Organisatie van zorg - Constitutioneel eczeem
Uitgangsvraag
Hoe moet de zorg bij patiënten met constitutioneel eczeem (CE) worden georganiseerd?
Aanbeveling
- Behandeling vindt zoveel mogelijk plaats in de eerste lijn als het kan, zo nodig in overleg met de tweede lijn. Verwijs naar de tweede lijn als behandeling in de eerste lijn niet meer toereikend is. De behandeling van conventionele en geavanceerde systemische therapie wordt bij voorkeur in de tweede lijn toegepast. Nauwe samenwerking met de derde lijn of gespecialiseerde centra wordt sterk aanbevolen bij specifieke patiëntengroepen, bijvoorbeeld wanneer sprake is van onvoldoende behandeleffect of niet te hanteren bijwerkingen, ondanks een adequate behandelduur met systemische medicatie.
- Stem de voorlichting aan patiënten met CE op elkaar af en maak hierbij zoveel mogelijk gebruik van landelijk/ consensus voorlichtingsmateriaal. Materiaal vanuit het Nationaal Constitutioneel Eczeem Project (NCEP) wordt sterk aanbevolen.
- Stem regionaal de uitleg en informatievoorziening over het gebruik van de fingertipunit (FTU) als dé goudenregel in de behandeling van lokale corticosteroïden bij eczeem goed af.
- Overweeg het te behandelen oppervlak, de duur en het afbouwschema van de medicatie op het recept te vermelden, en schrijf voldoende medicatie voor volgens de FTU.
- Er is één regiebehandelaar, hierbij definiëren we de behandelaren als diegene die de recepten voorschrijft, namelijk de huisarts, dermatoloog, kinderarts, verpleegkundig specialist of physician assistant.
- Overweeg doorverwijzing naar een psycholoog die is aangesloten bij de Nederlandse Vereniging voor Psychodermatologie als de patiënt door CE aanzienlijke psychische problemen ervaart.
- Overweeg een kind met matig-ernstig CE (met en zonder comorbiditeit) door te verwijzen naar een van de centra met een multidisciplinaire expertise team in de behandeling van kinderen met ernstige/zeldzame huidaandoeningen.
- Overweeg doorverwijzing naar een zorgverlener zoals bijvoorbeeld de huidtherapeut, (wijk)verpleegkundige, verpleegkundig specialist, physician assistant of maatschappelijk werker voor advies en begeleiding omtrent zelfmanagement bij CE.
- Overweeg een patiënt met CE te adviseren contact op te nemen met de bedrijfsarts als er een verdenking is op huidbelastende factoren op de werkplek.
Overwegingen
Kwaliteit van het bewijs
Deze module is een samenstelling van expertise vanuit de verschillende betrokken disciplines. Overwegingen en aanbevelingen zijn gebaseerd op basis van expert opinion. Er is geen systematische literatuuranalyse verricht omdat organisatie van zorg vrijwel niet te onderzoeken is en de insteek van deze module een handvat moet zijn voor de dagelijkse praktijk.
Professioneel perspectief
Het uitgangspunt voor de zorg voor mensen met constitutioneel eczeem is dat mensen met CE in de eerste lijn worden behandeld, tenzij de klachten onvoldoende onder controle worden gebracht. In de NHG-standaard Eczeem zijn de criteria beschreven wanneer een huisarts (of verpleegkundig specialist in de eerste lijn) een patiënt doorverwijst naar de tweede lijn.
Naast de huisartsen kunnen nog andere zorgverleners betrokken worden, zoals bijvoorbeeld de verpleegkundige, huidtherapeut of psycholoog. In de afstemming van de samenwerking voor patiënten met CE is het van belang dat door- en terugverwijzing van behandelaar in de tweede en derde lijn en overige betrokken zorgverleners adequaat gebeurt.
In deze module wordt verduidelijkt welke disciplines betrokken zijn bij de zorg van patiënten met CE en wat de taken van de verschillende disciplines hierin zijn.
Zorg in de tweede lijn
De meeste zorg voor patiënten met matig tot ernstig CE kan plaatsvinden in de tweede lijn. In deze zorgsetting worden naast lokale therapie conventionele systemische immunosuppressieve therapieën, zoals ciclosporine of methotrexaat, toegepast volgens het in deze richtlijn geadviseerde behandelschema. Het is essentieel dat er voldoende aandacht wordt besteed aan een adequate behandelduur, zodat de effectiviteit van de ingezette medicatie goed geëvalueerd kan worden. Indien de conventionele systemische therapie onvoldoende resultaat oplevert, kan worden overgestapt op andere geavanceerde systemische medicatie te weten biologics of JAK- remmers, waarbij het volgen van het voorgeschreven behandelschema uit de betreffende module binnen de richtlijn CE van cruciaal belang blijft. Ook deze geavanceerde systemische medicatie wordt doorgaans in de tweede lijn gestart. In specifieke gevallen kan naar een tertiair centrum worden verwezen, maar in principe kan elke dermatoloog en verpleegkundig specialist of physician assistant die gespecialiseerd is in de zorg voor CE, biologics en JAK-remmers voorschrijven. De voorschrijvend behandelaar moet zich hierbij er wel van bewust zijn dat deze aan de voorwaarden voldoet voor het voorschrijven van deze geavanceerde systemische medicatie, namelijk:
- De zorgverlener dient (opnieuw) de diagnose CE te confirmeren.
