Plaveiselcelcarcinoom

Initiatief: NVDV Aantal modules: 24

Preventie en voorlichting

Uitgangsvraag

Welke informatie wordt verstrekt aan patiënten met cPCC over de behandeling en preventieve maatregelen?

Aanbeveling

Algemeen

  • Informeer de patiënt mondeling en schriftelijk over de diagnose cPCC. Benoem daarbij dat het een potentieel metastaserende tumor betreft en daarmee adequate behandeling aangewezen is.

Behandeling

  • Bespreek de mogelijke behandelopties en informeer de patiënt per behandeling die overwogen wordt, over:
    • de procedure en eventuele herstelperiode (denk aan mobiliteit en werkhervatting); - het te verwachten resultaat van de behandeling
    • de mogelijke complicaties van de behandeling
    • andere gevolgen, zoals bijvoorbeeld het litteken
  • Besluit samen met de patiënt over eventuele behandeling of verwijzing, rekening houdend met comorbiditeiten, roken en wensen van de patiënt.

Preventie

  • Adviseer de patiënt om:
    • overmatige zonexpositie te vermijden
    • beschermende kleding te dragen
    • zonnebrandcrèmes met hoge beschermingsfactor (spf 30) te gebruiken
    • zonnebanken te vermijden
    • te stoppen met roken (een verwijzing naar de Stoppen met roken poli/huisarts kan overwogen worden)
  • Geef tijdens het consult naast mondelinge informatie ook patiëntinformatie mee en/of wijs op beschikbare voorlichtingsmiddelen en informatiebronnen.
  • Benadruk het belang van zelfcontrole bij patiënten met een plaveiselcelcarcinoom in het verleden. Instrueer patiënten om zelfinspectie van litteken en omliggende huid, en locoregionale lymfklieren uit te voeren. 
  • Overweeg chemopreventie met systemische retinoïden bij patiënten met multipele cPCC’s. Zie ‘Professioneel perspectief’ voor een nadere toelichting.
  • Informeer patiënten met uitgebreide actinische keratosen over het feit dat zij een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van een plaveiselcelcarcinoom. Voor meer informatie wordt verwezen naar de NVDV-richtlijn ‘Actinische keratose’.

Immuun gecompromitteerde patiënten

Zie module ‘Immuun gecompromitteerde patiënten’ voor specifieke maatregelen rondom de zorg voor immuun gecompromitteerde patiënten.

Overwegingen

Professioneel perspectief

Samen beslissen
In de aangescherpte Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) wordt expliciet het ‘samen beslissen’ benoemd. (Ubbink 2021). Het is de taak van een behandelaar om de patiënt te informeren over de verschillende behandelopties, ook wanneer daarvoor verwezen moet worden. Dat wil zeggen dat per behandeloptie uitleg wordt gegeven over de procedure en eventuele herstelperiode, de te verwachten duur van de behandeling; het resultaat en de mogelijke complicaties. Daarnaast moet ook de mogelijkheid van afzien van behandeling besproken worden, de te verwachten gevolgen bij expectatief beleid en eventuele mogelijkheden van palliatief beleid.  

 

Preventie
De belangrijkste bron van UV-blootstelling is de zon, maar een toenemend aantal mensen stelt zich daarnaast bloot aan UV-straling van de zonnebank. Onderzoek toonde aan dat gebruikers van de zonnebank - veelal ook zonaanbidders - een hoger risico lopen op huidkanker en dat die risico’s hoger zijn naarmate het gebruik van de zonnebank op jongere leeftijd plaatsvond. (Boniol 2012, Wehner 2012). Het is daarom belangrijk om verbranding te voorkomen en de zonnebank niet te gebruiken om te bruinen.

De werking van zonnebrandcrèmes in het kader van huidkankerpreventie is in ruime mate aangetoond. Plaveiselcelcarcinomen kunnen door het gebruik van zonnebrandcrèmes worden voorkomen. Er is zelfs effect na gebruik in korte periode en wanneer reeds significant zonneschade is opgelopen. (Waldmann 2018)

 

In een review van Fischer et al. (2009) is beschreven dat er langdurige preventie bereikt kan worden door het dagelijks gebruik van breedspectrum SPF 50. Er was een significante reductie van 39% in incidentie van PCC’s na 4,5 jaar follow-up. Na acht jaar werden 875 deelnemers gezien voor follow up. De incidentie van plaveiselcelcarcinoom in de groep die dagelijks breedspectrum SPF 50 gebruikte was 38% lager dan de controlegroep. De toevoeging van dagelijks bèta-caroteen had geen effect op de vermindering van actinische keratosen of plaveiselcelcarcinomen. Ook Kutting et al. (2010) beschreven in een systematische review de meerwaarde van het gebruik van zonnebrandcrèmes en andere zonwerende middelen in de preventie van huidkanker. (tekst is overgenomen uit de NVDV richtlijn Actinische keratose, 2018)

 

Zonnebrandcrèmes worden aanbevolen als onderdeel van zonbeschermingsstrategieën “weren, kleren, smeren”, bestaande uit het vermijden van zonblootstelling op tijden van sterke zonkracht, schaduw zoeken, bedekkende kleding inclusief hoed. Een zonnebrandcrème is niet bedoeld om zo lang mogelijk in de zon te kunnen zitten.

