Assistentie- en therapiehonden
Uitgangsvraag
Welke infectiepreventiemaatregelen moeten in acht worden genomen bij de inzet van en het meenemen van een assistentie- of therapiehond naar de medisch-specialistische zorginstelling?
Aanbeveling
Assistentiehonden
- Laat assistentiehonden toe in een medisch-specialistische zorginstelling op alle plaatsen waar de persoon die ze vergezellen ook mag komen. Zie module Algemene voorwaarden toelating dieren die gelden en de mogelijke uitzonderingen bij module Isolatiemaatregelen en omgang met dieren en bij module Dieren in specifieke situaties en locaties.
- Communiceer het lokale beleid in- en extern.
- Vraag verwijzers om in een verwijzing naar een medisch-specialistische zorginstelling bij voorkeur op te nemen dat een persoon vergezeld wordt door een assistentiehond. Zo kan hier bij de planning van een afspraak rekening mee worden gehouden en is er meer tijd voor eventuele voorbereidingen.
Therapiehonden
- Laat waar mogelijk therapiehonden toe in een medisch-specialistische zorginstelling. Zie module Algemene voorwaarden toelating dieren die gelden en de mogelijke uitzonderingen bij module Dieren in specifieke situaties en locaties.
- Stel per instelling afspraken op over de toelating van therapiehonden en de situaties waarin ze worden ingezet.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van bewijs
Om de uitgangsvraag te beantwoorden, is geen systematische literatuuranalyse verricht naar de inzet van assistentiedieren in een medisch-specialistische zorginstelling in relatie tot het voorkomen van overdracht van infectieziekten. De werkgroep is op basis van de eerdere WIP-richtlijn Huisdieren, internationale richtlijnen, literatuur en expert opinie tot aanbevelingen gekomen.
Internationale richtlijnen en wettelijke kaders
In de internationale CDC Guidelines for environmental infection control in health-care facilities staat dat er geen bewijs is dat dieren een groter risico vormen op het overdragen van infecties dan mensen (Sehulster, 2003). Als zorgpersoneel, bezoekers en patiënten zorggebieden mogen betreden zonder extra voorzorgsmaatregelen om de overdracht van infectieuze agentia te voorkomen, dan mag een schoon, gezond en goed opgevoed assistentiedier ook toegang krijgen met diens begeleider. Ditzelfde geldt voor immuungecompromitteerde patiënten die bezoekers kunnen ontvangen die zonder persoonlijke beschermingsmiddelen contact mogen hebben. Nederlands onderzoek bij assistentiehonden en hun begeleider, laat zien dat de poten van honden schoner zijn dan de voetzolen van mensen. Een uitsluiting van assistentiehonden op basis van infectiepreventie zou niet gerechtvaardigd zijn, volgens de CDC-richtlijn.
Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
Ook in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte staat omschreven dat mensen met een handicap of chronische ziekte gelijk moeten worden behandeld als ieder ander persoon. De wet verbiedt discriminatie van mensen met een handicap of chronische ziekte op verschillende gebieden, waaronder toegang tot voorzieningen, goederen en diensten. Dit betekent dat mensen die een assistentiehond nodig hebben, niet geweigerd mogen worden in publieke ruimtes, diensten of gebouwen door de aanwezigheid van hun dier. Medisch-specialistische zorginstellingen mogen geen beperkingen opleggen omdat iemand een assistentiehond bij zich heeft. Dit valt onder het recht op dezelfde behandeling. Er kunnen enkele uitzonderingen gelden, bijvoorbeeld in gevallen waar de aanwezigheid van een assistentiedier een reële bedreiging vormt voor de veiligheid (waaronder hygiëne). Zie hiervoor module Dieren in specifieke situaties en locaties.
Keurmerk assistentiehond
Er is op dit moment in Nederland (nog) geen keurmerk voor de assistentiehond. Op Europees niveau loopt er momenteel wel een traject om te komen tot een eenduidige normering. Daarnaast heeft een groot aantal scholen zich verenigd tot een branchevereniging voor assistentiehonden. De focus van de vereniging ligt op het bevorderen van kwaliteit, toegankelijkheid en uniformiteit binnen het domein van assistentiehonden. De leden van de branchevereniging zijn erkend door minimaal een van de twee officiële internationale accreditatieorganisaties, namelijk de International Guide Dog Federation (IGDF) en Assistance Dogs International (ADI).
