Vragenlijsten
Uitgangsvraag
Welke vragenlijsten zijn aanbevolen om de belangrijkste auditief-gerelateerde problematiek in kaart brengen?
Aanbeveling
- Overweeg het gebruik van de ICF-intake vragenlijst als anamneselijst indien en voor zover nog niet recentelijk uitgevraagd in de zorgketen.
- Overweeg het gebruik van de SSQ (bij voorkeur SSQ17) aangevuld met de drie tolerantie vragen van de AVL en de COSI vragen.
- Overweeg het gebruik van de verkorte Gehoor&Werk vragenlijst bij gehoorgerelateerde problematiek in de werksituatie.
- Gebruik bij voorkeur digitale vragenlijsten.
- Informeer de patiënt vooraf over het doel en de meerwaarde van de vragenlijst.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
De PICO van de huidige module is gebaseerd op de vraag welke vragenlijst het best kan worden gebruikt voor het beoordelen van het auditief functioneren. Uit het literatuuronderzoek is één studie gekomen die een onderlinge vergelijking maakt tussen twee vragenlijsten. Zij rapporteerden een Spearman’s correlatie van 0.39, wat op een zwakke correlatie wijst. Dit wordt mogelijk verklaard door een verschil in focus van de vragenlijsten: de Amsterdamse Vragenlijst voor Auditieve Beperkingen (AVAB) meet de beperking met vaste vragen, de Client Oriented Scale of Improvement (COSI) vraagt naar de ervaren beperking met open vragen. De conclusie van de studie is dan ook dat niet de ene vragenlijst beter is dan de andere, maar dat de vragenlijsten elkaar aanvullen. In dat licht gezien zal dus moeten worden gezocht naar de combinatie van vragenlijsten die alle factoren bij het auditief functioneren zo goed mogelijk uitvragen.
Gehoorproblematiek is multifactorieel
Een verminderd gehoor kan op veel gebieden zorgen voor problemen (Grenness, 2016; Vas, 2017). Het niet goed kunnen horen of verstaan heeft niet alleen consequenties voor het auditief functioneren op sociaal gebied of het werk, maar kan ook gerelateerd zijn aan bredere problematiek zoals vermoeidheid en in sommige gevallen cognitieve verslechtering, angst en depressie. Daarnaast kunnen deze maar ook andere (lichamelijke) beperkingen een negatieve invloed hebben op het vermogen tot compensatie. Denk hierbij aan slechtziendheid of acceptatie door de omgeving. Omdat er meerdere factoren een rol kunnen spelen in het revalidatieproces, is het van belang dat er bij de inventarisatie geen auditief gerelateerd probleem over het hoofd wordt gezien. Vanuit de literatuur worden in de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) alle aspecten benoemd die hierin een rol kunnen spelen (WHO, 2001). Op basis van dit concept is door Van Leeuwen (2020) een vragenlijst ontwikkeld en gevalideerd die specifiek is gericht op identificatie van de domeinen die bij de individuele slechthorende een rol zouden kunnen spelen in de gehoorproblematiek. Deze vragenlijst is momenteel de meest uitgebreide Nederlandstalige vragenlijst die ingezet kan worden als anamneselijst. Deze vragenlijst bestaat uit ca. 75 vragen, samengesteld door onderdelen te nemen uit een veelheid van andere vragenlijsten. De vragenlijst bevat o.a. vragen over de woonsituatie en KNO-geschiedenis. De ICF-vragenlijst werkt als een screening. Bij signalering van een probleem op een bepaald onderdeel, kan een meer specifieke vragenlijst ingezet kan worden.
Bij slechthorendheid zijn de aard en mate van de stoornis van belang, maar dit zegt nog niets over de ervaren auditieve beperking, zoals de problemen die de slechthorende thuis, sociaal, of op het werk ervaart. Na afloop van het revalidatietraject is de vraag of en zo ja, hoeveel het auditief functioneren is verbeterd, eventueel met gebruik van hoorhulpmiddelen. Gehoortesten zoals toon- en spraakaudiometrie geven een beeld van de (resterende) beperkingen, maar zeggen weinig over de ervaren beperkingen en niets over de bijdrage van niet-auditieve factoren (denk aan acceptatie, tevredenheid of gebruik van de hoorhulpmiddelen). Er bestaat een aantal gevalideerde vragenlijsten die de auditieve beperkingen in kaart brengen en in het Nederlands beschikbaar zijn (zoals de APHAB, AVAB en SSQ). Er bestaat voorts een aantal vragenlijsten die tevens de ervaren beperkingen in kaart brengen (zoals de COSI, GHABP en HHIE). Sommige vragenlijsten kunnen gebruikt worden als pre/post vragenlijst, waarbij dus de meerwaarde van hoorhulpmiddelen (SSQ, APHAB, IOI-HA) of het gehele revalidatietraject (Glasgow Scale of Improvement, GSI, GHABP) kan worden uitgevraagd.
