Diagnostiek bij werkenden
Uitgangsvraag
Welke diagnostiek is aanbevolen om bij werkenden gehoorgerelateerde beperkingen vast te stellen?
Aanbeveling
- Verricht uitgebreid diagnostisch onderzoek:
- Toon- en spraakaudiogram volgens norm NEN-EN-ISO 8253.
- Bij een lawaaibelasting (in het verleden): meet ook bij 3 en 6 kHz de hoordrempels.
- Spraak-in-ruis test (zie module Spraak-in-ruistesten) indien relevant voor het uitoefenen van de functie.
- Richtinghorentest indien relevant voor de uitoefening van de functie
- Toon- en spraakaudiogram volgens norm NEN-EN-ISO 8253.
- Verricht relevante functietesten met hoortoestellen zoals Spraak-in-Ruis-, detectie- en lokalisatietest.
- Overweeg het gebruik van de verkorte Gehoor&Werk vragenlijst (zie ook module Vragenlijsten).
- Overweeg een verdiepend werkplekbezoek.
- Overweeg een akoestiek- en geluidmeting op de werkvloer.
- Overweeg het betrekken van de maatschappelijk werker in de diagnostische fase.
- Overweeg het betrekken van andere disciplines bij eventuele vervolgstappen.
- Verwijs in geval van specifieke functievereisten naar centra die specifieke testen hebben voor de betreffende functie.
- Overleg met de patiënt over afstemming met de werkgever, de bedrijfsarts, het UWV en/of andere betrokkenen. Maak een revalidatieplan op basis van bovenstaande.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Voor deze module is er een systematische literatuuranalyse uitgevoerd. Er is één systematische review gevonden welke deels is geïncludeerd in deze module (Silva Antonioli, 2015). In deze review wordt een overzicht gegeven van gehoorschade gemeten met conventionele audiometrie en hoogfrequente audiometrie in werkenden, blootgesteld aan werk-gerelateerde geluiden en werkenden zonder blootstelling hieraan. Het voordeel is dat zowel conventionele als hoogfrequentie audiometrie behoren tot de testmogelijkheden binnen een Audiologisch Centrum. De conclusie is dat er met hoogfrequentie audiometrie meer gehoorschade is gevonden in werkenden blootgesteld aan werk-gerelateerde geluiden. Het is nadeel echter dat onduidelijk is of deze verhoogde incidentie is gemeten omdat de test specifieker is voor deze groep, of omdat er in deze groep meer gehoorschade zit op de hoge frequenties ten gevolge aan blootstelling van werk-gerelateerde geluiden. Mede door de indirecte vergelijking die wordt gemaakt, is de bewijskracht zeer laag.
Preventie
Omdat een gehoorverlies allerlei problemen met zich mee kan brengen is het belangrijk om te zorgen dat de werknemer niet slechthorend wordt ten gevolge van bijvoorbeeld blootstelling aan lawaai. Daarom is in eerste instantie voorlichting erg belangrijk. Voorlichting kan middels verschillende campagnes in het algemeen, op het werk, maar ook op het AC, bijvoorbeeld wanneer iemand nog niet in aanmerking komt voor hoortoestellen.
In tweede instantie is het monitoren van het gehoor belangrijk. Bijvoorbeeld door een toon- en een spraakaudiogram. Leensen (2013) heeft de toepasbaarheid van een spraak in ruistest onderzocht in werkgerelateerd achtergrondlawaai. De Bedrijfs Oor Check (BOC), een laagdrempelige screenings test, thuis via het internet, is beschreven door Sheikh Rashid (2017a, 2017b, 2018). Deze test is vrij beschikbaar (https://www.bedrijfsoorcheck.nl/).
In aanvulling, conform de NVAB richtlijn “Slechthorendheid en tinnitus”(2020), is het aan te bevelen om bij werkenden in functies met hogere auditieve eisen, maar ook werkenden die een verhoogd risico hebben op gehoorbeschadiging, het gehoor periodiek te screenen, ook bij weinig of geen gehoorklachten.
Als laatste, wanneer er gewerkt wordt in lawaai (> 80 dBA) is gehoorbescherming uiteraard belangrijk. Dit is in de wet vastgelegd en wordt over het algemeen goed onderkend. Tikka (2020) hebben een systematische review en meta-analyse gedaan naar de effectiviteit van gehoorbescherming. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de bewijskracht laag is dat strictere wetgeving geluidsniveaus in de werkomgeving vermindert en dat het beter gebruikmaken van gehoorbescherming het risico op gehoorverlies vermindert.
Desalniettemin is het belangrijk om met de werkende de verschillende typen gehoorbescherming en de inzetbaarheid hiervan te evalueren. Desgewenst kan aan de hand van een Real Ear Measuremt (REM) of toonaudiometrie in het vrije veld met en zonder gehoorbescherming gemeten worden in welke mate de gehoorbescherming voor geluidsdemping zorgt.
Prevalentie
Uit internationaal onderzoek uitgevoerd door Anovum (Eurotrak Netherlands, 2022), geïnitieerd door GAIN en EHIMA, blijkt dat in 2022 11.9 % van de Nederlanders ouder dan 18 een gehoorverlies heeft. Naar schatting hebben 260.000 Nederlanders tussen 18 en 67 jaar een gehoorverlies groter dan 35 dB (NVAB Richtlijn Slechthorendheid en Tinnitus). Uit een eerder onderzoek uit 2014 (Listen Hear! 2014) blijkt dat >10% van de fulltime werkenden een gehoorprobleem heeft. Hiervan vermoedt 30% een gehoorverlies, maar dit wordt vaak niet of laat onderkend. Bij volwassenen blijkt de mate van gehoorverlies negatief geassocieerd met angst, depressie, eenzaamheid en somatisatie (Nachtegaal, 2009; Pronk, 2013, Richtlijn NVAB Slechthorend en Tinnitus).