Voor- en nadelen aanwezigheid assistentie- of therapiehond bij handelingen
Door de aanwezigheid van een assistentie- of therapiehond is een patiënt vaak meer ontspannen en beter in staat te communiceren met zorgmedewerkers. Als gevolg hiervan wordt de voortgang en kans van slagen van een (aseptische) procedure vergroot. Maar de aanwezigheid van een dier moet er niet voor zorgen dat de procedure of het zorgvuldig werken wordt verhinderd. Er is veel ervaring in medisch-specialistische zorginstellingen met angst- en stressreductie door de aanwezigheid van personen (ouder(s), medisch pedagogisch medewerkers) en materialen (knuffels, speelgoed, boeken). Bij een coöperatieve, rustige patiënt valt te verwachten dat er minder verstoring van het werkveld is. Bij een getrainde hond die afstand tot het steriele veld kan houden, is de kans op contaminatie in vergelijking met andere methoden waarschijnlijk niet groter (Allen, 2002; Barker, 2005; Cherniack, 2014).
Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)
De aanwezigheid van hun assistentiehond is voor patiënten van belang omdat dit hun welzijn bevordert. De toelating van een assistentiehond kan dus als iets positiefs gezien worden. Andere patiënten hebben hier over het algemeen geen last van. Ditzelfde kan gelden voor therapiehonden. Maar, de aanwezigheid van deze dieren kan ook weleens als ongewenst ervaren worden of leiden tot klachten of angstgevoelens bij medepatiënten, bezoekers of zorgmedewerkers. Informeer medepatiënten, bezoekers, en zorgmedewerkers dat assistentiehonden welkom zijn, bijvoorbeeld door middel van een sticker bij de entree.
Kosten (middelenbeslag)
Als er door de medisch-specialistische zorginstelling een therapiedier wordt ingezet om ondersteuning te bieden bij een bepaalde therapie, dan komen hier ook (onderhouds)kosten bij kijken. Denk bij deze kosten aan regelmatig veterinaire zorg (inclusief vaccinaties, parasietenbestrijding en gezondheidsonderzoeken), voeding, verzorging en verzekering. Ook kan de aanwezigheid van een dier leiden tot de uitvoering van extra reinigings- en desinfectiewerkzaamheden.
De medisch-specialistische zorginstelling kan een kosten-batenanalyse uitvoeren. Hierin worden de positieve effecten van de aanwezigheid van een therapiedier (zoals verbeterde patiënttevredenheid, mogelijk versnelde behandeling of genezing) afgewogen tegen de hierboven genoemde mogelijke kosten.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Er bestaat momenteel (veel) variatie in de toelating van assistentiehonden in medisch-specialistische zorginstellingen. Het is voor kleine en grote ziekenhuizen en voor algemene en academische ziekenhuizen mogelijk om toelating van assistentiehonden te faciliteren. Dit betekent dat dit waarschijnlijk voor (vrijwel) alle ziekenhuizen mogelijk zou moeten zijn. Dit kan wel een wijziging in beleid betekenen en misschien moeten er aanpassingen worden gedaan. Interne en externe communicatie van beleid kan implementatie ondersteunen.
Onderbouwing
Achtergrond
In Nederland zijn de assistentie- en therapiedieren die worden ingezet in medisch-specialistische zorginstellingen honden. Internationaal zijn er ook andere diersoorten die worden ingezet zoals bij uitzondering kleine paarden in de Verenigde Staten als assistentiedier, katten of paarden als therapiedier maar deze vallen buiten deze richtlijn. Mocht men in de toekomst ook andere diersoorten willen inzetten, kunnen de overwegingen (deels) worden geëxtrapoleerd. Uiteraard gelden hierbij ook de overwegingen uit de andere modules.
Assistentiehonden
Een assistentiehond is een hond die is opgeleid om werk te doen of taken uit te voeren voor een persoon. Een assistentiehond wordt niet enkel beschouwd als een gezelschapsdier.
De redenen dat iemand een assistentiehond heeft, zijn uiteenlopend. De beperking van de persoon kan zichtbaar zijn, maar ook onzichtbaar. De aanwezigheid van een assistentiehond vergroot de autonomie en zelfstandigheid van mensen. De mate waarin iemand (kortdurend) zonder de eigen assistentiehond kan, is wisselend. Een persoon die voor ADL-taken afhankelijk is van een hond, kan mogelijk bij opname in een medisch-specialistische zorginstelling zonder assistentiehond. Maar voor personen met PTSS kan een assistentiehond juist op een spannend moment zoals een bezoek aan een medisch-specialistische zorginstelling van groot belang zijn. Voor personen die een assistentiehond hebben die vroegtijdig alarm slaat bij epilepsie, kan het gescheiden zijn van hun hond de spanning doen toenemen waardoor de kans op een insult juist kan toenemen. In hoeverre iemand met een bepaalde aandoening afhankelijk is van de eigen hond wisselt per persoon, en kan ook voor een persoon wisselen in de tijd. Het gesprek hierover kan soms lastig zijn en vraagt een open houding vanuit de medisch-specialistische zorginstelling.