 

De systematische review met meta-analyse door Leonardi-Bee et al. (2012) deed onderzoek naar roken als potentiële risicofactor voor het ontstaan van cPCC’s. Zij concluderen dat er een onafhankelijke associatie lijkt te zijn tussen roken en een verhoogd risico op het ontwikkelen van cPCC’s van meer dan 50% (OR 1,52, 95%BI: 1,15-2,01). Deze conclusie is getrokken uit data van zes studies met een beperkte studiepopulatie, waarvan één studie een prospectieve opzet had. De generaliseerbaarheid van deze bevindingen lijkt matig gezien de hoge heterogeniteit tussen de studies. Desondanks beschrijft Verkouteren et al. (2012), in reactie op Leanardi-Bee et al. (2012), dat we patiënten dienen te informeren over de negatieve effecten van roken op de huid. Zij stellen dat het daarbij belangrijk is om gebruik te maken van stoppen met roken programma’s en dat collega’s elkaar informeren over de mogelijkheden en motiverende gesprekstechnieken.

 

Uit een patiënt-controle studie door Reinau et al. (2015) is gebleken dat NSAID gebruik geassocieerd is met een matig verlaagd risico op plaveiselcelcarcinoom (OR: 0.89, 95% BI: 0.82–0.97). Zij concludeerden dat personen die aanleg hebben tot het ontwikkelen van keratinocythuidkanker mogelijk baat kunnen hebben bij chemopreventie doormiddel van langdurig gebruik van NSAID’s. Het is echter belangrijk om hierbij te benoemen dat de studie wel limitaties kende. Zo werd er geen rekening gehouden met confounding of effect modificatie met betrekking tot blootstelling aan de zon, socio-economische status en constitutionele factoren. Daarbij is het mogelijk dat de blootstelling aan NSAID’s niet altijd goed gerapporteerd werd. De werkgroep is van mening dat er tot op heden te weinig data beschikbaar is waardoor er geen aanbeveling over NSAID gebruik kan worden gevormd.

 

Weinstock et al. (2018) onderzocht het chemopreventieve effect van behandeling middels 5-fluoro-uracil (5-FU) op het aantal chirurgische ingrepen voor keratinocyt carcinomen in patiënten met actinische keratosen en een voorgeschiedenis van ten minste 2 keratinocyt carcinomen in de afgelopen 5 jaar. In de groep die werd behandeld met 5-FU crème werden significant minder cPCCs gediagnosticeerd vergeleken met de placebo groep (75% risico-reductie (95% BI: 35%-91%), p=0,002). Dit effect hield aan tot 1 jaar na behandeling en suggereert dat jaarlijkse behandeling met 5-FU crème mogelijk preventief werkt in deze patiëntenpopulatie.

Systemische retinoïden worden veelvuldig ingezet als chemopreventief middel van kanker, waaronder keratinocyt carcinomen (Ramchatesingh 2016, Russomanno 2023). De data van deze studies onderschrijven de significante incidentie reductie bij het gebruik van systemische retinoïden. Er is weinig data beschikbaar over de behandelduur en dosering.

Gebruik van acitretine en isotretinoine als chemopreventie (met name cPCC) wordt door de NCCN richtlijn ook aanbevolen voor patiënten met een hoog tot zeer hoog risico (vergelijkbaar met de hoog-risico tumoren zoals beschreven in module ‘Risicoclassificatie’ plus: orgaantransplantatiepatiënten, gebruik van immunosuppressieve geneesmiddelen, genetische predispositie, aantal recidieven en primaire tumoren) op het ontwikkelen van cPCC’s. De werkgroep van de NCCN richtlijn stelt dat het therapeutische effect van deze geneesmiddelen snel verdwijnt wanneer de therapie gestaakt wordt. Het is van belang om de bijwerkingen die kunnen optreden bij behandeling middels systemische retinoïden te laten meewegen in de therapiekeuze. (Schmults, 2021)

 

Ervaring met acitretine als chemopreventie is met name opgedaan onder transplantatie patiënten (zie module ‘Immuun gecompromitteerde patiënten’), hoewel er ook studies zijn die laten zien dat immuun competente hoog-risico patiënten minder cPCC’s ontwikkelen door het gebruik van psoralenen (Nijsten 2003). Wanneer er bij een patiënt sprake is van een sterk verhoogd risico op keratinocyt carcinomen kan acitretine als chemopreventief middel worden voorgeschreven. Hierbij wordt, na de uitvoering van laboratoriumcontroles (Systemische medicatie in de dermatologie, 2019), geadviseerd te starten met 10 mg per dag. Indien dit goed wordt verdragen kan de dosering worden opgehoogd naar 25 mg per dag. De werkgroep adviseert om acitretine zo lang te gebruiken en in een zo hoog mogelijke dosering als door patiënt wordt verdragen.

 

Uit een review van Stoj et al. (2022) naar de invloed van voeding op keratinocyt carcinoom blijkt dat er nog onvoldoende bewijs is voor het beschermende effect van voeding op het ontstaan van plaveiselcelcarcinoom door bijvoorbeeld gebruik van omega 3, nicotinamide en tolotrienolen alsook op het verhoogde risico op plaveiselcelcarcinoom door gebruik van bijvoorbeeld omega 6 en folaat.