De interventie bij de huidige module bestond uit zes mogelijke vragenlijsten. De vragenlijsten die zich richten op tinnitus, hyperacusis en misophonie zijn niet meegenomen
1. SSQ (Speech Spatial and Qualities of hearing)
Deze vragenlijst is gericht op (verbetering van) verschillende hoorfuncties (spraakverstaan, ruimtelijk horen en kwaliteit van horen). Er is een lange versie (14 vragen over speech, 17 over spatial en 18 over qualities), maar er zijn ook kortere versies beschikbaar (Knoop, 2022). De vragenlijsten zijn in verschillende talen beschikbaar: In het Duits en Frans de SSQ 15 (Kiessling 2011; Moulin, 2018) In het Engels de SSQ 12 (Noble, 2013). De SSQ 17 is vertaald in het Nederlands. Tevens is er een “benefit” versie van. De vragen worden beantwoord op een visueel analoge schaal (VAS) waardoor er zeer nauwkeurig gemeten kan worden en kleine verschillen kunnen worden aangegeven. De uitersten variëren van “helemaal niet” tot “perfect”. Het doel van deze vragenlijst is om de beperkingen ten gevolge van het gehoorverlies in kaart te brengen, maar de verbetering kan hiermee ook in kaart worden gebracht (Gatehouse, 2004).
Een belangrijke factor bij een gehoorverlies is natuurlijk het niet goed kunnen spraakverstaan. Het spraakverstaan in een statische situatie is goed te meten, maar dit wordt lastiger in een dynamische situatie. Het subjectieve oordeel uit de dagelijkse praktijk van het spraakverstaan in stilte en in achtergrondgeluid valt onder het domein “Speech” van de SSQ.
Het auditieve systeem heeft meer functies dan alleen spraakverstaan, bijvoorbeeld ook het lokaliseren van geluiden, schatten van afstand en horen van bewegende geluidsbronnen. Geluiden om ons heen bewegen constant. Geluiden zijn belangrijk voor de oriëntatie in de ruimte, voor waarschuwing/alertheid. Goed lokaliseren helpt ook weer bij het spraakafzien. Bij het onderdeel Spatial van de SSQ wordt aandacht besteed aan het ruimtelijk horen in de dagelijkse praktijk.
De kwaliteit van het geluid is moeilijk objectief vast te leggen wanneer het - verwerkt wordt door een slecht functionerende cochlea en niet door elk individu als hetzelfde ervaren wordt. Het onderscheiden van geluiden, geluidsvervorming, helderheid en identificatie van verschillende geluiden, muziekinstrumenten en sprekers evenals het negeren van geluiden wordt bevraagd in het Quality deel van de SSQ. De vragenlijst kan ook ingezet worden als evaluatiemeting na de interventie omdat kleine verschillen meetbaar zijn met de VAS schaal. Een lineaire schaal is te prefereren boven ordinale schaal en een VAS schaal is nauwkeuriger om kleine verschillen te meten.
2. AIADH (Amsterdam Inventory for Auditory Disability and Handicap)
De AIADH vragenlijst bestaat uit 28 vragen die vergezeld gaan van eenvoudige zwart-wit plaatjes naast de tekst met de vraag. Het plaatje kan de patiënt mogelijk verduidelijking geven waarover de vraag gaat. Dit zou effectief kunnen zijn bij laaggeletterden of bij dementerende ouderen.
Bij deze vragenlijst wordt er gebruik gemaakt van een niet lineaire 4 puntsschaal “bijna nooit, soms, vaak, bijna altijd”. De patiënt wordt hierdoor gedwongen om een keuze te maken, het is niet mogelijk om bijvoorbeeld een antwoord te geven tussen “soms” en “vaak” (Kramer, 1995).
De AIADH is oorspronkelijk ontwikkeld om de factoren die een rol spelen in de ervaren beperkingen ten gevolge van gehoorverlies te identificeren. Analyse resulteerde in 5 factoren: detectie van geluid (5 vragen) spraak in stilte (5 vragen), spraak in lawaai (5 vragen), lokaliseren van geluiden (5 vragen), focus (8 vragen). Een belangrijk probleem bij hoortoesteldragers is dat zij last van harde geluiden kunnen ervaren (Cox, 1995; van Beurden, 2018, 2021). Daarom zijn er destijds “Ruistolerantie” vragen toegevoegd (uit de APHAB) om dit beter in kaart te brengen. Tevens zijn de subvragen (Hoeveel last heeft u hiervan?) weggelaten, zodat het in plaats van de ervaren beperking de beperking op zich mat. Deze aangepaste vragenlijst is hernoemd tot de Amsterdamse Vragenlijst voor Auditieve Beperkingen (AVAB) en bevat 32 vragen. Bij ruistolerantie worden er vragen gesteld zoals of het volume van de TV of radio zachter moet tijdens het voeren van een gesprek.
De AVAB is wellicht minder bruikbaar als maat voor verbetering, aangezien er gewerkt wordt met een 4 puntsschaal. Dit kan snel zorgen voor een plafond-effect. Bovendien is de schaal niet-lineair. Daardoor is hij minder geschikt om de mate van verbetering af te leiden uit de vergelijking van de post- met de pre-scores.
3. APHAB (Abbreviated Profile of Hearing Aid Benefit)
De APHAB is ontwikkeld door R.M. Cox (1995). Er is een Nederlandse vertaling. De vragenlijst bestaat uit 24 vragen en omvat de domeinen “communicatie gemak, galm, achtergrondgeluiden en het last hebben van geluid”. Er wordt gewerkt met een 7 puntsschaal. Hierbij gaat het vooral om de “disability” score.