Assistentiehonden zijn opgeleid om in verschillende situaties te werken. Van assistentiehonden wordt verwacht dat ze bij de persoon die ze helpen, blijven. Ze zijn aangelijnd en de kans dat ze zelfstandig op pad gaan in een instelling of een aseptische werkwijze verhinderen, is daarmee uiterst klein. Meestal blaffen assistentiehonden niet. Blaffen kan wel een functie hebben in het alarmeren van de persoon die ze begeleiden.
Door verschillende organisaties die assistentiedieren opleiden, wordt gewerkt aan een eenduidig hesje. Hierdoor zijn opgeleide assistentiedieren (geaccrediteerd/gecertificeerd) herkenbaar.
Therapiehonden
Dit betreft honden die niet van een patiënt zelf zijn, maar worden ingezet in een medisch-specialistische zorginstelling voor meerdere personen. Therapiehonden zijn getraind voor specifieke activiteiten met een gericht doel in een medisch-specialistische zorginstelling. Deze honden staan onder continu toezicht van een getrainde begeleider. Therapiehonden kunnen bijvoorbeeld worden ingezet om te helpen bij het mobiliseren van patiënten, psychosociale ondersteuning bieden en zorgen voor angst- en stressreductie.
Voor overwegingen in specifieke situaties: zie module Dieren in specifieke situaties en locaties.
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te beantwoorden, is geen systematische literatuuranalyse verricht naar de inzet van assistentiedieren in een medisch-specialistische zorginstelling in relatie tot het voorkomen van overdracht van infectieziekten. De werkgroep is op basis van de eerdere WIP-richtlijn Huisdieren, internationale richtlijnen, literatuur en expert opinie tot aanbevelingen gekomen.
Referenties
- Allen K, Blascovich J, Mendes WB. Cardiovascular reactivity and the presence of pets, friends, and spouses: the truth about cats and dogs. Psychosom Med. 2002 Sep-Oct;64(5):727-39. doi: 10.1097/01.psy.0000024236.11538.41. PMID: 12271103.
- Barker SB, Knisely JS, McCain NL, Best AM. Measuring stress and immune response in healthcare professionals following interaction with a therapy dog: a pilot study. Psychol Rep. 2005 Jun;96(3 Pt 1):713-29. doi: 10.2466/pr0.96.3.713-729. PMID: 16050629.
- Cherniack EP, Cherniack AR. The benefit of pets and animal-assisted therapy to the health of older individuals. Curr Gerontol Geriatr Res. 2014;2014:623203. doi: 10.1155/2014/623203. Epub 2014 Nov 16. PMID: 25477957; PMCID: PMC4248608.
- Sehulster L, Chinn RY; CDC; HICPAC. Guidelines for environmental infection control in health-care facilities. Recommendations of CDC and the Healthcare Infection Control Practices Advisory Committee (HICPAC). MMWR Recomm Rep. 2003 Jun 6;52(RR-10):1-42 (updated July 2019). PMID: 12836624.
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 21-10-2025
Algemene gegevens
Er is een verklaring van geen bezwaar afgegeven door deNederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA) en Patiëntenfederatie Nederland (PFNL).
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijn is ondersteund door SKILZ en gefinancierd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2023 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit deskundigen en vertegenwoordigers van specialismen die betrokken zijn in de zorg. De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
Werkgroep:
- Drs. S. (Selma) Bons (voorzitter), anesthesioloog, Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA);
- J. (Jantsje) Folkertsma, verpleegkundige, Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN);
- Drs. I. (Ingrid) Keur, senior Inspecteur Veterinair & Zoönosen, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA);
- S. (Saskia) Meeuws - van den Ende, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG);
- Dr. I. J.B. (Ingrid) Spijkerman, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM);
- Drs. H. (Hilde) Sterckx, dierenarts, afdeling Incident en crisiscentrum, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA);
- R. (Renske) Tjeerdsma, deskundige infectiepreventie, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM);
- Drs. F. (Frits) Vlaanderen, onderzoeker, afdeling Zoönose & Omgevingsmicrobiologie, Centrum Infectieziektebestrijding, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM);
- K. (Karen) Vrolings - Franssen, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG).
