Seksueel Overdraagbare Aandoeningen

Initiatief: NVDV / NVMM Aantal modules: 25

D1 Acute hiv, biomedische preventie van soa en hiv, virale hepatitiden en AIN in relatie tot hiv

D1.1 Algemeen

In de LCI richtlijn Hiv-infectie worden de diverse aspecten van hiv, zoals pathogenese, incubatieperiode, ziekteverschijnselen, diagnostiek, verspreiding, algemene preventie en maatregelen naar aanleiding van een geval uitgebreid besproken. In dit hoofdstuk zullen we nader ingaan op enkele specifieke onderwerpen met betrekking tot hiv, namelijk de herkenning en diagnostiek van een acute hiv-infectie en biomedische preventie van een hiv-infectie met postexpositieprofylaxe (PEP) en pre-expositieprofylaxe (PrEP). Tevens komen hepatitis B, A en C en de door HPV-geïnduceerde anale intra-epitheliale neoplasie (AIN) aan bod. Tot slot wordt pre- en postexpositieprofylaxe van bacteriële seksueel overdraagbare infecties besproken.

 

Epidemiologie hiv (Van Sighem, 2022)

Geschat wordt dat er eind 2021 in Nederland 24.110 mensen waren die leven met hiv, waarvan een geschatte 1400 mensen niet weet dat zij hiv hebben. 21.299 mensen die leven met hiv waren eind 2021 in zorg. Een bewezen niet meetbare ‘viral load’ werd gerapporteerd bij 20.490 personen (85% van het geschatte totaal).

 

Het aantal nieuwe hiv-diagnoses in Nederland daalt al jaren. Stichting HIV Monitoring (SHM) rapporteert in hun verslag van 2022 dat 427 nieuwe hiv-diagnoses gesteld werden in 2021, waarvan 59% bij mannen die seks hebben met mannen (MSM), 25% bij overige mannen, en 17% bij vrouwen. Daarnaast kwamen er 183 mensen met een reeds bekende hiv-diagnose in Nederland wonen, waarvan 66% aangaf een man te zijn die seks heeft met andere mannen. Van alle mensen met een nieuwe hiv-diagnose in 2021 was 30% op het moment van de diagnose 50 jaar of ouder. Ongeveer de helft van alle nieuwe hiv-diagnoses in 2021 betrof een late infectie met een gevorderd ziektestadium, en dit werd absoluut meer gezien bij overige mannen en vrouwen ten opzichte van MSM.

 

In 2021 is in de groep MSM met een nieuwe hiv-diagnose het percentage recente hiv-infecties (i.e., in de 12 maanden voorafgaand aan de hiv-diagnose negatief getest en/of wanneer er in de bloedtest aanwijzingen zijn voor een acute infectie) met 10 procentpunten sterk gedaald, van 37% in de periode van 2018-2020 naar 27%. Dit wijst op een mogelijk gunstig effect van pre-expositieprofylaxe ter voorkoming van hiv (PrEP).

 

Sleutelpopulatie hiv

Afhankelijk van de transmissieroute is een aantal sleutelpopulaties te onderscheiden: MSM, personen met wisselende heteroseksuele contacten zonder gebruik van condooms of andere preventiemiddelen, mensen die drugs injecteren en seksuele partners van de genoemde groepen. Daarnaast personen afkomstig, of met een partner, uit gebieden met hoge hiv-prevalentie, ontvangers van ongecontroleerde bloed- en donorproducten en kinderen van moeders die leven met hiv (LCI, 2014).

 

Voor advies rondom testen, zie hoofdstuk A1.

 

Contactonderzoek en partnermanagement

Zie hoofdstuk D3 voor partnernotificatie en partnerbehandeling. In paragraaf D3.7 zijn tevens per soa (Tabel 10) en per syndroom (Tabel 11) de volgende zaken samengevat: wie en periode van inlichten, overdraagbaarheid na behandeling, advies seksuele onthouding en management sekspartner(s).

 

D1.2 Herkennen van hiv en indicatie voor testen

D1.2.1 Acute hiv

Klinische verschijnselen

Een acute hiv-infectie (AHI) gaat bij 50-90% van de patiënten gepaard met symptomen (Wood, 2014). Deze symptomen zijn over het algemeen aspecifiek en treden meestal 2-4 weken na infectie op (Yerly, 2012; Simel, 2013; Robb, 2016). Klachten die voorkomen in het kader van dat acute retrovirale syndroom zijn: koorts (75%), vermoeidheid (68%), spierpijn (49%), huiduitslag (48%), hoofdpijn (45%), keelontsteking (40%), cervicale lymfadenopathie (39%), gewrichtspijn (30%), nachtzweten (28%) en diarree (27%). In een meta-analyse van 1253 AHI-casussen zijn genitale ulcera, gewichtsverlies, braken en lymfadenopathie het meest voorspellend voor een AHI (Wood, 2014).

 

Belang van het herkennen van acute hiv-infectie

Het is om twee redenen van belang om een AHI te herkennen. Enerzijds vanwege de hoge viruslading in het bloed in deze fase van de infectie en de daarmee gepaard gaande hogere kans op transmissie. Anderzijds vanwege het individuele voordeel voor de patiënt om vroeg te starten met antiretrovirale therapie waardoor ernstige hiv-gerelateerde ziekten voorkomen kunnen worden (Marks, 2006; Wawer, 2005; Hollingsworth, 2008; Palmer, 2020; Dijkstra, 2021).

 

Door het ontbreken van kennis over de symptomen van een AHI en omdat er vaak geen verband wordt gelegd tussen klachten en seksueel gedrag met een verhoogde kans op soa, zijn veel patiënten met een AHI zich hiervan niet bewust (Remien, 2009). Ook door zorgverleners wordt niet altijd aan een (acute) hiv-infectie gedacht (Trienekens, 2013; Joore, 2016; Joore, 2017).

 

Testen op een acute hiv-infectie

Op het moment van start van klachten van een AHI, is er sprake van hiv-viremie en is een hiv-RNA-test positief. De vierdegeneratie-hiv-combotest (ELISA) meet, naast antistoffen, ook het p24-antigeen van het virus. Dit antigeen wordt ongeveer 7 dagen na aanvang van viremie meetbaar (Fiebig, 2003). De vorming van antistoffen treedt meestal 3 tot 6 weken na aanvang van klachten op. Een derdegeneratie-hiv-sneltest, die alleen antistoffen aantoont, zal dus tijdens een AHI negatief zijn. Bij gebruik van PrEP en PEP kunnen hiv-RNA, -antigenen en -antistoffen vertraagd opkomen (NVHB, 2023). Bij verdenking van acute hiv en gebruik van PrEP of PEP kan overleg met een infectioloog of arts-microbioloog nuttig zijn bij het stellen van testindicaties en interpreteren van uitslagen.

 

In de meeste gevallen zal een vierdegeneratie-hiv-combotest (ELISA) afdoende zijn om een AHI vast te stellen. In bijzondere gevallen, zoals bij zeer recent (afgelopen dagen tot weken) ontstane klachten in combinatie met seksueel gedrag met een verhoogde kans op hiv of injecterend drugsgebruik en een negatieve vierdegeneratiecombotest, dient het toevoegen van een hiv-RNA-test te worden overwogen, om de windowfase te verkorten. Voor een overzicht van de windowfasen per test, zie Tabel 6. In sommige Centra voor Seksuele Gezondheid (CSG) wordt met behulp van een score een kansinschatting gemaakt om cliënten te selecteren voor een hiv-1-RNA-test (Dijkstra, 2017; Dijkstra, 2021).

 

Tabel 6: Hiv-testen en bijbehorende windowfasen (Hurt, 2017).

Test

Windowfase vanaf laatste mogelijke expositie

Derdegeneratie-hiv-sneltest

2 tot 3 maanden, afhankelijk van soort sneltest.

Vierdegeneratie-hiv-combotest (ELISA)

Vanaf ~2 weken aantoonbaar.

99% na 6 weken.

Uitsluiten na 12 weken.

Hiv-1-RNA-test

Vanaf 1-2 weken aantoonbaar.

Betrouwbaar indien klachten van acute hiv-infectie.

NB: Gebruik van antiretrovirale therapie (bijvoorbeeld PrEP of PEP) onderdrukt hiv-replicatie en daarmee hiv-RNA en -antigenen, en vertraagt zo de seroconversie. Hierdoor kunnen de windowfasen verlengd worden en kan er sprake kan zijn van een atypisch seroconversiepatroon.

 

D1.2.2 Hiv-indicatorziekten

Een aantal ziektebeelden zijn geassocieerd met een verhoogde prevalentie van hiv: de hiv-indicatorziekten (ECDC, 2012). Indien onder mensen met een bepaalde aandoening de prevalentie van ongediagnosticeerde hiv hoger is dan 0,1% is het kosteneffectief om alle mensen met zo’n aandoening te testen op hiv. De lijst met hiv-indicatorziekten is o.a. gebaseerd op deze afkapwaarde. Het testen op hiv bij aanwezigheid van een hiv-indicatorziekte wordt aanbevolen (Bogers, mei 2021; Bogers, juni 2021, Bogers, juli 2021). Daarnaast staan er aandoeningen in waarbij het belangrijk is om hiv uit te sluiten alvorens met therapie te beginnen. Een hiv-test is bijvoorbeeld geïndiceerd bij een gonorroe- of syfilisdiagnose.

 

Figuur 7: Overzicht van hiv-indicatorziekten en aanbevelingen voor hiv-testen (ECDC, 2012).