4. CPHI (Communication Profile in Hearing Impaired, in het Nederlands CPHP genoemd)
De CPHP is een onderdeel van de in Nederland gebruikte Arbovragenlijst. Hierbij wordt niet gevraagd naar wat de patiënt kan en waar hij last van heeft, maar meer hoe hij met de problemen om gaat, zijn gedrag.
De vragenlijst bestaat uit 57 vragen, maar er is ook een verkorte versie met 35 vragen (Mokkink, 2010). De antwoorden worden weergegeven in een 5 puntsschaal: “bijna nooit, soms, met regelmaat, vaak, bijna altijd”, en “sterk mee oneens, oneens, eens noch oneens, eens, sterk mee eens”.
De verkorte vragenlijst bestaat uit 2 domeinen: Communicatie Strategieën en Persoonlijke Aanpassingen. Bij het domein Communicatie Strategieën wordt ingezoomd op maskeren (7 vragen), verminderde verbale coping (7) en verminderde non-verbale coping (5). Bij het domein Persoonlijke Aanpassingen wordt ingezoomd op zelfacceptatie (4), acceptatie van gehoorverlies (3) en stress en vermijdingsgedrag (9).
5. COSI (Client oriented scale of improvement)
In tegenstelling tot de bovengenoemde generieke vragenlijsten is dit een patiëntspecifieke vragenlijst (Dillon, 1997). Het voordeel hiervan is dat de patiënt zelf kan aangeven waar hij tegen aan loopt. De COSI bestaat uit open vragen, waarbij gevraagd wordt naar de doelen die de patiënt bereikt wil hebben na de hoorrevalidatie. Het is belangrijk dat de doelen goed geformuleerd worden, om welke situatie het gaat en hoe de situatie er precies uit ziet. Bovendien wordt er gevraagd wat de volgorde van belangrijkheid is van de gestelde doelen.
De COSI kan na de revalidatie ingezet worden in het kader van evaluatie van de doelen. Wanneer deze doelen nauwkeurig zijn omschreven kan de patiënt die situatie weer voor de geest halen en antwoord geven op twee vragen (per doel). De eerste vraag betreft de mate van verandering door de hoorrevalidatie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een 5 puntsschaal: ”slechter, geen verschil, iets beter, beter, veel beter”. De andere vraag betreft de uiteindelijke mogelijkheid, waarbij de patiënt moet aangeven of hij in de betreffende situatie beter functioneert. Daarbij wordt weer gebruik gemaakt van een 5 puntsschaal: “bijna nooit, soms, de helft van de tijd, meestal, altijd”. Deze schalen zijn meer lineair dan bijvoorbeeld de schalen van de AVAB.
6. GHABP (Glasgow Hearing Aid Benefit Profile)
Deze vragenlijst is ontwikkeld door Gatehouse (1999). Hierbij gaat het om 8 situaties; 4 vaste situaties en 4 situaties die de patiënt zelf kan aangeven. Er wordt gewerkt met een 5 puntschaal. Bij iedere situatie worden er vragen gesteld met betrekking tot “initial disability, handicap, hearing aid use, hearing aid benefit, residual disability en satisfaction”’.
Samenvatting
De onderstaande tabel geeft voor de zes onderzochte vragenlijsten enkele karakteristieken weer.
AVAB (AIADH) |
APHAB |
COSI |
GHABP |
CPHI |
SSQ |
|
Pre Post meting mogelijk |
ja |
ja |
er wordt gevraagd of de situatie is verbeterd en hoeveel / tevredenheid |
Ja |
ja |
ja |
Meet: |
Beperking Generieke vragen |
Beperking Generieke vragen |
Beperking / handicap Patiëntspecifieke vragen |
Beperking en handicap En benefit Generiek en patiëntspecifieke vragen |
Coping Generieke vragen |
Beperking, benefit meetbaar na post meting (VAS schaal) Generieke vragen |
Aantal vragen |
28-32 |
24 |
1-5 |
4x6 tot 8x6 |
35 of 52 |
5-49 (versie afhankelijk) |
Normdata |
ja |
ja |
Ja |
Ja |
ja |
ja |
NL-versie |
ja |
ja |
Ja |
ja (AMC) |
ja |
ja |
(auditieve) domeinen/sub-schalen |
5-6 |
4 |
ja (zie AVAB) |
geen/nb |
ja |
3 + tolerance (zie AVAB) onderverdeling mogelijk naar 6 (Lansbergen 2023) |
Schaal |
4-punts |
7-punts |
5-punts |
5-punts |
5-punts |
VAS 0-100 |
Licentie vrij |
? |
ja |
ja |
? |
? |
ja |
In de literatuur worden vragenlijsten vaak als middel gebruikt om bijvoorbeeld het effect van bepaalde hoortoestellen of, meer recent, cochleaire implantaten te evalueren. De effectiviteit van de vragenlijsten zelf, of verschillen tussen vragenlijsten wordt niet onderzocht.
Uit bovenstaande blijkt dat de verschillende vragenlijsten vaak verschillende onderdelen van het (auditief) functioneren onderzoeken, afhankelijk van de precieze vraagstelling. Om die reden worden vragenlijsten vaak gecombineerd teneinde een breder beeld te krijgen van het functioneren, zeker omdat gehoorverlies op veel domeinen een effect kan hebben.