 

Chen et al. (2015) onderzocht het chemopreventieve effect van behandeling middels nicotinamide in hoog-risico patiënten (≥2 non-melanoma huidmaligniteiten in de afgelopen 5 jaar). In deze fase 3 placebogecontroleerde gerandomiseerde studie kregen 386 hoog-risico patiënten tweemaal daags 500 mg nicotinamide of placebo gedurende 12 maanden. Op dat punt hadden de nicotinamide gebruikers significant minder PCC’s dan de placebo gebruikers (30% minder (95% BI, 0-51), P=0,05). 6 maanden na het staken van de nicotinamide was er geen verschil meer in aantal PCC’S tussen de groepen.

 

In een systematic review door Mainville et al. (2022) naar het chemopreventieve effect van nicotinamide werden 29 studies geïncludeerd. De studies werden beoordeeld middels GRADE. Nicotinamide werd geassocieerd met een significante vermindering van het aantal BCC’s (rate ratio 0,46 (95%BI: 0,22-0,95; I2 = 53%; 552 patiënten; 5 trials)) en PCC’s (rate ratio 0,48 (95%BI: 0,26-0,88; I2 = 67%; 552 patiënten; 5 trials)). Zij stelden in hun conclusie dat nicotinamide overwogen dient te worden als chemopreventief geneesmiddel in gezonde patiënten en orgaantransplantatie patiënten met een geschiedenis van huidmaligniteiten, met nadruk op BCC’s en PCC’s (zwakke aanbeveling, matige bewijskracht).

 

Uit enkele observationele onderzoeken is naar voren gekomen dat het langdurig en in hoge dosis slikken van hydrochloorthiazide de kans op BCC en PCC verhoogt (Heisel, 2023). Het onderzoek is echter van matige kwaliteit (Engberink, 2019) en de recente systematic review van Heisel et al. (2023) toont geen verhoogd risico aan. Op basis hiervan stelt de werkgroep dat er geen reden is om patiënten met een keratinocyt carcinoom het gebruik van hydrochloorthiazide te ontraden.

Voorlichting
Egmond et al. (2022) interviewde 16 patiënten die een chirurgische interventie en plastische reconstructie hadden ondergaan vanwege een complexe vorm van huidkanker naar hun ervaringen en behoeften met betrekking tot de verleende zorg. De auteurs concludeerden dat patiënten het belangrijk vinden dat de arts kundig en vriendelijk is en informatie verstrekt die afgestemd is op de individuele situatie van de patiënt. Ook werd het belang van samen beslissen tijdens het gehele zorgtraject en het erkennen van de psychologische impact op de patiënt en diens partner benadrukt.  Daarnaast werd benoemd dat het belangrijk is dat er continuïteit van zorg is, de samenwerking tussen verschillende zorgverleners verbeterd wordt en dat follow-up afspraken met meerdere specialisten zoveel mogelijk op één dag worden gepland.

 

Naar mening van de werkgroep moet de gegeven voorlichting tenminste informatie bevatten over de diagnose, (eventuele) diagnostiek, behandelmogelijkheden, prognose, zelfinspectie van de huid na plaveiselcelcarcinoom, follow-up en preventie. Het is belangrijk dat deze informatie aansluit op de individuele patiënt en diens waarden en voorkeuren. 

 

Naast de mondelinge voorlichting door betrokken behandelaren verdient het aanbeveling om patiënten en hun naasten te wijzen op voorlichtingsmiddelen en informatiebronnen, te weten:

 

(Inter-)nationaal voorlichtingsmateriaal via het internet zoals:

  • www.nvdv.nl   
                - NVDV-folder Plaveiselcelcarcinoom
                - NVDV-folder Zonlicht en de huid      
                - NVDV-Standpunt Zon-tijdig beschermen gewoon doen!
                - Veiligheid Zonnebrandmiddelen
                - NVDV-Standpunt zonnebank-gewoon niet doen!
  • www.huidziekten.nl
                - Verstandig zonnen
                - De zon en de huid
                - Folder Plaveiselcelcarcinoom
  • www.thuisarts.nl
                - Zon en zonnebrand

Patiënten en hun naasten kunnen deze informatiebronnen zelfstandig raadplegen. Het is belangrijk de resultaten van hun zoektocht en gevonden informatie met de patiënt te bespreken. Er dient gewezen te worden op de overdaad aan informatie en dat bronnen niet altijd betrouwbaar of verouderd kunnen zijn. Desinformatie en complottheorieën kunnen leiden tot slechte uitkomsten voor patiënten met huidkanker (O’ Connor, 2022).


Secundaire preventie bij keratinocytcarcinomen is gericht op het vroegtijdig opsporen van nieuwe huidmaligniteiten en premaligniteiten (Lopez 2018). De werkgroep is daarom van mening dat patiënten mondeling en schriftelijk geïnstrueerd moeten worden over zelfinspectie van littekens en de huid. In het bijzonder patiënten met hoog-risico cPCC’s moeten weten wie ze kunnen contacteren bij veranderingen in het litteken of omliggende huid. Zo kunnen recidieven en/of cutane in-transit-metastase vroegtijdig opgespoord worden.