- Het ziekenhuis/behandelcentrum geeft aantoonbaar instructie en begeleiding bij topicale therapie.
- De dermatoloog/verpleegkundig specialist/physician assistant heeft ervaring met het voorschrijven en monitoren van minstens twee van de volgende systemische middelen: cyclosporine-A, methotrexaat, azathioprine, of mycofenolaatmofetyl/enteric-coated mycofenolzuur.
- Het ziekenhuis/behandelcentrum/dermatoloog/verpleegkundig specialist evalueert het effect van de behandeling en legt dit vast in het dossier.
Voor het voorschrijven van geavanceerde systemische medicatie aan kinderen en adolescenten is het belangrijk dat de voorschrijvend behandelaar zich bewust is van de aanvullende voorwaarden. Een volledig overzicht van algemene adviezen kindzorg is te vinden in de module Biologics/JAK-remmers bij kinderen en adolescenten (publicatie volgt op korte termijn). Hieronder worden alvast de belangrijkste voorwaarden benoemd:
- De dermatoloog/verpleegkundig specialist/physician assistant heeft ervaring met de dermatologische kindzorg.
- De dermatoloog/verpleegkundig specialist/physician assistant heeft ervaring met het vaccinatiebeleid.
- De dermatoloog/verpleegkundig specialis/physician assistant kan laagdrempelig samenwerken met overige specialisten op het gebied van kindzorg.
Daarnaast doet de werkgroep een sterke aanbeveling om patiënten die geavanceerde systemische medicatie gebruiken op te nemen in een register zoals Treat NL/BE of BioDay en gebruik te maken van de meetinstrumenten (zie module ‘Meetinstrumenten’).
Terugverwijzing en informatievoorziening van tweede naar eerste lijn
Waar mogelijk verwijst de hoofdbehandelaar in de tweede lijn de patiënt terug wanneer het eczeem onder controle is en/of zelfmanagement is bereikt. Het doel is om de begeleiding van de patiënt zo dicht mogelijk bij huis te organiseren, door een zorgverlener met specifieke expertise en opleiding. Goede begeleiding is essentieel voor de continuïteit van de behandeling bij een chronische aandoening zoals CE.
De hoofdbehandelaar in de tweede lijn stuurt bij terugverwijzing naar de eerstelijnszorg berichtgeving conform de Richtlijn Informatie-uitwisseling tussen huisarts en medisch specialist (Richtlijn HASP) van de NHG. Hierbij is het belangrijk om ook de volgende informatie te benoemen:
- het advies ten aanzien van lokale therapie: welk middel (zo nodig toegelicht), hoe vaak en hoe lang; zowel voor de onderhouds- als voor de acute fase.
- een eventueel stappenplan voor het afbouwen van medicatie en het beleid bij exacerbaties;
- indicaties voor terug verwijzing naar de tweede- of derdelijnszorg of overleg (en op welke wijze laagdrempelig bereikbaar).
Bij terugverwijzing is te overwegen om ook terugkoppeling te geven aan de jeugdzorg/jeugdarts. Vraag hiervoor wel toestemming aan (ouders/verzorgers van) de patiënt.
Bij de start van systemische therapie stelt de behandelaar uit de tweede lijn de behandelaar of zorgverlener in de eerste lijn zo spoedig mogelijk hiervan op de hoogte vanwege mogelijke bijwerkingen of interacties met andere medicatie.
Verwijzen naar de derde lijn
Elke dermatoloog/verpleegkundig specialist/physician assistant die voldoet aan de voorwaarden zoals hierboven besproken mag biologics en JAK-remmers voorschrijven. In specifieke gevallen kan het nodig zijn om naar een tertiair centrum te verwijzen.
Heroverweeg de diagnose CE, voorafgaand aan doorverwijzing naar de derde lijn, en ga na of de patiënt adequaat is behandeld waarbij de lokale therapie voldoende is uitgelegd en toegepast, zelfmanagement adviezen zijn besproken en de systemische therapie adequaat is toegepast met een voldoende lange behandelduur. In de praktijk blijkt dat patiënten niet altijd adequaat behandeld zijn met lokale en/of systemische therapie en het effect van deze behandeling te snel wordt geëvalueerd. Zie hiervoor ook de module ‘Behandeldoelen’.
De werkgroep erkent dat het behandelen met systemische medicatie meer tijd vergt voor voorlichting en gezamenlijke besluitvorming (shared decision making).