Er zijn generieke vragenlijsten, met gesloten vragen die voor iedereen hetzelfde zijn. Daarnaast zijn er patiëntspecifieke vragenlijsten met open vragen waarbij de patiënt zelf een situatie kan aangeven waar hij of zij veel last heeft van het verminderde gehoor.
Een voorbeeld van een combinatie van een generieke vragenlijst en een patiëntspecifieke vragenlijst is de AIADH samen met de COSI. Zoals in het artikel van Lansbergen (2018) staat, zijn deze vragenlijsten grotendeels complementair. Een andere combinatie van vragenlijsten is de Gehoor&Werk vragenlijst.
AIADH, AVAB en SSQ
De combinatie AVAB en COSI wordt tegenwoordig gebruikt bij de audicien om een beeld te krijgen van de gehoorproblematiek. Uit een analyse (Lansbergen, 2018) waarbij de uitkomsten van AVAB en COSI met elkaar vergeleken worden, blijkt dat de cumulatieve verdeling goed met elkaar overeenkomt. Zowel bij de totaalscores als bij de subscores “Spraak in stilte en ruis”/”Speech”, “Localisatie”/”Spatial” en “Detectie en discriminatie”/”Quality”.
Lansbergen (2023) laat zien dat bij de AVAB-scores de pre-post verschillen bij zowel de “Ruistolerantie” als “Discriminatie” vragen kleiner zijn dan de verschillen bij de andere domeinen, maar niettemin duidelijk aanwezig. De post scores geven aan dat er vaak nog resterende problemen zijn, dit geldt ook voor “Ruistolerantie” en “Discriminatie”. Blijkbaar wordt er niet altijd voldoende rekening gehouden met deze factoren, of zijn deze factoren niet op te lossen. De ruistolerantie vragen zijn ook van belang voor de meer complexe problemen, bijvoorbeeld bij hyperacusis of skislope audiogrammen.
Mits de hoortoestellen goed zijn ingesteld (met real-ear metingen), zullen de verschillen tussen toestellen zich meer richten op de kwaliteit en ruimtelijkheid van het geluid. In die zin lijkt de SSQ een geschiktere vragenlijst voor het AC. De verschillen tussen toestellen kunnen in kaart worden gebracht door de vragenlijst meerdere keren in te zetten. Doordat er gebruik gemaakt wordt van een VAS schaal worden kleine verschillen zichtbaar. Dit in tegenstelling tot de AVAB waarbij met een vier-puntsschaal gewerkt wordt en dus, kunnen daar de problemen minder gedetailleerd, en kunnen kleinere verschillen niet zichtbaar worden gemaakt. Dit laatste is ook van belang wanneer er “post” metingen worden gedaan bij een proef met 1 type toestel. Bovendien wordt de SSQ internationaal gebruikt waardoor er een mogelijkheid is tot benchmarking met andere landen.
Gehoor&Werk vragenlijst (zie ook de module Diagnostiek bij werkenden)
De Gehoor&Werk vragenlijst (ook wel: ARBO-vragenlijst genoemd) is er in verschillende versies, kortere en langere versies. De Gehoor&Werk vragenlijst is ontwikkeld door Kramer (2006) en Dreschler (2009) en wordt ingezet in verschillende AC’s ten behoeve van de werkende slechthorende. Naast vragen over de inrichting van de werkplek en de specifieke taken die de werkende moet uitvoeren, is de CPHI, Communication Profile for the Hearing Impaired (Mokkink, 2009, 2010 a en b) zie hierboven en de “Vragenlijst Beleving en Beoordeling van de Arbeid” (VBBA, van Veldhoven, 2002, 2003, 2009, 2015) opgenomen. Dit laatste is niet licentie-vrij. De CPHI geeft informatie over het maskeren van het gehoorverlies, verbale en nonverbale coping, zelfacceptatie gehoorverlies en stress en vermijdingsgedrag (resp. 7, 7, 5, 4, 3, 9 vragen)
De VBBA geeft informatie over de herstelbehoefte (hoe moe is iemand aan het einde van een werkdag), de inspraak op het werk, de relatie met collega’s (resp. 6, 4, 6 vragen). De Gehoor&Werk vragenlijst richt zich dus op de specifieke werksituatie, de taken, belastbaarheid en het herstelvermogen, alsook het omgaan met de slechthorendheid. De herstelbehoefte is een voorspellende maat voor een burn-out. Uit onderzoek van Van der Hoek-Snieders (2022) is gebleken dat audiologische revalidatie een significante verbetering geeft op de herstelbehoefte. Zij heeft de kortere versie van de Gehoor&Werk vragenlijst gebruikt.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
De vragenlijsten uit dit overzicht zijn ontwikkeld vanuit het perspectief van zowel zorgverleners als patiënten. In de praktijk zien de patiënten hun individuele problematiek graag opgelost. Dit vereist vaak veel vragen waarvan de waarde niet altijd duidelijk is voor de patiënt.
Het is belangrijk om een nulmeting/uitgangssituatie te hebben wanneer de patiënt op het AC komt. De nulmeting kan gebruikt worden om samen de behandeldoelen vast te stellen, verwachtingen te bespreken, en een behandelplan te maken om uiteindelijk het effect van de interventie te kunnen meten (post metingen). Samen met de patiënt kan de interventie geëvalueerd worden en er kan gekeken worden of de doelen bereikt zijn.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Implementatie is mogelijk en reeds gedaan op verschillende Audiologische Centra. Patiënten zijn over het algemeen bereid een vragenlijst in te vullen, maar een deel heeft niet de mogelijkheid de vragenlijsten digitaal in te vullen. De vragenlijsten zouden dan eventueel nog met pen en papier ingevuld kunnen worden in de wachtkamer. Bij laaggeletterden kan de vragenlijst samen in de spreekkamer doorgenomen worden. Dit kost zowel de patiënt als behandelaar meer tijd.