Onderbouwing

Samen beslissen is een steeds belangrijker onderdeel van zorg. Duidelijke en volledige informatie over de diagnose, behandeling en mogelijke gevolgen van een behandeling en gevolgen bij het afzien van behandeling, stelt de patiënt in staat om weloverwogen beslissingen te nemen. In deze module is beschreven welke voorlichting patiënten met plaveiselcelcarcinoom moeten krijgen en worden preventieve maatregelen besproken.

Specifieke maatregelen rondom immuun gecompromitteerde patiënten worden besproken in de module ‘Immuun gecompromitteerde patiënten’.

Voor deze vraag is geen systematische literatuuranalyse verricht. Overwegingen en aanbevelingen zijn gebaseerd op basis van expert opinion. Voor de uitwerking is gebruik gemaakt van enkele losse ondersteunende artikelen.

  1. Bath-Hextall F, Nalubega S, Evans C. The needs and experiences of patients with skin cancer: a qualitative systematic review with metasynthesis.Br J Dermatol. 2017 Sep;177(3):666-687
  2. Combalia A, Carrera C. Squamous Cell Carcinoma: An Update on Diagnosis and Treatment. Dermatol Pract Concept.. 2020 Jun 29;10(3):e2020066.
  3. Daimoiseaux V, Visser AP. Patiëntenvoorlichting. Assen/Maastricht: Van Gorcum, 1988.
  4. Esse S, Mason KJ, Green AC, et al. Melanoma Risk in Patients Treated With Biologic Therapy for Common Inflammatory Diseases: A Systematic Review and Meta-analysis. JAMA Dermatol. 2020 Jul 1;156(7):787-794. doi: 10.1001/jamadermatol.2020.1300. PMID: 32432649; PMCID: PMC7240639.
  5. Fischer T, Bartels S. Prävention chronischer UV-Schäden der Haut: Wie sinnvoll ist Sonnencrème? Deutscher Ärzte-Verlag. ZFA, Z Allg Med 2009;85:21-6.
  6. Foote JA, Harris RB, Giuliano AR, et al. Predictors for cutaneous basal- and squamous cell carcinoma among actinically damaged adults. J Cancer 2001;95:7-11.
  7. Gallagher RP, Lee TK, Bajdik CD, Borugian M. Ultraviolet radiation. Chronic Dis Can. 2010;29 Suppl 1:51-68.
  8. Haes de JCJM, Gualtherie van Weezel LM, Sanderman R, van de Wiel HBM. Psychologische patiëntenzorg in de oncologie. Handboek voor professionals. Assen: Van Gorcum, 2001.
  9. Hemminki K, Dong C. Subsequent cancers after in-situ and invasive squamous cell carcinoma of the skin. Arch Dermatol 2000;136:647-51.
  10. Hertog de SA, Wensveen CA, Bastiaens MT, et al. Relation between smoking and skin cancer. J Clin Oncol 2001;19:231-8.
  11. International Agency for research on Cancer Working Group on artificial ultraviolet (UV) and skin cancer. The association of use of sunbeds with cutaneous malignant melanoma and other skin cancers: A systematic review. Int J Cancer 2007;120:1116-22.
  12. Karagas MR, Stannard VA, Mott LA, et al. Use of tanning devices and risk of basal cell and squamous cell skin cancers. J Natl Cancer Inst 2002;94:224-6.
  13. Kelm RC, Hagstrom EL, Mathieu RJ, et al. Melanoma subsequent to natalizumab exposure: A report from the RADAR (Research on Adverse Drug events And Reports) program. J Am Acad Dermatol. 2019
  14. Kutting B, Drexler H. UV-induced skin cancer at workplace and evidence-based prevention. [Review]. Int Arch Occup Environ Health 2010;83:843-54.
  15. Lasa-Blandon M, Stasi K, Hehit A, Fischer-Cartlidge E. Patient Education Issues and Strategies Associated With Immunotherapy. Semin Oncol Nurs. 2019 oct; 35(5):150933
  16. Liedekerken PC, et al. Effectiveness of health education. Assen: Van Gorcum, 1990.
  17. Lopez AT, Carvajal RD, Geskin L. Secondary prevention strategies for nonmelanoma skin cancer. Oncology (Williston Park). 2018;32(4):195-200.
  18. Marks R. Squamous cell carcinoma. Lancet 1996;347:735-8.
  19. Nørgaard M, Veres K, Didden EM, et al. Multiple sclerosis and cancer incidence: A Danish nationwide cohort study. Mult Scler Relat Disord. 2019 Feb;28:81-85. doi: 10.1016/j.msard.2018.12.014. Epub 2018 Dec 14. PMID: 30576846.
  20. NVDV Richtlijn actinische keratose 2018
  21. O'Connor C, Rafferty S, Murphy M. A qualitative review of misinformation and conspiracy theories in skin cancer. Clinical and Experimental Dermatology. 2022. 47, pp1848-1852
  22. Quaedvlieg PJ, Tirsi E, Thissen MR, Krekels GA. Actinic keratosis: how to differentiate the good frome the bad ones? Eur J Dermatol 2006;16:335-9.
  23. Reinau D, Surber , Jick SS, Meier CR. Nonsteroidal anti-inflammatory drugs and the risk of nonmelanoma skin cancer. Int. J. Cancer 2015:137, 144-153.
  24. Stoj V, Shahriari N, Shao K, Feng H. Nutrition and nonmelanoma skin cancer. Clinics in Dermatology 2022, 40, 173-185
  25. Ubbink DT, Geerts PAF, Gosens T, Brand PLP. Meer ‘samen beslissen’ nodig door aangescherpte Wgbo. Ned Tijdschr Geneeskunde 2021 juni 10; 165:D5775
  26. van Egmond S, Wakkee M, Hoogenraad M, Korfage IJ, Mureau MAM, Lugtenberg M. Complex skin cancer treatment requiring reconstructive plastic surgery: an interview study on the experiences and needs of patients.Arch Dermatol Res. 2022 Jan;314(1):25-36.
  27. Visser AP. de Haes WFM. Angst en gezondheidsvoorlichting. Amsterdam: VU Uitgeverij, 1987.
