Onbedekte onderarmen
Uitgangsvraag
Welke eisen gelden ten aanzien van het dragen van kleding aan de onderarmen?
Aanbeveling
- Draag tijdens zorghandelingen kleding met korte mouwen zodat de onderarm tot aan de elleboog onbedekt is.
- Gebruik een laboratoriumjas met lange mouwen alleen als het noodzakelijk is de onderarmen te beschermen tegen het spatten van bijvoorbeeld chemicaliën.
Verdere eisen aan kleding worden uitgewerkt in module Kleding.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en kwaliteit van bewijs
In het onderzoek van Murguia Pérez et al. (2020) (1) is onderzocht of de kleding die door zorgmedewerkers wordt gedragen van invloed is op het voorkomen van met de gezondheidszorg geassocieerde infecties. In de studies die werden gevonden werd geen verschil aangetoond tussen de gedragen kledingstukken (o.a. lange mouwen versus korte mouwen). De kwaliteit van het bewijs was zeer laag (GRADE).
Jurisprudentie
Er zijn de afgelopen tien jaar meerdere rechtszaken (5, 6, 7, 8, 9, 10, 11) geweest over de noodzaak van het dragen van korte mouwen in de zorg (zie Samenvatting jurisprudentie). Vanuit juridisch oogpunt is een zorgaanbieder vanuit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) verantwoordelijk voor een infectiepreventiebeleid en de naleving hiervan. Een onbedekte onderarm (tot aan de elleboog) in de directe patiëntenzorg is hiervan een essentieel onderdeel. Uitzonderingen voor het dragen van bedekkende kleding vanuit geloofsovertuiging of het willen dragen van warmtekleding kunnen er tijdens de directe patiëntenzorg niet zijn. Een zorgaanbieder moet een infectiepreventiebeleid hebben en heeft de plicht om toe te zien op kennisoverdracht en op de naleving hiervan, en om dit te bevorderen en te monitoren.
Infectiepreventie
Lange mouwen kunnen makkelijk gecontamineerd raken met (pathogene) micro-organismen door contact met (de omgeving van) de patiënt (1, 2, 3, 4). Ditzelfde geldt voor kleding die los hangt tijdens werkzaamheden waarbij contact is met de patiënt of met materialen (in de omgeving) van de patiënt. De werkgroep vindt dat er om die reden kleding met korte mouwen tot aan de elleboog moet worden gedragen op de momenten dat er een indicatie is voor handhygiëne. Voorbeelden hiervan zijn zorghandelingen, schoonmaakactiviteiten en voedselbereiding. Hierdoor is het mogelijk om de handen en onderarmen grondig te wassen en te desinfecteren. Ook minimaliseert men hierdoor het risico dat micro-organismen op de kleding aanwezig blijven en zo worden verspreid. Een uitzondering hierop zijn laboratoriumjassen en schorten die gedragen worden als persoonlijk beschermingsmiddel. Deze kledingstukken hebben als doel de zorgmedewerker te beschermen tegen bijvoorbeeld chemicaliën.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Doordat niet in alle zorginstellingen een uniform met korte mouwen wordt gedragen, kan het voorkomen dat er kleding met lange mouwen wordt gedragen. Deze kleding met lange mouwen moet worden opgestroopt tot aan de elleboog als er zorghandelingen worden uitgevoerd en er handhygiëne moet worden toegepast.
Waarden en voorkeuren van patiënten en/of zorgmedewerkers
Voor patiënten en zorgmedewerkers is het van belang dat het risico op transmissie van pathogene micro-organismen en het ontstaan van zorggerelateerde infecties zo laag mogelijk is. Een goede persoonlijke hygiëne door zorgmedewerkers draagt hieraan bij en beschermt zowel de zorgmedewerker als de patiënt tegen pathogene micro-organismen.
