-coping en wees alert op tekenen van schaamte, angst en depressie bij patiënten met psoriasis. Verwijs bij aanhoudende bezorgdheid of somberheid, dan wel een depressieve- of angststoornis door problemen met de coping naar een (medisch) psycholoog of psychiater, bij voorkeur via de eigen huisarts, of direct indien een (medisch) psycholoog of psychiater verbonden is aan de afdeling Dermatologie.
- Wees alert op een verhoogd cardiovasculair (CV) risico; zeker in aanwezigheid van ernstige psoriasis en/of bekende CV risicofactoren. Verwijs zo nodig naar de huisarts voor CV risico management (CVRM).
- Overweeg de relevante leefstijladviezen met betrekking tot alcohol, roken, beweging en voeding te bespreken (zie NHG-Praktijkhandleiding Leefstijl).
Bij patiënten die binnen afzienbare tijd met een systemische therapie zullen beginnen:
Voor specifieke adviezen rondom start van systemische therapie verwijzen we naar de modules: Systemische therapieën, Comorbiditeiten en systemische therapieën, Vaccinaties en systemische therapieën en Kinderwens en zwangerschap bij systemische therapieën.
Overwegingen
Kwaliteit van het bewijs
Er is niet systematisch naar literatuur gezocht en er is geen GRADE-analyse uitgevoerd.
Balans van gewenste en ongewenste effecten
Door betere screening ontstaat een beter beeld van de psoriasis, de (risico’s op) comorbiditeiten en de algehele gezondheidstoestand van de patiënt. Hierdoor kan eerder ingezet worden op preventie en kan eventueel eerder ziekte-controle worden bereikt. Tevens maakt dit patiënt en behandelaar alert op de problemen en risico’s die psoriasis patiënten gerelateerd aan hun ziekte kunnen hebben. Screening van de populatie patiënten met psoriasis (in de tweede lijn) zou primair moeten leiden tot doelmatige inzet van diagnostiek en therapie.
Professioneel perspectief
Screening van ziekte-ernst
Een goede behandeling sluit aan bij de persoonlijke situatie van een patiënt. Belangrijk hierbij is dat zorgverlener en patiënt samen kunnen beslissen wat voor die persoon de beste behandeling is. Dit kan bijdragen aan het verbeteren van kwaliteit van leven voor de patiënt.
Het programma ‘Uitkomstgerichte Zorg’ heeft als doel het bevorderen van enerzijds ‘Samen Beslissen’ tussen zorgverlener-patiënt en anderzijds het bevorderen van Leren & Verbeteren door de zorgverlener op basis van uitkomstinformatie [Programma Uitkomstgerichte Zorg, 2023]. Door van elkaar te leren en de zorg te verbeteren gaat de kwaliteit van zorg omhoog en ook dit komt ten goede aan een betere kwaliteit van leven voor de patiënt.
In 2023 heeft de aandoeningswerkgroep Psoriasis binnen het programma Uitkomstgerichte zorg samen met het Zorginstituut een set van meetinstrumenten en uitkomstinformatie opgesteld die gebruikt kan worden voor ‘Samen Beslissen’. Hierbij werden de volgende randvoorwaarden in acht genomen:
- De opgeleverde set van uitkomstinformatie ondersteunt en dient hanteerbaar en bruikbaar te zijn voor patiënt en zorgverlener in het kader van ‘Samen Beslissen’ in de medisch specialistische zorg;
- Gebruik maken van informatie die op basis van data-elementen vanuit het EPD uit de medisch specialistische zorg te halen zijn en die gestructureerd en op uniforme wijze worden vastgelegd;
- Het gaat om een beperkte/minimale set aan uitkomstinformatie en sluit zo mogelijk aan bij datgene wat reeds bruikbaar is (en kan later aangevuld worden).
Het in gebruik nemen van gestandaardiseerde sets van uitkomstinformatie, heeft onder andere de volgende gebruiksdoelen:
- ‘Samen Beslissen’ waarbij de zorgverlener de individuele uitkomsten van de patiënt bespreekt tijdens het consultgesprek om gerichter zorg op maat te kunnen bieden;
- ‘Samen Beslissen’ waarbij de zorgverlener de landelijk geaggregeerde uitkomsten van vergelijkbare patiëntgroepen bespreekt tijdens het consultgesprek om gerichter zorg op maat te kunnen bieden;
- ‘Leren & Verbeteren’ door de zorgverlener met spiegelinformatie van landelijk geaggregeerde uitkomsten van patiëntgroepen, aangevuld met noodzakelijke proces- en structuurinformatie.
De aandoeningswerkgroep benoemt als aandachtspunt de heterogeniteit in de registratie van de diagnose psoriasis (DBC, ICD, diagnosethesaurus) tussen zorginstellingen. Daarnaast hebben patiënten vaak meerdere subvormen van psoriasis naast elkaar, terwijl er maar één subvorm geregistreerd kan worden in het EPD. Inzicht in welke subvorm(en) iemand heeft is wél van belang voor het juist kunnen toepassen van de uitkomsten set.
De aandoeningswerkgroep Psoriasis heeft een set van uitkomstinformatie opgesteld die gebruikt kan worden voor ‘Samen Beslissen’. De set bestaat uit arts- en patiënt-gerapporteerde uitkomstinformatie. De volgende klinische uitkomsten zijn vastgesteld: ziekte-ernst (vastgelegd middels 6-punts PGA (complete clearance [PGA 0], almost complete clearance [PGA 1]), time to clearance, drug survival en reden van stoppen.
De patiënt-gerapporteerde uitkomsten omvatten de uitkomsten ziekte-ernst, kwaliteit van leven, jeuk en hinderlijke psoriasis plekken. De aandoeningswerkgroep adviseert om de uitkomsten te meten met respectievelijk de 6-punts ziekte-ernst parameter PtGA (Patient Global Assessment), dermatologie-gerelateerde kwaliteit van leven middels de (C)DLQI(-R), jeuk middels NRS Worst Itch en de vraag ‘Zijn er nog psoriasisplekken die u hinderen?’.