De werkplek
In de praktijk kunnen gehoorproblemen op de werkplek leiden tot een mismatch tussen auditieve mogelijkheden en auditieve eisen, welke niet alleen samenhangt met de werkplek en de uit te voeren (auditieve) taken, maar ook met de manier waarop deze taken uitgevoerd moeten worden (te denken aan fysieke vs digitale vergaderingen, werken in een kantoortuin met relatief veel achtergrondrumoer vs eigen kantoor met minder en beter te reguleren achtergrondrumoer, maar ook telefoneren in al dan niet rumoerige situaties). Ook de akoestische eigenschappen van de werkplek zelf zijn van groot belang. Dit kan leiden tot een verminderd auditief functioneren (niet of te late detectie van geluid, en verminderde herkenning van spraak ten gevolge van verhoogde gehoordrempels en een verminderd frequentie onderscheidend vermogen en verstoord richtinghoren ten gevolge van een disbalans in het gehoorverlies (tussen beide oren) en communicatief functioneren (herkenning van spraak, vaak om herhaling moeten vragen en misverstanden). Wanneer de slechthorende zich niet bewust is van (de gevolgen van) zijn auditieve beperkingen en/of herstelbehoefte of het probleem niet tijdig adresseert, kunnen er zelfs veiligheidsrisico’s ontstaan voor de slechthorende en zijn omgeving.
Werken in lawaai
Circa 7% van de werkende bevolking is tijdens het werk regelmatig in een lawaaiige omgeving. Ook buiten de industrie worden werknemers vaker blootgesteld aan hard geluid. Zoals horeca, fitnesscentra, transport, musici. Uit de rapportage Gehoorschade en geluidsblootstelling in Nederland - inventarisatie van cijfers (RIVM, 2019) - blijkt echter dat voor de Nederlandse situatie metingen ontbreken van blootstelling aan lawaai en gehoorverlies over een langere periode. In een systematische review uitgevoerd door Helleman (2018) wordt een overzicht gegeven van 13 studies waarbij gekeken is naar de effectiviteit van OtoAkoestische Emissies (OAE’s) en reguliere toonaudiometrie in het inzichtelijk maken van de langetermijneffecten van lawaaiblootstelling op het werk (oplopend tot 10 jaar). De heterogeniteit in de onderzochte studies is relatief hoog en de voorspellende waarde van de OAE’s laag. Dit wordt verder uitgediept in een studie door Helleman (2012) waarin geconcludeerd wordt dat de toepasbaarheid van de OAE in het detecteren van lawaaischade in de individuele patiënt beperkt is. Genormeerde toonaudiometrie is bij uitstek bedoeld voor het bepalen van de gehoordrempels en in te schatten of specifieke (alarm-)signalen uit de omgevings gedecteerd kunnen worden. Om de een eventuele lawaaidip in het toonaudiogram beter te kunnen vaststellen en te kunnen monitoren, wordt geadviseerd om bij toonaudiometrie ook de 3kHz en 6 kHz toondrempels te bepalen (Kirchner, 2012).
Een belangrijke factor in de arbeidssituatie is het goed kunnen verstaan van spraak in diverse akoestische omstandigheden. Ten gevolge van lawaai en of galm in de arbeidssituatie vermindert de signaal-ruisverhouding en bemoeilijkt daarmee het spraakverstaan. Soli (2018) heeft een model gemaakt welke gebaseerd is op de extended speech intelligibility index (ESII) om daarmee de invloed van gehoorverlies op het spraakverstaan in omgevingslawaai te voorspellen en daarmee te kunnen inschatten of een werkende met gehoorproblemen adequaat kan functioneren binnen specifieke omstandigheden.
Waarschuwingsgeluiden
In bepaalde werksituaties is de detectie van specifieke waarschuwingsgeluiden zeer belangrijk. Een voorbeeld hiervan zijn de waarschuwingsgeluiden die machinisten moeten kunnen waarnemen in de trein. Aangezien een trein met verschillende snelheden door verschillende akoestische omstandigheden rijdt (bijvoorbeeld tunnels en geluidswallen), varieert het niveau van het achtergrondgeluid in de cabine. Daarnaast produceren de verschillende typen treinen lawaai van verschillende intensiteit. In het Amsterdam UMC is bijvoorbeeld een signaal-detectie procedure ontwikkeld waarmee onderzocht kan worden wat de kritische signaalverhouding van een individuele patiënt is om te kunnen bepalen of deze voldoende in staat is om veilig de functie uit te oefenen (Van der Hoek-Snieders, 2021a en 2021b).
Effect van slechthorendheid/auditief functioneren
Een gehoorprobleem kan het welzijn en de arbeidsparticipatie van werkenden aanzienlijk beïnvloeden (Damermark, 2004). In vergelijking met normaalhorende werkenden moeten werkenden met een gehoorprobleem zich meer inspannen en concentreren om met collega’s, klanten, externen, patiënten en of leerlingen te communiceren en te kunnen reageren op alarmsignalen (Tufts, 2009), hetgeen vermoeidheid en een grotere herstelbehoefte kan veroorzaken (Holman, 2021). De herstelbehoefte lijkt een voorspellende maat voor een burn-out te zijn (De Croon, 2003; Sluiter, 2003).
