Psychosociale ondersteuning
Uitgangsvraag
Bij welke patiënten met gehoorverlies is psychosociale ondersteuning geïndiceerd?
Aanbeveling
Geef bij alle slechthorende patiënten aandacht aan psychosociale aspecten van leven met gehoorverlies en geef daarvoor erkenning.
Overweeg ten behoeve van de inventarisatie de verkorte CPHI vragenlijst in te zetten.
Bied psychosociale ondersteuning aan bij de patiënt (en/of diens omgeving) indien er sprake is van:
- Eén- of tweezijdige plotsdoofheid
- Laatdoofheid
- Gehoor gerelateerde (dreigende) uitval uit het arbeidsproces
- Onbekendheid met de gevolgen van slechthorendheid
- Problemen op het gebied van acceptatie van het gehoorprobleem en hoortoestellen/hulpmiddelen
- Gehoor gerelateerde schaamte of stigma
- Gehoor gerelateerde rouw- en verliesproblemen
- Onzekerheid en negatieve gevoelens over de mogelijk oorzaak van het gehoorverlies
- Onzekerheid en negatieve gevoelens over de progressie van het gehoorverlies en het mogelijke effect daarvan in de toekomst
- Verandering van identiteitsbeleving/zelfbeleving door gehoorproblemen
- Gehoor gerelateerde stress
- Gebrek aan emotionele ondersteuning bij gehoorproblemen
- Gehoor gerelateerde relatieproblemen
- Gehoor gerelateerde eenzaamheidsproblematiek
- Gehoor gerelateerde paranoia (achterdocht)
- Een grote gehoor gerelateerde vermoeidheid en -herstelbehoefte
- Psychogene slechthorendheid
Betrek een psycholoog bij:
- signalen van psychische klachten gerelateerd aan de gehoorproblemen, zoals depressie en angst
- een combinatie van gehoorgerelateerde functioneringsproblemen en niet-gehoorgerelateerde psychische klachten
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Uit het literatuuronderzoek zijn geen studies gekomen die de voorspellende waarden van prognostische modellen op psychosociale aspecten bij volwassenen met gehoorverlies rapporteren.
In de literatuur zijn wel studies beschikbaar die de associatie tussen risicofactoren en psychosociale aspecten bij volwassenen met gehoorverlies beschrijven. Furukwa (2013) en Sakagami (2016) beschrijven beiden een prospectieve cohortstudie in Japan. Furukwa (2013) onderzocht de associatie tussen verschillende risicofactoren en depressie bij volwassenen met de ziekte van Menière en rapporteerden een associatie tussen ziekteduur en depressie. Zie voor verdere resultaten tabel 9.1. Sakagami (2016) rapporteert ook een associatie tussen ziekteduur en depressie en tussen gehoorniveau in het secundaire aangedane oor en depressie in patiënten met de ziekte van Menière. In patiënten met plotselinge doofheid gaan deze associaties dezelfde kant op, maar het betrouwbaarheidsinterval doorkruist de 0 (zie table 9.1). Deze studies rapporteren echter geen voorspellende eigenschappen van deze prognostische factoren in het ontstaan van depressie.
Table 9.1. Odds ratios (OR) of association between investigated prognostic factors and depression (Furukwa, 2013; Sakagami, 2016).
|
Univariate analysis (OR, 95%CI) |
Multivariate analysis (OR, 95%CI) |
||
Furukwa (2013) |
Sakagami (2016) |
Furukwa (2013) |
Sakagami (2016) |
|
Gender |
1.243 (0.695 to 2.222) |
MD: 1.132 (0.785 to 1.512) SV: 1.263 (0.835 to 1.562) |
- |
- |
Age |
1.203 (0.965 to 1.500) |
MD: 0.938 (0.665 to 1.226) SV: 0.985 (0.799 to 1.214) |
- |
- |
Disease duration |
- |
- |
1.841 (1.014 to 3.346) |
MD: 1.212 (1.054 to 1.494) SV: 1.180 (0.950 to 1.214) |
Hearing level IE |
1.136 (0.952 to 1.356) |
MD: 0.933 (0.858 to 1.031) SV: 1.295 (0.851 to 1.821) |
- |
- |
Hearing level SE |
- |
- |
1.779 (0.981 to 3.227) |
MD: 1.131 (1.016 to 1.187) SV: 1.005 (0.868 to 1.130) |
Abbreviations: OR: Odds ratio, MD: Menière’s disease, SV: Sudden deafness with vertigo. |
Op basis van de PICO’S zijn er geen prognostische modellen naar voren gekomen. Wel zijn er artikelen te vinden die de mogelijke gevolgen van slechthorendheid omschrijven alsmede advies geven met betrekking tot psychosociale begeleiding. Wie te maken krijgt met slechthorendheid, een geleidelijke of plotselinge achteruitgang van het gehoor, zal te maken krijgen met verschillende problemen. Naast problemen met het auditief functioneren kunnen ook psychosociale problemen optreden (Grenness, 2016; Vas, 2017). De uiteindelijke consequenties kunnen verstrekkend zijn. De acceptatie van deze problemen verloopt bij elk persoon anders. Uit data van de Nationale Longitudinale Studie naar Horen (NL-SH) (Stam, 2012) blijkt dat slechthorendheid vaak gerelateerd is aan minder goed psychosociaal functioneren.