Screening cardiovasculair risico
Het cardiovasculaire (CV) risico is verhoogd bij patiënten met psoriasis [Liu, 2022; Zhang, 2022]; naast de traditionele cardiovasculaire risicofactoren speelt hoogstwaarschijnlijk disregulatie van het immuunsysteem ook een rol en psoriasis blijkt een onafhankelijke CV risicofactor te zijn [Liu, 2022; Gonzalez, 2023]. De levensverwachting van patiënten met ernstige psoriasis is gemiddeld 4-5 jaar lager t.o.v. de gezonde populatie, en cardiovasculaire aandoeningen dragen hier het meest aan bij [Abuabara, 2010]. Hoe uitgebreider de psoriasis, hoe hoger de kans op een CV risico of overlijden [Gelfand, 2009; Azfar, 2012; Mehta, 2010]. Traditionele tools om het CV risico in te schatten zijn niet ontwikkeld voor psoriasis, waardoor het risico onderschat wordt [Gonzalez, 2022; Kimball 2012]. Uit onderzoek blijkt ook dat preventieve maatregelen te weinig ingezet worden bij deze groep patiënten [Kimball, 2012]. In de NHG-standaard ‘Cardiovasculair risicomanagement’ (CVRM) wordt geadviseerd om een cardiovasculair risicoprofiel in te stellen bij patiënten met reumatoïde artritis, en dient de risicoscore met een factor 1,5 vermenigvuldigd te worden. Voor psoriasis wordt geen aanbeveling gedaan in deze standaard. In de Amerikaanse psoriasis richtlijn wordt aanbevolen een cardiovasculair risicoprofiel te bepalen bij patiënten met psoriasis, en vroeger en frequenter te screenen bij patiënten met ernstige psoriasis (kandidaten voor systemische psoriasis behandeling of patiënten waarbij >10% van de huid is aangedaan) én tevens risicoscores met een factor 1,5 te vermenigvuldigen [Elmets, 2019]. In afstemming met de NHG-standaard wordt er momenteel afgewogen of CVRM specifiek voor psoriasispatiënten wordt opgenomen. Totdat hier duidelijkheid over is, is het belangrijk om bewust te zijn van het verhoogde cardiovasculaire risico; met name bij patiënten met ernstigere vormen van psoriasis en in aanwezigheid van andere CV risicofactoren.
Zie tevens de module Ischemische hartziekte en hartfalen – Richtlijn Psoriasis – Richtlijnendatabase voor aanbevelingen met betrekking tot systemische medicatie en voor patiënten met ischemische hartziekten en/of hartfalen.
Screening PsA
Ongeveer 10 tot 30 procent van de mensen met psoriasis krijgt ook te maken met artritis of enthesitis [NVR, 2024]. PsA is een heterogene aandoening, waarbij naast de artritis (95% van de patiënten), ook enthesitis, axiale inflammatie, dactylitis en uveitis anterior deel uit kunnen maken van de klinische manifestatie van PsA. Een verhoogd BMI lijkt geassocieerd met een verhoogd risico op PsA [Love, 2012]. Tijdige signalering en behandeling is van groot belang voor alle patiënten met PsA. Globaal treden de klachten van PsA bij de meerderheid van de patiënten pas op ná de cutane uiting van psoriasis, waarbij dit gemiddeld 7-10 jaar betreft. De klinische presentatie van PsA valt vaak rond 30ste en 40ste levensjaar [Acosta Felquer,2022]. Het risico op de ontwikkeling van PsA blijft over de tijd constant na de diagnose psoriasis [Christophers, 2010].
Vraag o.a. naar spontane aanhoudende pijnlijke zwelling of stijfheid van een of meerdere gewrichten en nabijgelegen ligamenten en pezen of chronische rugklachten die ten minste drie maanden dagelijks aanwezig zijn en ontstaan zijn voor het 45ste levensjaar. Het gebruik van een screenende vragenlijst voor PsA kan een praktisch houvast bieden. Verwijs patiënten met een verdenking op PsA naar de reumatoloog. Een voorbeeld van een screeningsvragenlijst is de PEST-vragenlijst (zie tabel 1). Als drie of meer vragen met 'ja' worden beantwoord, kan een verwijzing naar een reumatoloog worden overwogen.
Tabel 1. PEST vragenlijst
PEST (Psoriasis Epidemiology Screening Tool): |
|
Heeft u ooit een gezwollen gewricht / gezwollen gewrichten gehad? |
ja / nee |
Hebben uw vingernagels en teennagels putjes of kuiltjes? |
ja / nee |
Heeft een arts u ooit gezegd dat u artritis (gewrichtsontsteking) heeft? |
ja / nee |
Heeft u pijn in uw hiel gehad? |
ja / nee |
Heeft u een vinger of teen gehad die helemaal gezwollen en pijnlijk was zonder aanwijsbare reden? |
ja / nee |
Bij drie of meer 'ja'-antwoorden is er een indicatie voor doorverwijzing naar een reumatoloog. |
|
Zie voor de onderbouwing van het bovenstaande, verdere aanbevelingen en meer diepgang de module: Artritis psoriatica – Richtlijn Psoriasis – Richtlijnendatabase.