Rationale
De ervaren gehoorproblematiek is niet te meten met een toon-en spraakaudiogram. Vragenlijsten bieden een toegevoegde waarde om de persoonlijke situatie in kaart te brengen en de juiste zorgverlener en expertise in te schakelen. Vragenlijsten kunnen niet zonder meer gebruikt worden als basis om conclusies te trekken. Ze kunnen wel als hulpmiddel ingezet worden om te helpen bij het bereiken van volledigheid van de ervaring en beleving van de patiënt. Daarmee kunnen ze goed gebruikt worden als basis voor een gelijkwaardig persoonsgericht gesprek om de ervaringen en wensen van de patiënt goed in kaart te brengen, vast te leggen en te evalueren. De aanbevelingen zijn erop gericht om zowel de ervaringen van de patiënt m.b.t. spraakverstaan in moeilijke situaties, het richting horen, de kwaliteit van het geluid en het last hebben van geluid als het omgaan met de problematiek in kaart te brengen. Met de generieke vragen met VAS schalen kan nauwkeurig gemeten worden, zowel de beginsituatie als het effect van de interventie op het AC en de mogelijk overgebleven problemen. Middels de open COSI vragen kunnen de doelen van de behandeling in kaart worden gebracht en geëvalueerd worden.
Onderbouwing
Achtergrond
Hoorrevalidatie vereist een brede aanpak, en daarom ook een brede inventarisatie bij de intake. Naast de gebruikelijke diagnostiek (zoals toon- en spraakaudiometrie) is het zowel voor de patiënt als de behandelaar belangrijk een goed beeld te krijgen van het auditief functioneren in het dagelijks leven (thuis, sociaal en op het werk). Immers, lang niet alle problemen die de patiënt ervaart en de meerwaarde van revalidatie zijn afleidbaar uit de audiometrie. De inventarisatie kan worden gebruikt enerzijds om het revalidatietraject te bepalen, anderzijds bij evaluatie tijdens of na het traject.
Op dit moment is er geen uniforme of gevalideerde intake bij de ACs, waardoor er veel praktijkvariatie is. Dat brengt het risico met zich mee dat niet alle relevante deelgebieden goed worden verkend, of dat er onvoldoende wordt ingezoomd op specifieke problemen die de patiënt ervaart.
Het gebruik van gevalideerde vragenlijsten biedt een mogelijkheid tot uniformering. Bijkomende voordelen van het gebruik van vragenlijsten zijn tijdbesparing bij het consult, omdat de patiënt voorafgaand aan het bezoek de vragenlijst(en) invult, de patiënt zich tegelijkertijd (meer) bewust wordt van zijn problemen, hij meer betrokken wordt bij het proces en zich serieus genomen voelt. Door de problemen goed in kaart te brengen kunnen de doelen van de behandeling gerichter besproken worden.
Conclusies / Summary of Findings
No GRADE |
No conclusions could be drawn regarding the efficacy of different questionnaires in patients with hearing loss.
Source: Lansbergen, 2018 |
Samenvatting literatuur
Description of studies
Lansbergen (2018) performed an observational study to examine the applicability and added value of the Client Oriented Scale of Improvement (COSI) and Amsterdam Inventory for Auditory Disability and Handicap (AVAB) questionnaires in relation to the evaluation of a hearing aid fitting. Both new hearing aid users and experienced aid users were included in the study. Subjects aged 18 years and over, who fully completed the hearing aid fitting process including the purchase of the hearing aid, were included from 64 hearing aid dispensers and 10 audiological centers in the Netherlands. Auditory disability, before and after the hearing aid fitting, was assessed by the AVAB method. In addition, the COSI method was implemented to define individual rehabilitation targets and to measure the degree of change due to the hearing aid fit and the final ability afterwards with respect to the individual targets. Initially data from 3,964 subjects were collected, but data from 2,638 subjects were incomplete. A total of 1,319 subjects fulfilled all criteria of inclusion and their data were used for further analysis. Slightly more than half were male and about half of them were first-time hearing aid users. The median age of the total group was 69 years. The correspondence between the COSI and AVAB results was one of the main outcomes of interest.
Results
Correlation
Lansbergen (2018) reported a Spearman’s correlation between the COSI final ability and post AVAB of 0.39.
Level of evidence of the literature
Due to the limited or absence of data for the comparisons, the level of evidence could not be determined using GRADE methodology.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question: What is the added value of questionnaires in measuring auditive functioning of adults with hearing loss?
P: | Adult with hearing loss |
I: |
Questionnaires: 1. SSQ (Speech, Spatial, and Qualities) 2. AIADH (Amsterdam Inventory for Auditory Disability and Handicap) 3. APHAB (Abbreviated Profile of Hearing Aid Benefit) 4. CPHI (Communication Profile in Hearing Impaired, ook CPHP) 5. COSI (Client oriented scale of improvement) 6. GHABP (Glasgow Hearing Aid Benefit Profile) |
C: | Comparison between questionnaires |
O: | Correlation |
Relevant outcome measures
The guideline development group considered the correlation between the questionnaires as a critical outcome measure for decision making.