Zorgmedewerkers hebben meestal behoefte aan kleding die functioneel is en hen in staat stelt om hun werk efficiënt en effectief uit te voeren. Het dragen van kleding met korte mouwen draagt hieraan bij. Zorgmedewerkers geven echter ook de voorkeur aan kleding die hen beschermt tegen de blootstelling aan gevaarlijke stoffen of micro-organismen. Om die reden is het dragen van beschermende kleding – zoals schorten, jassen of handschoenen – om hun eigen gezondheid te waarborgen ook belangrijk op de momenten dat dit infectierisico aanwezig is. Zie hiervoor de richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen.
Onderbouwing
Achtergrond
Zorgmedewerkers hebben om uiteenlopende redenen de wens om tijdens de werkzaamheden lange mouwen te dragen. Deze wens kan voortvloeien uit geloofsovertuiging, vanuit een koude werkomgeving of een eis vanuit veiligheidsoverwegingen (bijvoorbeeld de laboratoriumjas).
Samenvatting literatuur
Samenvatting jurisprudentie
Als onderdeel van de richtlijnontwikkeling is een inventariserend onderzoek gedaan naar de rechtszaken/jurisprudentie in Nederland over dienstkleding met lange mouwen in de zorg. Er is gezocht met de trefwoorden: kledingvoorschriften, hygiëne, onderarmen, bare-of-the-elbow(s). De gevonden rechtszaken zijn samengevat en er is een juridische analyse gemaakt.
Zoekresultaten
Met de trefwoorden zijn er zes uitspraken in rechtszaken gevonden. Twee zaken zijn ingediend bij het College voor de Rechten van de Mens (in 2017 en in 2018), de overige vier zaken zijn bij rechtbanken in Amsterdam (2020), Midden-Nederland (2018), Rotterdam (2014) en ’s-Hertogenbosch (2009). De rechtszaak in Midden-Nederland is een vervolg op de rechtszaak bij het College voor de Rechten van de Mens. De rechtsgebieden waaronder de zaken vielen waren divers; het arbeidsrecht werd bij het College voor de Rechten van de Mens genoemd in combinatie met internationaal publieksrecht. Het civielrecht werd bij drie rechtbankzaken genoemd, waarbij één rechtbank het civielrecht combineerde met het arbeidsrecht. Eén rechtszaak viel onder het ambtenarenrecht.
Het betrof bij alle zaken een zorgmedewerker die vanuit geloofsovertuiging de onderarmen wilde bedekken met kleding tijdens de werkzaamheden. In vier zaken was de betreffende zorgmedewerker werkzaam in het ziekenhuis, in één zaak in een woonvoorziening voor verstandelijke gehandicapten. In twee zaken had de zorgmedewerker de functie van pedagogisch medewerker, in één zaak was de zorgmedewerker werkzaam als verpleegkundige, in één zaak als coördinerend medewerker bloedafname, en in één zaak in de functie van werkstudent. In al deze functies werden patiëntgebonden werkzaamheden uitgevoerd.
Wetgeving en richtlijnen
Zorginstellingen gebruiken WIP-richtlijnen Handhygiëne en Persoonlijke hygiëne voor het maken van een beleid omtrent (dienst)kleding waarin staat dat zorgmedewerkers met patiëntgebonden werkzaamheden kleding moeten dragen waarbij de onderarmen onbedekt zijn van kleding en accessoires.
Onderscheid maken op grond van godsdienst is verboden bij de arbeidsvoorwaarden (artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), in samenhang met artikel 1 van deze wet). Onder arbeidsvoorwaarden vallen ook kledingvoorschriften, zo ook het kledingvoorschrift dat de onderarmen onbedekt moeten blijven. Bepaalde zorgmedewerkers geven aan dat zij het recht hebben om hun onderarmen te bedekken vanuit hun geloofsovertuiging. Zij verwijten de betrokken zorginstellingen dat er onderscheid gemaakt wordt tussen medewerkers.