 

D1.3 Biomedische interventies ter voorkoming van hiv: PrEP, PEP en n=n

Pre-expositieprofylaxe

Zie voor uitgebreidere informatie de MDR PrEP.

 

Indicaties en gebruik van pre-expositieprofylaxe ter voorkoming van hiv worden beschreven in de Nederlandse multidisciplinaire richtlijn Pre-expositie profylaxe (PrEP) ter preventie van hiv (NVHB PrEP richtlijn, 2022).

 

PrEP is het gebruik van antiretrovirale medicatie (meestal een combinatietablet van tenofovirdisoproxilfumaraat (TDF) en emtricitabine (FTC)) voor preventie van hiv bij mensen die hiv-negatief zijn en een verhoogde kans hebben op een hiv-infectie.

 

PrEP dient in combinatie met andere preventiestrategieën te worden toegepast, zoals counseling over hiv en soa’s, condoomgebruik, gebruik van drugs tijdens seks (chemseks) en het belang zich regelmatig te laten testen op hiv en soa’s. Ook kan gedacht worden aan begeleiding/verwijzing voor verslaving en overige psychische problematiek. Ten slotte is goede voorlichting over het belang van therapietrouw de hoeksteen van een effectief PrEP-beleid, want PrEP werkt alleen als het voldoende wordt ingenomen. Een bijkomend voordeel is dat PrEP-gebruikers frequente soa-zorg krijgen door de gebruikelijke combinatie van regelmatige PrEP-controles met hiv- en soa-testen en counseling.

 

PrEP is een geschikte additionele preventiestrategie voor alle mensen die een substantiële kans hebben op een hiv-infectie (CDC, 2016; WHO, 2017; WHO, 2021; EACS, 2022). Een verzoek om PrEP dient altijd serieus genomen te worden, ook als deze kans niet direct evident is: studies tonen aan dat mensen die PrEP willen starten zich melden in een periode met een verhoogde kans op een hiv-infectie (Grant, 2016).

 

Met name de volgende groepen kunnen baat hebben bij PrEP in de Nederlandse situatie: MSM en transgender personen:

  • die de afgelopen 6 maanden insertieve en/of receptieve anale seks zonder condoom hadden[1];
  • met in de afgelopen 6 maanden een rectale soa of infectieuze syfilis;
  • met in de afgelopen 6 maanden een postexpositieprofylaxe (PEP)-indicatie.

[1] Bij seksueel contact met partners die leven met hiv en een ondetecteerbare viral load hebben, is hiv niet overdraagbaar en PrEP dus niet geïndiceerd, zie n=n.

Hiernaast alle andere mensen die een substantiële kans op hiv hebben, bijvoorbeeld (cis) vrouwen die seks hebben met MSM, transgender personen of personen afkomstig uit een gebied met hoge hiv-prevalentie (bijv. migranten, reizigers, sekswerkers) en personen die aan chemseks doen.

 

Postexpositieprofylaxe

Postexpositieprofylaxe (PEP) kan worden geadviseerd na mogelijke seksuele blootstelling aan hiv. PEP bestaat uit een combinatie van drie antiretrovirale middelen die gedurende 4 weken moet worden gebruikt. PEP moet zo snel mogelijk na de blootstelling gestart worden, uiterlijk na 72 uur.

 

Verschillende factoren bepalen of PEP geïndiceerd is, namelijk: de aard van de seksuele handelingen, PrEP-gebruik, de viral load van de bron (indien de bron leeft met hiv) en of de bron tot een populatie met een verhoogde incidentie van hiv behoort. Dit is uitgewerkt in de LCI-richtlijn Seksaccidenten (LCI, 2020).

 

N=n (niet meetbaar=niet overdraagbaar)

N=n, ook wel U=U (undetectable is untransmittable) beschrijft de hiv-preventiestrategie die gebaseerd is op de bevinding dat iemand die leeft met hiv en een ondetecteerbare viral load heeft door gebruik van antiretrovirale therapie, het virus niet kan overdragen (Rodger, 2019; Cohen, 2016; Rodger, 2016; Bavinton, 2018). n=n draagt bij aan het verminderen van stigma en empoweren van mensen die leven met hiv. Van de totale geschatte groep mensen met hiv heeft 85% eind 2021 een onderdrukt virus; van degenen die gediagnosticeerd, in zorg en onder behandeling zijn, is dat 96% (onder MSM 97%) (Van Sighem, 2022).

 

D1.4 Seksueel overdraagbare hepatitiden (HBV, HAV en HCV)

Hepatitis B

Hepatitis B-virus (HBV) is een DNA-virus dat seksueel overgedragen wordt via contact met slijmvliezen en bepaalde lichaamsvloeistoffen zoals bloed, voorvocht, sperma en vaginaal vocht. Mensen met een verhoogde kans op een seksueel overgedragen HBV-infectie zijn in Nederland sekswerkers en MSM; zij kunnen zich daarom kosteloos laten vaccineren bij de GGD via het Hepatitis B vaccinatieprogramma risicogroepen van het RIVM. Indien er sprake is van een seksaccident met een verhoogde kans op HBV kan tot 7 dagen na het accident vaccinatie als postexpositieprofylaxe gegeven worden.

 

Infecties verlopen vaak asymptomatisch of aspecifiek (koorts, moe, ‘griep’) in de acute fase. Na infectie klaart 95% van de volwassenen het virus. Bij de resterende personen ontstaat een chronische infectie. Mensen met een chronische infectie hebben een verhoogde kans op levercirrose en levercelcarcinoom. Er vinden geen herinfecties plaats. Chronische hepatitis B veroorzaakt meestal geen klachten. Testen gebeurt via serologische bepalingen (LCI, 2008).

 

De indicatie voor behandeling wordt gesteld op basis van de hoogte van het HBV-DNA, afwijkende leverwaarden (ALAT) en de mate van fibrose en/of inflammatie ( https://www.hbvrichtsnoer.nl/wie-te-behandelen/). Behandeling is mogelijk via een internist-infectioloog of een maag-darm-leverarts met specifieke expertise op dit gebied. Hierbij is het streven om het virus te onderdrukken; genezing vindt meestal niet plaats.

 

Hepatitis A

Hepatitis A-virus (HAV) is een RNA-virus dat middels oro-anale seks overgedragen kan worden. Regelmatig worden er uitbraken gezien van HAV onder MSM (Alberts, 2019). Bij volwassenen krijgt 75% klachten van een acuut beeld met: malaise, koorts, buikklachten en geelzucht, die 1-2 weken aanhouden (LCI, 2013). HAV-infecties worden nooit chronisch. Er is een effectief vaccin beschikbaar en MSM worden aangeraden om te kiezen worden voor een combinatievaccin HAV en HBV, waarbij er, afhankelijk van de GGD, een bijbetaling gevraagd wordt.

 

Hepatitis C

Hepatitis C-virus (HCV) is een RNA-virus dat hepatocyten infecteert. HCV-infectie vindt voornamelijk plaats via bloed-bloedcontact, zoals bij het delen van naalden bij het injecteren van drugs. Sinds 2000 is er een toename gezien in seksueel overgedragen HCV-infecties, met name onder hiv-positieve MSM (Vanhommerig, 2015). Onder hiv-negatieve MSM worden ook HCV-infecties vastgesteld, vooral onder MSM die PrEP gebruiken om een hiv-infectie te voorkomen (Hoornenborg, 2017; Cotte, 2018; Hoornenborg, 2020).

 

Tijdens de acute fase van een HCV-infectie treden er symptomen op bij ongeveer 20% van de geïnfecteerden. Deze klachten kunnen bestaan uit: koorts, vermoeidheid, misselijkheid of geelzucht. Bij 60-85% van de geïnfecteerden ontstaat een chronische HCV-infectie; deze personen blijven infectieus. Personen die leven met hiv hebben een grotere kans op het ontstaan van een chronische infectie. Complicaties van een chronische infectie ontwikkelen zich meestal na vele jaren en bestaan uit: levercirrose, leverfalen en een verhoogd risico op het ontwikkelen van een hepatocellulair carcinoom. Ook buiten de lever kunnen HCV-gerelateerde symptomen optreden, veroorzaakt door circulerende immuuncomplexen. Extrahepatische verschijnselen bij HCV zijn met name lymfoproliferatieve aandoeningen of auto-immuunziekten, zoals cryoglobulinemie, glomerulonefritis, het syndroom van Sjögren, huid- en reumatische klachten en hypothyroïdie.

 

Een doorgemaakte HCV-infectie biedt geen bescherming tegen het oplopen van een nieuwe HCV-infectie en er is geen vaccin beschikbaar.

 

Preventie van HCV op populatieniveau bestaat uit het opsporen en behandelen van (chronische) infecties om de transmissieketen te beëindigen. Daarnaast bestaat preventie uit interventies op het niveau van transmissie, waarbij adviezen op maat geïndiceerd zijn, zoals: comdoomgebruik, hygiëneadviezen bij het gebruik van seksspeeltjes in een groepssekssetting, handschoengebruik bij fisten en het niet delen van drugsparafernalia (zie ook www.nomorec.nl).