De bovenstaande aspecten worden uitgevraagd in de vragenlijst Gehoor&Werk (ook wel: ARBO-vragenlijst; waarvan er meerdere versies bestaan), ontwikkeld door Kramer (2006) en Dreschler (2009). Deze wordt ingezet in verschillende Audiologische Centra. Naast vragen over de inrichting van de werkplek en de specifieke auditieve taken die de werkende moet uitvoeren, is de CPHI (Mokkink, 2009, 2010 a en b) en de “Vragenlijst Beleving en Beoordeling van de Arbeid” (VBBA, van Veldhoven 1994, 2002, 2003, 2009, 2015) opgenomen in de vragenlijst Gehoor&Werk.
De VBBA geeft informatie over de herstelbehoefte (hoe moe is iemand aan het einde van een werkdag), de inspraak op het werk, over de relatie met collega’s. De Gehoor&Werk vragenlijst richt zich dus op de specifieke werksituatie, de taken, belastbaarheid en het herstelvermogen, alsook het omgaan met de slechthorendheid. De resultaten kunnen worden weergegeven in profielen die besproken kunnen worden met de patiënt. Voor meer achtergrond zie van der Hoek-Snieders (2023). Dit geeft inzicht in de problematiek. N.a.v. het profiel kan de interventie (technisch, communicatief en/of psychosociaal) bepaald worden en specifiek gemaakt worden voor de te verrichten werkzaamheden. Eventueel kan de expertise van de bedrijfsarts of (klinisch) arbeidsdeskundige worden ingeschakeld. Wanneer er post vragenlijsten afgenomen worden kunnen deze profielen worden geïntegreerd met de pre metingen en kan het effect van de interventie zichtbaar worden gemaakt. Zie ook module Vragenlijsten.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Door middel van audiometrisch onderzoek, vragenlijsten, het gesprek en/of akoestische metingen kunnen de problematiek en de revalidatiemogelijkheden goed in kaart gebracht worden. De verschillende aspecten dienen vanuit patiëntperspectief gewogen en geïntegreerd te worden om daarmee samen met de slechthorende en liefst ook de werkgever, het verdere beleid te bepalen ten aanzien van de technische en/of psychosociale ondersteuning.
Kosten (middelenbeslag)
De maatschappelijke impact van gehoorproblemen kan worden uitgedrukt in verschillende kosten: medische kosten, kosten van de verstrekking van hoorhulpmiddelen, kosten ter verbetering van de akoestiek op de werkplek, kosten door arbeidsuitval en productiviteitsverlies en kosten van verminderde mogelijkheden tot doorontwikkelen. De exacte cijfers van de financiële effecten van een gehoorbeperking bij werkenden zijn onbekend. Wereldwijd worden de economische gevolgen – in de breedste zin van het woord - van gehoorverlies geschat op 981 miljard dollar (McDaid, 2021).
De toenemende pensioengerechtigde leeftijd zal tot gevolg hebben dat de prevalentie van werkenden met een gehoorprobleem zal toenemen. Zoals hierboven beschreven geeft de interventie van het AC een significante verbetering op de herstelbehoefte, welke daarmee het risico op een burn-out vermindert. Door in een zo vroeg mogelijk stadium de problemen in kaart te brengen kan technische en/of psychosociale interventie worden ingezet om verminderde participatie, productiviteit en uitval te reduceren. Bij het faciliteren spelen de werkgever cq. opdrachtgever, bedrijfsarts en UWV een belangrijke rol.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Tussen de AC’s is variatie in de diagnostische en behandelingsmogelijkheden van werkenden met een gehoorprobleem. Het is wenselijk om deze variatie te minimaliseren danwelgebruik te van de maken van de expertise van een ander AC middels een verwijzing.
Rationale
De auditieve beperkingen kunnen enigszins geobjectiveerd worden middels het reguliere toon- en spraakaudiogram, aangevuld met een spraakverstaantest van zinnen in achtergrondruis en een richtinghoren test. Met behulp van vragenlijsten en een evaluerend gesprek met de maatschappelijk werker kan een breder beeld verkregen worden van de ervaren gehoorgerelateerde problemen op het werk. De inventarisatie van de werkplek kan op “afstand” doordat de patiënt de situatie omschrijft (al dan niet met foto’s), zoals de grootte van de ruimte, gebruik van harde (i.e. akoestisch reflecterende) of zachte (i.e. akoestisch absorberende) materialen, aan- of afwezigheid van omgevingsgeluiden. Indien geïndiceerd, kan er, eventueel samen met de bedrijfsarts, een (digitaal/video) werkplekbezoek plaatsvinden voor een evaluatie van de werkplekomstandigheden. Specifieker, kan er een uitgebreide akoestische karakterisatie uitgevoerd worden van de werkplek, bijvoorbeeld door een meting van de Speech Transmission Index (STI).
Onderbouwing
Achtergrond
Om de problemen van werkenden met gehoorverlies goed in kaart brengen, is het van belang dat er niet alleen inzicht wordt verkregen in de aard en mate van het gehoorverlies m.b.v. de gebruikelijke audiometrische onderzoeken (zie ook de module Spraak-in-ruistesten). Ook is het van belang om inzicht te krijgen in (1) de mate van hinder die de werkende ervaart ten gevolge van zijn gehoor in diverse luistersituaties, (2) de auditieve taken/verantwoordelijkheden van de medewerker, (3) draagkracht/ draaglast en tevens (4) de complicerende en faciliterende factoren op het werk. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de verstandhouding met collega’s, maar ook de akoestische omstandigheden waarin de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Dit vereist bij uitstek een multidisciplinaire aanpak.