Nachtegaal (2009), Pronk (2011), Pronk (2013) en Kramer (2005) geven diverse gevolgen van slechthorendheid aan die uitgesplitst kunnen worden in:
- Sociale gevolgen: Gehoorverlies kan invloed hebben op het sociale leven. Het kan leiden tot onzekerheid en in sommige gevallen ook achterdocht. Sociale aangelegenheden kunnen minder leuk worden. Slechthorenden kunnen daardoor soms geen contact meer maken met andere mensen en kunnen hierdoor vereenzamen.
- Energieverbruik: Ook met hoortoestellen kost het in verschillende luistersituaties meer energie om te verstaan. Dit betekent dat er een grotere herstelbehoefte is en mogelijk vermindering van concentratie waardoor de verstaanvaardigheid weer afneemt (Holman, 2021).
- Onbegrip: ook de directe (en indirecte) omgeving van de slechthorende wordt met de slechthorendheid geconfronteerd. Het kan voorkomen dat partner, familie, vrienden en kennissen soms vergeten om rekening met de slechthorendheid te houden. Ook kan het voorkomen dat de slechthorende zelf niet in de gaten heeft dat er iets niet of niet juist verstaan is.
- Neerslachtigheid: Voor slechthorenden - die met een hoortoestel moeite hebben om te verstaan - is het accepteren van het gehoorverlies een lastig proces. Soms zelfs dermate dat het kan leiden tot depressieve of neerslachtige gevoelens (Stam, 2012).
- Meer problemen met arbeidsdeelname en werkprestaties: Gehoorverlies is geassocieerd met meer ziekteverzuim (Nachtegaal, 2012) en leidt tot meer kans op afgekeurd worden (Jørgensen, 2022). Ook is er meer kans op problemen met duurzame inzetbaarheid in werk (Schriemer, 2022). Gehoorverlies kan ook invloed hebben op de prestaties op de werkvloer (van der Hoek et. al. 2022) of in het vrijwilligerswerk
In een studie van Bennett (2022) beschreven slechthorenden hun sociale en emotionele ervaringen van gehoorverlies in termen van negatieve gevolgen (overweldigd-zijn in sociale situaties, vermoeidheid, verlies, uitsluiting), impact op identiteit (hoe zij zichzelf waarnemen en worden waargenomen door anderen), emotionele nood (frustratie, verdriet, angst, eenzaamheid en overbelasting).
Diverse bronnen (Zorginstituut Nederland Jaspers, 2010; Smith, 2021) wijzen uit dat ondersteuning bij ervaren psychosociale problemen verbetering van het welbevinden op kan leveren.
Psychosociale ondersteuning kan gegeven worden door professionals uit het multidisciplinaire team van het AC. De geëigende disciplines hiervoor zijn de maatschappelijk werker en de psycholoog. Sociaal werk (maatschappelijk werk) bevordert het sociaal functioneren van (kwetsbare) mensen, groepen en gemeenschappen in complexe omgevingen en in wisselwerking met die omgevingen (beroepsprofiel van de Sociaal Werker BPSW 2022). Zij kunnen dit door verschillende zorg of hulpverleningseenheden in te zetten die met elkaar de bouwstenen vormen voor het totale aanbod (Modulariseren maatschappelijk werk in de gezondheidszorg, movisie 2010, LWMA 2014).
Een psycholoog doet onderzoek naar en behandelt psychische problemen of gedragsproblemen. Een psycholoog buigt zich in de regel ook over de niet-functionele gedrags-consequenties van chronische klachten en gebruikt gedragsinterventies om gedrag en daarmee acceptatie, commitment en functioneren te optimaliseren.
In geval van de hoorrevalidatie belemmerende psychiatrische co-morbiditeit, psychiatrische voorgeschiedenis, ernst/risico voor veiligheid bij stoornis kan, na overleg in het multi-disciplinaire team, de patiënt geadviseerd worden om zich te laten doorverwijzen naar een s-GGZ instelling. Indien minimaal sprake is van een gehoorverlies van 35dB HL op het beste oor dan is de mogelijkheid tot verwijzing naar een s-GGZ instelling gespecialiseerd op het gebied gehoor.
Bij psycho-educatie wordt aandacht besteed aan het gehoorverlies en de daarbij passende consequenties: het minder goed verstaan in zowel stille, rumoerige situaties als in slechte akoestiek en vermoeidheid als gevolg van verhoogde luisterinspanning. Doel van de psycho-educatie is om de patiënt (en de omgeving) zich bewust te laten worden van wat wel, wat minder goed en wat niet gehoord/verstaan kan worden in de thuissituatie, in het sociale verkeer en in de maatschappij. Het bewust worden van de eigen coping strategieën en eventueel nieuwe aanleren en oude verstevigen, het leren inzetten van ondersteuning vanuit het sociale netwerk en het verstevigen hiervan.