A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies. The working group defined the GRADE-standard limit of 25% difference for dichotomous outcomes (RR < 0.8 or > 1.25), and 10% for continuous outcomes as a minimal clinically (patient) important difference.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 18-04-2023. The search strategy is available upon reasonable request via info@richtlijnendatabase.nl. The systematic literature search resulted in 538 hits. Studies were selected based on the following criteria:
- Systematic review (detailed search strategy, risk of bias assessment, and results of individual comparative studies available), randomized controlled trial;
- Research question includes all elements of the PICO;
- Full text available;
- Full text written in English or Dutch.
A total of ten studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, nine studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and one study was included.
Results
One study is included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.
Referenties
- Cox RM, Alexander GC. The abbreviated profile of hearing aid benefit. Ear Hear. 1995 Apr;16(2):176-86. doi: 10.1097/00003446-199504000-00005. PMID: 7789669
- Dillon, H., James, A., Ginis, J. Client Oriented Scale of Improvement (COSI) and its relationship to several other measures of benefit and satisfaction provided by hearing aids J Am Acad Audiolv. 1997 Feb;8(1):27-43.
- Dreschler WA, Sorgdrager B, Spreeuwers D. Oplossen van werkproblemen bij slechthorenden. Report AMC, Clinical & Experimental Audiology, Gehoor & Arbeid 2009.
- Gatehouse S. A self-report outcome measure for the evaluation of hearing aid fittings and services. Health Bull (Edinb). 1999 Nov;57(6):424-36. PMID: 12811876.
- Gatehouse S, Noble W. The Speech, Spatial and Qualities of Hearing Scale (SSQ). Int J Audiol. 2004 Feb;43(2):85-99. doi: 10.1080/14992020400050014.
- Grenness C, Meyer C, Scarinci N, Ekberg K, Hickson L. The International Classification of Functioning, Disability and Health as a Framework for Providing Patient- and Family-Centered Audiological Care for Older Adults and Their Significant Others. Semin Hear. 2016 Aug;37(3):187-99. doi: 10.1055/s-0036-1584411. PMID: 27489398; PMCID: PMC4954784.
- Kiessling, J. K., S. (2011). Übertragung der Fragebögen SADL, ECHO und SSQ ins Deutsche und deren Evaluation. Zeitschrift für Audiologie 6-16.
- Knoop A, Dingemanse G, Goedegebure, A. (2022) The SSQclin: a short form of the Speech, Spatial and Qualities of Hearing Scale (SSQ) for clinical use. Zenodo. Doi: 10.5281/zenodo.7390371
- Kramer, SE., Kapteyn, TS., Festen, JM., Tobi, H. Factors in subjective hearing disability. Audiology. 1995 Nov-Dec;34(6):311-20
- Lansbergen S, De Ronde-Brons I, Boymans M, Soede W, Dreschler WA. Evaluation of Auditory Functioning and Rehabilitation Using Patient-Reported Outcome Measures. Trends Hear. 2018 Jan-Dec;22:2331216518789022. doi: 10.1177/2331216518789022. PMID: 30047308; PMCID: PMC6071155.
- Lansbergen SE, Versfeld N, Dreschler WA. Exploring Factors That Contribute to the Success of Rehabilitation With Hearing Aids. Ear Hear. 2023 Nov-Dec
- Mokkink LB, Knol DL, Zekveld AA., Goverts ST, Kramer SE. Factor Structure and Reliability of the Dutch Version of Seven Scales of the Communication Profile for the Hearing Impaired (CPHI). Journal of Speech, Language, and Hearing Research 2009. 52(2), 454-464.
- Mokkink LB, Knol DL, van Nispen RM, Kramer SE. Improving the quality and applicability of the Dutch scales of the Communication Profile for the Hearing Impaired using item response theory. Journal of Speech, Language, and Hearing Research 2010 a 53(3), 556-571.
- Mokkink LB, Terwee CB, Patrick DL, Alonso J, Stratford PW, Knol DL, Bouter LM, de Vet HC. The COSMIN study reached international consensus on taxonomy, terminology, and definitions of measurement properties for health-related patient-reported outcomes. Journal of Clinical Epidemiology, 2010 b 63(7), 737-745.
- Moulin, A., Vergne, J., Gallego, S., & Micheyl, C. (2018). A New Speech, Spatial, and Qualities of Hearing Scale Short-Form: Factor, Cluster, and Comparative Analyses. Ear Hear. https://doi.org/10.1097/AUD.0000000000000675
- Noble, W., Jensen, N. S., Naylor, G., Bhullar, N., & Akeroyd, M. A. (2013). A short form of the Speech, Spatial and Qualities of Hearing scale suitable for clinical use: The SSQ12. Int J Audiol, 52(6), 409-412. https://doi.org/10.3109/14992027.2013.781278
- Van Beurden MFB, Boymans M, van Geleuken M, Oetting D, Kollmeier B, Dreschler WA. Potential consequences of spectral and binaural summation for bilateral hearing aid fitting. Trends Hear 2018. 22, 1-15. Doi: 10.1177/2331216518805690.