Het horen en verstaan is voor slechthorenden inspannend en kost energie. Uit recent onderzoek is gebleken dat de algemene herstelbehoefte, door van Veldhoven and Broersen (2003) gedefinieerd als de behoefte om te herstellen van door het werk veroorzaakte vermoeidheid, significant vermindert na multidisciplinaire revalidatie op een AC (Van der Hoek-Snieders, 2023). Vroegtijdige diagnostiek en de daaropvolgende technische en/of psychosociale interventie zijn daarmee van belang om arbeidsparticipatie en -plezier te bevorderen, de herstelbehoefte te reduceren en tevens om (op termijn kosten door verzuim en uitval te verminderen.
Om problemen van slechthorenden in de arbeidssituatie in kaart te kunnen brengen en een vervolgens interventie te kunnen uitvoeren is een samenwerking noodzakelijk tussen de verschillende partijen; de werkende met gehoorgerelateerde beperkingen, de werkgever, de bedrijfsarts, het UWV en het AC (met hierin meegenomen KNO en verstrekkers van hoorhulpmiddelen, zoals audicien en adviesbureaus). In specifieke situaties kunnen ook andere dienstverleners worden ingeschakeld, te denken aan bijvoorbeeld de GGMD en ergotherapie (zie ook module Psychosociale ondersteuning). In de NVKF-, NVAB-, NVKNO-richtlijnen en wet- en regelgeving (ziektewet, ARBO) zijn de diverse verantwoordelijkheden van voorgenoemde partijen omschreven.
Conclusies / Summary of Findings
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the diagnostic value of high frequency audiometry when compared with standard audiometry in patients exposed to occupational noise.
Source: Silva Antonioli 2015 |
Samenvatting literatuur
Description of studies
Silva Antonioli (2015) performed a systematic review to investigate the difference between conventional audiometry (CA) and high-frequency audiometry (HFA) in screening individuals exposed to occupational noise. The following databases were searched on 04-09-2014: PubMed data, Base, Web of Science (Capes), Biblioteca Virtual em Saúde (BVS), and the references cited in identified and selected articles. Studies were included if they had a publication date within the past 11 years; described research that includes a study group and a control group; had results from similar statistics tests; had at least one frequency matching the other studies; and if they were written in English, Portuguese, or Spanish.
The search resulted in 6059 articles, of which 6 were included in meta-analysis (Castro, 2004; Porto, 2004; Korres, 2008; Somma, 2008; Mehrparvar, 2011; Mehrparvar, 2014).
Of those six studies, two are excluded from this analysis because they are written in Portuguese (Castro, 2004; Porto, 2004). The other four studies (Korres, 2008; Somma, 2008; Mehrparvar, 2011; Mehrparvar, 2014) were also found with our literature search.
Results
Silva Antonioli (2015) reported the difference in dB between exposed (to occupational noise) and control (not exposed to occupational noise).
Author, years |
Evaluated frequencies
|
Groups |
Mehrparvar 2011 |
CA = 250, 500, 1k, 2k, 3k, 4k, 6k and 8k Hz HFA = 10– 16kHz |
Two groups under the age of 50. SG = 120 textile workers (108 men and 12 women) with continuous noise exposure of 85 dBA. CG = (106 men and 14 women) not exposed to noise. |
Somma 2008 |
CA = 250 A 8KhZ HFA = 9K A 18KHZ |
Two male groups of two cement factories in Italy: SG = 186 CG = 98 To control the age effects in hearing and evaluate better the noise effects over the high frequencies in the groups, they were grouped (21–30; 31–40; 41–50; and 51–60 years old). |
Mehrparvar 2014 |
CA = 500, 1k, 2k, k, 4k, 6k, 8k Hz HFA = 10k, 12k, 14k, and 16k Hz |
Two groups of 120 men, composed by workers of three ceramic and roof tile companies. SG = exposed to noise levels above 85 dBA; CG = no noise exposure. The average age and work experience were 35.00 ± 6.33 and 10.76 ± 5.52 years and 34.15 ± 5.76 and 11.14 ± 6.12 years in the first and second group, respectively. |
Korres 2008 |
CA = 250– 8,000 Hz HFA = 9,000– 20,000 Hz |
Two groups analyzed for a period of two years, with ages between 24 and 54 years old and from both genders. SG = 139 workers (86 males and 53 females) CG = 32 workers not exposed to noise with full hearing capacity |
CA = ; HFA = high frequency audiometry; SG = study group; CG = control group; Adapted from Silva Antonioli (2015).
Study |
Exposed |
Control |
|
|
||||
|
Total (n) |
Mean dB |
SD |
Total (n) |
Mean dB |
SD |
Mean Difference |
95% CI |
Mehrparvar10 |
120 |
12.9 |
8.5 |
120 |
7.1 |
3.2 |
5.8 |
4.17; 7.43 |
Sommal18 |
186 |
12.0 |
6.9 |
98 |
10.3 |
1.2 |
1.70 |
0.68; 2.72 |
Mehrparvar5 |
142 |
7.9 |
3.4 |
121 |
11.0 |
4.3 |
-3.70 |
-4.05; -2.15 |
Korres19 |
139 |
12.7 |
11.2 |
32 |
7.0 |
5.0 |
5.70 |
3.16; 8.24 |
Fig. 2 Analysis for the frequency 2KHz. Adapted from Silva Antonioli (2015).