Psychosociale begeleiding kan geboden worden bij de gevolgen van het matig tot ernstig blijvende gehoorverlies en de daaruit mogelijke voortkomende invloed op sociaal-emotionele processen en het maatschappelijk netwerk van het slechthorende. Hierbij dient men alert te zijn op de soms beperkte zichtbaarheid van de gehoorbeperking waarbij de gevolgen niet altijd onmiddellijk op te merken zijn. Nadelige gevolgen kunnen zich voordoen in de communicatie, op het sociaal-emotioneel gebied (eenzaamheid) en op de cognitie (Livingston, 2020).
Het is van belang dat bij naar het AC verwezen slechthorende volwassenen aandacht gegeven wordt aan de psychosociale aspecten van leven met gehoorverlies. De slechthorende wordt vaak als eerste gezien door een audioloog/audiologisch medewerker. Die dient tijdens gesprek(ken) met de slechthorende alert te zijn op signalen van psychosociale effecten. Er kunnen bijvoorbeeld signalen zijn van bezorgdheid en angst bij het bespreken van de gehoortesten. Er kan moeite zijn met acceptatie van hoortoestellen. Of juist gelatenheid en signalen van zich terugtrekken. Door het benoemen van wat wordt opgemerkt en door te vragen kan het gesprek over de psychosociale effecten gevoerd worden. Daarnaast kan dit ook door actief te vragen naar de beleving van het slechthorend-zijn en in hoeverre er acceptatie is, (emotionele) steun van anderen ervaren wordt en welke gevolgen de slechthorendheid heeft voor het (sociaal) functioneren, zowel in de privésituatie als bij werkgerelateerde problemen. Het geven van erkenning is een eerste stap en uitgebreidere psychosociale begeleiding kan voorgesteld worden.
Er kunnen gevalideerde vragenlijsten ingezet worden om psychosociale klachten in kaart te brengen, onder andere met het doel zorgvragen en behoeften te inventariseren en te duiden om zo tot een goed aanbod voor de juiste passende psychosociale begeleiding te kunnen komen: Bijvoorbeeld de verkorte CPHI vragenlijst, die bestaat uit 2 domeinen: Communicatie Strategieën en Persoonlijke Aanpassingen. Bij het domein Communicatie Strategieën wordt ingezoomd op maskeren (7 vragen), verminderde verbale coping (7) en verminderde non-verbale coping (5). Bij het domein Persoonlijke Aanpassingen wordt ingezoomd op zelfacceptatie (4), acceptatie van gehoorverlies (3) en stress en vermijdingsgedrag (9). De CPHI is opgenomen in de Gehoor&Werk vragenlijst (zie module module Vragenlijsten).
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
In de missie van de patiëntvereniging Stichting Hoormij wordt aandacht gevraagd voor de brede gevolgen van slechthorendheid; “Stichting Hoormij vindt dat iedereen het recht heeft om mee te doen in de maatschappij. Ook mensen bij wie het gehoor of het spreken voor problemen zorgt. Iedereen met een gehoor- en evenwichtsaandoening moet zo goed mogelijk kunnen functioneren in een omgeving met horende en communicatief vaardige medemensen. Is het meedraaien in de maatschappij (tijdelijk) niet haalbaar, dan streeft Stichting Hoormij naar erkenning door partners, familie, ouders, vrienden, werkgevers en andere betrokkenen.” (www.stichtinghoormij.nl december 2023)
Veel slechthorenden kunnen zelf en met steun van naasten komen tot verwerking, acceptatie en aanpassing. Maar het kan ook nodig zijn om psychosociale ondersteuning met aandacht voor de sociale en emotionele gevolgen van slechthorendheid aan te bieden.
Veel patiënten zullen eerst het effect van de technische revalidatie met hoortoestellen en andere hoorhulpmiddelen willen afwachten alvorens, afhankelijk van de ervaren restbeperkingen, behoefte te hebben aan aanvullende psychosociale begeleiding. In sommige gevallen, wanneer het ziekte-inzicht nog heel beperkt is, kan psychosociale begeleiding voorafgaand aan de technische revalidatie deze ondersteunen. Bij plotse verslechtering van het gehoor wordt aanbevolen de psychosociale hulp direct en parallel aan de technische revalidatie in te zetten.
Kosten (middelenbeslag)
De jaarlijkse uitgaven aan reguliere audiologische zorg waarbij de (werk) diagnose door de audicien of specialist gesteld wordt, en de hoortoestel aanpassing bij de audicien plaatsvindt, bedragen 260 miljoen euro per jaar, waarmee op jaarbasis circa 2,5 miljard euro aan maatschappelijke baten (deelname aan activiteiten en werk, minder kosten ziekteverzuim etc.) gerealiseerd worden (Stoop en Heida, 2019). Meer aandacht voor de psychosociale behoeften bevordert het gebruik van (al eerder verstrekte) hoorapparatuur en de maatschappelijke participatie.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Psychosociale interventies zijn onderdeel van het multidisciplinaire aanbod van een AC. Er worden daarom geen problemen met de aanvaardbaarheid en haalbaarheid verwacht (Zie module Organisatie van zorg). Afhankelijk van ernst en aard van de psychosociale problemen wordt de zorg geboden door de maatschappelijk werker en/of psycholoog van het AC.