Verwijzing van derde lijn terug naar tweede lijn
De werkgroep is van mening dat, waar mogelijk, conventionele en geavanceerde systemische therapie bij voorkeur in de tweede lijn moet worden toegepast. Bij onvoldoende ervaring met het voorschrijven van systemische therapie wordt geadviseerd door te verwijzen naar een expertisecentrum of dermatoloog/verpleegkundig specialist/physician assistant met expertise. Bij kinderen kan verwezen worden naar een centrum/dermatoloog met aandachtsgebied kinderdermatologie in een expertisecentrum met multidisciplinaire zorg.
Uitkomstregistratie
Bij het voorschrijven van systemische medicatie, met name biologics en JAK remmers, is het van groot belang om behandeluitkomsten te registreren om inzicht te verkrijgen in de effectiviteit en veiligheid van deze behandelingen. Er zijn verschillende registers, zoals BioDay en Treat NL/BE, opgezet om het effect van systemische medicatie te evalueren. Aangezien klinische trials voornamelijk inzicht bieden in de korte termijneffecten, vormen deze registers een waardevolle aanvulling voor het verkrijgen van meer inzicht in de behandelresultaten op de lange termijn.
Het inschrijven van patiënten in deze registers vraagt echter om een tijds- en financiële investering, die niet wordt vergoed vanuit de zorgverzekering. Hierdoor is het niet haalbaar om alle patiënten in deze registers op te nemen en het is daarom ook geen vereiste voor het leveren van passende zorg.
Desondanks wordt aanbevolen om behandeluitkomsten vast te leggen in het patiëntdossier, zodat het effect van de behandeling goed kan worden geëvalueerd. Dit is essentieel voor het bepalen of een behandeling moet worden voortgezet of aangepast. Voor meer informatie, zie de module ‘Scoresystemen’ en ‘Behandeldoelen’.
Verwijzing overige medische disciplines
Alertheid op atopische comorbiditeit, zoals voedselallergie, astma en/of allergische rhinoconjunctivitis ‘hooikoorts’ is aangewezen. Indien deze comorbiditeit aanwezig is, bevelen we aan samen te werken met de huisarts, medisch specialist (bijvoorbeeld een internist-allergoloog) physician assistant of verpleegkundig specialist met passende expertise. Bij kinderen met matig-ernstig eczeem met comorbiditeit (voedselallergie, astma en/of allergische rhinoconjunctivitis ‘hooikoorts’) is geïntegreerde multidisciplinaire zorg wenselijk.
Bij kinderen met een chronische aandoening kan er sprake zijn van forse impact op het (sociaal) functioneren en de ontwikkeling, aandacht hiervoor is aangewezen.
Verwijzing oogarts
Wees alert op oogheelkundige klachten zoals roodheid, pijn, lichtgevoeligheid, visusdaling of zichtbare afwijkingen aan de ogen. Zie de module Oogheelkundige klachten voor meer informatie wanneer patiënten met CE te verwijzen naar de oogarts.
Psychologische begeleiding
Bij patiënten met CE kunnen psychosociale klachten spelen zoals angst, depressie, en een verminderd zelfbeeld. Ook kunnen al bestaande psychische aandoeningen verergeren. Indien gewenst of bij aanwijsbare signalen van psychische problematiek kan voor aanvullende psychologische begeleiding verwezen worden naar de POH GGZ of psycholoog. Inventariseer of er een psycholoog in de regio is met de specifieke kennis en ervaring in de aanpak van psychosociale problemen bij een chronische huidaandoening zoals CE. Op de website van de Nederlandse Vereniging voor psychodermatologie staat een verwijsnetwerk voor GZ-psychologen die affiniteit hebben met psychodermatologie voor complexe problematiek (www.nvpd.nl). Ook staan daar de kinderpsychologen in de eigen woonomgeving van de kinderen.
De maatschappelijk werker kan praktische ondersteuning bieden bij vragen of problemen op het gebied van arbeidsparticipatie, financiën of psychosociale kwesties die voortvloeien uit het hebben van CE. Indien patiënten door de impact van CE worden afgekeurd voor werk of als jongere hierdoor aangewezen raken op een Wajong-uitkering kan de maatschappelijk werker helpen met het navigeren van het uitkeringssysteem en het aanvragen van subsidies.
Informatievoorziening
De diversiteit aan zorgverleners maakt het een uitdaging om ervoor te zorgen dat iedereen dezelfde informatie verspreid. Eenduidige voorlichting wordt aanbevolen. Zowel bij diagnosestelling als gedurende de gehele behandelrelatie. Om deze reden is het Nationaal Constitutioneel Eczeem Project opgezet. Dit project richt zich op het ontwikkelen van informatie die eenduidig is en zorgt voor adequate en efficiënte voorlichting. Vanuit het project wordt voorlichtingsmateriaal ontwikkeld dat zowel patiënten als betrokken zorgprofessionals ondersteunt. Het voorlichtingsmateriaal vanuit de NCEP is multidisciplinair ontwikkeld. Desalniettemin kan het soms nodig zijn om toegespitst op specifieke persoonskenmerken of regionale verschillen eigen materiaal beschikbaar te stellen. Zie ook de module ‘Voorlichting’.