Study |
Exposed |
Control |
|
|
||||
|
Total (n) |
Mean dB |
SD |
Total (n) |
Mean dB |
SD |
Mean Difference |
95% CI |
Mehrparvar10 |
120 |
8.6 |
11.9 |
120 |
8.6 |
3.7 |
0.00 |
-2.23; 2.23 |
Somma18 |
186 |
16.8 |
9.6 |
98 |
10.3 |
1.2 |
6.50 |
5.10; 7.90 |
Mehrparvar5 |
142 |
7.9 |
3.8 |
121 |
13.2 |
7.5 |
-5.30 |
-6.78; -3.82 |
Fig. 3 Analysis for the frequency 3KHz. Adapted from Silva Antonioli (2015).
Study |
Exposed |
Control |
|
|
||||
|
Total (n) |
Mean dB |
SD |
Total (n) |
Mean dB |
SD |
Mean Difference |
95% CI |
Mehrparvar10 |
120 |
21.2 |
13.9 |
120 |
9.5 |
4.4 |
11.70 |
9.09; 14.31 |
Somma18 |
186 |
22.1 |
10.2 |
98 |
11.1 |
1.4 |
11.00 |
9.51; 12.49 |
Mehrparvar5 |
142 |
9.4 |
3.4 |
121 |
16.6 |
10.9 |
-7.20 |
-9.22; -5.18 |
Korres19 |
139 |
25.9 |
17.5 |
32 |
9.0 |
7.1 |
16.90 |
13.09; 20.71 |
Fig. 4 Analysis for the frequency 4KHz. Adapted from Silva Antonioli (2015).
Study |
Exposed |
Control |
|
|
||||
|
Total (n) |
Mean dB |
SD |
Total (n) |
Mean dB |
SD |
Mean Difference |
95% CI |
Mehrparvar10 |
120 |
22.5 |
14.8 |
120 |
11.0 |
5.2 |
11.50 |
8.69; 14.31 |
Somma18 |
186 |
22.0 |
10.7 |
98 |
12.6 |
2.7 |
9.40 |
7.77; 11.03 |
Mehrparvar5 |
142 |
11.1 |
5.2 |
121 |
20.2 |
13.5 |
-9.10 |
-11.65; -6.55 |
Fig. 5 Analysis for the frequency 6KHz. Adapted from Silva Antonioli (2015).
Study |
Exposed |
Control |
|
|
||||
|
Total (n) |
Mean dB |
SD |
Total (n) |
Mean dB |
SD |
Mean Difference |
95% CI |
Mehrparvar10 |
120 |
19.4 |
15.6 |
120 |
10.3 |
4.8 |
9.10 |
6.18; 12.02 |
Somma18 |
186 |
22.6 |
12.2 |
98 |
13.0 |
3.6. |
9.60 |
7.71; 11.49 |
Mehrparvar5 |
142 |
10.9 |
4.9 |
121 |
18.0 |
13.6 |
-7.10 |
-9.65; -4.55 |
Korres19 |
139 |
25.9 |
18.9 |
32 |
13.0 |
8.9 |
12.90 |
8.50; 17.30 |
Fig. 6 Analysis for the frequency 8KHz. Adapted from Silva Antonioli (2015).
Level of evidence of the literature
Because the included study does not meet criteria for a diagnostic study, the level of evidence regarding the outcome measure sensitivity and specificity started at Low and was downgraded by one level because of study limitations (risk of bias). The comparison investigated in the study is not the comparison of interest but is indirect. It is uncertain whether the increased incidence of hearing loss found with high frequency audiometry is due to more prevalence of hearing loss or due to a higher sensitivity of the test.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
What diagnostic test is advised to determine hearing handicaps in working patients exposed to occupational noise?
P: Working people with a hearing problem
I: Diagnostics: questionnaires, audiometry
C: Another type of diagnostic test
R: Not applicable
O: Speech perception, detection of sounds, diagnostic accuracy
Relevant outcome measures
The guideline development group considered speech perception, detection of sounds, diagnostic accuracy as a critical outcome measure for decision making.
A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies. The working group defined the GRADE-standard limit of 25% difference for dichotomous outcomes (RR < 0.8 or > 1.25), and 10% for continuous outcomes as a minimal clinically (patient) important difference.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 01-03-2023. The search strategy is available upon reasonable request via info@richtlijnendatabase.nl. The systematic literature search resulted in 913 hits. Studies were selected based on the following criteria:
- Systematic review (detailed search strategy, risk of bias assessment, and results of individual comparative studies available), randomized controlled trial
- Research question includes all elements of the PICO;
- Full text available;
- Full text written in English or Dutch.
Of the 184 systematic reviews and RCTs, fifteen were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 14 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and one study was included (Silva Antonioli, 2015).
Results
One study was included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.
Referenties
- Castro IFC, Conde CA, Paiva APQF, Oliveira LTN, Bernardi APA. Estudo do perfil audiométrico em alta freqüência em trabalhadores expostos a ruído. CEFAC 2004;2(6):203-208
- Danermark B, Gellerstedt LC. Psychosocial work environment, hearing impairment and health. International Journal of Audiology, 2004, 43(7), 383-389.
- de Croon EM, Sluiter JK, Frings-Dresen MH. Need for recovery after work predicts sickness absence: a 2-year prospective cohort study in truck drivers. 2003. J Psychosom Res 55(4):331-339
- Dreschler WA, van Dijk FJH, Kortschot HW, Slechthorendheid en duizeligheid. Handboek Arbeid en Belastbaarheid 1998 E2 Bohn Stafleu Van Loghum
- Dreschler WA, Sorgdrager B, Spreeuwers D. Oplossen van werkproblemen bij slechthorenden. Report AMC, Clinical & Experimental Audiology, Gehoor & Arbeid 2009.