Rationale
Psychosociale zorg is maatwerk. Zowel de psycho-educatie als de psychosociale begeleiding dient afgestemd te worden op de hulpvraag en behoeften van de patiënt en diens omgeving, maar ook op de culturele en sociaaleconomische achtergronden en competenties van de patiënt en diens naasten. Binnen deze genoemde voorwaarden kan een slechthorende patiënt en diens directe omgeving geboden informatie verwerken, herkennen en in de praktijk toepassen.
Onderbouwing
Achtergrond
Op dit moment is er geen gestandaardiseerde wijze waarop de psychosociale behoeftes van slechthorende volwassenen worden onderzocht en op basis waarvan er een (interne) doorverwijzing plaatsvindt voor psychosociale ondersteuning. Dit leidt tot praktijkvariatie in zowel de indicatiestelling als de vorm van de interventie.
Samenvatting literatuur
Description of studies
Not applicable
Results
Not applicable
Level of evidence of the literature
Not applicable
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
What is the performance of a prognostic model compared to another model or no model in adult patients with hearing loss?
P: | Adult patients with hearing loss |
I: | Prognostic model, including age, type, duration and extent of hearing loss, level of development, phase of life (e.g., studying, family, profession, retired), loneliness, living situation, independence, psychological condition, medical condition, hyperacusis, misophonia, personality. Successful psychosocial intervention, measured with QoL (including TAAQoL), anxiety and depression (via BDI, BAI or HADS), burn out, stress (BAT), occupational performance (with Amsterdam questionnaire for hearing and profession), (health utility index, HUI3)). |
C: | Another or no prognostic model |
O: | Model performance |
T: | Anamnesis/intake |
S: | Audiologic center, hearing clinic |
Relevant outcome measures
The guideline development group considered model performance as a critical outcome measure for decision making.
A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies. The working group used the standard of the GRADE standard limits as a minimal clinically (patient) important difference.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 05-12-2022. The search strategy is available upon reasonable request via info@richtlijnendatabase.nl. The systematic literature search resulted in 732 hits. Studies were selected based on the following criteria: prognostic model for psychosocial outcomes in adult patients with hearing loss. A total of 29 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 29 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and no studies were included.
Results
No studies were found that described prognostic models for psychological outcomes in adult patients with hearing loss.
Referenties
- Bennett RJ, Saulsman L, Eikelboom RH, Olaithe M. Coping with the social challenges and emotional distress associated with hearing loss: a qualitative investigation using Leventhal's self-regulation theory. Int J Audiol. 2022 May;61(5):353-364.
- Furukawa M, Kitahara T, Horii A, Uno A, Imai T, Ohta Y, Morihana T, Inohara H, Mishiro Y, Sakagami M. Psychological condition in patients with intractable Meniere's disease. Acta Otolaryngol. 2013 Jun;133(6):584-9. doi: 10.3109/00016489.2012.759274. PMID: 23675809.
- Goverts, Hendriks, Bruggeman, Graef, de Laat, Roex en Schapink, Protocol Arboaudiologische zorg in FENAC Audiologische Centra, 2009.
- Grenness C, Meyer C, Scarinci N, Ekberg K, Hickson L. The International Classification of Functioning, Disability and Health as a Framework for Providing Patient- and Family-Centered Audiological Care for Older Adults and Their Significant Others. Semin Hear. 2016 Aug;37(3):187-99. doi: 10.1055/s-0036-1584411. PMID: 27489398; PMCID: PMC4954784.
- Holman JA, Hornsby BWY, Bess FH, Naylor G. Can listening-related fatigue influence well-being? Examining associations between hearing loss, fatigue, activity levels and well-being. Int J Audiol. 2021;60(sup2):47-59. doi: 10.1080/14992027.2020.1853261. Epub 2021 Jan 4. PMID: 33390065; PMCID: PMC8315207.
- Jaspers, J.P.C. & Middendorp, H. van (2010). Psychosociale zorg bij chronische ziekten. Klinische praktijk en effectiviteit. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
- Jørgensen AY, Aarhus L, Engdahl B, Bratsberg B, Skirbekk VF, Mehlum IS. Hearing loss, sick leave, and disability pension: findings from the HUNT follow-up study. BMC Public Health. 2022 Jul 14;22(1):1340. doi: 10.1186/s12889-022-13760-2. PMID: 35836216; PMCID: PMC9281024.
- Kramer, SE., The psychosocial impact of hearing loss among elderly people: a review, London and Philadelphia (2005)
- Kwaliteitsstandaard psychosociale zorg verbetert patiëntenzorg bij somatische ziekte. Nieuwsbericht 15-11-2019. https://www.zorginstituutnederland.nl/actueel/nieuws/2019/11/15/kwaliteitsstandaard-psychosociale-zorg-verbetert-patientenzorg-bij-somatische-ziekte
- Livingston G, Huntley J, Sommerlad A, Ames D, Ballard C, Banerjee S, Brayne C, Burns A, Cohen-Mansfield J, Cooper C, Costafreda SG, Dias A, Fox N, Gitlin LN, Howard R, Kales HC, Kivimäki M, Larson EB, Ogunniyi A, Orgeta V, Ritchie K, Rockwood K, Sampson EL, Samus Q, Schneider LS, Selbæk G, Teri L, Mukadam N. Dementia prevention, intervention, and care: 2020 report of the Lancet Commission. Lancet. 2020 Aug 8;396(10248):413-446. doi: 10.1016/S0140-6736(20)30367-6. Epub 2020 Jul 30. Erratum in: Lancet. 2023 Sep 30;402(10408):1132. PMID: 32738937; PMCID: PMC7392084.