- Van Beurden MFB, Boymans M, van Geleuken M, Oetting D, Kollmeier B, Dreschler WA. Uni- and bilateral spectral loudness summation and binaural loudness summation with loudness matching and categorical loudness scaling. Int J Audiol. 2021 60(5), 350-358. Doi: 10.1080/14992027.2020.1832263
- Van der Hoek-Snieders HEM, Boymans M, Dreschler WA. Factors associated with change in the need for recovery and subjective listening effort in employees with hearing loss receiving aural rehabilitation. International Archives of Occupational and Environmental 2022 Health, 1-13
- van Leeuwen LM, Pronk M, Merkus P, Goverts ST, Terwee CB, Kramer SE. Operationalization of the Brief ICF Core Set for Hearing Loss: An ICF-Based e-Intake Tool in Clinical Otology and Audiology Practice. Ear Hear. 2020 Nov/Dec;41(6):1533-1544. doi: 10.1097/AUD.0000000000000867.
- Van Veldhoven M, Meijman T, Broersen J, Fortuin R. Handleiding VBBA. 2002 Amsterdam: SKB Vragenlijst Services.
- Van Veldhoven M, Broersen S. Measurement quality and validity of the "need for recovery scale". Occupational and Environmental Medicine 2003, 60( suppl 1), i3-i9.
- Van Veldhoven MJ, Sluiter JK. Work-related recovery opportunities: testing scale properties and validity in relation to health. International Archives of Occupational and Environmental Health 2009, 82(9), 1065-1075.
- Van Veldhoven M, Prins J, Van der Laken P, Dijkstra L. QEEW2 0: 42 Short scales for survey research on work, well-being and performance. 2015 SKB, Amsterdam.
- Vas V, Akeroyd MA, Hall DA. A Data-Driven Synthesis of Research Evidence for Domains of Hearing Loss, as Reported by Adults With Hearing Loss and Their Communication Partners. Trends Hear. 2017 Jan-Dec;21:2331216517734088. doi: 10.1177/2331216517734088.
- van Veldhoven M, Meijman TF (1994); VBBA 2.0: van Veldhoven M, Prins J, van der Laken P, Dijkstra L (2006)
- World Health Organization (WHO). International Classification of Functioning, Disability and Health: ICF. 2001 Geneva: World Health Organization.
Evidence tabellen
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics 2 |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) 3
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size 4 |
Comments |
Lansbergen, 2018 |
Type of study:
Setting and country: Audiological centers in the Netherlands
Funding and conflicts of interest: The research was funded by the Heinsius-Houbolt Foundation. |
Inclusion criteria:
Exclusion criteria:
N total at baseline: 1,319
Important prognostic factors2: Age, median(range): 69.0 (20–98) Sex: N=579 (43.9%) female |
Describe intervention: Client Oriented Scale of Improvement (COSI) questionnaire
|
Describe control: Amsterdam Inventory for Auditory Disability and Handicap (AVAB) questionnaire |
Length of follow-up: Data gathering took place over a period of 10 months in case of the hearing aid dispensers and 43 months for the data from audiological centers.
Loss-to-follow-up: Not applicable Incomplete outcome data: Initially data from 3,964 subjects were collected, but data from 2,638 subjects were incomplete (e.g., missing or incomplete COSI or AVAB results).
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
COSI FA vs. Post AVAB Rho: 0.39 |
Conclusion from author: Both COSI and AVAB are useful in the evaluation of hearing aid rehabilitation, with each method having specific strengths and weaknesses. These differences between COSI and AVAB suggest both methods should be used in a complementary manner, rather than separately. |
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Anderson, M. and Rallapalli, V. and Schoof, T. and Souza, P. and Arehart, K. The use of self-report measures to examine changes in perception in response to fittings using different signal processing parameters. International journal of audiology. 2018; 57 (11) :809-815 |
Wrong comparison |
Humes, L. E. and Dubno, J. R. A Comparison of the Perceived Hearing Difficulties of Community and Clinical Samples of Older Adults. Journal of speech, language, and hearing research : JSLHR. 2021; 64 (9) :3653-3667 |
Wrong comparison |
Kießling, J. and Kreikemeier, S. User benefit of modern hearing aids: A comparative study. HNO. 2013; 61 (8) :662-671 |
Wrong comparison |
Kitterick, P. T. and Lucas, L. and Smith, S. N. Improving health-related quality of life in single-sided deafness: A systematic review and meta-analysis. Audiology and Neurotology. 2015; 20 :79-86 |
Wrong comparison |
Miller, S. and Kühn, D. and Ptok, M. Assessment inventories for hearing aid outcome. Laryngo- Rhino- Otologie. 2013; 92 (2) :80-89 |
Wrong comparison |
Stephens, D. The International Outcome Inventory for Hearing Aids (IOI-HA) and its relationship to the Client-oriented Scale of Improvement (COSI). International Journal of Audiology. 2002; 41 (1) :42-47 |
Wrong comparison |
Takahashi, G. and Martinez, C. D. and Beamer, S. and Bridges, J. and Noffsinger, D. and Sugiura, K. and Bratt, G. W. and Williams, D. W. Subjective measures of hearing aid benefit and satisfaction in the NIDCD/VA follow-up study. Journal of the American Academy of Audiology. 2007; 18 (4) :323-349 |
Wrong comparison |
Valente, M. and Oeding, K. and Brockmeyer, A. and Smith, S. and Kallogjeri, D. Differences in word and phoneme recognition in quiet, sentence recognition in noise, and subjective outcomes between manufacturer first-fit and hearing aids programmed to NAL-NL2 using real-ear measures. Journal of the American Academy of Audiology. 2018; 29 (8) :706-721 |
Wrong comparison |
von Gablenz, P. and Otto-Sobotka, F. and Holube, I. Adjusting Expectations: Hearing Abilities in a Population-Based Sample Using an SSQ Short Form. Trends in hearing. 2018; 22 :2331216518784837 |
Wrong comparison |
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 11-04-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de audiologische zorg voor slechthorende volwassenen.