- Dreschler WA. Bouwstenen voor beoordeling functiegeschiktheid bij gehoorproblematiek. In: Quintesse; praktisch nascholingstijdschrift over bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde 2017. 6, 1, p. 26-32
- EuroTrak Netherlands 2022: https://www.ehima.com/surveys/
- Helleman HW, Dreschler WA. Overall versus individual changes for otoacoustic emissions and audiometry in a noise-exposed cohort, International Journal of Audiology, 2012 51:5, 362-372, DOI: 10.3109/14992027.2011.653447
- Helleman HW, Eising H, Limpens J, Dreschler WA. Otoacoustic emissions versus audiometry in monitoring hearing loss after long-term noise exposure - a systematic review. In: Scandinavian Journal of Work, Environment & Health. 2018. 44, 6, p. 585-600.
- Holman JA, Drummond A, Naylor G. The effect of hearing loss and hearing device fitting on fatigue in adults: A systematic review. Ear and Hearing, 2021 42(1), 1.
- Kirchner DB, Evenson E, Dobie RA, Rabinowitz P, Crawford J, Kopke R, Hudson TW. Occupational noise-indcued hearing loss. JOEM, 2012 54(1), p. 106-108.
- Korres GS, Balatsouras DG, Tzagaroulakis A, Kandiloros D, Ferekidis E. Extended high-frequency audiometry in subjects exposed to occupational noise. B-ENT. 2008 ;4(3):147-55. PMID: 18949961.
- Kramer, S. E., Kapteyn, T. S., & Houtgast, T. (2006). Occupational performance: Comparing normally-hearing and hearing-impaired employees using the Amsterdam Checklist for Hearing and Work. In Int J Audiol., 45(9), 503-512. https://doi.org/10.1080/14992020600754583
- Leensen MCJ, Dreschler WA. The applicability of a speech-in-noise screening test in occupational hearing conservation. In: International journal of audiology. 2013. 52, 7, p. 455-465.
- McDaid D, Park AL, Chadha S. Estimating the global costs of hearing loss. Int J Audiol. 2021;60(3):162-170. doi: 10.1080/14992027.2021.1883197.
- Mehrparvar AH, Mirmohammadi SJ, Ghoreyshi A, Mollasadeghi A, Loukzadeh Z. High-frequency audiometry: a means for early diagnosis of noise-induced hearing loss. Noise Health; 2011 13(55):402-406
- Mehrparvar AH, Mirmohammadi SJ, Davari MH, Conventional Audiometry, Extended High-Frequency Audiometry, and DPOAE for Early Diagnosis of NIHL. Iran Red Crescent Med J 2014; 16(1):e9628
- Nachtegaal J, Smit JH, Smits C, Bezemer PD, van Beek JHM, Festen JM, Kramer SE, The association between hearing status and psychosocial health before the age of 70 years: results from an internet-based national survey on hearing, Ear Hear. 2009 Jun;30(3):302-12. doi: 10.1097/AUD.0b013e31819c6e01
- <p align="left">NVKF Richtlijn Hoorrevalidatie Volwassenen Deel 1, 2014
- Porto MA, Gahyva DL, Lauris JR, Lopes AC. Audiometric evaluation in extended high frequencies of individuals exposed to occupational noise. Pro Fono 2004 16(3):237-250
- Pronk M, Deeg DJH, Kramer SE. Hearing status in older persons: a significant determinant of depression and loneliness? Results from the longitudinal aging study Amsterdam, Am J Audiol. 2013 Dec;22(2):316-20. doi: 10.1044/1059-0889(2013/12-0069).
- Sheikh Rashid M, Dreschler WA. Accuracy of an internet-based speech-in-noise hearing screening test for high-frequency hearing loss: incorporating automatic conditional rescreening. In: International archives of occupational and environmental health. 2018, 91, 7, p. 877-885.
- Sheikh Rashid M, Leensen MC, de Laat JA, Dreschler WA. Cross-sectional evaluation of an internet-based hearing screening test in an occupational setting. In: Scandinavian Journal of Work, Environment & Health. 2017 a. 43, 3, p. 279-286.
- Sheikh Rashid M, Leensen MCJ, de Laat JAPM, Dreschler WA. Laboratory evaluation of an optimised internet-based speech-in-noise test for occupational high-frequency hearing loss screening: Occupational Earcheck. In: International Journal of Audiology. 2017 b. 56, 11, p. 844-853
- Silva-Antonioli CA, Momensohn-Santos TM, Benaglia TA. High-frequency Audiometry Hearing on Monitoring of Individuals Exposed to Occupational Noise: A Systematic Review. Int Arch Otorhinolaryngol. 2016. Jul;20(3):281-9. doi: 10.1055/s-0035-1570072. Epub 2015 Dec 14. PMID: 27413413; PMCID: PMC4942299.
- Sluiter J, De Croon E, Meijman T, Frings-Dresen M. Need for recovery from work related fatigue and its role in the development and prediction of subjective health complaints. Occup Environ Med 2003. 60(suppl 1):i62-i70
- Soli, SD, Giguère, CL, Laroche C, Vaillancourt V, Dreschler WA, Rhebergen KS, Harkins K, Ruckstuhl M, Ramulu P, Meyers LS. Evidence-Based Occupational Hearing Screening I: Modeling the Effects of Real-World Noise Environments on the Likelihood of Effective Speech Communication Ear and Hearing 2018. 39(3):p 436-448, May/June 2018.
- Somma G, Pietroiusti A, Magrini A, Coppeta L, Ancona C, Gardi S, Messina M, Bergamaschi A. Extended high-frequency audiometry and noise induced hearing loss in cement workers. Am J Ind Med. 2008 Jun;51(6):452-62. doi: 10.1002/ajim.20580. PMID: 18393354.