- Nachtegaal J, Smit JH, Smits C, Bezemer PD, van Beek JH, Festen JM, Kramer SE. The association between hearing status and psychosocial health before the age of 70 years: results from an internet-based national survey on hearing. Ear Hear. 2009 Jun;30(3):302-12. doi: 10.1097/AUD.0b013e31819c6e01. PMID: 19322094.
- Nachtegaal J, Festen JM, Kramer SE. Hearing ability in working life and its relationship with sick leave and self-reported work productivity. Ear Hear. 2012 Jan-Feb;33(1):94-103. doi: 10.1097/AUD.0b013e318228033e. PMID: 21826005.
- Pronk M, Deeg DJ, Festen JM, Twisk JW, Smits C, Comijs HC, Kramer SE. Decline in older persons' ability to recognize speech in noise: the influence of demographic, health-related, environmental, and cognitive factors. Ear Hear. 2013 Nov-Dec;34(6):722-32. doi: 10.1097/AUD.0b013e3182994eee. PMID: 24165301.
- Pronk M, Deeg DJ, Kramer SE. Hearing status in older persons: a significant determinant of depression and loneliness? Results from the longitudinal aging study amsterdam. Am J Audiol. 2013 Dec;22(2):316-20. doi: 10.1044/1059-0889(2013/12-0069). PMID: 24018571.
- Pronk M, Deeg DJ, Smits C, van Tilburg TG, Kuik DJ, Festen JM, Kramer SE. Prospective effects of hearing status on loneliness and depression in older persons: identification of subgroups. Int J Audiol. 2011 Dec;50(12):887-96. doi: 10.3109/14992027.2011.599871. Epub 2011 Sep 20. PMID: 21929374.
- Sakagami M, Kitahara T, Okayasu T, Yamashita A, Hasukawa A, Ota I, Yamanaka T. Negative prognostic factors for psychological conditions in patients with audiovestibular diseases. Auris Nasus Larynx. 2016 Dec;43(6):632-6. doi: 10.1016/j.anl.2016.02.006. Epub 2016 Feb 26. PMID: 26922128.
- Schriemer AG, Roelen CAM, Abma FI, van Rhenen W, van der Klink JJL, Bültmann U. Sustainable employability of teachers with hearing loss. Int J Audiol. 2022 Dec;61(12):1027-1034. doi: 10.1080/14992027.2021.2000650. Epub 2021 Nov 22. PMID: 34807796.
- Smith TB, Workman C, Andrews C, Barton B, Cook M, Layton R, Morrey A, Petersen D, Holt-Lunstad J. Effects of psychosocial support interventions on survival in inpatient and outpatient healthcare settings: A meta-analysis of 106 randomized controlled trials. PLoS Med. 2021 May 18;18(5):e1003595. doi: 10.1371/journal.pmed.1003595. PMID: 34003832; PMCID: PMC8130925.
- Stam, M., Kramer, S.E. & Festen, J.M. De impact van slechthorendheid op psychosociaal functioneren, werk en zorggebruik. Bijblijven 28, 18-25 (2012). https://doi.org/10.1007/s12414-012-0012-8
- Stoop en Heida, SiRM - Strategies in Regulated Markets, Maatschappelijke impact van leeftijdgerelateerde slechthorendheid, september 2019.
- van der Hoek-Snieders HEM, Boymans M, Dreschler WA. Factors associated with change in the need for recovery and subjective listening effort in employees with hearing loss receiving aural rehabilitation. Int Arch Occup Environ Health. 2023 Mar;96(2):271-283. doi: 10.1007/s00420-022-01920-1. Epub 2022 Sep 12. PMID: 36094620; PMCID: PMC9905203.
- Vas V, Akeroyd MA, Hall DA. A Data-Driven Synthesis of Research Evidence for Domains of Hearing Loss, as Reported by Adults With Hearing Loss and Their Communication Partners. Trends Hear. 2017 Jan-Dec;21:2331216517734088. doi: 10.1177/2331216517734088. PMID: 28982021; PMCID: PMC5638151.