  28. Waalboer-Spuij R, Hollestein LM, Nijsten TEC, van de Poll-Franse LV. Satisfaction with information Prvision and Health-related Quality of Life in Basal and Squamous Cell Carcinoma Patients: A Cross-sectional Population-based Study. ActaDV, may 22, 2019 (933 - 934)
  29. Waldman R A, Grant-Kels J M. 2018. The role of sunscreen in the prevention of cutaneous melanoma and nonmelanoma skin cancer. J AM Acad Dermatolo 2019; 80: 574-6.
  30. Campbell SB, Walker R, SeeTai S, Jiang Q, Russ GR. Randomized controlled trial of Sirolimus for renal transplant recipients at high risk for nonmelanoma skin cancer. Am J Transplant 2012;12:1146-56.
  31. Euvrard S, Morelon E, et al. Sirolimus and secondary skin-cancer prevention in kidney transplantation. N Engl J Med 2012;367:329-39.
  32. Salgo R, Gossmann J, Schöfer H, et al. Switch to a sirolimus-based immunosuppression in long-term renal transplant recipients: reduced rate of (pre-)malignancies and nonmelanoma skin cancer in a prospective, randomized, assessor-blinded, controlled clinical trial. Am J Transplant 2010;10(6):1385-93.
  33. Weinstock, M. A., Thwin, S. S., Siegel, J. A., Marcolivio, K., Means, A. D., Leader, N. F., Shaw, F. M., Hogan, D., Eilers, D., Swetter, S. M., Chen, S. C., Jacob, S. E., Warshaw, E. M., Stricklin, G. P., Dellavalle, R. P., Sidhu-Malik, N., Konnikov, N., Werth, V. P., Keri, J. E., Robinson-Bostom, L., Veterans Affairs Keratinocyte Carcinoma Chemoprevention Trial (VAKCC) Group (2018). Chemoprevention of Basal and Squamous Cell Carcinoma With a Single Course of Fluorouracil, 5%, Cream: A Randomized Clinical Trial. JAMA dermatology, 154(2), 167-174. https://doi.org/10.1001/jamadermatol.2017.3631
  34. Ramchatesingh, B., Martínez Villarreal, A., Arcuri, D., Lagacé, F., Setah, S. A., Touma, F., Al-Badarin, F., & Litvinov, I. V. (2022). The Use of Retinoids for the Prevention and Treatment of Skin Cancers: An Updated Review. International journal of molecular sciences, 23(20), 12622. https://doi.org/10.3390/ijms232012622
  35. Russomanno, K., Abdel Azim, S., & Patel, V. A. (2023). Immunomodulators for Non-Melanoma Skin Cancers: Updated Perspectives. Clinical, cosmetic and investigational dermatology, 16, 1025-1045. https://doi.org/10.2147/CCID.S362171
  36. Schmults, C. D., Blitzblau, R., Aasi, S. Z., Alam, M., Andersen, J. S., Baumann, B. C., Bordeaux, J., Chen, P. L., Chin, R., Contreras, C. M., DiMaio, D., Donigan, J. M., Farma, J. M., Ghosh, K., Grekin, R. C., Harms, K., Ho, A. L., Holder, A., Lukens, J. N., Medina, T., Nguyen, M. Q. (2021). NCCN Guidelines® Insights: Squamous Cell Skin Cancer, Version 1.2022. Journal of the National Comprehensive Cancer Network : JNCCN, 19(12), 1382-1394. https://doi.org/10.6004/jnccn.2021.0059
  37. Chen, A. C., Martin, A. J., Choy, B., Fernández-Peñas, P., Dalziell, R. A., McKenzie, C. A., Scolyer, R. A., Dhillon, H. M., Vardy, J. L., Kricker, A., St George, G., Chinniah, N., Halliday, G. M., & Damian, D. L. (2015). A Phase 3 Randomized Trial of Nicotinamide for Skin-Cancer Chemoprevention. The New England journal of medicine, 373(17), 1618-1626. https://doi.org/10.1056/NEJMoa1506197
  38. Mainville, L., Smilga, A. S., & Fortin, P. R. (2022). Effect of Nicotinamide in Skin Cancer and Actinic Keratoses Chemoprophylaxis, and Adverse Effects Related to Nicotinamide: A Systematic Review and Meta-Analysis. Journal of cutaneous medicine and surgery, 26(3), 297-308. https://doi.org/10.1177/12034754221078201
  39. Leonardi-Bee, J., Ellison, T., & Bath-Hextall, F. (2012). Smoking and the risk of nonmelanoma skin cancer: systematic review and meta-analysis. Archives of dermatology, 148(8), 939-946. https://doi.org/10.1001/archdermatol.2012.1374
  40. Verkouteren, J. A., & Nijsten, T. (2012). Smoking, a dangerous habit for the skin: comment on "Smoking and the risk of nonmelanoma skin cancer". Archives of dermatology, 148(8), 946. https://doi.org/10.1001/archdermatol.2012.1666
  41. Handboek Systemische medicatie in de dermatologie, E.L. Swart, M.B.A. van Doorn, R.I.F. van der Waal. 5e druk 2019. Beschikbaar via: https://www.vumc.nl/standaard-tonen-op-pagina/handboek-voor-systemische-medicatie-in-de-dermatologie.htm?disposition=inline
  42. Nijsten T.E., Stern R.S. Oral retinoid use reduces cutaneous squamous cell carcinoma risk in patients with psoriasis treated with psoralen-UVA: A nested cohort study. J. Am. Acad. Dermatol. 2003;49:644-650. doi: 10.1067/S0190-9622(03)01587-1.  
  43. Heisel AGU, Vuurboom MD, Daams JG, et al. The use of specific antihypertensive medication and skin cancer risk: A systematic review of the literature and meta-analysis. Vascul Pharmacol. 2023;150:107173. doi:10.1016/j.vph.2023.107173
  44. Olde Engberink RHG, van der Hoeven NV, Zwinderman AH, van den Born BH. Hydrochloorthiazide en huidkanker [Hydrochlorothiazide and skin cancer]. Ned Tijdschr Geneeskd. 2019;163:D3755. Published 2019 May 3.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 31-05-2024