Screening depressie en angst
Psoriasis wordt in verband gebracht met een hoger risico op psychische comorbiditeit, waaronder angst en depressie, terwijl het verband met suïcidegedachten en suïcide minder duidelijk is [Elmets, 2019; Cohen 2009; Egeberg, 2019;Flemming, 2015; Tribo, 2019]. In het algemeen verbeteren interventies die effectief zijn bij psoriasis ook de bijbehorende symptomen van depressie. Er kan gesuggereerd worden dat hoe effectiever de interventie voor psoriasis, hoe groter het voordeel voor de mentale gezondheid; hoewel sommige biologics juist niet of met voorzichtigheid moeten worden voorgeschreven in dit geval. Of het algehele gunstige effect op depressieve symptomen echter direct is of indirect (door verbetering van psoriasis en daarmee de stemming) is niet duidelijk.
Zie voor de onderbouwing van het bovenstaande, verdere aanbevelingen bij het maken van een keuze voor een systemisch middel en meer diepgang de module: Depressie en suïcidaliteit – Richtlijn Psoriasis – Richtlijnendatabase. Hierin worden tevens aanbevelingen gedaan met betrekking tot systemische medicatie voor patiënten met naast psoriasis een depressieve- en/of angststoornis en/of suïcidaliteit.
Het wordt aanbevolen om tijdens het eerste consult, en vervolgens met enige regelmaat, actief te vragen naar tekenen van angst en somberheid bij patiënten met psoriasis. Wanneer er sprake is van aanhoudende bezorgdheid of somberheid dan wel een depressieve- of angststoornis door problemen met de coping bij de psoriasis, wordt geadviseerd de patiënt door te verwijzen naar een (medisch) psycholoog of psychiater. Bij voorkeur verloopt de verwijzing via de eigen huisarts, wanneer er een (medisch) psycholoog of psychiater direct aan de afdeling dermatologie verbonden is kan ook daarheen verwezen worden. Bij het voorschrijven van psoriasis medicatie die mogelijk kan interfereren met psychofarmaca, wordt overleg met een psychiater aanbevolen.
Aanvullend is de werkgroep van mening dat voor de inventarisatie van dergelijke klachten eventueel gebruik kan worden gemaakt van een meetinstrument zoals de Depressie Herkenningsschaal (DHS) of een zelfinvullijst zoals de Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS).
Leversteatose en leverfibrose
Psoriasis wordt geassocieerd met een verhoogde prevalentie van metabole-disfunctie geassocieerde steatotische leverziekte (MASLD). MASLD kan zich ontwikkelen tot metabole-disfunctie geassocieerde steatohepatitis (MASH), waarbij leververvetting gepaard gaat met ontsteking. Deze ontsteking beschadigt de levercellen, wat kan leiden tot de vorming van littekenweefsel en uiteindelijk leverfibrose. In ernstige gevallen kan dit resulteren in levercirrose, een toestand van volledige verlittekening van de lever[Bellinato, 2022; Yongpisarn, 2022; Phan, 2019; Ruan, 2022; Ogdie, 2018; Candia, 2015; NVMDL, 2024]. De relatie tussen MASLD en psoriasis kan waarschijnlijk deels verklaard worden door gemeenschappelijke pathofysiologische mechanismen tussen de betreffende ziekten, zoals inflammatoire cytokines [Mantovani, 2016].
Het risico op gevorderde leverfibrose is hoger bij psoriasispatiënten ouder dan 50 jaar en bij patiënten met comorbiditeiten zoals obesitas, diabetes mellitus, hypertensie, dyslipidemie en/of het metabool syndroom; comorbiditeiten die reeds geassocieerd worden met psoriasis [Bellinato, 2022; Yongpisarn, 2022]. Bovendien correleert het risico op MASLD waarschijnlijk met de ziekte-ernst van de psoriasis [Bellinato, 2021; Candia, 2015].
Het is van belang om bewust te zijn van dit verhoogde risico op niet-alcoholische leververvetting en leverfibrose bij psoriasispatiënten, vooral bij patiënten met een hoog risico (zoals hierboven beschreven) en zo nodig passende maatregelen te nemen om dit verhoogde risico te reduceren. Voorzie patiënten zo nodig van informatie over preventieve maatregelen en daarmee het belang van een gezonde leefstijl (zie NHG-Praktijkhandleiding Leefstijl). Daarnaast is het van belang dit verhoogde risico in acht te nemen bij de behandelkeuze, wegens de potentiële hepatotoxiciteit van sommige medicatie (zoals methotrexaat).
Screening opstarten systemische medicatie
Specifieke aanbevelingen inzake screening, informatie vergaring en ‘work-up’ indien er gekozen wordt voor het opstarten van – en het kiezen tussen – systemische medicatie zijn elders beschreven in de richtlijn:
- Zie voor de algemene aanbevelingen de modules per middel: Systemische therapieën – Richtlijn Psoriasis - Richtlijnendatabase
- Zie voor aanbevelingen betreffende een aantal relevante comorbiditeiten in relatie tot systemische medicatie: Comorbiditeiten en systemische therapieën – Richtlijn Psoriasis - Richtlijnendatabase
- Zie voor aanbevelingen omtrent vaccinaties in relatie tot systemische medicatie: Vaccinaties en systemische therapieën – Richtlijn Psoriasis - Richtlijnendatabase
- Zie voor aanbevelingen omtrent kinderwens en zwangerschap in relatie tot systemische medicatie: Kinderwens en zwangerschap bij systemische therapieën
Waarden en voorkeuren van patiënten
Voor patiënten is het belangrijk dat de dermatoloog een goede basisscreening uitvoert en documenteert. Het is ook essentieel dat de dermatoloog op gezette tijden daarna de screening opnieuw uitvoert en de resultaten met de patiënt bespreekt. Psoriasis is een chronische aandoening met een grillig verloop. Inzicht in de ziektelast is cruciaal, zowel tijdens het bezoek als bij de start van een nieuwe behandeling en in de periode daarna. Het is belangrijk dat patiënten deze informatie kunnen raadplegen, zodat ze objectief hun ziektelast kunnen beoordelen en dit kunnen bespreken met hun behandelaar. Door inzicht te hebben in hun eigen ziekteverloop en dat van vergelijkbare patiënten, kunnen zij samen met de arts, via gezamenlijke besluitvorming, de juiste behandeling kiezen. Regelmatige screening op risicofactoren, klachten die kunnen wijzen op PsA, en comorbiditeiten is belangrijk voor patiënten om een vroegtijdige diagnose te kunnen stellen.