Klankbordgroep:
- Dr. K.(Katja) van Ewijk, arts-infectieziektebestrijding, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM);
- Drs. W. (Willemijn) Hensbroek, arts verstandelijk gehandicapten, Nederlandse Vereniging Artsen Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG);
- E. (Eveline) Lentz - Mulder, Koninklijk Nederlands Geleidehonden Fonds, (KNGF);
- A. (Arianne) le Duc, Stichting Hulphond;
- N. (Natasja) Koeckhoven, Bultersmekke Assistancedogs.
Met ondersteuning van:
- F.E.M. (Femke) Aanhane, senior procesbegeleider richtlijnontwikkeling, SKILZ
- L. (Liènne) van Esveld, stagiair/onderzoeker, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
- I. (Ingeborg) van Dusseldorp, informatiespecialist, Maatschap Van Dusseldorp, Delvaux & Ket
- Dr. C. (Caroline) Schneeberger, literatuuronderzoeker, Schneeberger Microbiology Consultancy (SMC)
- Dr. C. (Charifa) Zemouri, literatuuronderzoeker, Zemouri et al.
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd (KNAW, 2017). Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroep- en klankbordgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen via het bureau van SKILZ bureau@skilz.nu.
Werkgroep
|
Naam |
Functie(s) |
Nevenfunctie(s) |
Gemelde belangen |
Oordeel en eventueel ondernomen actie
|
|
|
S. Bons |
Anesthesioloog |
Lid CKd NVA - onbetaald Bestuurslid sectie kinderanesthesiologie NVA - onbetaald Lid SRI cluster adviesgroep - onbetaald
|
Geen |
Geen actie vereist |
|
|
Dr. I.J.B. Spijkerman |
Arts-microbioloog |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
|
Drs. I. Keur |
Senior Inspecteur Veterinair & Zoönosen
|
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
|
Drs. H. Sterckx |
Dierenarts |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
|
S. Meeuw - van den Ende |
Deskundige infectiepreventie, accounthouder Kwaliteit & Veiligheid
|
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
|
K. Vrolings |
Deskundige infectiepreventie |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
|
R. Tjeerdsma |
Deskundige infectiepreventie |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
|
J. Folkertsma |
Verpleegkundige |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
|
Drs. F. Vlaanderen |
Onderzoeker Zoönose & Omgevingsmicrobiologie |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
|
L. van Esveld |
Stagiair / onderzoeker |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
|
F.E.M. Aanhane |
Senior procesbegeleider |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
Klankbordgroep
|
Naam |
Functie(s) |
Nevenfunctie(s) |
Gemelde belangen |
Oordeel en eventueel ondernomen actie
|
|
Dr. K. van Ewijk |
Arts-infectieziektebestrijding |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
Drs. W. Hensbroek |
Arts verstandelijk gehandicapten |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
E. Lentz |
Communicatie adviseur |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
A. le Duc |
Hoofd Marketing & Communicatie |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
|
N. Koeckhoven |
Voorlichter |
Vrijwilliger als voorlichter bij BultersMekke Assistancedogs, welke opereert op het gebied waar het advies/de richtlijnen zich op richt. Bultersmekke Assistancedogs (BMA), geaccrediteerd door Assistance Dogs International, begeleidt volwassenen, jongeren en kinderen om de eigen hond in de thuisomgeving onder intensieve begeleiding van een professionele instructeur zelf op te leiden tot internationaal gecertificeerde assistentiehond. |
Geen |
Geen actie vereist |
Inbreng patiëntenperspectief
Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van de Patiëntenfederatie Nederland (PFNL) bij het ophalen van de knelpunten die leven bij dit thema. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. Ook tijdens de commentaarfase is de Patiëntenfederatie gevraagd om mee te lezen met de conceptteksten.
Wkkgz & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel:
|
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
|
Module Dieren |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 cliënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er wordt geen toename in voltijdsequivalenten dan wel opleidingsniveau verwacht. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
Deze richtlijn is opgesteld conform de binnen het SRI vastgestelde methodologie voor richtlijnontwikkeling (zie SRI - methode van richtlijnontwikkeling), volgens de kwaliteitscriteria uit de AQUA-Leidraad (Zorginstituut, 2021), de HARING-tools (IQ Healthcare, 2013), en AGREE-II (AGREE Next Steps Consortium, 2017).
Knelpunteninventarisatie
Tijdens de voorbereidende fase hebben de voorzitter van de werkgroep, de werkgroepleden en de procesbegeleiding de knelpunten geïnventariseerd. Er is een vragenlijst uitgestuurd naar alle relevante beroeps-, brancheverenigingen en partijen. Deze vragenlijst was gebaseerd op de WIP-richtlijnen over 'Huisdieren'. Een verslag over de knelpunteninventarisatie is terug te vinden in Knelpunteninventarisatie.