Uitspraken bepalende factoren
In twee van de zes uitspraken werd bepaald dat de medewerker zich aan het beleid omtrent kleding moest conformeren, ondanks de wens dit niet te doen vanuit de geloofsovertuiging. Bij twee andere uitspraken werd bepaald dat de medewerker zich niet hoefde te conformeren aan het beleid; bij vervolg bij rechtbank werd bij een van deze twee zaken bepaald dat de medewerker mocht werken met een alternatief (hoezen om de armen). In één rechtszaak werd zowel de medewerker als de zorginstelling niet volledig in het gelijk gesteld.
Overzicht van rechtszaken
Zaak 1 College voor de Rechten van de Mens: pedagogisch medewerker, ziekenhuis. Medewerker hoeft zich niet te conformeren aan het dienstkledingbeleid: Zorginstelling heeft onvoldoende aangetoond dat dienstkledingbeleid binnen instelling eenduidig nageleefd en gecontroleerd wordt.
Zaak 2 Rechtbank: pedagogisch medewerker, ziekenhuis. Medewerker mag werken in de directe patiëntenzorg met een alternatief (hoezen). Zorginstelling heeft onvoldoende kunnen aantonen dat alternatieven onveilig zijn en zelf lange tijd niet gehandhaafd voor naleving bij medewerkers die dezelfde functie hadden.
Zaak 3 College voor de Rechten van de Mens: coördinator bloedafname, ziekenhuis. Medewerker moet zich houden aan dienstkledingbeleid. Zorginstelling heeft belang van handhygiëne én noodzaak van onbedekte onderarm gemotiveerd onderbouwd.
Zaak 4 Rechtbank: pedagogisch medewerker, ziekenhuis. Medewerker moet zich houden aan dienstkledingbeleid. Analyse van de werkzaamheden lieten aantoonbaar zien dat er een noodzaak is om de onderarmen niet te bedekken (infectiegevaar).
Zaak 5 Rechtbank: werkstudent, woonvoorziening verstandelijk gehandicapten. Medewerker mag bedekkende kleding dragen; onvoldoende aangetoond dat een verbod op dragen van bedekkende kleding passend noch noodzakelijk was.
Zaak 6 Kantonrechter: verpleegkundige dialyse, ziekenhuis. Zowel zorgmedewerker als zorginstelling niet in gelijk gesteld. Dienstkledingbeleid binnen de instelling werd niet eenduidig nageleefd en gecontroleerd. Ook communicatie naar medewerkers over het beleid was onvoldoende.
Vanuit de uitspraken zijn drie factoren aan te wijzen die meespelen in het bepalen en vaststellen van het dienstkledingbeleid:
- De werkzaamheden van zorgmedewerkers. Medewerkers die werkzaam zijn in de directe patiëntenzorg moeten vanwege infectiegevaar hun onderarmen vrijhouden van textiel, kleding en sieraden. Dit was terug te zien in alle zaken. Er zijn functies waarbij slechts een (beperkt) deel van de werkzaamheden vallen onder de directe patiëntenzorg, zoals bij een pedagogisch medewerker. Bij zaak 4 zijn de feitelijke werkzaamheden van de pedagogisch medewerker beoordeeld. Die bleken op bepaalde punten te verschillen van het functieprofiel. Uit de feitelijke handelingen bleek dat direct contact met patiënten tijdens de dagelijkse werkzaamheden onvermijdelijk was. Uit het functieprofiel kwam dit niet direct naar voren.
- Naleving en handhaving dienstkledingbeleid binnen de instellingen. Bij zaak 1, 2, 5 en 6 speelden mee dat het dienstkledingbeleid in de praktijk aantoonbaar onvoldoende nageleefd en gehandhaafd werd. Hieruit werd geconcludeerd dat er sprake was van ongelijke behandeling ten opzichte van de betreffende zorgmedewerker. Als er afdelingen en/of medewerkers zijn binnen de instellingen die zich zonder consequenties niet hoeven te houden aan de regels omtrent dienstkleding, dan is het niet rechtvaardig dat de betreffende medewerker deze regels wel strikt opgelegd krijgt.