Aanvaardbaarheid en haalbaarheid
Voor een succesvolle implementatie van de uitkomsten set is het essentieel dat de verantwoordelijkheden duidelijk worden vastgesteld en dat de implementatie op landelijk niveau en uniform georganiseerd wordt. Voldoende personeel met de juiste kennis en financiering van benodigde ontwikkelingen, zoals ICT-aanpassingen in EPD’s, zijn belangrijke randvoorwaarden. Dit mag echter niet leiden tot extra belasting voor zorgverleners.
Voor zorgverleners moet het duidelijk zijn hoe de te registreren uitkomsten in de praktijk gebruikt kunnen worden om de klinische werkzaamheden te ondersteunen. Implementatie is een langdurig proces, waarbij het vaststellen van de uitkomstenset slechts een eerste stap is.
Een groot deel van de gegevens bij psoriasis wordt momenteel in vrije tekstvelden in het EPD genoteerd, wat gestructureerde registratie bemoeilijkt.
Landelijke coördinatie en ondersteuning van implementatie van de aanbevolen uitkomstenset (zie screening ziekte-ernst), inclusief scholing voor zorgprofessionals en patiënten, zijn noodzakelijk. Collectieve analyse van uitkomstdata op landelijk niveau is essentieel, maar het is nog onduidelijk wie verantwoordelijk is voor databeheer en -analyse. Financiële middelen en duidelijke afspraken zijn hiervoor nodig.
Onderbouwing
Achtergrond
Psoriasis is een chronische ziekte die een significante cumulatieve verslechtering van het leven (cumulative life course impairment; CLCI) kan geven [Kimball, 2010]. De impact van psoriasis op de CLCI kan worden onderverdeeld in 1) fysieke factoren zoals uitgebreidheid van de aandoening, jeuk, pijn en comorbiditeiten zoals artritis psoriatica (PsA), 2) psychische factoren zoals schaamte en depressie en 3) sociale factoren zoals stigmatisering. Von Stülpnagel et al., [2021] heeft risicofactoren voor CLCI bij patiënten met psoriasis beschreven, waarvan een groot deel getracht is te ondervangen in met de aanbevelingen in deze module.
Deze module beschrijft aanbevelingen over psoriasispatiënten die zijn verwezen naar de dermatoloog vanuit de eerste lijn c.q. voor het eerst bij een dermatoloog komen.
De aanbevelingen gaan enerzijds met name over het zo uniform mogelijk objectiveren van de ziekte-ernst en kwaliteit van leven aan het begin en gedurende het behandelproces. Anderzijds doet deze module aanbevelingen over het in kaart brengen van huidige en toekomstige (risico’s op) comorbiditeiten die relevant zijn voor patiënten met psoriasis.
Het doel van de module is het bereiken van uniforme screening bij alle patiënten met psoriasis (in de tweede lijn), zodoende een beeld krijgen over de huidige gezondheidstoestand en ziekte-ernst (nulmeting) van de patiënt en ter controle van geschiktheid/indicatie voor eventuele (toekomstige) systemische therapieën, alsmede zelfmanagement van de patiënt te bevorderen. Teneinde passende (risico reducerende) maatregelen te kunnen nemen om de ziekte-controle en kwaliteit van leven te verbeteren, cumulatieve verslechtering van het leven (=CLCI) te voorkomen en zo veel mogelijk functionele en sociale participatie te bereiken en te behouden.
Zoeken en selecteren
Voor deze vraag is geen systematische literatuuranalyse verricht. Overwegingen en aanbevelingen zijn gebaseerd op basis van expert opinion. Voor de uitwerking is gebruik gemaakt van enkele losse ondersteunende artikelen en rapporten.
Referenties
- * Acosta Felquer, M. L., LoGiudice, L., Galimberti, M. L., Rosa, J., Mazzuoccolo, L., & Soriano, E. R. (2022). Treating the skin with biologics in patients with psoriasis decreases the incidence of psoriatic arthritis. Annals of the rheumatic diseases, 81(1), 74-79.
- * Abuabara K, Azfar RS, Shin DB, Neimann AL, Troxel AB, Gelfand JM. Cause-specific mortality in patients with severe psoriasis: a population-based cohort study in the U.K. Br J Dermatol. 2010;163(3):586-92.
- * Azfar RS, Seminara NM, Shin DB, Troxel AB, Margolis DJ, Gelfand JM. Increased risk of diabetes mellitus and likelihood of receiving diabetes mellitus treatment in patients with psoriasis. Arch Dermatol. 2012;148(9):995-1000.
- * Bellinato F, Gisondi P, Mantovani A, Girolomoni G, Targher G. Risk of non-alcoholic fatty liver disease in patients with chronic plaque psoriasis: an updated systematic review and meta-analysis of observational studies. J Endocrinol Invest. 2022 Jul;45(7):1277-1288. doi: 10.1007/s40618-022-01755-0. Epub 2022 Feb 11. PMID: 35147926; PMCID: PMC9184411.
- * Candia R, Ruiz A, Torres-Robles R, Chávez-Tapia N, Méndez-Sánchez N, Arrese M. Risk of non-alcoholic fatty liver disease in patients with psoriasis: a systematic review and meta-analysis. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2015 Apr;29(4):656-62. doi: 10.1111/jdv.12847. Epub 2014 Nov 21. PMID: 25418531.