 

De hiv-behandelrichtlijn adviseert om MSM die leven met hiv en die kans hebben op een HCV-infectie jaarlijks op een HCV-infectie te testen (NVHB, 2023). Daarnaast wordt, vanwege een verhoogde kans op HCV-infectie bij hiv-negatieve PrEP-gebruikers, geadviseerd om HCV jaarlijks (of zesmaandelijks bij verhoogd risico) te testen voor en tijdens PrEP-gebruik (NVHB PrEP richtlijn, 2022). Testen op HCV gebeurt door het testen op antistoffen tegen HCV; bij mensen die een eerdere infectie hebben gehad en al seropositief zijn, dient er te worden getest op HCV-RNA. Behandeling van HCV-infectie is mogelijk in de daarvoor aangewezen hepatitisbehandelcentra of in het hiv-behandelcentrum indien het een persoon met hiv betreft.

 

Contactonderzoek en partnermanagement

Hepatitis A,B en C zijn een meldingsplichtige ziekten (categorie B2). Het laboratorium en de arts melden een bevestigd geval binnen 1 werkdag aan de GGD. De GGD meldt anoniem conform de Wet publieke gezondheid aan het Centrum voor infectieziektebestrijding (CIb) en levert gegevens voor de landelijke surveillance van meldingsplichtige ziekten.

 

Zie voor actuele meldingsplicht: LCI-richtlijn Hepatitis A; LCI-richtlijn Hepatitis B en LCI-richtlijn Hepatitis C

 

Zie hoofdstuk D3 voor partnernotificatie en partnerbehandeling. In paragraaf D3.7 zijn tevens per soa (Tabel 10) en per syndroom (Tabel 11) de volgende zaken samengevat: wie en periode van inlichten, overdraagbaarheid na behandeling, advies seksuele onthouding en management sekspartner(s).

 

D1.5 Anuskanker, voorloperstadia en screening

Voor meer informatie over anuscarcinoom, zie Richtlijn anuscarcinoom (IKNL, 2012). Voor meer informatie over HPV, zie hoofdstuk C5.

 

De high-risk (of: oncogene) HPV-typen, zoals HPV-16 en ­18 (en in mindere mate ­31, ­33, ­35, ­39, ­45, ­51, ­52, ­56, ­58, ­59 en ­68) (IARC, 2011), kunnen hooggradige anale dysplasie veroorzaken en geven een risico op maligne transformatie. In hooggradige AIN (anale intra-epitheliale neoplasie) laesies (HSIL), die als voorstadia van anaal plaveiselcelcarcinoom worden beschouwd, worden dan ook vooral deze typen aangetroffen (Richel, 2014). HSIL staat voor hooggradige squameuze intra-epitheliale laesie. De incubatietijd van infectie tot het ontstaan van AIN is onbekend.

 

Net als bij niet-oncogene HPV-typen verlopen de meeste infecties met oncogene HPV-typen asymptomatisch. De meeste infecties verdwijnen vanzelf; een deel van de infecties persisteert en kan aanleiding geven tot hooggradige dysplasie. Echter, ook hooggradige afwijkingen zijn meestal asymptomatisch, omdat ze zich intra-anaal bevinden en geen massawerking hebben. Meestal worden de afwijkingen bij toeval of in het kader van screening gevonden.

 

Hoe snel of traag dit proces verloopt bij anale infectie en dysplasie is niet goed bekend. Vermoed wordt dat hiv-infectie dit proces versnelt. Een studie onder 368 asymptomatische MSM die leven met hiv vond dat het vijf-jaar-cumulatieve risico voor anuskanker bij 171 mannen die HSIL had 0,6% was (95% BI 0%-1,8%) (Dalla Pria, 2014). In de Anchor-studie werd een cumulatieve incidentie van progressie naar anuskanker in de controlegroep van 1,8% over 48 weken geconstateerd (Palefsky, 2022). En bij een andere recente studie onder 592 voornamelijk MSM met anale HSIL die leven met hiv werd een opvallend hoge incidentie gevonden van 5,7% (95% CI:4,0-8,1 %) in 5 jaar follow-up (Arens, 2019).

 

AIN is prevalenter bij patiënten die immuungecompromiteerd zijn (of zijn geweest) dan bij de gezonde populatie. Naast mensen die leven met hiv zijn dat onder andere ontvangers van een donornier (Machalek, 2012; Clifford 2021). Bij mensen die leven met hiv lijkt er een grotere kans op progressie van HSIL naar anuskanker dan bij de hiv-negatieve populatie (Machalek, 2012; Faber 2020). Vroege start van antiretrovirale therapie lijkt progressie naar anuskanker te vertragen (Duncan, 2015; Kelly 2020).

 

Ziekteverschijnselen

Vaak verloopt AIN asymptomatisch en wordt het per toeval ontdekt bij screening van MSM die leven met hiv. Er kunnen echter klachten aanwezig zijn zoals bloedslijmverlies, tenesmus, anale pijn of jeuk (IKNL, 2012). Een goede anamnese naar klachten en de algemene conditie van de patiënt in combinatie met een rectaal toucher wordt dan ook geadviseerd.

 

AIN-laesies kenmerken zich door dysplastische cellen verspreid over de lagen van het epitheel. Het niveau van het epitheel dat is aangedaan, bepaalt de mate van dysplasie. Wanneer alleen de basale en suprabasale laag van het epitheel zijn aangedaan, spreekt men over laaggradige AIN (AIN 1 of LSIL). Wanneer ook de bovenste twee derde laag van het epitheel is aangedaan, spreekt men van HGAIN (AIN 2 of AIN 3 of HSIL) (Darragh, 2013). HSIL kan op den duur progressie tonen naar een plaveiselcelcarcinoom van de anus. De kans op progressie naar kanker is kleiner dan de kans op maligne ontaarding van cervicale hooggradige dysplasie (CIN2/CIN3) (Dalla Pria, 2014; Arens 2019, Palefsky 2022; Machalek, 2012). Het merendeel van de hooggradige AIN-laesies wordt veroorzaakt door oncogene HPV-typen, waarvan HPV-16 en ­18 de belangrijkste zijn (Hoots, 2009). Hoewel HPV-16 bij deze populatie nog steeds een belangrijke rol speelt, wordt mogelijk ongeveer de helft van de laesies veroorzaakt door andere HPV-typen (Richel, 2014).

 

Diagnostiek AIN

De gouden standaard voor AIN-diagnostiek is hogeresolutieanoscopie (HRA), een combinatie van colposcopie en proctoscopie waarbij het anale slijmvlies onder vergroting, en na applicatie van 5% azijnzuur (en zo nodig met aankleuring van lugol), wordt bestudeerd. De meeste hooggradige afwijkingen zijn subtiel en worden met het blote oog gemist. Van afwijkingen dienen altijd biopten genomen te worden voor histopathologisch onderzoek (Richel, 2013, Hillman, 2016).

 

Recent onderzoek heeft aangetoond dat behandeling van HSIL een significante reductie in de incidentie van anuskanker bewerkstelligt (Palefsky, 2022). In de NVHB-richtlijn wordt voor wat betreft de screening op anale premaligne afwijkingen aanbevolen om MSM die leven met hiv een rectaal toucher aan te bieden eens per 1-3 jaar, tenzij zij reeds in AIN-screeningsprogramma meedoen (NVHB, 2023). Daarnaast wordt geadviseerd, in afwachting van de internationale richtlijn (van de IANS: international anal neoplasia society), de lokale/regionale beschikbaarheid te verkennen van faciliteiten voor HRA voor diagnostiek/behandeling van AIN, met name voor de hoogste risicogroepen (waaronder MSM die leven met hiv).

 

Behandeling AIN

Laaggradige squameuze intra-epitheliale laesies (LSIL) wordt over het algemeen niet behandeld. Omdat er wel een verhoogd risico is op HSIL, worden patiënten na een jaar teruggezien. De voorkeursbehandeling van intra-anale HSIL is elektrocauterisatie (of vergelijkbare ablatie, zoals infraroodcoagulatie). De behandeling dient plaats te vinden onder geleide van HRA. Vanwege het hoge recidiefpercentage moet behandeling vaak herhaald worden. Het huidige schema is in principe tweemaal behandelen met een tussenpozen van 12 weken, gevolgd door controle HRA na 6 maanden. De voorkeursbehandeling voor peri-anale afwijkingen is lokale behandeling met imiquimodcrème gedurende 16 weken. (Richel, 2013).

 

Immunisatie

Vaccinatie voordat blootstelling aan HPV plaatsvindt, beschermt tegen persisterende infectie en HSIL (Palefsky, 2011; Goldstone, 2022). Vaccinatie na seksuele blootstelling is minder effectief. Vaccinatie van mensen die leven met hiv leidde niet tot een lagere incidentie van HSIL (Wilkin, 2018; Hidalgo, 2021). Vaccinatie van mensen na een geslaagde lokale behandeling van HGAIN leidde niet tot minder frequent heroptreden van HSIL (Goosens, 2021). Vaccinatie van jongens in het Rijksvaccinatieprogramma (sinds 2022) zal op den duur >80% van de anale kankers kunnen voorkomen.