Laatst geautoriseerd  : 31-05-2024

Geplande herbeoordeling  :

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep grotendeels in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update).

 

De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn actinische keratose en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Mond- Kaak- en Aangezichtschirurgie
  • Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten
  • Huid Nederland
  • Huidkanker Stichting
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties
  • Nederlandse Associatie Physician Assistants

Algemene gegevens

Aanleiding

In 2010 is de richtlijn ‘Plaveiselcelcarcinoom’ tot stand gekomen op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. In 2021 is het initiatief genomen om de richtlijn te herzien. Voor de herziening is dankbaar gebruikgemaakt van de Britse richtlijn: “British Association of Dermatologists guidelines for the management of people with cutaneous squamous cell carcinoma 2020” (Keohane, 2020).

Bij het interpreteren en toepassen van de richtlijn plaveiselcelcarcinoom zijn vooraf drie kanttekeningen te plaatsen. Ten eerste is er een gebrek aan gerandomiseerde klinische trials (RCT) voor de behandeling van het primaire plaveiselcelcarcinoom van de huid (cPCC). Ten tweede bestaat er een grote variatie in het maligne gedrag van de tumoren die binnen de histologische categorie van primair plaveiselcelcarcinoom van de huid vallen. Ten derde leven er onder de verschillende specialisten verschillende opvattingen over de behandeling van deze tumoren. Deze opvattingen worden beïnvloed door de variatie in belangstelling en verwijspatronen. Naast dermatologen in een tertiair verwijscentrum, krijgen ook plastisch chirurgen, kaakchirurgen en kno-artsen relatief meer tumoren verwezen met een hoog risico en agressieve groei, terwijl dermatologen werkzaam in perifere praktijken vooral relatief kleinere en minder agressieve tumoren op het spreekuur krijgen. Het is wenselijk om hoog-risico cPCC multidisciplinair te benaderen. De definitie van een hoog risico plaveiselcelcarcinoom is een belangrijk aandachtspunt van de huidige herziening.

 

Afbakening onderwerp en definitie

Het primaire plaveiselcelcarcinoom van de huid is een kwaadaardige tumor die ontstaat uit hoornvormende cellen van de epidermis. Het is plaatselijk invasief en heeft de potentie om te metastaseren naar andere organen van het lichaam. Deze richtlijn is beperkt tot de zorg rondom het plaveiselcelcarcinoom van de huid (inclusief peri-oculaire tumoren), dus het cutane plaveiselcelcarcinoom, en de huidcarcinomen van de lip (inclusief het lippenrood/ ‘vermillion border’).

 

Niet in deze richtlijn werden opgenomen:

-           het plaveiselcelcarcinoom van de penis, vulva en anus;

-           intra-epitheliale neoplasieën van de vulva (VIN);

-           in-situplaveiselcelcarcinoom (de ziekte van Bowen);

-           het plaveiselcelcarcinoom van slijmvliezen;

-           actinische keratose

 

De richtlijn sluit aan op de volgende richtlijnen:

-           Behandeling voorhuidpathologie, module premaligne voorhuidafwijking

-           Premaligniteiten van de vulva

-           Anuscarcinoom

-           Actinische keratose

 

Initiatief

Tabel Overzicht betrokken partijen herziening richtlijn Plaveiselcelcarcinoom 2024

Overzicht betrokken partijen Plaveiselcelcarcinoom 2024

Zitting neming in werkgroep

Knelpunten analyse

Commentaarfase

Autorisatie

Opmerkingen

Wetenschappelijke verenigingen

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

X

X

X

X

 

Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVVH)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde (NVKNO)

X

 

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde (NVNG)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP)

X

 

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC)

X

 

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)

X

 

X

X

 

Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)

X

 

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)

 

 