- * Christophers E, Barker JN, Griffiths CE, Daudén E, Milligan G, Molta C, Sato R, Boggs R. The risk of psoriatic arthritis remains constant following initial diagnosis of psoriasis among patients seen in European dermatology clinics. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2010 May;24(5):548-54. doi: 10.1111/j.1468-3083.2009.03463.x. Epub 2009 Oct 23. PMID: 19874432.
- * Cohen, B. E., Martires, K. J., & Ho, R. S. (2016). Psoriasis and the Risk of Depression in the US Population: National Health and Nutrition Examination Survey 2009-2012. JAMA dermatology, 152(1), 73-79.
- * Egeberg, A., Thyssen, J. P., Wu, J. J., & Skov, L. (2019). Risk of first-time and recurrent depression in patients with psoriasis: a population-based cohort study. The British journal of dermatology, 180(1), 116-121. https://doi.org/10.1111/bjd.17208
- * Elmets CA, Leonardi CL, Davis DMR, Gelfand JM, Lichten J, Mehta NN, et al. Joint AAD-NPF guidelines of care for the management and treatment of psoriasis with awareness and attention to comorbidities. J Am Acad Dermatol. 2019;80(4):1073-113.
- * Fleming, P., Roubille, C., Richer, V., Starnino, T., McCourt, C., McFarlane, A., Siu, S., Kraft, J., Lynde, C., Pope, J. E., Keeling, S., Dutz, J., Bessette, L., Bissonnette, R., Haraoui, B., & Gulliver, W. P. (2015). Effect of biologics on depressive symptoms in patients with psoriasis: a systematic review. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology : JEADV, 29(6), 1063-1070. https://doi.org/10.1111/jdv.12909
- * Gelfand JM, Dommasch ED, Shin DB, Azfar RS, Kurd SK, Wang X, Troxel AB. The risk of stroke in patients with psoriasis. J Invest Dermatol. 2009;129(10):2411-8.
- * Gonzalez-Cantero A, Boehncke WH, De Sutter J, Zamorano JL, Lambert J, Puig L. Statins and psoriasis: Position statement by the Psoriasis Task Force of the European Academy of Dermatology and Venerology. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2023;37(9):1697-705.
- * Gonzalez-Cantero A, Reddy AS, Dey AK, Gonzalez-Cantero J, Munger E, Rodante J, et al. Underperformance of clinical risk scores in identifying imaging-based high cardiovascular risk in psoriasis: results from two observational cohorts. Eur J Prev Cardiol. 2022;29(4):591-8.
- * Kimball AB, Gieler U, Linder D, Sampogna F, Warren RB, Augustin M. Psoriasis: is the impairment to a patient's life cumulative? J Eur Acad Dermatol Venereol. 2010 Sep;24(9):989-1004. doi: 10.1111/j.1468-3083.2010.03705.x. Epub 2010 May 7. PMID: 20477920.
- * Kimball AB, Szapary P, Mrowietz U, Reich K, Langley RG, You Y, et al. Underdiagnosis and undertreatment of cardiovascular risk factors in patients with moderate to severe psoriasis. J Am Acad Dermatol. 2012;67(1):76-85.
- * Liu L, Cui S, Liu M, Huo X, Zhang G, Wang N. Psoriasis Increased the Risk of Adverse Cardiovascular Outcomes: A New Systematic Review and Meta-Analysis of Cohort Study. Front Cardiovasc Med. 2022;9:829709.
- * Love TJ, Zhu Y, Zhang Y, Wall-Burns L, Ogdie A, Gelfand JM, Choi HK. Obesity and the risk of psoriatic arthritis: a population-based study. Ann Rheum Dis. 2012 Aug;71(8):1273-7. doi: 10.1136/annrheumdis-2012-201299. Epub 2012 May 14. PMID: 22586165; PMCID: PMC3645859.
- * Mantovani A, Gisondi P, Lonardo A, Targher G. Relationship between Non-Alcoholic Fatty Liver Disease and Psoriasis: A Novel Hepato-Dermal Axis? Int J Mol Sci. 2016 Feb 5;17(2):217. doi: 10.3390/ijms17020217. PMID: 26861300; PMCID: PMC4783949.
- * Mehta NN, Azfar RS, Shin DB, Neimann AL, Troxel AB, Gelfand JM. Patients with severe psoriasis are at increased risk of cardiovascular mortality: cohort study using the General Practice Research Database. Eur Heart J. 2010;31(8):1000-6.
- * Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen (NVMDL). (2024). Richtlijn MASLD/MASH. Richtlijnen Database. Geraadpleegd op 6-4-2024 via: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/richtlijn_masld_mash/startpagina_masld_mash.html
- * Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR). (2024) Medicamenteuze behandeling van artritis psoriatica. Geraadpleegd op 25-4-2024 via: Startpagina - Richtlijn medicamenteuze behandeling van artritis psoriatica - Richtlijn - Richtlijnendatabase
- * Ogdie A, Grewal SK, Noe MH, Shin DB, Takeshita J, Chiesa Fuxench ZC, Carr RM, Gelfand JM. Risk of Incident Liver Disease in Patients with Psoriasis, Psoriatic Arthritis, and Rheumatoid Arthritis: A Population-Based Study. J Invest Dermatol. 2018 Apr;138(4):760-767. doi: 10.1016/j.jid.2017.10.024. Epub 2017 Nov 2. PMID: 29104161; PMCID: PMC6287638.
- * Phan K, Onggo J, Charlton O, Smith SD. Relationship between psoriasis and non-alcoholic fatty liver disease - Updated systematic review and adjusted meta-analysis. Australas J Dermatol. 2019 Nov;60(4):e352-e355. doi: 10.1111/ajd.13015. Epub 2019 Mar 24. PMID: 30906989.