- Proportionaliteit infectiepreventiebeleid ten opzichte van het recht op uitoefenen van geloof. Bij zaak 3 en bij zaak 4 kon de betreffende zorginstelling aantonen door middel van richtlijnen, onderzoek en verklaringen van inhoudsdeskundigen dat voor een goede handhygiëne de onbedekte onderarm noodzaak was om kwalitatieve en veilige zorg in Nederland te kunnen leveren. Dit belang weegt zwaarder dan het recht op het bedekken van de onderarm vanuit een geloofsovertuiging. De maatregelen van het dienstkledingsbeleid werden als proportioneel beoordeeld.
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag van deze module te beantwoorden is een systematische analyse van de literatuur nodig. De onderzoeksvraag die hiervoor is onderzocht is PICO-gestructureerd en luidt:
Wat betekent het dragen van lange mouwen dan wel extra kleding (jas) voor het veilig en correct uitvoeren van handhygiëne?
P: |
Medewerkers met patiëntgebonden werkzaamheden of werkzaamheden (aan materialen) in de omgeving van de patiënt |
I: |
Uniform (korte mouw) of soortgelijke kleding |
C: |
Jas/shirt met lange mouw |
O: |
Verminderde overdracht en infecties, microbiële belasting op handen en oppervlakken |
In de databases Pubmed en Embase is op 26 februari 2022 met relevante zoektermen gezocht naar studies over kleding van zorgmedewerkers. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria:
- Het gaat om een systematische review of vergelijkend onderzoek zoals een (gerandomiseerd) gecontroleerd onderzoek of observationele studie.
- De participanten bestaat uit mensen die werken in de gezondheidszorg.
- De interventie bestaat uit het dragen van medische uniformen of soortgelijke kleding.
- De controle bestaat uit andere kleding met lange mouwen.
- Uitkomsten richten zich op verminderde overdracht en infecties, en op microbiële belasting op handen en oppervlakken.
De selectiecriteria zijn toegepast op de referenties verkregen uit de zoekactie. In eerste instantie zijn de titel en abstract van de referenties beoordeeld door twee onderzoekers. De literatuurzoekactie leverde 299 resultaten op. Hiervan werden acht referenties geïncludeerd voor de beoordeling op basis van het volledige artikel. Na de beoordeling van de volledige teksten is één artikel definitief geïncludeerd voor de literatuuranalyse.
Referenties
- 1. Murguía PJG, Pérez GG, Pérez PVM et al. Health personnel clothing and their relationship with infections associated with health care. Systematic review. Enf Infec Microbiol. 2020; 40 (1): 16-21.
- 2. Wilson JA, Loveday HP, Hoffman PN, Pratt RJ. Uniform: an evidence review of the microbiological significance of uniforms and uniform policy in the prevention and control of healthcare-associated infections. Report to the Department of Health (England). J Hosp Infect 2007 Aug; 66 (4): 301-7.
- 3. Banu A, Anand M, Nagi N. White coats as a vehicle for bacterial dissemination. J Clin Diagn Res 2012 Oct; 6 (8): 1381-4.
- 4. Bearman G, Bryant K, Leekha S, Mayer J, Munoz-Price LS, Murthy R et al. Healthcare personnel attire in non-operating-room settings. Infect Control Hosp Epidemiol 2014 Feb; 35 (2): 107-21.