- Stoop en Heida, SiRM Strategies in Regulated Markets, Maatschappelijke impact van leeftijdgerelateerde slechthorendheid, september 2019.
- NVAB (Nederlandse Vereniging voor Arbeids en Bedrijfsgeneeskunde) Richtlijn slechthorendheid en tinnitus. (2020)
- NVAB (Nederlandse Vereniging voor Arbeids en Bedrijfsgeneeskunde) Multidisciplinaire (BA&O/NVAB/NVvA/NVVK/BAV) richtlijn preventie beroepsslechthorendheid door een effectief gehoorbeschermingsprogramma (2006)
- Van der Hoek-Snieders HEM, Houben R, Dreschler WA. Detectability of auditory warning signals in the ambient noise of Dutch train cabins. Ergonomics, 2021a. 64(4), 474-484.
- Van der Hoek-Snieders HEM, Houben R, Dreschler WA. Measuring Auditory Fitness in Locomotive Engineers: Development and Validation of a Signal Detection Test. Ear and Hearing, 2021b. 42(5), 1313-1320
- van der Hoek-Snieders HEM, Boymans M, Dreschler WA. Factors associated with change in the need for recovery and subjective listening effort in employees with hearing loss receiving aural rehabilitation. Int Arch Occup Environ Health. 2023 Mar;96(2):271-283. doi: 10.1007/s00420-022-01920-1. Epub 2022 Sep 12. PMID: 36094620; PMCID: PMC9905203.
- Van der Hoek -Snieders (2023) Proefschrift Universiteit van Amsterdam. Aspects of professional functioning in employees with hearing loss Promotor: W.A. Dreschler.
- Van Veldhoven M., Broersen S.Measurement quality and validity of the "need for recovery scale". Occup Environ Med, 2003). 60(suppl 1), i3-i9.
- Theelen van den Hoek FL, Goverts T. Werken met gehoorverlies, samenhang tussen auditief functioneren, persoon en werkplek. In: Quintesse; praktisch nascholingstijdschrift over bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde. Maart 2023 p. 14-21
- Tikka C, Verbeek J, Kateman E, Morata T C, Dreschler WA, Ferrite S. Cochrane method for systematic review and meta-analysis of interventions to prevent occupational noise-induced hearing loss abridged. In: CoDAS 2020. 32, 2, p. e20190127 e20190127
- Tufts JB, Vasil KA, Briggs S. Auditory fitness for duty: a review. Journal of the American Academy of Audiology, 2009. 20(9), 539-557.
Evidence tabellen
Evidence tables
See Silva-Antonioli (2015)
Risk of bias tables
See Silva-Antonioli (2015)
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Ahmed, H. O. and Dennis, J. H. and Badran, O. and Ismail, M. and Ballal, S. G. and Ashoor, A. and Jerwood, D. High-frequency (10-18 kHZ) hearing thresholds: Reliability, and effects of age and occupational noise exposure. Occupational Medicine. 2001; 51 (4) :245-258 |
wrong outcome (effect of occupational noise) |
Fredriksson, S. and Hammar, O. and Magnusson, L. and Kähäri, K. and Persson Waye, K. Validating self-reporting of hearing-related symptoms against pure-tone audiometry, otoacoustic emission, and speech audiometry. International journal of audiology. 2016; 55 (8) :454-462 |
wrong population (too specific, not generalizable) |
Freigang, Claudia and Schmiedchen, Kristina and Nitsche, Ines and Rubsamen, Rudolf Free-field study on auditory localization and discrimination performance in older adults. Experimental brain research. 2014; 232 (4) :1157-72 |
wrong population (not occupational) |
Friberg E, Jansson C, Mittendorfer-Rutz E, Rosenhall U, Alexanderson K. Sickness absence due to otoaudiological diagnoses and risk of disability pension: a nationwide Swedish prospective cohort study. PLoS One. 2012;7(1):e29966. doi: 10.1371/journal.pone.0029966. Epub 2012 Jan 12. PMID: 22253839; PMCID: PMC3257229. |
wrong outcome (sickleave) |
Friberg, E. and Gustafsson, K. and Alexanderson, K. Hearing difficulties, ear-related diagnoses and sickness absence or disability pension--a systematic literature review. BMC Public Health. 2012; 12 :772 |
wrong outcome (sickleave) |
Friberg, E. and Rosenhall, U. and Alexanderson, K. Sickness absence and disability pension due to otoaudiological diagnoses: risk of premature death--a nationwide prospective cohort study. BMC public health. 2014; 14 :137 |
wrong outcome (sickleave) |
Gustafsson, K. and Backenroth-Ohsako, G. and Rosenhall, U. and Ternevall-Kjerulf, E. and Ulfendahl, M. and Alexanderson, K. Future risk for disability pension among people with sickness absence due to otoaudiological diagnoses: a population-based cohort study with a 12-year follow-up. Scandinavian journal of public health. 2011; 39 (5) :501-507 |
wrong outcome (sickleave) |
Helleman, H. W. and Eising, H. and Limpens, J. and Dreschler, W. A. Otoacoustic emissions versus audiometry in monitoring hearing loss after long-term noise exposure – A systematic review. Scandinavian Journal of Work, Environment and Health. 2018; 44 (6) :585-600 |
wrong population (not occupational) |
John, A. B. and Kreisman, B. M. and Pallett, S. Validity of hearing impairment calculation methods for prediction of self-reported hearing handicap. Noise & health. 2012; 14 (56) :13-20 |
wrong population (not occupational) |
Menezes, P. L. and de Andrade, K. C. L. and Carnaúba, A. T. L. and Cabral, F. B. and Leal, M. C. and Pereira, L. D. Sound localization and occupational noise. Clinics. 2014; 69 (2) :83-86 |
wrong outcome (effect of occupational noise) |
Ryan, Allen F. and Kujawa, Sharon G. and Hammill, Tanisha and Le Prell, Colleen and Kil, Jonathan Temporary and Permanent Noise-induced Threshold Shifts: A Review of Basic and Clinical Observations. Otology & neurotology : official publication of the American Otological Society, American Neurotology Society and European Academy of Otology and Neurotology. 2016; 37 (8) :e271-5 |
wrong publication type (no research articlel, no patients) |
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 11-04-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de audiologische zorg voor slechthorende volwassenen.