 

D1.6 Pre- en postexpositieprofylaxe van bacteriële seksueel overdraagbare infecties

PrEP ter voorkoming van een hiv-infectie is wereldwijd in meerdere steden zeer succesvol gebleken in het verlagen van de incidentie van nieuwe hiv-infecties (Grulich, 2018). In navolging van die ontwikkeling zijn recent meerdere studies gedaan naar PrEP- en PEP-strategieën ter voorkoming van bacteriële soa’s zoals chlamydia, gonorroe en syfilis (Grant, 2019). Mocht een dergelijke interventie beschikbaar komen, is het de verwachting dat deze door mensen die een grote kans hebben op een soa (zoals MSM) zeer acceptabel zou zijn in gebruik (Wilson, 2011). Dit blijkt ook uit het feit dat in een onderzochte Londense groep PrEP-gebruikers 8% reeds doxycycline, verkregen buiten de reguliere gezondheidszorg, als PEP-strategie gebruikte; in Nederland lijkt dit vooralsnog beperkt (Carveth-Johnson, 2018; Evers, 2020)

 

Een grote dubbel-geblindeerde placebo-gecontroleerde randomised controlled trial (RCT) onderzocht de effectiviteit van 200 milligram doxycycline als PEP binnen 24 uur na seksueel contact zonder condoom bij MSM (Molina, 2018). De hazard ratio’s (HR) voor PEP-gebruikers versus non-PEP-gebruikers waren 0.30 (95% CI 0.13–0.70; p=0.006) voor chlamydia-infecties en 0.27 (95% CI 0.07–0.98; p=0.047) voor syfilisinfecties. Er was geen significante reductie van gonorroe-infecties. Op het internationale AIDS-congres in Montreal in 2022 is een vergelijkbare RCT gepresenteerd met eveneens klinisch zeer significante reducties in chlamydia- en syfilisinfecties, en tevens een statistisch significante reductie in het aantal gonorroe-infecties (Luetkemeyer, 2022).

 

Wat in deze onderzoeken vooralsnog ontbreekt is een evaluatie van de negatieve effecten op het vóórkomen van antimicrobiële resistentie. Zowel resistentieontwikkeling door het micro-organisme waartegen de PEP werd voorgeschreven alsmede resistentie van de commensale huid-/darm-microbiota is momenteel onvoldoende onderzocht. Dit hiaat maakt dat deze preventiestrategie momenteel nog niet geschikt is voor implementatie in de dagelijkse praktijk, ondanks veelbelovende eerste resultaten (Molina, 2018; Luetkemeyer, 2022). Mochten zorgprofessionals van patiënten de vraag krijgen doxycycline (of andere antimicrobiële middelen) als PEP voor te schrijven, moet derhalve deze strategie vooralsnog worden afgeraden. In het kader van schadebeperking kan, bij patiënten die doxycycline buiten het reguliere zorgcircuit verkrijgen, wel overwogen worden een doseerschema te benoemen dat gebruikt is in de RCT’s.