- * Programma Uitkomstgerichte Zorg - Lijn 1 Meer inzicht in uitkomsten'. (2023) Eindrapport aandoeningswerkgroep Psoriasis; versie 1.0. Geraadpleegd via: https://www.platformuitkomstgerichtezorg.nl/api/documents/downloadfile?sectionid=220008&fileid=1600683&forcedownload=False.
- * Ruan Z, Lu T, Chen Y, Yuan M, Yu H, Liu R, Xie X. Association Between Psoriasis and Nonalcoholic Fatty Liver Disease Among Outpatient US Adults. JAMA Dermatol. 2022 Jul 1;158(7):745-753. doi: 10.1001/jamadermatol.2022.1609. PMID: 35612851; PMCID: PMC9134040.
- * Tribó, M. J., Turroja, M., Castaño-Vinyals, G., Bulbena, A., Ros, E., García-Martínez, P., Tausk, F., Sagristà, M., Pujol, R. M., Ferran, M., & Gallardo, F. (2019). Patients with Moderate to Severe Psoriasis Associate with Higher Risk of Depression and Anxiety Symptoms: Results of a Multivariate Study of 300 Spanish Individuals with Psoriasis. Acta dermato-venereologica, 99(4), 417-422. https://doi.org/10.2340/00015555-3114
- * von Stülpnagel CC, Augustin M, Düpmann L, da Silva N, Sommer R. Mapping risk factors for cumulative life course impairment in patients with chronic skin diseases - a systematic review. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2021 Nov;35(11):2166-2184. doi: 10.1111/jdv.17348. Epub 2021 Jun 25. PMID: 33988873.
- * Yongpisarn T, Namasondhi A, Iamsumang W, Rattanakaemakorn P, Suchonwanit P. Liver fibrosis prevalence and risk factors in patients with psoriasis: A systematic review and meta-analysis. Front Med (Lausanne). 2022 Dec 15;9:1068157. doi: 10.3389/fmed.2022.1068157. PMID: 36590962; PMCID: PMC9797863.
- * Zhang L, Wang Y, Qiu L, Wu J. Psoriasis and cardiovascular disease risk in European and East Asian populations: evidence from meta-analysis and Mendelian randomization analysis. BMC Med. 2022;20(1):421.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 22-11-2024
Laatst geautoriseerd : 23-12-2024
Geplande herbeoordeling :
Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep grotendeels in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update).
De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn psoriasis en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
Aanleiding en afbakening onderwerp
Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is de richtlijn psoriasis in de periode 2023-2024 modulair herzien. Deze herziening betreft overwegend de toevoeging van nieuwe modules met klinische relevante onderwerpen welke ontbraken of toe waren aan herziening: screening, topicale middelen, nieuwe biologics, dosisreductie van biologics, biologics voor kinderen/adolescenten en ouderen en voorlichting voor patiënten.
Tabel 1: Overzicht betrokken partijen modulaire herziening psoriasis 2023-2024
Overzicht betrokken partijen Psoriasis 2023-2024* |
Zitting neming in werkgroep |
Knelpunten analyse |
Commentaarfase |
Autorisatie |
Opmerkingen |
Wetenschappelijke verenigingen |
|||||
Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
X |
X |
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVVP) |
X |
X |
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) |
X |
X |
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR) |
X |
X |
X |
X |
|
Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) |
|
X |
X |
|
Geen knelpunten aangeleverd |
Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) |
|
X |
X |
|
Geen knelpunten aangeleverd |
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) |
|
|
X |
X |
|
Overige organisaties |
|
|
|
|
|
Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) |
X |
X |
X |
X |
Module screening |
Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) |
X |
X |
X |
X |
Geen knelpunten aangeleverd |
Nederlandse Vereniging Huidtherapeuten (NVH) |
X |
X |
X |
X |
Geen knelpunten aangeleverd |
Nederlandse Associatie Physsian Assistants (NAPA) |
|
X |
|
|
Geen knelpunten aangeleverd Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar. |
Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) |
|
|
X |
|
|
Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK) |
|
|
|
|
Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar. |
Patiëntenverenigingen |
|||||
Psoriasispatiënten Nederland (PN) |
X |
X |
X |
X |
|
Huid Nederland (HN) |
|
|
|
|
Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar. |
Stakeholders |
|||||
Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ) |
|
X |
X |
|
Knelpunten schriftelijk aangeleverd |
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) |
|
X
|
X |
|
Knelpunten schriftelijk aangeleverd |
Zorginstituut Nederland (ZiN) |
|
X
|
X |
|
Knelpunten schriftelijk aangeleverd |
Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) |
|
X
|
X |
|
|
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) |
|
|
X |
|
Afgemeld voor knelpunten |
Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) |
|
|
|
|
Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar. |
*alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.
Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.
Doel en doelgroep
Doel
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met psoriasis.
Doelgroep
De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroep. Daartoe behoren onder andere: Dermatologen, verpleegkundig specialisten, physcian assistants, huidtherapeuten. Secundair kan de richtlijn nuttig zijn voor kinderartsen, reumatologen, geriaters, huisartsen en apothekers. Voor patiënten werd informatie op thuisarts.nl en een patiënten folder ontwikkeld.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntenvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn. Voor een volledig overzicht van voorgaande werkgroepen en alle betrokken partijen wordt verwezen naar tabel 1.