Werkgroep
- Drs. D.J.E.J. Pans, voorzitter, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. M. Boymans, vice-voorzitter, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. ir. N.J. Versfeld, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Ir. M.B.A. Rodenburg, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. ir. K. Douma, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- M. van den Tillaart, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF), tot januari 2023
- Dr. ir. J.G. Dingemanse, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Ir. T.P.W. Thielemans, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF), vanaf maart 2023
- Drs. C.P.A. Delsing, kno-arts, Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde (NVKNO), tot september 2023
- M.P. van der Heijden, maatschappelijk werker, Landelijk Werkverband voor Maatschappelijk werkers In de Audiologie (LWMA)
- Drs. H.W. Hofstee, patiëntvertegenwoordiger, Stichting Hoormij
Klankbordgroep
- W.J. Dekker, patiëntvertegenwoordiger, Stichting Hoormij
- Drs. A.G. Schriemer, bedrijfsarts, Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
- C.P.W.M. van Daelen-Swinkels, logopedist, Nederlandse vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
- Drs. B. van Oel, logopedist, Nederlandse vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
- H.F.M. Bijsterveld, Geestelijke Gezondheidszorg en Maatschappelijke Dienstverlening voor doven en slechthorenden (GGMD)
- M.E. Delreux, MSc, Master Audiologen actief in Nederland (MAaN)
- A. Knoop, MSc, Master Audiologen actief in Nederland (MAaN)
Met ondersteuning van
- Drs. A.E. Sussenbach, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. A.N. Nguyen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- L.H.M. Niesink-Boerboom, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- L.W.M. Boerboom, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Drs. D.J.E.J. Pans |
Klinisch fysicus-audioloog, B-opleider KF- Medisch manager, Adelante-zorggroep in Hoensbroek |
- Bestuurslid LAD (Landelijke Vereniging Artsen in Dienstverband) - Onafhankelijk voorzitter Raad van Advies StAr (Stichting Audicienregister) |
Geen |
Geen actie vereist |
Dr. ir. N.J. Versfeld |
Klinisch fysicus-audioloog, Amsterdam UMC, locatie VUmc |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Ir. M.B.A. Rodenburg |
Klinisch fysicus-audioloog bij Koninklijke Auris Groep, Audiologisch Centrum Rotterdam |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Dr. ir. K. Douma |
Klinisch fysicus-audioloog |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Dr. M. Boymans |
Klinisch fysicus-audioloog en medisch manager bij Libra Revalidatie en Audiologie Patientenzorg en beleid |
- Wetenschappelijk onderzoeker bij Amsterdam UMC locatie AMC - Begeleiden promovendi - MT lid van de FENAC |
Geen |
Geen actie vereist |
M. van den Tillaart |
Klinisch fysicus-audioloog bij Pento Audiologisch Centrum Amersfoort Volwassen team en Kinderteam, Coördinator/kartrekker van Tinnitus zorgteam |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Dr. ir. J.G. Dingemanse |
Klinisch fysicus-audioloog Bij Erasmus MC |
Lid werkgroep binnen NVKF |
Geen |
Geen actie vereist |
Ir. T.P.W. Thielemans |
Klinisch fysicus-audioloog, Hoortoestel Advies Centrum |
- Docent audiologie-assistenten opleiding - Docent audiciens opleiding Verzorgen van audiologische trainingen via audicate.nl Consultant zorgverzekeraar Beheerder HT-database voor stichting SPHHM - Audiologisch ondersteuner als ZZP'er bij ziekenhuis Elkerliek binnen de KNO-poli |
Geen |
Geen actie vereist |
Drs. C.P.A. Delsing |
KNO-arts/Fellowship otologie Sydney |
Plug&Play |
Geen |
Geen actie vereist |
M.P. van der Heijden |
Audiologisch maatschappelijk werker, Libra Revalidatie en Audiologie |
- Bestuurslid LWMA - Opleidingscommissie FENAC |
Geen |
Geen actie vereist |
Drs H.W. Hofstee |
Ervaringsdeskundige Hoormij. NVVS |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van Stichting Hoormij aan de werkgroep en deelname aan de klankbordgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Stichting Hoormij en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Diagnostiek bij werkenden |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II, Brouwers 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met langdurig of blijvend gehoorverlies. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de NVKF, NVLF, CVZA, Audined, Stichting Plots- en Laatdoven, Stichting Hoormij, Hoorprofs, NVAB, GGMD, LWMA en DKA via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann 2013, Hultcrantz 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit aanpalende specialismen KNO-heelkunde, geriatrie of bedrijfsgeneeskunde bijvoorbeeld, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello 2016a, Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas 2017, Neumann 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open 2017;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016, 353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in healthcare. CMAJ 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html