Onderbouwing

  1. Alberts CJ, Boyd A, Bruisten SM, Heijman T, Hogewoning A, Rooijen MV, Siedenburg E, Sonder GJB. Hepatitis A incidence, seroprevalence, and vaccination decision among MSM in Amsterdam, the Netherlands. Vaccine. 2019 May 9;37(21):2849-2856. 
  2. Arens Y, Gaisa M, Goldstone SE, Liu Y, Wisnivesky J, Sigel CS, Swartz TH, Sigel K. Risk of Invasive Anal Cancer in HIV-Infected Patients With High-Grade Anal Dysplasia: A Population-Based Cohort Study. Dis Colon Rectum. 2019 Aug;62(8):934-940. 
  3. Bavinton BR, Pinto AN, Phanuphak N, Grinsztejn B, Prestage GP, Zablotska-Manos IB, et al.; Opposites Attract Study Group. Viral suppression and HIV transmission in serodiscordant male couples: an international, prospective, observational, cohort study. Lancet HIV. 2018 Aug;5(8):e438-e447.
  4. Bogers SJ, Hulstein SH, Schim van der Loeff MF, de Bree GJ, Reiss P, van Bergen JEAM, Geerlings SE; HIV Transmission Elimination AMsterdam (H-TEAM) Consortium. Current evidence on the adoption of indicator condition guided testing for HIV in western countries: A systematic review and meta-analysis. EClinicalMedicine. 2021 May 8;35:100877. 
  5. Bogers SJ, Schim van der Loeff MF, Davidovich U, Boyd A, van der Valk M, Brinkman K, de Bree GJ, Reiss P, van Bergen JEAM, Geerlings SE; HIV Transmission Elimination AMsterdam (H-TEAM) Consortium. Promoting HIV indicator condition-guided testing in hospital settings (PROTEST 2.0): study protocol for a multicentre interventional study. BMC Infect Dis. 2021 Jun 2;21(1):519.
  6. Bogers SJ, Schim van der Loeff MF, van Dijk N, Groen K, Groot Bruinderink ML, de Bree GJ, Reiss P, Geerlings SE, van Bergen JEAM. Rationale, design and initial results of an educational intervention to improve provider-initiated HIV testing in primary care. Fam Pract. 2021 Jul 28;38(4):441-447.
  7. Carveth-Johnson T, Stingone C, Nwokolo N, Whitlock G. Doxycycline use in MSM taking PrEP. The Lancet HIV. 2018;5(9):e482.
  8. CDC. Updated Guidelines for Antiretroviral Postexposure Prophylaxis After Sexual, Injection Drug Use, or Other Nonaccupational Exposure to HIV-United States, 2016. Centers for Disease Control and Prevention. 2016.
  9. Clifford GM, Georges D, Shiels MS, Engels EA, Albuquerque A, Poynten IM, de Pokomandy A, Easson AM, Stier EA. A meta-analysis of anal cancer incidence by risk group: Toward a unified anal cancer risk scale. Int J Cancer. 2021 Jan 1;148(1):38-47. 
  10. Cohen MS, Chen YQ, McCauley M, Gamble T, Hosseinipour MC, Kumarasamy N, et al. HPTN 052 Study Team. Antiretroviral Therapy for the Prevention of HIV-1 Transmission. N Engl J Med. 2016 Sep 1;375(9):830-9. 
  11. Cotte L, Cua E, Reynes J, Raffi F, Rey D, Delobel P, Gagneux-Brunon A, Jacomet C, Palich R, Laroche H, Cabie A, Hoen B, Chidiac C, Pradat P; Dat'AIDS study Group. Hepatitis C virus incidence in HIV-infected and in preexposure prophylaxis (PrEP)-using men having sex with men. Liver Int. 2018 Jun 30.
  12. Dalla Pria A, Alfa-Wali M, Fox P, Holmes P, Weir J, Francis N, Bower M. High-resolution anoscopy screening of HIV-positive MSM: longitudinal results from a pilot study. AIDS 2014; 28: 861-867.
  13. Darragh TM, Colgan TJ, Thomas Cox J, Heller DS, Henry MR, Luff RD, et al.; Members of the LAST Project Work Groups. The Lower Anogenital Squamous Terminology Standardization project for HPV-associated lesions: background and consensus recommendations from the College of American Pathologists and the American Society for Colposcopy and Cervical Pathology. Int J Gynecol Pathol. 2013 Jan;32(1):76-115. 
  14. Dijkstra M, de Bree GJ, Stolte IG, Davidovich U, Sanders EJ, Prins M, Schim van der Loeff MF. Development and validation of a risk score to assist screening for acute HIV-1 infection among men who have sex with men. BMC Infect Dis. 2017 Jun 14;17(1):425.
  15. Dijkstra M, van Rooijen MS, Hillebregt MM, van Sighem A, Smit C, Hogewoning A, et al.; HIV Transmission Elimination Amsterdam (H-TEAM) Initiative. Decreased Time to Viral Suppression After Implementation of Targeted Testing and Immediate Initiation of Treatment of Acute Human Immunodeficiency Virus Infection Among Men Who Have Sex With Men in Amsterdam. Clin Infect Dis. 2021 Jun 1;72(11):1952-1960.
  16. Duncan KC, Chan KJ, Chiu CG, Montaner JS, Coldman AJ, Cescon A, Au-Yeung CG, Wiseman SM, Hogg RS, Press NM. HAART slows progression to anal cancer in HIV-infected MSM. AIDS 2015; 29: 305-311.
  17. EACS Guidelines version 11.1, October 2022 ECDC. HIV Indicator Conditions: Guidance for Implementing HIV Testing in Adults in Health Care Settings. European Center for Disease Prevention and Control, 2014.
  18. Evers YJ, van Liere G, Dukers-Muijrers N, Hoebe C. Use of doxycycline and other antibiotics to prevent STIs among men who have sex with men visiting sexual health clinics in the Netherlands. Sex Transm Infect. 2020;96(7):550-1.
  19. Faber MT, Frederiksen K, Palefsky JM, Kjaer SK. Risk of Anal Cancer Following Benign Anal Disease and Anal Cancer Precursor Lesions: A Danish Nationwide Cohort Study. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2020 Jan;29(1):185-192. 
  20. Fiebig EW, Wright DJ, Rawal BD, Garrett PE, Schumacher RT, Peddada L, Heldebrant C, Smith R, Conrad A, Kleinman SH, Busch MP. Dynamics of HIV viremia and antibody seroconversion in plasma donors: implications for diagnosis and staging of primary HIV infection. AIDS 2003; 17: 1871-1879.
  21. Fonner VA, Dalglish SL, Kennedy CE, et al. Effectiveness and safety of oral HIV preexposure prophylaxis for all populations. AIDS 2016; 30(12): 1973-83.
  22. Goldstone SE, Giuliano AR, Palefsky JM, Lazcano-Ponce E, Penny ME, Cabello RE, Moreira ED Jr, Baraldi E, Jessen H, Ferenczy A, Kurman R, Ronnett BM, Stoler MH, Bautista O, Das R, Group T, Luxembourg A, Zhou HJ, Saah A. Efficacy, immunogenicity, and safety of a quadrivalent HPV vaccine in men: results of an open-label, long-term extension of a randomised, placebo-controlled, phase 3 trial. Lancet Infect Dis. 2022 Mar;22(3):413-425. 
  23. Gosens KCM, van der Zee RP, van Heukelom MLS, Jongen VW, Cairo I, van Eeden A, van Noesel CJM, Quint WGV, Pasmans H, Dijkgraaf MGW, de Vries HJC, Prins JM. HPV vaccination to prevent recurrence of anal intraepithelial neoplasia in HIV+ MSM. AIDS. 2021 Sep 1;35(11):1753-1764. 
  24. Grant RM, Glidden DV. HIV moments and pre-exposure prophylaxis. Lancet 2016; 387(10027): 1507-8.
  25. Grant JS, Stafylis C, Celum C, Grennan T, Haire B, Kaldor J, et al. Doxycycline prophylaxis for bacterial sexually transmitted infections. Clin Infect Dis. 2019.
  26. Grulich AE, Guy R, Amin J, Jin F, Selvey C, Holden J, et al. Population-level effectiveness of rapid, targeted, high-coverage roll-out of HIV pre-exposure prophylaxis in men who have sex with men: the EPIC-NSW prospective cohort study. The Lancet HIV. 2018;5(11):e629-e37.
  27. Hidalgo P, Pimentel A, Mojica-Santamaría D, von Stromberg K, Hofmann-Sieber H, Lona-Arrona C, Dobner T, González RA. Evidence That the Adenovirus Single-Stranded DNA Binding Protein Mediates the Assembly of Biomolecular Condensates to Form Viral Replication Compartments. Viruses. 2021 Sep 6;13(9):1778. 
  28. Hillman RJ, Cuming T, Darragh T, Nathan M, Berry-Lawthorn M, Goldstone S, Law C, Palefsky J, Barroso LF, Stier EA, Bouchard C, Almada J, Jay N. 2016 IANS International Guidelines for Practice Standards in the Detection of Anal Cancer Precursors. J Low Genit Tract Dis. 2016 Oct;20(4):283-91.
  29. Hollingsworth TD, Anderson RM, Fraser C. HIV-1 transmission, by stage of infection. J Infect Dis 2008; 198: 687-693.
  30. Hoornenborg E, Achterbergh RCA, Schim van der Loeff MF, Davidovich U, Hogewoning A, de Vries HJC, Schinkel J, Prins M, van de Laar TJW; Amsterdam PrEP Project team in the HIV Transmission Elimination AMsterdam Initiative, MOSAIC study group. MSM starting preexposure prophylaxis are at risk of hepatitis C virus infection. AIDS. 2017 Jul 17;31(11):1603-1610. 
  31. Hoornenborg E, Coyer L, Boyd A, Achterbergh RCA, Schim van der Loeff MF, Bruisten S, et al.; Amsterdam PrEP Project team in the HIV Transmission Elimination AMsterdam (H-TEAM) Initiative. High incidence of HCV in HIV-negative men who have sex with men using pre-exposure prophylaxis. J Hepatol. 2020 May;72(5):855-864. 
  32. Hoots BE, Palefsky JM, Pimenta JM, Smith JS. Human papillomavirus type distribution in anal cancer and anal intraepithelial lesions. Int J Cancer 2009; 124: 2375-2383.
  33. Hurt CB, Nelson JAE, Hightow-Weidman LB, Miller WC. Selecting an HIV Test: A Narrative Review for Clinicians and Researchers. Sex Transm Dis. 2017 Dec;44(12):739-746.
  34. Jongen VW, van Rooijen MS, Schim van der Loeff MF, et al. Evaluation of the Hepatitis C Testing Strategy for Human Immunodeficiency Virus–Positive Men Who Have Sex With Men at the Sexually Transmitted Infections Outpatient Clinic of Amsterdam, the Netherlands. Sexually transmitted diseases 2020; 47(9): 587-95
  35. Joore IK, Reukers DF, Donker GA, Van Sighem AI, Op de Coul EL, Prins JM, Geerlings SE, Barth RE, Van Bergen JE, Van den Broek IV. Missed opportunities to offer HIV tests to high-risk groups during general practitioners' STI-related consultations: an observational study. BMJ Open 2016; 6: e009194.
  36. Joore IK, Van Roosmalen SL, Van Bergen JE, Van Dijk N. General practitioners' barriers and facilitators towards new provider-initiated HIV testing strategies: a qualitative study. Int J STD AIDS 2017; 28: 459-466.
  37. Kelly H, Chikandiwa A, Alemany Vilches L, Palefsky JM, de Sanjose S, Mayaud P. Association of antiretroviral therapy with anal high-risk human papillomavirus, anal intraepithelial neoplasia, and anal cancer in people living with HIV: a systematic review and meta-analysis. Lancet HIV. 2020 Apr;7(4):e262-e278. 
  38. LCI, RIVM. LCI-richtlijn Hepatitis B. 2008. Via: https://lci.rivm.nl/richtlijnen/hepatitis-b
  39. LCI, RIVM. LCI-richtlijn Hepatitis A. 2013: Via: https://lci.rivm.nl/richtlijnen/hepatitis-a
  40. LCI, RIVM. LCI-richtlijn Hiv-infectie. 2014. Via: https://lci.rivm.nl/richtlijnen/hivinfectie
  41. Luetkemeyer A, Dombrowski JS, Cohen S, Donnell D. Doxycycline post-exposure prophylaxis for STI prevention among MSM and transgender women on HIV PrEP or living with HIV: high efficacy to reduce incident STI's in a randomized trial. AIDS conference 2022 abstract nr. OALBX0103.
  42. Machalek DA, Poynten M, Jin F, Fairley CK, Farnsworth A, Garland SM, Hillman RJ, Petoumenos K, Roberts J, Tabrizi SN, Templeton DJ, Grulich AE. Anal human papillomavirus infection and associated neoplastic lesions in men who have sex with men: a systematic review and meta-analysis. Lancet Oncol 2012; 13: 487-500.
  43. Marks G, Crepaz N, Janssen RS. Estimating sexual transmission of HIV from persons aware and unaware that they are infected with the virus in the USA. AIDS 2006; 20: 1447-1450.
  44. Molina J-M, Charreau I, Chidiac C, Pialoux G, Cua E, Delaugerre C, et al. Post-exposure prophylaxis with doxycycline to prevent sexually transmitted infections in men who have sex with men: an open-label randomised substudy of the ANRS IPERGAY trial. The Lancet Infectious Diseases. 2018;18(3):308-17.
  45. NVHB. Richtlijn HIV. Nederlandse Vereniging van HIV Behandelaren, 2023.
  46. NVHB. Nederlandse MDR PrEP. Nederlandse Vereniging van HIV Behandelaren, 2022. Via: https://www.soaaids.nl/files/2022-07/20220711-PrEP-richtlijn-Nederland-versie-3-update-2022.pdf
  47. Palefsky JM, Giuliano AR, Goldstone S, Moreira ED, Aranda C, Jessen H, Hillman R, Ferris D, Coutlee F, Stoler MH, Marshall JB, Vuocolo S, Haupt RM, Guris D, Garner EI. HPV vaccine against anal HPV infection and anal intraepithelial neoplasia. N Engl J Med 2011; 365:1576-1585
  48. Palefsky JM, Lee JY, Jay N, Goldstone SE, Darragh TM, Dunlevy HA, et al.; ANCHOR Investigators Group. Treatment of Anal High-Grade Squamous Intraepithelial Lesions to Prevent Anal Cancer. N Engl J Med. 2022 Jun 16;386(24):2273-2282. 
  49. Palmer S, Dijkstra M, Ket JC, Wahome EW, Walimbwa J, Gichuru E, van der Elst EM, Schim van der Loeff MF, de Bree GJ, Sanders EJ. Acute and early HIV infection screening among men who have sex with men, a systematic review and meta-analysis. J Int AIDS Soc. 2020 Oct;23 Suppl 6(Suppl 6):e25590. 
  50. Remien RH, Higgins JA, Correale J, Bauermeister J, Dubrow R, Bradley M, Steward WT, Seal DW, Sikkema KJ, Kerndt PR, Mayer KH, Truong HM, Casey CY, Ehrhardt AA, Morin SF. Lack of understanding of acute HIV infection among newly-infected persons; implications for prevention and public health: the NIMH multisite acute HIV infection study: II. AIDS Behav 2009; 13: 1046-1053.
  51. Richel O, Hallensleben ND, Kreuter A, van Noessel CJ, Prins JM, de Vries HJ. High-resolution anoscopy: clinical features of anal intraepithelial neoplasia in HIV-positive men. Dis Colon Rectum 2013; 56: 1237-1242.
  52. Richel O, Quint KD, Lindeman J, van Noesel CJ, de Koning MN, van den Munckhof HA, et al. One lesion, one virus: individual components of high-grade anal intraepithelial neoplasia in HIV-positive men contain a single HPV type. J Infect Dis 2014; 210: 111-120.
  53. Robb ML, Eller LA, Kibuuka H, Rono K, Maganga L, Nitayaphan S, et al; RV 217 Study Team. Prospective Study of Acute HIV-1 Infection in Adults in East Africa and Thailand. N Engl J Med. 2016 Jun 2;374(22):2120-30.
  54. Rodger AJ, Cambiano V, Bruun T, Vernazza P, Collins S, Degen O, et al. Risk of HIV transmission through condomless sex in serodifferent gay couples with the HIV-positive partner taking suppressive antiretroviral therapy (PARTNER): final results of a multicentre, prospective, observational study. The Lancet. 2019 Jun 15;393(10189):2428-38.
  55. Rodger AJ, Cambiano V, Bruun T, Vernazza P, Collins S, van Lunzen J, et al. PARTNER Study Group. Sexual Activity Without Condoms and Risk of HIV Transmission in Serodifferent Couples When the HIV-Positive Partner Is Using Suppressive Antiretroviral Therapy. JAMA. 2016 Jul 12;316(2):171-81.
  56. Simel DL, Easter J, Tomlinson G. Likelihood ratios, sensitivity, and specificity values can be back-calculated when the odds ratios are known. J Clin Epidemiol 2013; 66: 458-460.
  57. Trienekens SC, Van den Broek IV, Donker GA, Van Bergen JE, Van der Sande MA. Consultations for sexually transmitted infections in the general practice in the Netherlands: an opportunity to improve STI/HIV testing. BMJ Open 2013; 3: e003687.
  58. van Sighem A.I., Wit F.W.N.M., Boyd A., Smit C., Matser A., van der Valk M. HIV Monitoring Report 2022. Human Immunodeficiency Virus (HIV) Infection in the Netherlands. Amsterdam: stichting hiv monitoring, 2022. Available online at www.hiv-monitoring.nl
  59. Vanhommerig JW, Lambers FA, Schinkel J, Geskus RB, Arends JE, van de Laar TJ, et al.; MOSAIC (MSM Observational Study of Acute Infection With Hepatitis C) Study Group, van der Meer JT, Molenkamp R, Mutschelknauss M, Nobel HE, Reesink HW, Schinkel J, et al. Risk Factors for Sexual Transmission of Hepatitis C Virus Among Human Immunodeficiency Virus-Infected Men Who Have Sex With Men: A Case-Control Study. Open Forum Infect Dis. 2015 Aug 6;2(3):ofv115. 
  60. Wawer MJ, Gray RH, Sewankambo NK, Serwadda D, Li X, Laeyendecker O, Kiwanuka N, Kigozi G, Kiddugavu M, Lutalo T, Nalugoda F, Wabwire-mangen F, Meehan MP, Quinn TC. Rates of HIV-1 transmission per coital act, by stage of HIV-1 infection, in Rakai, Uganda." J Infect Dis 2005; 191: 1403-1409.
  61. WHO. WHO implementation tool for pre-exposure prophylaxis of HIV infection 2017. Geneva: World Health Organization; 2017. Via: https://www.who.int/hiv/pub/prep/en
  62. WHO. Consolidated guidelines on HIV prevention, testing, treatment, service delivery and monitoring: recommendations for a public health approach. Geneva: World Health Organization; 2021. Licence: CC BY-NC-SA 3.0 IGO.
  63. Wilkin TJ, Chen H, Cespedes MS, Leon-Cruz JT, Godfrey C, Chiao EY, et al. A Randomized, Placebo-Controlled Trial of the Quadrivalent Human Papillomavirus Vaccine in Human Immunodeficiency Virus-Infected Adults Aged 27 Years or Older: AIDS Clinical Trials Group Protocol A5298. Clin Infect Dis. 2018 Oct 15;67(9):1339-1346.
  64. Wilson DP, Prestage GP, Gray RT, Hoare A, McCann P, Down I, et al. Chemoprophylaxis is likely to be acceptable and could mitigate syphilis epidemics among populations of gay men. Sex Transm Dis. 2011;38(7):573-9.
  65. Wood E, Kerr T, Rowell G, Montaner JS, Phillips P, Korthuis PT, Simel DL. Does this adult patient have early HIV infection?: The Rational Clinical Examination systematic review. JAMA. 2014 Jul 16;312(3):278-85.
  66. Yerly S, Hirschel B. Diagnosing acute HIV infection. Expert Rev Anti Infect Ther 2012; 10: 31-41.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 27-03-2024