Afstemming met andere zorgverleners bij CE
De dermatoloog speelt een centrale rol in de behandeling en voorlichting van CE-patiënten, evenals in het doorverwijzen naar tertiaire centra of andere specialisten zoals psychologen, maatschappelijk werkers, huidtherapeuten, kinderartsen of (internist)-allergologen. Sommige centra beschikken over verpleegkundig specialisten of physician assistants die zelfstandig behandelbevoegd zijn om patiënten met CE te behandelen en verwijzen en bieden daarnaast uitgebreide begeleiding en educatie ten behoeve van zelfmanagement en advies bij het leren omgaan met de aandoening. Ook doktersassistenten en (gespecialiseerde) verpleegkundigen kunnen begeleiding rondom zelfmanagement en educatie bieden. De huidtherapeut kan ondersteuning bieden bij het toepassen van de behandeling en/of huidzorg bij patiënten met CE. Daarnaast biedt de huidtherapeut begeleiding en educatie ten behoeve van zelfmanagement en geeft advies bij het leren omgaan met de aandoening. De patiënt kan zowel met als zonder verwijzing bij de huidtherapeut terecht.
Maatschappelijk werkers helpen bij werk gerelateerde uitdagingen voor patiënten met CE.
CE en school
Kinderen met CE kunnen door de ernst van hun klachten hinder ondervinden tijdens hun schooltijd. De jeuk en het ongemak kunnen de concentratie verminderen, wat het leerproces negatief beïnvloedt. Daarnaast kan eczeem leiden tot sociaal-emotionele problemen door zichtbare huidafwijkingen, wat tot schaamte of pestgedrag kan leiden. Het is belangrijk dat leraren en schoolpersoneel begrip tonen en ruimte bieden voor de benodigde huidverzorgingsroutines, zoals insmeren gedurende de schooldag. Indien gewenst kunnen medewerkers van het Netwerk ZieZon hierin zowel ouders als school adviseren. Voor het bespreekbaar maken van huidaandoeningen en het vergroten van kennis hierover kan gebruik gemaakt worden van het lespakket van Huid in de klas.
CE en werk
Patiënten met CE hebben een verhoogd risico op een opleving van het eczeem door (vanuit de werkplek) huid irriterende factoren, wat kan resulteren in het niet kunnen uitvoeren van delen van het werk of zelfs volledige arbeidsongeschiktheid, met mogelijke afhankelijkheid van een uitkering. Daarnaast kunnen werk gerelateerde allergieën een rol gaan spelen. Als het werken niet meer lukt, kan het voor ondersteuning bij het vinden van geschikte werkmogelijkheden en het navigeren door het uitkeringssysteem nuttig zijn om deze patiënten door te verwijzen naar een maatschappelijk werker of bedrijfsarts. Deze laatste kan een re-integratiebureau inschakelen. Daarnaast speelt de bedrijfsarts een cruciale rol door onderzoek te doen naar huid belastende factoren op de werkplek en deze huid belastende factoren te verminderen. Zo nodig kan hij hiervoor een arbeidshygiënist inschakelen of doorverwijzen naar gespecialiseerde centra voor arbeidsdermatologie De kosten voor deze centra en arbeidshygiënist lopen via de werkgever en niet via de zorgverzekeraar. In overleg met de werknemer en de specialist kan de bedrijfsarts advies geven om de arbeidsomstandigheden te verbeteren en verzuim door huidproblemen te minimaliseren. Voor verdere informatie over de relatie tussen arbeid en CE, raadpleeg de module Arbeid en constitutioneel eczeem en de richtlijn Arbeidsparticipatie voor medisch specialistische richtlijnen.
Apothekers en samenwerking in de keten
Voor het bereiken van optimale therapietrouw en behandeluitkomsten bij patiënten met CE is nauwe samenwerking tussen voorschrijvend arts en apotheker essentieel. De apotheker speelt een belangrijke rol in het herhalen en toelichten van de behandeladviezen zoals voorgeschreven door de arts. Om verwarring bij de patiënt te voorkomen is het cruciaal dat beide zorgverleners eenduidige informatie verstrekken.
Aangezien bij CE regelmatig sprake is van off-label gebruik van geneesmiddelen, is het van belang dat de apotheker op de hoogte is van de indicatie, het voorgeschreven gebruik en het verwachte verbruik. Deze informatie kan worden gedeeld via het recept of elektronische gegevensuitwisseling, met expliciete toestemming van de patiënt conform de richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten (MDR, 2019).
De voorschrijvend arts dient voldoende hoeveelheid topicale middelen voor te schrijven op basis van de fingertip-unit (FTU)-methode om het aangedane huidoppervlak adequaat te kunnen behandelen. Onvoldoende aflevering kan bij de patiënt onbedoeld de indruk wekken dat spaarzaam gebruik gewenst is, wat de effectiviteit van de behandeling belemmert. De apotheker dient hierin een actieve rol te nemen door voldoende medicatie af te leveren en hierover uitleg te geven.