Werkgroep
- Drs. D.J.E.J. Pans, voorzitter, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. M. Boymans, vice-voorzitter, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. ir. N.J. Versfeld, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Ir. M.B.A. Rodenburg, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. ir. K. Douma, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- M. van den Tillaart, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF), tot januari 2023
- Dr. ir. J.G. Dingemanse, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Ir. T.P.W. Thielemans, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF), vanaf maart 2023
- Drs. C.P.A. Delsing, kno-arts, Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde (NVKNO), tot september 2023
- M.P. van der Heijden, maatschappelijk werker, Landelijk Werkverband voor Maatschappelijk werkers In de Audiologie (LWMA)
- Drs. H.W. Hofstee, patiëntvertegenwoordiger, Stichting Hoormij
Klankbordgroep
- W.J. Dekker, patiëntvertegenwoordiger, Stichting Hoormij
- Drs. A.G. Schriemer, bedrijfsarts, Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
- C.P.W.M. van Daelen-Swinkels, logopedist, Nederlandse vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
- Drs. B. van Oel, logopedist, Nederlandse vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
- H.F.M. Bijsterveld, Geestelijke Gezondheidszorg en Maatschappelijke Dienstverlening voor doven en slechthorenden (GGMD)
- M.E. Delreux, MSc, Master Audiologen actief in Nederland (MAaN)
- A. Knoop, MSc, Master Audiologen actief in Nederland (MAaN)
Met ondersteuning van
- Drs. A.E. Sussenbach, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. A.N. Nguyen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- L.H.M. Niesink-Boerboom, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- L.W.M. Boerboom, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Drs. D.J.E.J. Pans |
Klinisch fysicus-audioloog, B-opleider KF- Medisch manager, Adelante-zorggroep in Hoensbroek |
- Bestuurslid LAD (Landelijke Vereniging Artsen in Dienstverband) - Onafhankelijk voorzitter Raad van Advies StAr (Stichting Audicienregister) |
Geen |
Geen actie vereist |
Dr. ir. N.J. Versfeld |
Klinisch fysicus-audioloog, Amsterdam UMC, locatie VUmc |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Ir. M.B.A. Rodenburg |
Klinisch fysicus-audioloog bij Koninklijke Auris Groep, Audiologisch Centrum Rotterdam |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Dr. ir. K. Douma |
Klinisch fysicus-audioloog |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Dr. M. Boymans |
Klinisch fysicus-audioloog en medisch manager bij Libra Revalidatie en Audiologie Patientenzorg en beleid |
- Wetenschappelijk onderzoeker bij Amsterdam UMC locatie AMC - Begeleiden promovendi - MT lid van de FENAC |
Geen |
Geen actie vereist |
M. van den Tillaart |
Klinisch fysicus-audioloog bij Pento Audiologisch Centrum Amersfoort Volwassen team en Kinderteam, Coördinator/kartrekker van Tinnitus zorgteam |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Dr. ir. J.G. Dingemanse |
Klinisch fysicus-audioloog Bij Erasmus MC |
Lid werkgroep binnen NVKF |
Geen |
Geen actie vereist |
Ir. T.P.W. Thielemans |
Klinisch fysicus-audioloog, Hoortoestel Advies Centrum |
- Docent audiologie-assistenten opleiding - Docent audiciens opleiding Verzorgen van audiologische trainingen via audicate.nl Consultant zorgverzekeraar Beheerder HT-database voor stichting SPHHM - Audiologisch ondersteuner als ZZP'er bij ziekenhuis Elkerliek binnen de KNO-poli |
Geen |
Geen actie vereist |
Drs. C.P.A. Delsing |
KNO-arts/Fellowship otologie Sydney |
Plug&Play |
Geen |
Geen actie vereist |
M.P. van der Heijden |
Audiologisch maatschappelijk werker, Libra Revalidatie en Audiologie |
- Bestuurslid LWMA - Opleidingscommissie FENAC |
Geen |
Geen actie vereist |
Drs H.W. Hofstee |
Ervaringsdeskundige Hoormij. NVVS |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van Stichting Hoormij aan de werkgroep en deelname aan de klankbordgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Stichting Hoormij en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Vragenlijsten |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II, Brouwers 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met langdurig of blijvend gehoorverlies. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de NVKF, NVLF, CVZA, Audined, Stichting Plots- en Laatdoven, Stichting Hoormij, Hoorprofs, NVAB, GGMD, LWMA en DKA via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann 2013, Hultcrantz 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit aanpalende specialismen KNO-heelkunde, geriatrie of bedrijfsgeneeskunde bijvoorbeeld, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello 2016a, Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas 2017, Neumann 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open 2017;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016, 353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in healthcare. CMAJ 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html