Werkgroepleden |
Vereniging |
Dhr. Dr. E.M. Baerveldt, dermatoloog (voorzitter) |
NVDV |
Mw. Prof. Dr. E.M.G.J. de Jong, dermatoloog |
NVDV |
Mw. Dr. M. Seyger, (kinder)dermatoloog |
NVDV |
Mw. Dr. J. van den Reek, wetenschappelijk onderzoeker |
NVDV |
Mw. Dr. L. van der Schoot, arts in opleiding tot dermatoloog |
NVDV |
Mw. Drs. C.A.M van Riel, PhD-kandidaat (vanaf januari 2023) |
NVDV |
Mw. Drs. N. Henckens, PhD-kandidaat (vanaf januari 2024) |
NVDV |
Mw. Dr. F.M. Bruins, arts in opleiding tot dermatoloog |
NVDV |
Mw. Dr. I.M.G.J. Broncker, dermatoloog |
NVDV |
Dhr. Dr. W.P. Arnold, dermatoloog (tot maart 2024) |
NVDV |
Mw. Drs. E. ter Haar, PhD-kandidaat |
NVDV |
Dhr. Dr. L.G.J.M. Plusjé, dermatoloog |
NVDV |
Dhr. Dr. D.M.W. Balak, dermatoloog |
NVDV |
Dhr. Dr. H.B. Thio, dermatoloog |
NVDV |
Dhr. Dr. S. Dieleman, psychiater |
NVVP |
Mw. Dr. E.J.H. Schatorjé, kinderreumatoloog |
NVK |
Mw. Drs. E. Hoppenreijs, kinderreumatoloog |
NVK |
Dhr. Dr. F.A. van Gaalen, reumatoloog |
NVR |
Mw. K. Sterkenburg, huidtherapeut |
NVH |
Mw. I. Laffra, verpleegkundig specialist |
V&VN |
Dhr. Drs. W. Eizenga, huisarts |
NHG |
Mw. I. van Ee, patiëntvertegenwoordiger |
PN |
Mw. F. van Oort, patiëntvertegenwoordiger |
PN |
Ondersteuning werkgroep |
Vereniging |
Dhr. Drs. M.O. Hoogeveen, arts-onderzoeker (vanaf januari 2023) |
NVDV |
Mw. Drs. D.S. Adams, arts-onderzoeker (vanaf maart 2023) |
NVDV |
Mw. Drs. T. M. Nlgisang, arts-onderzoeker (vanaf november 2023) |
NVDV |
Mw. Drs. T. A. Teunissen, arts-onderzoeker (vanaf oktober 2024) |
NVDV |
Mw. Drs. L.J. van den Oord, arts-onderzoeker (vanaf april 2024) |
NVDV |
Mw. Dr. W.A. van Enst, klinisch epidemioloog & directeur NVDV |
NVDV |
Belangenverklaringen
De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.
Werkgroepleden |
Hoofdfunctie(s) |
Nevenfunctie(s) |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
Getekend op |
Actie |
Dhr. Dr. E.M. Baerveldt (voorzitter) |
Dermatoloog Ijsselland ziekenhuis, SkinTwin |
NVDV: |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
3-11-2022 |
Geen |
Mw. Prof. Dr. E.M.G.J. de Jong |
Dermatoloog, Radboud UMC |
zie verder bij extern gefinancierd onderzoek |
Geen |
Geen |
heeft onderzoeksbeurzen ontvangen voor het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboud universitair medisch centrum Nijmegen, Nederland van AbbVie, BMS, Janssen Pharmaceutica, Leo Pharma, Lilly, Novartis, en UCB voor onderzoek naar psoriasis. heeft opgetreden als consultant en/of betaalde spreker en/of deelgenomen aan onderzoek gesponsord door bedrijven die medicijnen produceren voor de behandeling van psoriasis of eczeem, waaronder AbbVie, Amgen, Almirall, Boehringer-Ingelheim, Celgene, Galapagos, Janssen Pharmaceutica, Lilly, Novartis, Leo Pharma, Sanofi en UCB. Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat direct naar de instelling (Radboudumc). |
Geen |
Geen |
23-11-2022 |
Geen |
Mw. Dr. M. Seyger |
Dermatoloog, Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Onderzoeksgrant Janssen (2020): Unmet needs regarding treatment in young people with psoriasis |
Geen |
Geen |
31-10-2022 |
Geen |
Mw. Dr. J. van den Reek |
Dermatoloog, Radboud UMC |
1. Adviseur psoriasis blad, Psoriasispatiënten Nederland (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Heeft klinische onderzoeken uitgevoerd voor AbbVie, Celgene, Almirall en Janssen. Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat naar het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van Radboudumc Nijmegen.
Ontving studiebeurzen van ZonMw voor studies over doseringsverlaging van biologics . heeft vergoedingen voor voordrachten ontvangen/deelgenomen aan adviesraden van AbbVie, Janssen, BMS, Almirall, LEO Pharma, Novartis, UCB en Eli Lilly en vergoeding voor het bijwonen van een symposium van Janssen, Pfizer, Celgene en AbbVie (voorzitter). Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat naar het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van Radboudumc Nijmegen.