Het uitproberen van verschillende basiszalven via de apotheek kan helpen om een product te vinden dat goed aansluit bij de voorkeur van de patiënt. Dit verhoogt het gebruiksgemak en bevordert de therapietrouw. Wanneer patiënten zich comfortabel voelen bij een bepaalde zalf, zijn zij doorgaans gemotiveerder om het behandelplan te volgen, wat kan bijdragen aan het voorkomen of uitstellen van escalatie naar intensievere medicatie.
Het verdient aanbeveling om afspraken over de behandeling van CE en het gebruik van topicale middelen te bespreken tijdens regionaal farmacotherapeutisch overleg (FTO). Daarnaast is het wenselijk om apothekers te betrekken bij klinische besprekingen en onderwijsbijeenkomsten, bijvoorbeeld in ziekenhuizen of klinieken, om de samenwerking binnen de keten te versterken.
Onderbouwing
Achtergrond
Deze module bespreekt de afstemming van de samenwerking bij patiënten met constitutioneel eczeem binnen de tweede en derdelijns zorg. Bij de opkomende herziening van de eerste lijn, zal ook deze module herzien worden met betrekking tot de eerste lijn.
Er wordt in deze module onderscheid gemaakt tussen behandelaren die recepten kunnen voorschrijven (zoals bijvoorbeeld de huisarts, dermatoloog, verpleegkundig specialist, physician assistant en kinderarts), en algemeen zorgverleners die geen recepten voorschrijven (zoals bijvoorbeeld verpleegkundigen, huidtherapeuten en doktersassistenten) die nauw betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met CE.
Zoeken en selecteren
Voor deze vraag is geen systematische literatuuranalyse verricht. Overwegingen en aanbevelingen zijn gebaseerd op basis van expert opinion.
Referenties
- Dirven-Meijer PC, De Kock CA, Nonneman MGM, Van Sleeuwen D, De Witt-de Jong AWF, Burgers JS, Opstelten W, De Vries CJH. NHG-Standaard Eczeem. Huisarts Wet 2014;57(5):240-52.NHG-Standaard Eczeem. Geraadpleegd juli 2024.
- KNMP Richtlijn Overdracht van medicatiegegevens in de keten (2019): Overdracht van medicatiegegevens in de keten | MDR
- NHG Richtlijn informatie uitwisseling (2017): https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/informatie-uitwisseling_tussen_huisarts_en_specialist_hasp/richtlijn_informatieuitwisseling_tussen_huisarts_en_specialist.html Geraadpleegd juni 2024.
- NCJ. JGZ-richtlijn Huidafwijkingen. Taakomschrijving en richtlijn voor de preventie, signalering, diagnostiek, begeleiding, behandeling en verwijzing (2012). https://www.jgzrichtlijnen.nl/richtlijn/jgz-richtlijn-huidafwijkingen/. Geraadpleegd september 2014.
Evidence tabellen
Risk of bias
De Risk of bias analyse is overgenomen uit het standpunt van het Zorginstituut Nederland, de volledige Risk of bias analyse is ook terug te vinden in dit standpunt (Zorginstituut Nederland 2023). Het Zorginstituut Nederland heeft de methodologische kwaliteit van de studie van Ragamin et al. beoordeeld aan de hand van de Cochrane Risk of Bias tool. Zij vonden een hoog risico op attrition bias vanwege uitval van patiënten. De uitval was het grootst in de chitosangroep (44% na 12 maanden) en het kleinst in de controlegroep (17% na 12 maanden).
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 22-07-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling van deze richtlijnmodule werd ondersteund door Nederlandse Vereniging van Dermatologie en Venereologie (NVDV) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2024 een multidisciplinaire cluster ingesteld. Dit cluster bestaat uit vertegenwoordigers van alle relevante organisaties die betrekking hebben op de zorg voor patiënten met: eczeem.