- 5. https://mensenrechten.nl/nl/oordeel/2017-77
- 6. https://mensenrechten.nl/nl/oordeel/2018-40
- 7. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2020:575
- 8. https://mensenrechten.nl/nl/oordeel/2018-40
- 9. https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2014:2368
- 10. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ2840
- 11. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2014:2368
Evidence tabellen
Author, publication year: Murguia Pérez, 2020
Included studies in the review |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) |
Follow-up |
Outcome measures |
Comments |
A. Biljan, 1993 |
Type of study:
Search date:
Number of included studies:
Source of funding:
Inclusion criteria:
Exclusion criteria: |
N total at baseline: |
A. Long tie for three days in a week |
A. Bowtie for three days in a week |
Length of follow-up: |
A. Bow ties were significantly less contaminated at the end of the first working day (p=0.02), but not on the third day. |
- |
Exclusie-tabel
Referentie |
Reden van exclusie |
Trick WE, Vernon MO, Hayes RA, Nathan C, Rice TW, Peterson BJ, Segreti J, Welbel SF, Solomon SL, Weinstein RA. Impact of ring wearing on hand contamination and comparison of hand hygiene agents in a hospital. Clin Infect Dis. 2003 Jun 1;36(11):1383-90. doi: 10.1086/374852. Epub 2003 May 22. PMID: 12766832. |
Deze studie is meegenomen in de geïncludeerde review van Olivares. |
Wongworawat MD, Jones SG. Influence of rings on the efficacy of hand sanitization and residual bacterial contamination. Infect Control Hosp Epidemiol. 2007 Mar;28(3):351-3. doi: 10.1086/510790. Epub 2007 Feb 13. PMID: 17326029. |
Deze studie is meegenomen in de geïncludeerde review van Olivares. |
White J. Jewelry and artificial fingernails in the health care environment: infection risk or urban legend? 2013 Apr;35(8):61-67. |
Narrative review, besproken studies reeds geïncludeerd in review van Olivares. |
Risk-of-bias-tabel
Author, publication year: Olivares, 2020
Item |
Yes, partial yes or no |
Explanation |
1. Did the research questions and inclusion criteria for the review include the components of PICO? |
Yes |
|
2. Did the report of the review contain an explicit statement that the review methods were established prior to the conduct of the review and did the report justify any significant deviations from the protocol? |
No |
|
3. Did the review authors explain their selection of the study designs for inclusion in the review? |
No |
|
4. Did the review authors use a comprehensive literature search strategy? |
No |
|
5. Did the review authors perform study selection in duplicate? |
No |
|
6. Did the review authors perform data extraction in duplicate? |
No |
|
7. Did the review authors provide a list of excluded studies and justify the exclusions? |
No |
|
8. Did the review authors describe the included studies in adequate detail? |
No |
|
9. Did the review authors use a satisfactory technique for assessing the risk of bias (RoB) in individual studies that were included in the review? |
No |
|
10. Did the review authors report on the sources of funding for the studies included in the review? |
No |
|
11. If meta-analysis was performed did the review authors use appropriate methods for statistical combination of results? |
N.A. |
|
12. If meta-analysis was performed, did the review authors assess the potential impact of RoB in individual studies on the results of the meta-analysis or other evidence synthesis? |
N.A. |
|
13. Did the review authors account for RoB in individual studies when interpreting/ discussing the results of the review? |
Yes |
|
14. Did the review authors provide a satisfactory explanation for, and discussion of, any heterogeneity observed in the results of the review? |
No |
|
15. If they performed quantitative synthesis did the review authors carry out an adequate investigation of publication bias (small study bias) and discuss its likely impact on the results of the review? |
N.A. |
|
16. Did the review authors report any potential sources of conflict of interest, including any funding they received for conducting the review? |
Yes |
|
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 19-09-2023
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule is ondersteund door het RIVM en SKILZ en is gefinancierd door het ministerie van VWS. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep samengesteld, bestaande uit deskundigen en vertegenwoordigers van specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten. De werkgroep bestond uit vertegenwoordigers en deskundigen vanuit het RIVM en de verenigingen NVMM, NVDV, VHIG, NVvA, NVAB, V&VN en NVAVG. Hierbij heeft de vertegenwoordiger van de NVAVG afgestemd met Verenso om zo beide partijen te vertegenwoordigen. De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen/organisaties gemandateerd voor deelname. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
De werkgroep bestaat uit:
- M. van der Jagt-Zwetsloot, voorzitter en deskundige infectiepreventie, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM);
- prof. dr. A. Voss, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging van Medische Microbiologie (NVMM);
- prof. dr. T. Rustemeyer, dermatoloog, Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV);
- drs. S. Mulder, deskundige infectiepreventie, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM);
- C. Kooyman, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG);
- M. Nillesen, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG);
- E. Hagelen, arbeidshygiënist, Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA);
- drs. G. de Groene, bedrijfsarts, Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB);
- I. Verzijl, verpleegkundig specialist, Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN);
- drs. I. van Zoest, arts verstandelijk gehandicapten, Nederlandse Vereniging Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG).