|
Geen |
Geen |
6-9-2022 |
Geen |
Mw. Dr. L. van der Schoot |
Arts in opleiding tot dermatoloog, Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Uitvoeren van trials voor Janssen en Novartis en ontvangen sprekersvergoeding van Janssen en Eli Lilly. Alle financiering was onpersoonlijk en werd uitbetaald aan het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc. |
Mogelijk 'Bescherming van de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties of verwerven van erkenning' vanwege promotieonderzoek op het gebied van behandeling van psoriasis met biologics, specifiek dosisreductie van biologics. |
Geen |
5-9-2022 |
Geen |
Mw. Drs. C.A.M van Riel |
Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
5-3-2024 |
Geen |
Mw. Drs. N. Henckens, |
Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie Radboud UMC. Onderzoek naar patiënten met psoriasis die behandeld worden middels biologicals (BioCAPTURE registry). |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
21-12-2023 |
Geen |
Mw. Dr. F.M. Bruins |
Arts in opleiding tot dermatoloog, Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
7-9-2022 |
Geen |
Mw. Dr. I.M.G.J. Broncker |
Dermatoloog, Rijnstate |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
13-9-2022 |
Geen |
Dhr. Dr. W.P. Arnold |
Dermatoloog, Gelderse Vallei en Psoriasis dagcentrum Ede |
1. Lid cie Kwaliteit ZKH Gelderse Vallei (ZGV) |
Mede-eigenaar Psoriasis dagcentrum Ede |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
7-9-2022 |
Geen |
Mw. Drs. E. ter Haar |
Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Uitvoeren van investigator-intiated research met financiele steun van Almirall en het uitvoeren van trials voor Novartis. Alle financiering was onpersoonlijk en werd uitbetaald aan het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc. |
Mogelijk 'Bescherming van de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties of verwerven van erkenning' vanwege promotieonderzoek op het gebied van psoriasis bij de oudere patiënt. |
Geen |
12-9-2022 |
Geen |
Dhr. Dr. L.G.J.M. Plusjé |
Dermatoloog Rode Kruis ziekenhuis Beverwijk en |
Centrum voor Lipoedeem. Behandeling van patiënten met lipoedeem. Betreft niet-verzekerde zorg |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
14-9-2022 |
Geen |
Dhr. Dr. D.M.W. Balak |
Dermatoloog, LUMC |
Medisch adviseur Psoriasispatiënten NL (onbetaald) |
- Organisatie nascholing Brugge dagen sept 2023 Ii.s.n. AbbVie (betaald) - Spreker nascholing Dermatology at sea juni 2-23 (ism met Janssen) (betaald) - Deelname world congress Dermatology juli 2023 (ism Admirall) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
28-3-2023 |
Geen |
Dhr. Dr. H.B. Thio |
Dermatoloog Erasmus MC |
Geen
|
Ik treed betaald op als onderzoeker, als spreker en als lid van de medische adviesaden van de firma's Boehringen Ingelheim, Janssen, AbbVie, Galderma, Leo Pharma, Eli Lilly, en UCB. |
Geen |
Zie eerder. |
Geen |
Geen |
12-5-2023 |
Geen |
Dhr. Dr. S. Dieleman |
Psychiater en opleider psychiatrie Erasmus MC, deelnemer aan het multidisciplinaire psychodermatologie spreekuur in het Erasmus MC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
eigen profilering op het gebied van psychodermatologie, maar dat is ongeacht de inhoud van de richtlijn |
7-11-2022 |
Geen |
Mw. Dr. E.J.H. Schatorjé |
Kinderreumatoloog/immunoloog St. Maartenskliniek en Radboud UMC |
secretaris Nederlands Vereniging voor Kinderreumatologie (NVKR): onbetaald |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
20-10-2022 |
Geen |
Mw. Drs. E. Hoppenreijs |
Kinderreumatoloog St. Maartenskliniek en Radboud UMC |
1. lid NvK geneesmiddelen commissie |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
12-9-2022 |
Geen |
Dhr. Dr. F.A. van Gaalen |
Reumatoloog LUMC |
Lid van het ASAS uitvoerend comité Penningmeester van ASAS |
Adviesvergoedingen van Novartis, MSD, AbbVie, Bristol Myers Squibb, Eli Lilly |
Geen |
subsidies van Stichting Vrienden van Sole Mio, Stichting ASAS, UCB, Novartis en Jacobus Stichting |
Geen |
Geen |
23-9-2021 |
Geen |
Mw. K. Sterkenburg, |
Huidtherapeut en beleidsmedewerker NVH |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
5-9-2022 |
Geen |
Mw. I. Laffra |
Verpleegkundig specialist Rijnstate |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
11-9-2022 |
Geen |
Dhr. Drs. W. Eizenga |
Huisarts in Utrecht, manager bij de huisartsopleiding te Utrecht |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
8-11-2022 |
Geen |
Mw. I. van Ee |
Adviseur patientenbelang, PatientenfederatieNederland |
Coordinator patientenparticipatie Psoriasispatienten Nederland |
Geen |
Geen |
Freedom of disease Psoriasis: hoofdauteur |
Geen |
Geen |
7-8-2022 |
Geen |
Mw. F. van Oort |
Staffunctionaris beleid, zorg en kwaliteit. |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
7-11-2022 |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er is aandacht besteed aan het patiënten perspectief in alle modules van de herziende richtlijn psoriasis door zitting neming van afgevaardigden van Psoriasispatiënten Nederland (PN). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PN.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst Raming |
Toelichting |
Screening van patiënt met psoriasis |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt. De voorlichtingsfolder van de NVDV zal worden afgestemd op de richtlijn. In verband met het modulaire onderhoud van deze richtlijn wordt het implementatieplan per module weergegeven in de bijlage van de betreffende module.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Onderstaand is de methode stapsgewijs beschreven.
Knelpuntenanalyse
In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden en gemandateerde van verschillende (wetenschappelijke) verenigingen en stakeholders. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar tabel 1.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heeft de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Daarbij inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen en consultatie van experts. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. Literatuur is geselecteerd op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in bijlage 2.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs (2021)
A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog
|
|
Redelijk
|
|
Laag
|
|
Zeer laag
|
|
B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).
C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)
Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. (naar keuze: optie-1 ‘Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.’ Of optie-2 ‘De kracht van het wetenschappelijk bewijs werd bepaald met de generieke GRADE-methode’).
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overkoepelende bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overkoepelende conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Door gebruik te maken van de Guideline Development Tool werd het Evidence to decision framework conform GRADE methodiek toegepast. Alle werkgroepleden hebben systematisch antwoord gegeven op vragen over de grootte van het effect en grootte van negatieve consequenties, waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten en kosteneffectiviteit, beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, en overwegingen voor subgroepen in de patiëntenpopulatie. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg
Indicatorontwikkeling
Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling beschreven (zie bijlage 4).
Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel 1). De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie.
Literatuur
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.
Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from www.handbook.cochrane.org.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.. Online beschikbaar op http://richtlijnendatabase.nl/ Laatst geraadpleegd op [DATUM geraadpleegd voor concepttekst]
Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum 2004.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html