Het cluster Eczeem bestaat uit meerdere richtlijnen, zie hier voor de actuele clusterindeling. De stuurgroep bewaakt het proces van modulair onderhoud binnen het cluster. De expertisegroepsleden worden indien nodig gevraagd om hun expertise in te zetten voor een specifieke richtlijnmodule. Het cluster Eczeem bestaat uit de volgende personen:
Clusterstuurgroepleden
- S. Stewart, Nederlandse Vereniging van Dermatologie en Venereologie (NVDV)
- M.L. Schuttelaar, NVDV
- M. de Bruin-Weller, NVDV
- I. Haeck, NVDV
- D.M.W. Gorissen, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)
Clusterexpertisegroepleden
- S. Stewart, NVDV
- T. Rustemeyer, NVDV
- M.L. Schuttelaar, NVDV
- M. de Bruin-Weller, NVDV
- L. Gerbens, NVDV
- S. G. M. A. Pasmans, NVDV
- I. Haeck, NVDV
- A.M. van Tuyll van Serooskerken, NVDV
- C.M. van Luijk, Nederlandse Oogheelkundig Gezelschap (NOG)
- L. Dam – Vervloet, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- D.M.W. Gorissen, NVK
- R. Lakenman, Jeugdartsen Nederland
- R. Rösken, Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) en Nederlandse Vereniging voor Allergologie en Klinische Immunologie (NVvAKI)
- W.P. Piebenga, Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
- M. van Dijk, Nederlandse Vereniging Voor Pathologie (NVVP)
- B. Breeuwsma, Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
- K. Sterkenburg, Nederlandse Vereniging Huidtherapeuten (NVH)
- J. de Groot, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
- W. Kouwenhoven, Vereniging voor Mensen met Constitutioneel Eczeem (VMCE)
Ondersteuning werkgroep:
- Dr. W.A. van Enst, epidemioloog, NVDV
- Drs. A. Kersbergen, arts-onderzoeker mei 2024 t/m januari 2025
- Drs. M.R. Masselink, arts-onderzoeker vanaf februari 2025
Met ondersteuning van
- Nederlandse Vereniging van Dermatologie en Venereologie (NVDV)
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle clusterstuurgroepleden en actief betrokken expertisegroepsleden (fungerend als schrijver en/of meelezer bij tenminste één van de geprioriteerde richtlijnmodules) hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een richtlijnmodule worden wijzigingen in belangen aan de projectleider doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase. Een overzicht van de belangen van de clusterleden en betrokken expertisegroepsleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Clusterstuurgroep
Tabel 1. Gemelde (neven)functies en belangen stuurgroep
Clusterlid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
S. Stewart
|
Voorzitter modulaire herziening richtlijn CE Dermatoloog Ijsselland Ziekenhuis |
Project Huid in de Klas – Huidpatiënten Nederland: 1 sessie betaald, de rest onbetaald |
IJsselland ziekenhuis neemt deel aan Bioday Registry |
Geen |
M.L. Schuttelaar |
Associate professor, dermatoloog UMC Groningen |
Advisor, consultant, speaker and/or investigator for AbbVie, Pfizer, LEO Pharma, Regeneron, Sanofi Genzyme, Eli Lilly, Galderma and Amgen. She has received grants from Regeneron, Sanofi Genzyme, Novartis and Pfizer. It involves paid work, for the department in the UMCG where I work or personally |
Geen |
Geen |
M. de Bruin-Weller |
Dermatoloog UMC Utrecht |
- Speakers Honoraria: (Betaald aan UMCU) - AbbVie, Almirall, Eli Lilly, Galderma, Leo Pharma, Novartis, Pfizer, Takeda, Regeneron, and Sanofi-Genzyme |
Extern gefinancieerd onderzoek:
|
Geen |
I. Haeck |
Dermatoloog UMC Utrecht |
Adviesraad/consultant voor: Lilly, Abbvie, Sonofi/Regeneron, LEO Pharma
M18-891 studie Abbvie |
Geen |
Geen |
D.M.W. Gorissen |
Kinderarts-allergoloog Deventer Ziekenhuis 0.7fte, Medisch Leider Innovatie en Zorgtransformatie Deventer Ziekenhuis 0.2fte |
Voorzitter Nationale Allergie Monitor, onbetaald. |
Expertcommissie rondom ernstig eczeem en rol van systemische medicatie daarbinnen, waarvoor honorering door de farmaceutische industrie. In de bijdrage aan het cluster eczeem niet bemoeid met het onderdeel systemische medicatie. |
Geen |
Clusterexpertisegroep
Tabel 2. Gemelde (neven)functies en belangen expertisegroep
Clusterlid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
S. Stewart |
Voorzitter modulaire herziening richtlijn CE Dermatoloog Ijsselland Ziekenhuis |
Project Huid in de Klas – Huidpatiënten Nederland: 1 sessie betaald, de rest onbetaald |
IJsselland ziekenhuis neemt deel aan Bioday Registry |
Geen |
T. Rustemeyer |
Leidinggevende van de subafdeling Dermato-Allergologie en Arbeidsdermatologie, dermatoloog Amsterdam UMC |
- Bestuurslid NVKA. Onbetaald. Voorzitter van verschillende ESCD en -EADV taskforce. Onbetaald. |
Adviesraden en Sanofi, LeoPharma, Janssen, Pfizer, Galderma, Vifor, L’Oreal. |
Geen |
M.L. Schuttelaar |
Professor, dermatoloog UMC Groningen |