Met ondersteuning van:
- drs. K. Weijdema, senior procesbegeleider richtlijnontwikkeling RIVM;
- F.E.M. Aanhane, senior procesbegeleider richtlijnontwikkeling, SKILZ;
- dr. I. van Dusseldorp, informatiespecialist, Maatschap Van Dusseldorp, Delvaux & Ket;
- dr. E. Delvaux, informatiespecialist, Maatschap Van Dusseldorp, Delvaux & Ket;
- dr. N. Molenaar, arts-epidemioloog, Medical Research Consulting;
- mr. S. Otters, jurist, Federatie Medisch Specialisten.
De volgende personen waren onderdeel van de klankbordgroep en hebben input gegeven tijdens de ontwikkelfase vanuit hun specifieke expertise:
- A. Haenen, deskundige infectiepreventie en promovendus, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Radboudumc;
- ir. J.W. Andriessen, beleidsmedewerker, College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).
Belangenverklaringen
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen via info@sri-richtlijnen.nl.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfunctie(s) |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
M. van der Jagt-Zwetsloot |
deskundige infectiepreventie |
geen |
geen |
geen actie vereist |
Prof. dr. A. Voss |
arts-microbioloog |
lid WHO IPC-expert group for COVID-19, lid WHO Hand hygiene core group, voorzitter SRI Coördinatie & uitvoeringsorgaan |
geen |
geen actie vereist |
Prof. dr. T. Rustemeyer |
dermatoloog |
geen |
geen |
geen actie vereist |
Drs. S. Mulder |
deskundige infectiepreventie |
geen |
geen |
geen actie vereist |
C. Kooyman |
deskundige infectiepreventie |
geen |
geen |
geen actie vereist |
M. Nillesen |
deskundige infectiepreventie |
geen |
geen |
geen actie vereist |
E. Hagelen |
arbeidshygiënist |
geen |
geen |
geen actie vereist |
Drs. G. de Groene |
bedrijfsarts |
Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA) |
geen |
geen actie vereist |
I. Verzijl |
verpleegkundig specialist |
geen |
geen |
geen actie vereist |
Drs. I. van Zoest |
arts verstandelijk gehandicapten |
geen |
geen |
geen actie vereist |
Inbreng patiëntenperspectief
Inbreng patiëntenperspectief
De Patiëntenfederatie Nederland is betrokken geweest in de knelpuntenanalyse en heeft het raamwerk ontvangen voor commentaar in de voorfase. Zij hebben aangegeven geen zitting te willen nemen in de werkgroep of klankbordgroep. Tijdens de commentaarfase hebben zij meegelezen met de conceptteksten.
Wkkgz & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst.
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn; zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Persoonlijke hygiëne onderarmen en handen |
Geen financiële gevolgen |
- |
Werkwijze
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen zoals vastgesteld in het SRI document ‘procedure SRI richtlijnontwikkeling’. Dit document beschrijft een stappenplan dat gebaseerd is op de kwaliteitscriteria uit de documenten: Richtlijn voor richtlijnen (2012), AQUA Leidraad voor Kwaliteitsstandaarden (2014), de HARING-tools (2013), AGREE-II (2010). Ook bevat het stappenplan verwijzingen voor methodieken van het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit en het stappenplan ‘Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten’.
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase hebben de voorzitter van de werkgroep, de werkgroepleden en de procesbegeleiding de knelpunten geïnventariseerd. Een verslag is terug te vinden in de bijlage Rapportage knelpunteninventarisatie.
Uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Vervolgens heeft de werkgroep per uitgangsvraag geïnventariseerd welke uitkomstmaten relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken.
Methode literatuur (samenvatting)
In 2009 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een richtlijn Handhygiëne uitgebracht (10). Deze richtlijn wordt wereldwijd onderschreven, vanwege de brede wetenschappelijke onderbouwing. Sinds 2009 zijn er meerdere tussentijdse actualisaties van de WHO-richtlijn geweest. Daarnaast is er in 2017 een Cochrane review gepubliceerd over handhygiëne (11). Vanwege de goede kwaliteit van deze twee bronnen vormen deze de basis bij de beantwoording van de opgestelde uitgangsvragen in Module Handhygiene: methode en Module Handhygiene: middelen.
Aanvullend is er bij sommige uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases (vanaf het jaar 2002). De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De zoekacties zijn opvraagbaar bij het bureau van het RIVM en SKILZ.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gebruikte methode per module.
Module |
Gebruikte methode |
Momenten van handhygiëne |
WHO + Cochrane |
Techniek van handhygiëne |
WHO + Cochrane + aanvullende zoekopdracht |
Handhygiëne en huidverzorging |
Zoekopdracht |
Handhygiëne en huidbeschadigingen |
Zoekopdracht |
Randvoorwaarden handdesinfectiemiddelen |
WHO + Cochrane |
Randvoorwaarden handreinigingsmiddelen |
WHO + Cochrane + aanvullende zoekopdracht |
Kranen en dispensers |
WHO + Cochrane |
Droogsystemen |
WHO + aanvullende zoekopdracht |
Handschoenen |
WHO + aanvullende zoekopdracht |
Normen en wettelijke eisen handdesinfectiemiddelen |
N.v.t. |
Hand- en polssierraden en accessoires |
Zoekopdracht |
Vingernagels |
Zoekopdracht |
Onbedekte onderarmen |
Zoekopdracht |
Kleding |
Zoekopdracht |
Gezicht en haardracht |
Zoekopdracht |
Infectie(ziekte) bij de medewerker |
Consensus |
Overzicht van gebruikte methode voor wetenschappelijke onderbouwing voor beantwoording van de uitgangsvragen per submodule.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de risk-of-bias-tabellen.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn weergegeven in evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kwaliteit van bewijs (‘quality of evidence’) werd beoordeeld met behulp van GRADE. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (5). GRADE is een methode die per uitkomstmaat van een interventie, of voor een risico- of prognostische factor, een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Voor het formuleren van een aanbeveling zijn naast de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs over de gewenste en ongewenste effecten van een interventie of over de effectgrootte van een risico- of prognostische factor vaak ook nog andere factoren van belang (2).
Genoemd kunnen worden:
- kosten;
- waarden, voorkeuren en ervaringen van patiënten en zorgmedewerkers met betrekking tot interventies en uitkomsten van zorg;
- balans van gewenste en ongewenste effecten van interventies ten opzichte van geen of andere interventies;
- aanvaardbaarheid van interventies;
- haalbaarheid van een aanbeveling.
Deze aspecten worden per module besproken onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van de aanbevelingen
De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvragen en zijn gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet uit en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (1, 8). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, zorgmedewerkers en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor zorgmedewerkers |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers.
Randvoorwaarden (organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.
Formuleren van kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader onderzoek staat in het hoofdstuk Kennislacunes.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en andere relevante partijen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.
Literatuur
- Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
- Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
- Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
- Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
- GRADE. http://www.gradeworkinggroup.org/.
- Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
- Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html.
- Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
- Schünemann H, Brożek J, Guyatt G et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. https://gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.html.
- WHO guidelines on hand hygiene in health care, WHO Library Cataloguing-in-Publication Data (2009).
- Gould DJ et al. Interventions to improve hand hygiene compliance in patient care (Review), Cochrane, Cochrane Database of Systematic Reviews (2017).