Evidence tabellen
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
West JS. Hearing Impairment and Mental Health Among Married Couples. J Gerontol B Psychol Sci Soc Sci. 2021 Apr 23;76(5):933-943. doi: 10.1093/geronb/gbaa023. PMID: 32052050. |
Study focusses on relation between depressive symptoms and hearing impairment/emotional wellbeing of the spouse |
Sun W, Matsuoka T, Imai A, Oya N, Narumoto J. Effects of Hearing Impairment, Quality of Life and Pain on Depressive Symptoms in Elderly People: A Cross-Sectional Study. Int J Environ Res Public Health. 2021 Nov 22;18(22):12265. doi: 10.3390/ijerph182212265. PMID: 34832020; PMCID: PMC8620215. |
Incorrect study population (general population). Study only reports risk factors for depressive symptoms (including hearing impairment) |
Shukla A, Harper M, Pedersen E, Goman A, Suen JJ, Price C, Applebaum J, Hoyer M, Lin FR, Reed NS. Hearing Loss, Loneliness, and Social Isolation: A Systematic Review. Otolaryngol Head Neck Surg. 2020 May;162(5):622-633. doi: 10.1177/0194599820910377. Epub 2020 Mar 10. PMID: 32151193; PMCID: PMC8292986. |
Studies investigate mostly direct association between hearling loss and social isolation or are based on self-reported hearing loss (incorrect setting). Some studies have too specific study populations (veterans). |
Nordvik Ø, Heggdal POL, Brännström KJ, Aarstad AK, Aarstad HJ. Importance of personality and coping expectancy on patient-reported hearing disability, quality of life and distress level: a study of patients referred to an audiology service. Health Qual Life Outcomes. 2021 Jun 22;19(1):168. doi: 10.1186/s12955-021-01802-z. PMID: 34158058; PMCID: PMC8220799. |
No results for influence of risk factors on outcomes from PICO |
Muñoz K, Baughman K, Meibos A, Ong CW, Twohig MP. Psychosocial Well-Being of Adults Who Are Deaf or Hard of Hearing. J Am Acad Audiol. 2021 Feb;32(2):83-89. doi: 10.1055/s-0040-1718928. Epub 2020 Dec 9. PMID: 33296932. |
Incorrect setting (online survey) |
Whicker JJ, Ong CW, Muñoz K, Twohig MP. The Relationship Between Psychological Processes and Indices of Well-Being Among Adults With Hearing Loss. Am J Audiol. 2020 Dec 9;29(4):728-737. doi: 10.1044/2020_AJA-20-00035. Epub 2020 Sep 11. PMID: 32916060. |
Same study as Muñoz (2021), although less detailed analysis. |
Keidser G, Seeto M. The Influence of Social Interaction and Physical Health on the Association Between Hearing and Depression With Age and Gender. Trends Hear. 2017 Jan-Dec;21:2331216517706395. doi: 10.1177/2331216517706395. PMID: 28752806; PMCID: PMC5536380. |
Inccorect study population (not all patients had hearing loss, not all relevant baseline characteristics reported) |
Hogan A, Phillips RL, Brumby SA, Williams W, Mercer-Grant C. Higher social distress and lower psychosocial wellbeing: examining the coping capacity and health of people with hearing impairment. Disabil Rehabil. 2015;37(22):2070-5. doi: 10.3109/09638288.2014.996675. Epub 2015 Jan 6. PMID: 25560217. |
Incorrect study population (farmers, too specific) |
Teggi R, Finocchiaro CY, Ruggieri C, Gatti O, Rosolen F, Bussi M, Sarno L. Alexithymia in Patients with Ménière Disease: A Possible Role on Anxiety and Depression. Audiol Res. 2021 Feb 23;11(1):63-72. doi: 10.3390/audiolres11010008. PMID: 33672376; PMCID: PMC8006144. |
Incorrect risk factor investigated (alexithymia). |
Pardhan S, López Sánchez GF, Bourne R, Davis A, Leveziel N, Koyanagi A, Smith L. Visual, hearing, and dual sensory impairment are associated with higher depression and anxiety in women. Int J Geriatr Psychiatry. 2021 Sep;36(9):1378-1385. doi: 10.1002/gps.5534. Epub 2021 Mar 19. PMID: 33694200. |
Incorrect setting (self-reported hearing loss)
|
Kushalnagar P, Miller CA. Health Disparities Among Mid-to-Older Deaf LGBTQ Adults Compared with Mid-to-Older Deaf Non-LGBTQ Adults in the United States. Health Equity. 2019 Oct 30;3(1):541-547. doi: 10.1089/heq.2019.0009. PMID: 31681905; PMCID: PMC6822573. |
Incorrect risk factor (LGBT versus non-LGBT patients)
|
Heggdal POL, Nordvik Ø, Brännström J, Vassbotn F, Aarstad AK, Aarstad HJ. Clinical Application and Psychometric Properties of a Norwegian Questionnaire for the Self-Assessment of Communication in Quiet and Adverse Conditions Using Two Revised APHAB Subscales. J Am Acad Audiol. 2018 Jan;29(1):25-34. doi: 10.3766/jaaa.16102. PMID: 29309021. |
Incorrect outcome measure (questionnaire on experience of hearing loss in different settings)
|
Porter M, Boothroyd RA. Symptom severity, social supports, coping styles, and quality of life among individuals' diagnosed with Ménierè's disease. Chronic Illn. 2015 Dec;11(4):256-66. doi: 10.1177/1742395314567926. Epub 2015 Jan 16. PMID: 25595277. |
Incorrect setting (web-based survey). Investigated risk factors are not according to PICO or are outcome for PICO.
|
Hio S, Kitahara T, Uno A, Imai T, Horii A, Inohara H. Psychological condition in patients with an acoustic tumor. Acta Otolaryngol. 2013 Jan;133(1):42-6. doi: 10.3109/00016489.2012.709322. Epub 2012 Oct 7. PMID: 23039793. |
Incorrect study population (only patients with acoustic tumour, no risk factors considered)
|
Ehn M, Wahlqvist M, Danermark B, Dahlström Ö, Möller C. Health, work, social trust, and financial situation in persons with Usher syndrome type 1. Work. 2018;60(2):209-220. doi: 10.3233/WOR-182731. PMID: 29865098; PMCID: PMC6027944. |
Specific study population (Usher syndrome) with no information on hearing loss.