Advisor, consultant, speaker and/or investigator for AbbVie, Pfizer, LEO Pharma, Regeneron, Sanofi Genzyme, Eli Lilly, Galderma and Amgen. She has received grants from Regeneron, Sanofi Genzyme, Novartis and Pfizer. It involves paid work, for the department in the UMCG where I work or personally |
Geen |
Geen |
M. de Bruin-Weller |
Dermatoloog UMC Utrecht |
- Speakers Honoraria: (Betaald aan UMCU) - AbbVie, Almirall, Eli Lilly, Galderma, Leo Pharma, Novartis, Pfizer, Takeda, Regeneron, and Sanofi-Genzyme |
Extern gefinancieerd onderzoek:
|
Geen |
L. Gerbens |
Dermatoloog Amsterdam UMC, Huid Medisch Centrum |
- Co-auteur European Dermatology Forum (EDF) EuroGuiDerm Atopic Dermatitis guideline, geleid doorprof. dr. A. Wollenberg en prof. dr. C. Flohr. Onbetaald. - Projectleider UPDATE trial, beurs ZonMw. Mijn functie is in-kind. - Data Monitoring Board (DMC) van A-STAR registry UK/Ireland. Onbetaald. - Lid Board of Directors C3: The CHORD COUSIN Collaboration for Dermatology Outcomes. Onbetaald. - Lid Scientific Committee Skin Inflammation & Psoriasis International Network (SPIN). Onbetaald. - Advisory journal editor of Dutch Amsterdam Medical Student journal (AMSj). Onbetaald. - Lid Executive Committee Harmonising Outcome Measurements for Eczema (HOME) initiative. Onbetaald. - Lid steering committee of the international TREatment of ATopic eczema (TREAT) Registry Taskforce and of the Dutch TREAT NL registry. Onbetaald. |
Geen. Wel projectleider UPDATE trial; NB-UVB bij atopisch eczeem. Geen systemische medicatie is hierbij betrokken. |
Geen |
S. G. M. A Pasmans |
Professor, (kinder)dermatoloog/immunoloog Erasmus Universiteit Rotterdam, Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis/afdeling Dermatologie, Centrum Kinderdermatologie/ Centrum voor Zeldzame Huidziekten |
- Huidpatienten Nederland; bestuurslid en commissielid zeldzame huidaandoeningen - Board Member of the European Reference Network Skin+vice chair subthematic group Mosaicism; coordinator transversal groups registry, research; coordinator HPO in dermatology. Onkostenvergoeding. - Board member European Society of Pediatric Dematology; chair education for certificaat in pediatric dermatology. Onkostenvergoeding. - Lid Domeingroep Kinderdermatologie Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (vacatiegelden). -Lid domeingroep Eczeem en Allergie NVDV (vacatiegelden). - Advisor, consultant, speaker and/or investigator for LEO Pharma, Regeneron Pharmaceuticals, Sanofi Genzyme, Novartis, Pierre Fabre. Boehringer, Quoin, Biocryst. Onkostenvergoeding/vergoeding werkzaamheden. - Unrestricted grant department of dermatology of Pierre Fabre, VWS/Zorginstituut/ZonMw, ZonMw, Novartis, BAP Medical, D&M B.V., and DeclaCare (part of BENU Netherlands), Micreos, Boehringer, Sophia foundation. Vergoeding werkzaamheden. - NFU-Rare disease program beoordelaar en ook deelnemer Onkostenvergoeding. - ZonMW commissie Paramedische zorg till Dec 2024 (onkostenvergoeding). - Lid medische adviesraad Patiëntenvereniging Hemangiomen en Vaatmalformaties (HEVAS). Onkostenvergoeding. - Lid medische adviesraad Patiëntenvereniging Alopecia Areata. Onkostenvergoeding. - Lid medische adviesraad Patiëntenvereniging Cutis Marmorata Teleangiectatica Congenita. Onkostenvergoeding. - Lid medische adviesraad Patiëntenvereniging Nevus Netwerk Nederland. Onkostenvergoeding. - Lid Raad van advies Stichting Under Your Skin Foundation. - Bestuurslid Stichting Huidhuis.nl. - Ontwikkelen van informatie voor patienten (en betrokken professionals) voor Nationaal Constitutioneel Eczeem Plan (NCEP), Huidhuis.nl, ERN-SKIN, centrum Kinderdermatologie/Zeldzame Huidziekten. - Initiator and organizer together with Netherton patients of the International Netherton Networkrk. - Voorzitter revisie richlijn Congenital Melanocytic Nevi. Vacatiegelden. - Lid werkgroep commissie revisie richtlijn Huid voor de Jeugdgezondheidszorg. Vacatiegelden. - Lid werkgroep modulaire revisie richtlijn Constitutioneel eczeem. Vacatiegelden. - Marathons and triathlons for fundraising for the Under Your Skin Foundation: NCEP, huishuis.nl, information for patients (and professionals). |
Verbandpakken studie-ABC studie heeft een “unrestricted grant” aan de afdeling dermatologie gegeven naast het ministerie van VWS voor het uitvoeren van de trial multicenter |
Geen |
I. Haeck |
Dermatoloog UMC Utrecht |
Adviesraad/consultant voor: Lilly, Abbvie, Sonofi/Regeneron, LEO Pharma
M18-891 studie Abbvie |
Geen |
Geen |
A.M. van Tuyll van Serooskerken |
Dermatoloog HagaZiekenhuis |
Adviesraden voor verschillende firma's echter hiervoor geen persoonlijke betaling aangezien vergoeding voor werkzaamheden gestort wordt op de Stichting Dermatologische Scholing en Communicatie ten behoeve van de kwaliteit van zorg t.b.v. het NCEP Projectleider Nationaal Constitutioneel Eczeem Project (NCEP): onbetaald. |