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (NVMKA)

X

X

X

X  

Overige organisaties

 

 

 

 

 

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)

X

X

X

X

 

Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL)

X

 

X

 

 

Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Psychosociale Oncologie (NVPO)

 

 

X

 

 

Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten (NVH)

 

 

X

X

 

Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

 

 

X

X

 

Patiëntenverenigingen

Huidkanker Stichting  (HUKAS)

X

X

X

X

 

HuidNederland (HuidNL)

 

 

X

X

 

Nederlandse Federatie voor Kankerpatiëntenorganisaties (NFK)

 

 

 

X

 

Stakeholders

Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

 

 

X

 

 

Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ)

 

 

X

 

 

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)

 

 

X

 

 

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

 

 

X

 

 

Zorginstituut Nederland (ZiN)

 

 

X

 

 

Vereniging innovatieve geneesmiddelen (VIG)

 

 

X

 

 

*alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.

Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met cutaan plaveisecelcarcinoom.

 

Doelgroep

De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroep. Daartoe behoren onder andere: NVDV, NOG, NVVH, NVKNO, NWHHT, NVNG, NVVP, NVPC, NVvR, NIV, NFN, NVRO, NVOG, NVMKA, V&VN, IKNL, NAPA, NVH, NVPO. Voor huisartsen geldt primair de NHG-Standaard Verdachte huidafwijkingen, die aansluit op deze MDR. Voor patiënten werd informatie op thuisarts.nl ontwikkeld.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntenvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn.

 

Werkgroepleden – 2024

Vereniging

Klara Mosterd (dermatoloog, voorzitter)

NVDV

Marlies Wakkee (dermatoloog, voorzitter)

NVDV

Marcus Muche (dermatoloog)

NVDV

Elsemieke Plasmeijer (dermatoloog)

NVDV

Mignon van den Elzen (aios dermatologie)

­­­NVDV

Ronald de Keizer (oogarts)

NOG

Nicole Naus (oogarts)

NOG

Sanne Engelen (oncologisch chirurg)

NVVH

Saskia Konings (KNO-arts)

NVKNO

Lotje Zuur (hoofd-halschirurg)

NVKNO

Stefan Pool (nucleair geneeskundige)

NVNG

Antien Mooyaart (patholoog)

NVVP

Eveline Corten (plastisch chirurg)

NVPC

Pim de Graaf (radioloog)

NVvR

Hilde Jalving (internist-oncoloog)

NIV

Frank Hoebers (radiotherapeut)

NVRO

Roel Steenbakkers (radiotherapeut)

NVRO

Pim Schreuder (MKA-chirurg)

NVMKA

Cathelijn den Hartog (verpleegkundig specialist)

V&VN

Marieke Louwman (epidemioloog)

IKNL

Fabiënne de Jong (physician assistant dermatologie)

NAPA

Selin Tokez (co-assistent)

NVDV

Harun Jacobs van den Hof (patiëntvertegenwoordiger)

HUKAS

Ondersteuning werkgroep

Vereniging

Annefloor van Enst (epidemioloog)

NVDV

Carin Smit (arts-onderzoeker)

NVDV

Tenzin Methok Nlgisang (arts-onderzoeker)

NVDV

Diederik van Loon (arts-onderzoeker)

NVDV

Marit Stolting (arts-onderzoeker)

NVDV

Ying Chao Weng (arts-onderzoeker)

NVDV

Zekeriya Ciftci (arts-onderzoeker)

NVDV

 

Werkgroepleden – 2018

Vereniging

Dr. G.A.M. Krekels (voorzitter)

NVDV

Dr. C.L.H. van Berlo

NVvH/NVCO

Dr. E. Corten

NVPC

Dr. G.F.H. Diercks

NVVP

Dr. P.A. van der Eerden

KNO

Dr. J.J.E. van Everdingen

NVDV

Mr. dr. E.R.M. de Haas

NVDV

Dr. M.F.C. de Jong

NIV

S. van der Kleij, MANP

V&VN

Dr. ir. W.J. Louwman

IKNL

Drs. A. Navran

NVRO

H. Sengers, MPA

V&VN

Prof. dr. L.E. Smeele

NVMKA

C. Westerlaken

HPN

Ondersteuning werkgroep

Vereniging

Drs. Y.Y. Chung

Arts-onderzoeker NVDV (ondersteuning t/m december 2017)

Drs. A.A.J. van der Sande

Arts-onderzoeker NVDV (ondersteuning t/m december 2017)

L. Teligui, MSc

Arts-onderzoeker NVDV (ondersteuning vanaf januari 2018)

Dr. J.B. Terra

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Overige contributors

 

Joseph A. Califano, III, M.D.

AJCC werkgroep-lid, Head and Neck Surgeon, Director Head and Neck Cancer Center, Vice Chief of Division of Otolaryngology, Department of Surgery, Moores Cancer Center, UC San Diego Health - La Jolla

Raja R. Seethala, M.D.