|
López-Sánchez GF, Smith L, López-Bueno R, Pardhan S. Gender Differences in the Association between Physical Inactivity and Mental-Health Conditions in People with Vision or Hearing Impairment. Int J Environ Res Public Health. 2022 Mar 11;19(6):3307. doi: 10.3390/ijerph19063307. PMID: 35328994; PMCID: PMC8953773. |
Incorrect setting (self-reported hearing loss)
|
Jiang F, Kuper H, Zhou C, Qin W, Xu L. Relationship between hearing loss and depression symptoms among older adults in China: The mediating role of social isolation and loneliness. Int J Geriatr Psychiatry. 2022 Jun;37(6). doi: 10.1002/gps.5729. PMID: 35524698. |
Outcome measure Geriatric Depression Scale (GDS), but incorrect use (non-depressed patients classified as depressed).
|
McRackan TR, Hand BN, Velozo CA, Dubno JR. Association of Demographic and Hearing-Related Factors With Cochlear Implant-Related Quality of Life. JAMA Otolaryngol Head Neck Surg. 2019 May 1;145(5):422-430. doi: 10.1001/jamaoto.2019.0055. PMID: 30896742; PMCID: PMC6537791. |
Incorrect study population (cochlear implants). Outcome measure include six domains (including 'emotional' of the CIQOL (Cochlear Implant Quality of Life Questionnaire). Small part of the study participants was at home during study.
|
Lyu J, Kim HY. Gender-Specific Associations of Sensory Impairments with Depression and Cognitive Impairment in Later Life. Psychiatry Investig. 2018 Sep;15(10):926-934. doi: 10.30773/pi.2018.06.28.2. Epub 2018 Sep 13. PMID: 30205671; PMCID: PMC6212695. |
Incorrect setting (self-reported hearing loss)
|
Kushalnagar P, Bruce S, Sutton T, Leigh IW. Retrospective Basic Parent-Child Communication Difficulties and Risk of Depression in Deaf Adults. J Dev Phys Disabil. 2017 Feb;29(1):25-34. doi: 10.1007/s10882-016-9501-5. Epub 2016 Jul 2. PMID: 28286402; PMCID: PMC5342251. |
Study population also includes deaf patients, incorrect risk factors (communication with parents). No full results and definitions available.
|
Yuan Y, Lin L, Wang H, Xie C, Chen Q, Li H, Tian L. Related factors to the coping style of patients with sudden sensorineural hearing loss. Int Health. 2023 Mar 1;15(2):198-206. doi: 10.1093/inthealth/ihac046. PMID: 35851640; PMCID: PMC9977213. |
Incorrect outcome measure (not psychosocial, coping style of hearing loss).
|
Petrou S, Khan K, Kennedy C. Bilateral Permanent Childhood Hearing Loss and Health-Related Quality of Life in Adolescence. Children (Basel). 2021 Jun 7;8(6):484. doi: 10.3390/children8060484. PMID: 34200452; PMCID: PMC8228680. |
Incorrect study population (children)
|
Heffernan E, Maidment DW, Barry JG, Ferguson MA. Refinement and Validation of the Social Participation Restrictions Questionnaire: An Application of Rasch Analysis and Traditional Psychometric Analysis Techniques. Ear Hear. 2019 Mar/Apr;40(2):328-339. doi: 10.1097/AUD.0000000000000618. PMID: 29905669. |
No analysis of specific risk factors
|
Stika CJ, Hays RD. Development and psychometric evaluation of a health-related quality of life instrument for individuals with adult-onset hearing loss. Int J Audiol. 2015 Jul;55(7):381-91. doi: 10.3109/14992027.2016.1166397. Epub 2016 Apr 22. PMID: 27104754; PMCID: PMC5005284. |
Association between risk factors and hearing loss itself
|
Akram B, Nawaz J, Rafi Z, Akram A. Social exclusion, mental health and suicidal ideation among adults with hearing loss: protective and risk factors. J Pak Med Assoc. 2018 Mar;68(3):388-393. PMID: 29540873. |
No prognostic model |
Furukawa M, Kitahara T, Horii A, Uno A, Imai T, Ohta Y, Morihana T, Inohara H, Mishiro Y, Sakagami M. Psychological condition in patients with intractable Meniere's disease. Acta Otolaryngol. 2013 Jun;133(6):584-9. doi: 10.3109/00016489.2012.759274. PMID: 23675809. |
No prognostic model |
Sakagami M, Kitahara T, Okayasu T, Yamashita A, Hasukawa A, Ota I, Yamanaka T. Negative prognostic factors for psychological conditions in patients with audiovestibular diseases. Auris Nasus Larynx. 2016 Dec;43(6):632-6. doi: 10.1016/j.anl.2016.02.006. Epub 2016 Feb 26. PMID: 26922128. |
No prognostic model |
Williams KC, Falkum E, Martinsen EW. Fear of negative evaluation, avoidance and mental distress among hearing-impaired employees. Rehabil Psychol. 2015 Feb;60(1):51-8. doi: 10.1037/rep0000028. Epub 2015 Jan 26. PMID: 25621920. |
No prognostic model |
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 11-04-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de audiologische zorg voor slechthorende volwassenen.