Deelname aan het pedistad onderzoek, maar dit heeft weer geen relatie met advies met t.b.v. de richtlijn |
Geen |
R. Lakenman |
Jeugdarts KNMG GGD Hollands Noorden |
Geen |
Geen |
Geen |
C.M. van Luijk |
Oogarts UMC Utrecht |
Eenmalig betaalde nascholing door Santen (4-2021)
Eenmalig deelname adviescommissie bijwerkingen dupilumab waarvoor vergoeding door Regeneron (12-2019)
Bijzondere en unieke expertise in atopische oogpathologie binnen multidisciplinair eczeem zorgteam in UMC Utrecht |
Beurs voor onderzoek te besteden aan ciclosporine door Santen. Onafhankelijkheid verklaard in overeenkomst. |
Geen |
D.M.W. Gorissen |
Kinderarts-allergoloog Deventer Ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen |
R. Rösken |
Internist allergoloog-immunoloog Zaans Medisch Centrum |
Geen |
Geen |
Geen |
W.P. Piebenga |
Bedrijfsarts en klinisch arbeidsgeneeskundige Amsterdam UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
M. van Dijk |
Professor, patholoog UMC Utrecht |
Spreker op symposia en congressen, deels betaald, deels onbetaald. |
Geen |
Geen |
B. Breeuwsma |
Apotheker, Apotheek pharmacor |
Geen |
Geen |
Geen |
W. Kouwenhoven |
Patiëntvertegenwoordiger VMCE |
Geen |
Geen |
Geen |
K. Sterkenburg |
Huidtherapeut, Beleidsmedewerker onderzoek & kwaliteit bij de Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten |
Projectlid 'Eczeemvriendelijk Veenendaal'. Betaald. |
Geen |
Geen |
J. de Groot |
Verpleegkundig specialist UMC Utrecht |
Geen |
Geen |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van relevante patiëntenorganisaties aan de need-for-update en/of prioritering. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijnmodule is tevens ter commentaar voorgelegd aan alle relevante patiëntenorganisaties in de stuur- en expertisegroep (zie ‘Samenstelling cluster’ onder ‘Verantwoording’) en aan alle patiëntenorganisaties die niet deelnemen aan de stuur- en expertisegroep, maar wel hebben deelgenomen aan de need-for-update (zie ‘Need-for-update’ onder ‘Verantwoording’). De eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Organisatie van zorg |
Geen financiële gevolgen |
Uitkomst 3 |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Need-for-update, prioritering en uitgangsvragen
Tijdens de need-for-update fase (oktober, 2023) inventariseerde het cluster de geldigheid van de richtlijnmodules binnen het cluster. Naast de partijen die deelnemen aan de stuur- en expertisegroep zijn hier ook andere stakeholders voor benaderd. Per richtlijnmodule is aangegeven of deze geldig is, herzien moet worden, kan vervallen of moet worden samengevoegd. Ook was er de mogelijkheid om nieuwe onderwerpen aan te dragen die aansluiten bij één (of meerdere) richtlijn(en) behorend tot het cluster. De richtlijnmodules waarbij door één of meerdere partijen werd aangegeven herzien te worden, werden doorgezet naar de prioriteringsronde. Ook suggesties voor nieuwe richtlijnmodules werden doorgezet naar de prioriteringsronde. Afgevaardigden vanuit de partijen in de stuur- en expertisegroep werden gevraagd om te prioriteren (zie ‘Samenstelling cluster’ onder ‘Verantwoording’). Hiervoor werd de RE-weighted Priority-Setting (REPS) – tool gebruikt. De uitkomsten (ranklijst) werd gebruikt als uitgangspunt voor de discussie. Voor de geprioriteerde richtlijnmodules zijn door de het cluster concept-uitgangsvragen herzien of opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde het cluster welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. Het cluster waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde het cluster tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een [random-effects model]. [Review Manager 5.4] werd indien mogelijk gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
Tabel 6. Gradaties voor de kwaliteit van wetenschappelijk bewijs
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in een richtlijnmodule volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door het cluster wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. Het cluster heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Tabel 7. Sterkte van de aanbevelingen
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
Bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de richtlijnmodule Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd voorgelegd aan alle partijen die benaderd zijn voor de need-for-update fase. De commentaren werden verzameld en besproken met het cluster. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door het cluster. De definitieve richtlijnmodule werd ter autorisatie of goedkeuring voorgelegd aan de partijen die beschreven staan bij ‘Initiatief en autorisatie’ onder ‘Verantwoording’.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.