 

AJCC werkgroep-lid, Head and Neck/Endocrine Pathologist, Director of the Head and Neck/Endocrine Pathology Center of Excellence, and Director of the Head and Neck/Endocrine Pathology Fellowship, UPMC Presbyterian, Pittsburgh

 

Werkgroepleden – 2010

Vereniging

Dr. G.A.M. Krekels (voorzitter)

NVDV

Dr. C.L.H. van Berlo

NVvH/NVCO

Dr. M. van Beurden

NVOG

Dr. M. Buncamper

NVPC

Dr. J.J.E. van Everdingen

NVDV

Dr. R. Haas

NVRO

Drs. B.G.F. Heggelman

NVvR

Prof. dr. S. Horenblas

NVU

Drs. I.M.A Joung/drs. A. Stoffer-Brink

VIKC

Dr. N.W.J. Kelleners-Smeets

NVDV

Dr. R. Kloos

NOG

Dr. J.A. Kummer

NVVP

Drs. F.W.J. Leeman

NVDV

Dr. P. Lohuis

KNO

Prof. dr. T.E.C. Nijsten

NVDV

Dr. L.E. Smeele

NVMKA

Dr. A. Visser

NVPO

L. Wientjens-Roex

V&VN

Ondersteuning werkgroep

Vereniging

Drs. R.J. Borgonjen

NVDV

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad.

 

De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de NVDV.

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de zitting neming van een patiënt in de werkgroep en de opname van een module over patiëntenvoorlichting. De Huidkanker Stichting is betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn en zal in een later stadium ook ondersteunen in de ontwikkeling van nieuwe patiëntinformatie. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan leden van de Huidkanker Stichting en Huid Nederland.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst Raming

Toelichting

Preventie en voorlichting

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

 

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt. De voorlichtingsfolder van de NVDV zal worden afgestemd op de richtlijn. Het volledige implementatieplan is opgenomen in het bijlagedocument.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Onderstaand is de methode stapsgewijs beschreven.

 

Knelpuntenanalyse

In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden van de betrokken verenigingen.Tevens werden uitgenodigd Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ), Zorginstituut Nederland (ZiNL), Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU).

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heeft de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Daarbij inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen en consultatie van experts. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. Literatuur is geselecteerd op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn per module beschreven. Zoekacties zijn per module opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

 

Voor alle hoofdstukken geldt dat de zoekstrategieën zijn uitgevoerd in de EMBASE database en Medline databas. Experts op het gebied van Plaveiselcelcarcinoom werden geraadpleegd voor eventuele ontbrekende artikelen en / of casereports.

De zoekactie is met behulp van de PICO-systematiek opgebouwd. De zoekvragen hebben de P als gemeenschappelijke onderdeel. De overige onderdelen van de PICO werden geformuleerd op basis van de uitgangsvraag.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs (2021)

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

 

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

 

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

 

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

 

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)

Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. (naar keuze: optie-1 ‘Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.’ Of optie-2 ‘De kracht van het wetenschappelijk bewijs werd bepaald met de generieke GRADE-methode’).

Beoordelen van het niveau van het wetenschappelijke bewijs (oude modules)

Bij de EBRO-methode (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling) wordt een andere classificatie voor de beoordeling van de kwaliteit van studies aangehouden (van Everdingen 2004). Hierbij ligt de belangrijkheid van de uitkomstmaten niet van tevoren vast en is er geen vastgelegde procedure voor upgraden en downgraden van bewijs, zoals die bij GRADE geldt.

 

Kwaliteit

Interventie

Diagnostisch accuratesse-onderzoek

Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controleonderzoek, cohortonderzoek)

 

 

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

 

Bij het werken volgens de EBRO-methode zijn op basis van de beschikbare literatuur een of meerdere conclusies geformuleerd. Afhankelijk van het aantal onderzoeken en de mate van bewijs is een niveau van bewijskracht toegekend aan de conclusie (van Everdingen 2004).

 

Niveau

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overkoepelende bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overkoepelende conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Door gebruik te maken van de Guideline Development Tool werd het Evidence to decision framework conform GRADE methodiek toegepast. Alle werkgroepleden hebben systematisch antwoord gegeven op vragen over de grootte van het effect en grootte van negatieve consequenties, waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten en kosteneffectiviteit, beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, en overwegingen voor subgroepen in de patiëntenpopulatie. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling beschreven (zie per module bijlagen Kennislacunes).

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel Overzicht betrokken partijen herziening richtlijn Plaveiselcelcarcinoom 2024). De commentaren zijn  verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie.

 

Literatuur

  • Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.
  • Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from www.handbook.cochrane.org.
  • Keohane SG, Botting J, Budny PG, Dolan OM, Fife K, Harwood CA, et a. British Association of Dermatologists’ Clinical Standards Unit. British Association of Dermatologists guidelines for the management of people with cutaneous squamous cell carcinoma 2020. Br J Dermatol. 2021 Mar;184(3):401-414. doi: 10.1111/bjd.19621. Epub 2021 Jan 18. Erratum in: Br J Dermatol. 2021 Sep;185(3):686. Erratum in: Br J Dermatol. 2022 Mar;186(3):596-597.
  • Lydiatt WM, Patel SG, O'Sullivan B, Brandwein MS, Ridge JA, Migliacci JC et al. Head and Neck cancers-major changes in the American Joint Committee on cancer eighth edition cancer staging manual. CA Cancer J Clin 2017;67:122-37.
  • Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.. Online beschikbaar op http://richtlijnendatabase.nl/ Laatst geraadpleegd op [DATUM geraadpleegd voor concepttekst]
  • Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum 2004.
  • Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html

 

 

Volgende:
Stadiëring