Uitkomstmaten
Per uitgangsvraag is de methode van onderzoek bepaald. Bij de uitgangsvragen waarbij literatuuronderzoek is uitgevoerd, is een onderzoeksvraag opgesteld. Vervolgens heeft de werkgroep per onderzoeksvraag geïnventariseerd welke uitkomstmaten relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken.
Methode literatuursamenvatting
Een beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is per module te vinden onder Zoekverantwoording. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects-model. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijk bewijs wordt hieronder toegelicht.
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of bias tabellen).
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn weergegeven in evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijk bewijs
De kwaliteit van bewijs (‘quality of evidence’) werd beoordeeld met behulp van GRADE. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’. GRADE is een methode die per uitkomstmaat van een interventie, of voor een risico- of prognostische factor, een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte.
| GRADE | Definitie |
| Hoog |
|
| Redelijk |
|
| Laag |
|
| Zeer laag |
|
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Voor het formuleren van een aanbeveling zijn naast de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs over de gewenste en ongewenste effecten van een interventie of over de effectgrootte van een risico- of prognostische factor vaak ook nog andere factoren van belang.
Genoemd kunnen worden:
- kosten;
- waarden, voorkeuren en ervaringen van patiënten en zorgmedewerkers;
- balans van gewenste en ongewenste effecten van interventies ten opzichte van geen of andere interventies;
- duurzaamheid;
- aanvaardbaarheid van interventies;
- haalbaarheid van een aanbeveling.
Deze aspecten worden per module besproken onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvragen en zijn gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen. Waar mogelijk zijn de aanbevelingen evidence-based, echter zijn niet alle situaties (goed) wetenschappelijk onderzocht. In die situaties heeft de werkgroep, op basis van zowel humane als veterinaire expertise, adviezen
geformuleerd.
De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet uit. Bij een hoge bewijskracht zijn ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor cliënten, zorgmedewerkers en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
| Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers | ||
| Sterke aanbeveling | Zwakke (conditionele) aanbeveling | |
| Voor patiënten | De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. | Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
| Voor behandelaars | De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. | Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij diens waarden en voorkeuren. |
| Voor beleidsmakers | De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. | Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpunteninventarisatie en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). In deze module is extra aandacht besteed aan de juridische aspecten die komen kijken bij het toelaten van dieren in een medisch-specialistische zorginstelling. Ook de 'verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor het dier' zijn omschreven in de richtlijn omdat dit vraagstukken zijn die leven in de medisch-specialistische zorginstellingen. Daarnaast is er aandacht voor 'allergie en angst voor dieren, bloemen en/of planten' en over het 'welzijn en de gezondheid van dieren'.
Er zijn in de module Organisatie van zorg geen aanbevelingen opgenomen; het betreft een informatieve module. Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.
Formuleren kennisvragen
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader onderzoek staat in Kennisvragen.
Implementatieplan
De werkgroep heeft een implementatieplan opgesteld waarin een advies voor beroepsverenigingen en instellingen wordt gegeven voor de implementatie van de SRI-richtlijn Dieren en planten.
De werkgroep heeft per aanbeveling binnen de modules geïnventariseerd:
- wat een realistische termijn voor implementatie is;
- de verwachte effecten van implementatie op de zorgkosten;
- randvoorwaarden om de aanbeveling tijdig te implementeren;
- mogelijke barrières voor implementatie;
- te ondernemen acties voor (bevordering van) implementatie;
- verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.
Zie Implementatieplan.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie.
Referenties
IQ Healthcare. De HARING-tools. 2013. (https://www.zonmw.nl/sites/zonmw/files/typo3-migrated-files/De_HARING-tools.pdf, accessed, September 18, 2025).
KNAW, KNMG, GR, NHG, FMS. Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling. 2017. (https://storage.knaw.nl/2022-08/Gedragscode-belangenverstrengeling-januari-2017.pdf, accessed September 18, 2025).
The AGREE Next Steps Consortium. Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II (AGREE II). 2017. (https://www.agreetrust.org/wp-content/uploads/2017/12/AGREE-II-Users-Manual-and-23-item-Instrument-2009-Update-2017.pdf, accessed September 18, 2025).
Zorginstituut Nederland. AQUAS-Leidraad. 2021. (https://www.zorginzicht.nl/binaries/content/assets/zorginzicht/ontwikkeltools-ontwikkelen/aqua-leidraad.pdf, accessed September 18, 2025).