Laatst geautoriseerd  : 27-03-2024

Geplande herbeoordeling  :

De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van het richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van deze richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Opmerking bij autorisatie:

 

Betreft ‘C.1.10: Paradigmashift testbeleid chlamydia bij asymptomatische patiënten’; deze paragraaf geeft aan dat er nieuwe inzichten zijn met betrekking tot het al dan niet testen op chlamydia bij personen zonder klachten, maar gaat niet over tot ontraden. De richtlijn geeft helder aan dat nog niet duidelijk is wat de consequenties zijn op de langere termijn als men stopt met het testen en dat een (maatschappelijk) gesprek over het nut en de noodzaak hiervan is geboden. De NVMM, de NIV en het NHG willen benadrukken dat een breed debat met alle stakeholders eerst moet plaatsvinden alvorens men deze richtlijn interpreteert als een advies om niet meer te testen op chlamydia bij personen zonder klachten.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
  • Nederlandse Vereniging van HIV Behandelaren
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Nederlandse Vereniging Infectieziektebestrijding
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland, afdeling Vrouw en Kind
  • Werkgroep Artsen Seksuele gezondheid en Soa
  • Nederlandse Vereniging voor Internist-infectiologen
  • Poz&Proud
  • Treat it Queer

Doel en doelgroep

Deze richtlijn doet aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering en is gericht op het vaststellen van goed medisch handelen.

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoek financiering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad.

 

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met geografische spreiding van de werkgroepleden en met evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen zijn er vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen en belangenorganisaties betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn.

 

Tabel 1: Overzicht werkgroepleden herziening 2022-2024.

Werkgroepleden

Functie

Vereniging of affiliatie

Prof. dr. H.J.C. de Vries (voorzitter)

Dermatoloog

NVDV

Dr. A.P. van Dam (vicevoorzitter)

Arts-microbioloog

NVMM

Drs. E. Ab

Huisarts

NHG

Dr. A.H. Adriaanse

Gynaecoloog

NVOG

Drs. C.A.J. van Bokhoven

Arts Maatschappij en Gezondheid

NVIB/WASS

Drs. H. Bos (vanaf mei 2022)

Arts Maatschappij en Gezondheid

Soa Aids Nederland

Drs. M.D. Esajas

Gynaecoloog

NVOG

Drs. M.A.M. van den Elshout

Arts seksuele gezondheid

GGD regio Utrecht

Dr. H.M. Götz

Arts Maatschappij en Gezondheid, epidemioloog

NVIB/WASS

Drs. M.O. Hoogeveen (vanaf april 2023)

Arts-onderzoeker

NVDV

Dr. E. Hoornenborg

Internist-infectioloog

NVHB (NIV)

Drs. A.G.W van Hulzen

Verpleegkundig specialist

V&VN

Drs. R. Joosten

Arts Maatschappij en Gezondheid

RIVM

Drs. D.M. van Loon (sept 2022-mei 2023)

Arts-onderzoeker

NVDV

Dr. G. Losonczy

Oogarts

NOG

Drs. B. Meijer

Uroloog

NVU

Dr. J.M. Oldhoff

Dermatoloog

NVDV

Prof. Dr. M.F. Schim van der Loeff

Arts Maatschappij en Gezondheid, epidemioloog

GGD Amsterdam

Drs. F.W. Sintenie

Belangenvertegenwoordiger

Treat it Queer

Drs. M. Stolting (tot december 2022)

Arts-onderzoeker

NVDV

E.N.J. Stronck (vanaf april 2022)

Patiëntvertegenwoordiger

Poz&Proud (Hiv Vereniging)

Dr. A.H. Teeuw

Kinderarts

NVK

Dr. S.O. Verboeket

Belangenvertegenwoordiger

PrEPnu

Dr. C.E. Vergunst

Dermatoloog

NVDV

Dr. S.M.E. Vrouenraets

Internist-infectioloog

NVHB (NIV)

Drs. M.I.L.S. Werner

Arts Maatschappij en Gezondheid

NVIB/WASS

Dr. M. van Westreenen

Arts-microbioloog

NVMM

Dr. C. Zemouri

Gezondheidswetenschapper

Zemouri Public Health Research & Consultancy

Klankbordleden

 

 

Dr. J. Schouten

Neuroloog

NVN

 

Tabel 2: Overzicht betrokken partijen herziening 2022-2024.

Overzicht betrokken partijen*

Zitting nemend in werkgroep

Knelpunten­analyse

Commentaar­fase

Autorisatie

Opmerkingen

Wetenschappelijke verenigingen

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)

X

X

X

X

 

Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

X

X

X

 

Voor huisartsen gelden de NHG-standaarden.

Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)

X

X

X

X

Geen extern commentaar geleverd.

Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) namens de Nederlandse Vereniging van Hiv-Behandelaren (NVHB) en de Nederlandse Vereniging voor Internist-infectiologen (NVII)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging Infectieziektebestrijding (NVIB) namens de Werkgroep Artsen Seksuele gezondheid en Soa (WASS)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)

X

 

X

X

Zijn later (na knelpuntanalyse) aangeschoven.

Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)

X

 

X

X

Zijn later (na knelpuntanalyse) aangeschoven.

Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN)

 

 

X

 

Gemandateerd klankbordgroep lid.

Nederlands Oogheelkundig Genootschap (NOG)

X

 

X

X

Zijn later (na knelpuntanalyse) aangeschoven.

Overige organisaties

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en het Milieu-Centrum voor Infectieziektebestrijding (RIVM-Cib)

X

X

X

 

 

Soa Aids Nederland

X

X

X

 

 

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)

X

X

X

X

Geen extern commentaar geleverd.

Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuis Apothekers (NVZA)

 

 

X

 

 

Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV)

 

 

X

 

Per abuis niet uitgenodigd voor knelpuntanalyse. Er is afgesproken dit in de toekomst wel te doen.

Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA)

 

 

X

 

Geen extern commentaar geleverd.

Patiëntenverenigingen

Poz&Proud

X

X

X

X

Geautoriseerd via Patiëntfederatie Nederland

Treat it Queer

X

X

X

X

Geautoriseerd via Patiëntfederatie Nederland

PrEPnu

X

X

X

 

Geen extern commentaar geleverd.

Huid Nederland

 

 

X

 

Geen extern commentaar geleverd.

Stakeholders

Zorginstituut Nederland (ZiN)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geen commentaar ontvangen.

Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ)

 

 

X

 

 

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geen commentaar ontvangen.

Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geen commentaar ontvangen.

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geeft geen commentaar.

* Alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.

Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.

 

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling (2021) is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Persoonlijke financiële belangen, persoonlijke relaties, reputatiemanagement

Extern gefinancierd onderzoek

Overige belangen

Getekend op

Acties

Prof. dr. H.J.C. de Vries

Dermatoloog, CSG GGD Amsterdam & afdeling dermatologie, Amsterdam UMC

Chair of CBK Zuidoost foundation, onbetaald

-

-

-

07-12-2022

-

Drs. E. Ab

Huisarts UMCG

- Kaderarts urogynaecologie (onbetaald)

- Expertgroep seksuele gezondheid (onbetaald)

-

-

-

10-02-2022

-

Dr. A.H. Adriaanse

Gynaecoloog, Noordwest Ziekenhuisgroep, locatie Alkmaar

- Medisch manager OK-organisatie Noordwest Ziekenhuisgroep

- Lid Calamiteiten commissie Noordwest Ziekenhuisgroep

- Opleider Internationale Gezondheidszorg en Tropengeneeskunde, Noordwest Ziekenhuisgroep (deze functies zijn onderdeel van het dienstverband binnen de Noordwest Ziekenhuisgroep)

-

-

-

27-08-2023

-

Drs. C.A.J. van Bokhoven

Arts maatschappij en gezondheid, infectieziekte­bestrijding, GGD Gelderland-Zuid

- Lid visitatiecommissie Seksuele gezondheid GGD’en (vergoeding valt onder reguliere financiering)

- Lid werkgroep kwaliteitsprofiel ASG (betaald door VWS)

-

-

-

23-02-2022

-

Dr. H. Bos

Arts M+G infectieziekte­bestrijding, strategisch adviseur Soa Aids Nederland (0,8)

-

-

-

-

24-02-2022

-

Dr. A.P. van Dam

Arts-microbioloog Amsterdam UMC (0,9 FTE) met detachering naar

- GGD Amsterdam (0,2 FTE)

- RIVM (COMmer) (0,2 FTE)

- Vanuit Amsterdam UMC: lid redactieraad Tijdschrift voor Infectieziekten (onbetaald)

- Vanuit GGD: labvertegenwoordiger NL voor SOA-ECDC (onbetaald)

Geen specifieke intellectuele belangen of reputatie. In het algemeen is het zo dat het definiëren van een bepaalde conditie als een ziektebeeld, waarop diagnostiek en behandeling moet volgen door een professional, leidt tot een groter belang van deze professional en zijn/haar werkgever. Dit geldt ook voor mij als arts-microbioloog, en mijn werkgevers.

Onderzoek naar effectiviteit van zolidoflacin voor behandeling voor gonorroe (iov GARDP)

Onderzoek naar M. genitalium bij PID, financier OLVG research fonds

-Onderzoek naar diagnostische waarde geautomatiseerde moleculaire test voor T. pallidum (Hologic financiert kits, geen honoraria)

-

16-01-2023

-

Drs. M.A.M. van den Elshout

- Medisch coördinator afd. seksuele gezondheid, GGD regio Utrecht (36u)

- Arts-onderzoeker AMPrEP, AMR / Amsterdam UMC /GGD Amsterdam (8u)

-Arts seksuele gezondheid, GGD Amsterdam, Gemeente Amsterdam (0,77u)

Registratiecommissie SOAP, lid namens ASG-stuurgroep, leden geven advies aan de directeur RIVM/CIb over de gegevens die aangeleverd moeten worden t.b.v. de in het SOAP gebruikersreglement genoemde doelen (onbetaald).

-

-

-

14-11-2022

-

Drs. M.D. Esajas

Gynaecoloog UMCG

Docent BVO Nederland, onbetaald

-

-

-

24-11-2022

-

Dr. H.M. Götz

Arts M+G IZB GGD Rotterdam- Rijnmond

-

-

-

-

09-02-2022

-

Drs. M.O. Hoogeveen

Arts-onderzoeker, NVDV

Klinisch onderzoek pediatrie Virtual Reality Hypnosis

-

-

-

25-01-2022

-

Dr. E. Hoornenborg

- Hoofd Centrum voor Seksuele Gezondheid GGD Amsterdam (1,0 fte)

- Internist-infectioloog, DC Lairesse, Amsterdam (0,1 fte)

-

-

GGD Amsterdam ontvangt in 2023 een grant van Gilead Sciences voor outreach HIV en STI testing. Geen belang bij uitkomst met betrekking tot de MDR.

-

23-08-2023

-

Drs. A.G.W. van Hulzen

Verpleegkundig Specialist AGZ (hiv- en hepatitis behandel­centrum) Isala Zwolle (24u)

-

-

-

-

29-11-2022

-

Drs. D.M. van Loon

Arts-onderzoeker NVDV

-

-

-

-

01-02-2023

-

Drs. R. Joosten

Arts Maatschappij en Gezondheid, profiel Infectieziekte­bestrijding RIVM

-

-

-

-

24-11-2022

-

Dr. G. Losonczy

Oogarts, corneachirurg, Radboud UMC Nijmegen

-

-

-

-

19-07-2023

-

Drs. B. Meijer

Uroloog, ACIBADEM, Amsterdam

Lid werkgroep bekwaamheidseisen (beperkte) genitale chirurgie (onbetaald)

-

-

-

11-2-2022

-

Dr. J.M. Oldhoff

Dermatoloog, UMCG

- Voorzitter domeingroep SOA en huidinfecties, NVDV

- Hoofd SOA GGD Groningen (betaald via samenwerkings­verband met de afd. dermatologie UMCG)

-

-

-

10-02-2022

-

Prof. Dr. M.F. Schim van der Loeff

- Senior epidemioloog bij afdeling infectieziekten, GGD Amsterdam (fulltime)

- Bijzonder hoogleraar van epidemiologie van Seksueel Overdraagbare Infecties, Amsterdam UMC (1 dag per week)

Bestuurslid Stichting Virus Actiefonds (onbetaald) tot november 2022

-

Mijn werkgever, GGD Amsterdam, stimuleert medewerkers om deel te nemen aan adviescommissies en richtlijncommissies, zoals deze. Alle betalingen uit bovenstaande functies gaan naar werkgever.

- Hoofdonderzoeker op onderzoek CONTROL, gefinancierd door ZonMw (juli 2020-heden)

- Projectleider op onderzoek NABOGO, gefinancierd door ZonMw (2016-2022)

- Co-PI op onderzoek EZI-PrEP, gefinancierd door AidsFonds (2019-heden)

- Deelnemer van Advisory board MSD (november 2020 en juni 2021)

- Lid van Advisory Board Novosanis (oktober 2022-heden)

- Hoofdonderzoeker van Ivestigator-Initiated Research grant bij GSK (oktober 2022-nu)

23-2-2022

-

Dr. J. Schouten

- Neuroloog, Rijnstate Ziekenhuis Arnhem

Forensisch neuroloog, Pieter Baan Centrum (betaald)

-

-

-

24-07-2023

-

Drs. F. W. Sintenie

- Penningmeester bij Treat it Queer (i.p. onbetaald)

- ANIOS verslavings­geneeskunde bij Jellinek (betaald)

-

-

-

Treat it Queer zet zich in voor betere zorg voor de LHBTI+ gemeenschap middels onderwijs, onderzoek en advies. Alle oprichters zijn zelf onderdeel van de gemeenschap, maar hebben ook alleen een achtergrond in de geneeskunde en/of global health. Derhalve zou het theoretisch kunnen dat de stichting Treat it Queer meer bekendheid krijgt door de richtlijn, en hierdoor sneller of makkelijker gevraagd wordt om projecten te organiseren of hieraan deel te nemen. Er spelen geen directe financiële belangen. (zie verder uitleg de belangenverklaring)

18-2-2022

-

Drs. M. Stolting

Arts-onderzoeker NVDV

-

-

-

-

05-06-2022

-

E.N.J. Stronck

Coördinator Poz&Proud, onderdeel van de hiv vereniging

-

-

-

-

24-11-2022

-

Dr. A.H. Teeuw

Kinderarts sociale pediatrie, Emma Kinderziekenhuis-Amsterdam UMC

- LECK kinderarts (onbetaald)

- CSG kinderarts (onbetaald)

-

-

-

22-01-2023

-

Dr. S.O. Verboeket

Arts in opleiding tot verslavingsarts, SBOH / Stichting Arkin

Lid actiegroep PrEPnu (voorheen voorzitterschap; vrijwilligerswerk)

-

-

Als lid van actiegroep PrEPnu ben ik er bij gebaat dat PrEP beter en breder toegankelijk wordt dan op dit moment sprake van is. Met deze visie, en mede daardoor, ben ik betrokken bij de totstandkoming van deze richtlijn

11-12-2022

-

Dr. C.E. Vergunst

- Dermatoloog GGD Amsterdam (18u per week

- Dermatoloog Centrum Oosterwal, gedetacheerd NoordWestZiekenhuis­groep (18u per week)

 -Lid domeingroep SOA en huidinfecties (onbetaald)

- Docent NSPOH (betaald)

Recent gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek mede van mijn hand zal in de nieuwe richtlijn verwerkt worden

Betrokkenheid bij onderzoek naar klinische relevantie Mg infecties, momenteel intern gefinancierd door GGD Amsterdam, in verleden is studie deels gesponsord door Hologic (levering test-kits)

-Bevestiging reputatie als expert op het gebied van SOA.