Werkgroep
- Drs. D.J.E.J. Pans, voorzitter, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. M. Boymans, vice-voorzitter, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. ir. N.J. Versfeld, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Ir. M.B.A. Rodenburg, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Dr. ir. K. Douma, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- M. van den Tillaart, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF), tot januari 2023
- Dr. ir. J.G. Dingemanse, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
- Ir. T.P.W. Thielemans, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF), vanaf maart 2023
- Drs. C.P.A. Delsing, kno-arts, Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde (NVKNO), tot september 2023
- M.P. van der Heijden, maatschappelijk werker, Landelijk Werkverband voor Maatschappelijk werkers In de Audiologie (LWMA)
- Drs. H.W. Hofstee, patiëntvertegenwoordiger, Stichting Hoormij
Klankbordgroep
- W.J. Dekker, patiëntvertegenwoordiger, Stichting Hoormij
- Drs. A.G. Schriemer, bedrijfsarts, Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
- C.P.W.M. van Daelen-Swinkels, logopedist, Nederlandse vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
- Drs. B. van Oel, logopedist, Nederlandse vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
- H.F.M. Bijsterveld, Geestelijke Gezondheidszorg en Maatschappelijke Dienstverlening voor doven en slechthorenden (GGMD)
- M.E. Delreux, MSc, Master Audiologen actief in Nederland (MAaN)
- A. Knoop, MSc, Master Audiologen actief in Nederland (MAaN)
Met ondersteuning van
- Drs. A.E. Sussenbach, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. A.N. Nguyen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- L.H.M. Niesink-Boerboom, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- L.W.M. Boerboom, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Drs. D.J.E.J. Pans |
Klinisch fysicus-audioloog, B-opleider KF- Medisch manager, Adelante-zorggroep in Hoensbroek |
- Bestuurslid LAD (Landelijke Vereniging Artsen in Dienstverband) - Onafhankelijk voorzitter Raad van Advies StAr (Stichting Audicienregister) |
Geen |
Geen actie vereist |
Dr. ir. N.J. Versfeld |
Klinisch fysicus-audioloog, Amsterdam UMC, locatie VUmc |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Ir. M.B.A. Rodenburg |
Klinisch fysicus-audioloog bij Koninklijke Auris Groep, Audiologisch Centrum Rotterdam |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Dr. ir. K. Douma |
Klinisch fysicus-audioloog |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Dr. M. Boymans |
Klinisch fysicus-audioloog en medisch manager bij Libra Revalidatie en Audiologie Patientenzorg en beleid |
- Wetenschappelijk onderzoeker bij Amsterdam UMC locatie AMC - Begeleiden promovendi - MT lid van de FENAC |
Geen |
Geen actie vereist |
M. van den Tillaart |
Klinisch fysicus-audioloog bij Pento Audiologisch Centrum Amersfoort Volwassen team en Kinderteam, Coördinator/kartrekker van Tinnitus zorgteam |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Dr. ir. J.G. Dingemanse |
Klinisch fysicus-audioloog Bij Erasmus MC |
Lid werkgroep binnen NVKF |
Geen |
Geen actie vereist |
Ir. T.P.W. Thielemans |
Klinisch fysicus-audioloog, Hoortoestel Advies Centrum |
- Docent audiologie-assistenten opleiding - Docent audiciens opleiding Verzorgen van audiologische trainingen via audicate.nl Consultant zorgverzekeraar Beheerder HT-database voor stichting SPHHM - Audiologisch ondersteuner als ZZP'er bij ziekenhuis Elkerliek binnen de KNO-poli |
Geen |
Geen actie vereist |
Drs. C.P.A. Delsing |
KNO-arts/Fellowship otologie Sydney |
Plug&Play |
Geen |
Geen actie vereist |
M.P. van der Heijden |
Audiologisch maatschappelijk werker, Libra Revalidatie en Audiologie |
- Bestuurslid LWMA - Opleidingscommissie FENAC |
Geen |
Geen actie vereist |
Drs H.W. Hofstee |
Ervaringsdeskundige Hoormij. NVVS |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van Stichting Hoormij aan de werkgroep en deelname aan de klankbordgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Stichting Hoormij en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Psychosociale ondersteuning |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), echter vindt de werkgroep het lastig om te kwantificeren of en hoeveel vaker psychosociale ondersteuning ingezet dient te worden, maar verwacht geen toename van >5% fte én stijging kosten. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II, Brouwers 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met langdurig of blijvend gehoorverlies. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de NVKF, NVLF, CVZA, Audined, Stichting Plots- en Laatdoven, Stichting Hoormij, Hoorprofs, NVAB, GGMD, LWMA en DKA via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann 2013, Hultcrantz 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit aanpalende specialismen KNO-heelkunde, geriatrie of bedrijfsgeneeskunde bijvoorbeeld, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello 2016a, Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas 2017, Neumann 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open 2017;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016, 353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in healthcare. CMAJ 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html