-De richtlijn wordt ook doorgevoerd, voor zover van toepassing, in de door mij en mijn collega’s beheerde lokale protocollen van de GGD Amsterdam.

14-02-2022 én
27-12-2022

-

Dr. S.M.E. Vrouenraets

Internist-infectioloog, OLVG. Tevens gedetacheerd vanuit OLVG naar AvL voor het uitvoeren HRA (hoog risico anoscopieën) en A-team werkzaamheden

-

-

-

-

22-11-2022

-

Drs. M.I.L.S. Werner

Arts Maatschappij en Gezondheid, GGD Zuid Limburg

-

-

-

-

23-11-2022

-

Dr. M. van Westreenen

Arts-microbioloog, Erasmus MC en STAR-SHL

- GRAS werkgroep (onbetaald)

- ECDC SOHO network focal point organs (onbetaald)

-

-

-

21-11-2022

-

Dr. C. Zemouri

- Onderzoeker COVID-19 aanbevelingen, Amsterdam Medisch Centrum

- Zelfstandig onderzoeker en consultant, Zemouri Public Health Research & Consultancy

-

-

-

-

06-04-2022

-

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van een aantal patiënten/sleutelpopulatie organisaties zoals Poz&Proud, PrEP.nu, en Treat it Queer. Afgevaardigden van deze organisaties waren aanwezig bij alle vergaderingen en hebben als auteurs en commentators een directe en actieve bijdrage geleverd aan het tot stand komen van de richtlijn.

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens is er een samenvatting gemaakt inzake de belangrijkste wijzigingen en is de ‘MDR Soa App’ geüpdatet aan de hand van de wijzigingen voortvloeiende uit deze herziening; deze is voor iedereen beschikbaar die daar kennis van wil nemen. Het volledige implementatieplan is opgenomen in bijlage implementatieplan.

Werkwijze

Aanleiding

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie en de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie is de richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA) in 2022-2024 herzien. De laatste grote herziening dateert uit 2018. In 2019 heeft er een kleine modulaire herziening plaatsgevonden. Voor deze huidige herziening kwamen meerdere modules in aanmerking, omdat er relevante ontwikkelingen hebben plaatsgevonden omtrent epidemiologie (mpox en scabiës), therapie (chlamydia), testbeleid (chlamydia en Mycoplasma genitalium-infectie) en biomedische interventies (PrEP).

 

Knelpuntenanalyse

In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. Zie bijlage 2, tabel 2 voor de aanwezigheid van de verschillende partijen bij deze eerste bijeenkomst.

 

Samenstelling van de werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met geografische spreiding van de werkgroepleden en met evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen zijn er vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen en belangenorganisaties betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn. Zie bijlage 2, tabel 1 voor een volledig overzicht van de betrokken partijen.

 

Wetenschappelijke bewijsvoering

De voorlaatste update van de richtlijn dateert uit 2019, welke tot stand is gekomen op basis van commentaar op de vorige versie (2018), en evaluatie door de werkgroep. Er zijn toen geen substantiële wijzigingen aangebracht, maar storende fouten zoals in doseringen zijn gecorrigeerd en verduidelijkingen zijn waar nodig aangebracht. De richtlijnwerkgroep werkte in de periode 2021-2023 aan een nieuwe conceptrichtlijntekst. De werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen die zich elk bogen over een module. Als basistekst is uitgegaan van de 2019 MDR Soa die eerder door de in Nederland aanwezige deelexperts zijn samengesteld.

 

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Voor een groot deel van de adviezen die in de richtlijn worden gegeven is onvoldoende bewijs voorhanden dat vandaag de dag noodzakelijk wordt geacht voor opname in een richtlijn. Zo is de huidige behandeling van syfilis terug te voeren op kennis en ervaring stammend uit het midden van de 20e eeuw, ver voor de implementatie van de ”evidence based medicine”-criteria die nu als standaard worden vereist als onderbouwing van medisch beleid. Er bestaat echter geen twijfel aan de keuze voor benzathinebenzylpenicilline als eerstekeuzebehandeling voor syfilis. Dit geldt overigens niet alleen voor seksueel overdraagbare aandoeningen; het overgrote deel van de 3000 dermatologische diagnoses kent geen behandeling die op stevig bewijs rust; toch bestaat ook daar behoefte aan therapeutische adviezen.

 

Er is in 2002 een Soa-richtlijn verschenen die geheel volgens de toen geldende standaard van wetenschappelijke bewijsvoering is opgesteld. Op basis van vooraf opgestelde vragen werden zoekopdrachten uitgevoerd en een poging tot beantwoording van de vragen gedaan. Helaas bleek voor de meest klinisch relevante ‘uitgangsvragen’ geen systematische onderbouwing vanuit de literatuur voorhanden (er kwamen geen adviezen met een bewijskracht boven niveau 4 uit). De meest prangende vragen omtrent diagnostiek en behandeling konden zodoende niet worden beantwoord en kwamen ook niet aan bod. Vanwege het teleurstellende resultaat en de kritiek op deze richtlijn is bij de volgende versie afgestapt van het model van vooraf opgestelde vragen en is weer gekozen voor de voorheen gehanteerde werkwijze zoals bij de 1997 richtlijn die bestond uit vaste paragrafen per syndroom en infectie (zoals epidemiologie, diagnostiek en behandeling). Vanaf 2012 is de richtlijn daarom hoofdzakelijk gebaseerd op een combinatie van de mening van de werkgroep (expert opinie) na uitvoerige discussie, aanvullend gericht literatuuronderzoek (niet systematisch beoordeeld) en recent gepubliceerde internationale en nationale richtlijnen, waarin naast standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), de Amerikaanse CDC, de Britse BASHH, de Europese IUSTI en de WHO-richtlijnen het meest leidend zijn geweest. De internationale richtlijnen volgen ook het door ons gekozen stramien van vaste paragrafen per syndroom/infectie die al dan niet is onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek dan wel met expert opinie. Per hoofdstuk of passage wordt duidelijk gerefereerd naar nationale of internationale richtlijnen waaruit zaken overgenomen zijn. Daarnaast heeft er voor alle modules/hoofdstukken gedurende het gehele herzieningsproces, intensieve samenwerking met het RIVM/LCI plaatsgevonden. Daar waar geen gepubliceerd bewijs voorhanden was, is per definitie gebruik gemaakt van expert opinies zoals deze tijdens de verschillende overlegmomenten werden geformuleerd.

 

Voor de onderbouwing van de diagnostiek en behandel adviezen van chlamydiasis is wel meer bewijs voorhanden. Voor het hoofdstuk C1. Chlamydiasis (inclusief lymphogranuloma venereum) hebben we dankbaar gebruikgemaakt van de NHG-Standaard: Het soa-consult (NHG, 2022). Deze NHG-Standaard is recent (2022) voor wat betreft de non-LGV-chlamydia-infecties herzien door het Nederlands Huisartsen Genootschap, waarbij er gebruik is gemaakt van de GRADE-methodiek om meerdere uitgangsvragen te beantwoorden. Deze methodiek is terug te vinden in het document ‘totstandkoming en methoden’ van deze NHG-Standaard. Daar waar is afgeweken van het advies in deze standaard staat dat nadrukkelijk vermeld in de tekst. De hoofdstukken B1. Urethritis, B2. Fluor vaginalis en vaginitis, B3. Acute epididymitis (bij volwassenen) zijn eveneens grotendeels afkomstig uit de NHG-Standaarden en NHG-Behandelrichtlijnen (‘Het soa-consult’, ‘Fluor vaginalis’ en ‘Acute epididymitis bij volwassenen’’) met enkele aanpassingen en toevoegingen uit recentere literatuur. Voor achtergrondinformatie bij de tekst van dit hoofdstuk (inclusief een uitvoerige onderbouwing) verwijzen we naar de volledige NHG-Standaard en diens ‘totstandkoming en methoden’.

 

De conceptteksten werden tijdens verschillende subgroepvergaderingen en een eendaagse plenaire bijeenkomst besproken. De conceptteksten zijn vervolgens, na verwerking van de commentaren van verschillende betrokken wetenschappelijke en beroepsverenigingen en instanties, eind 2023 aangeboden ter autorisatie (zie: initiatief en autorisatie). De richtlijn biedt de mogelijkheid om per gezondheidechelon (0e lijn, GGD; 1e lijn, huisarts; 2e lijn, ziekenhuis) de meest geëigende keuzes te maken in het te voeren beleid. Dit houdt bijvoorbeeld in dat er verschillen kunnen bestaan in testbeleid voor urogenitale chlamydia-infecties tussen de verschillende echelons.

 

Belangrijkste wijzigingen

Zie de ‘Algemene inleiding’ van de MDR Soa.

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is gezocht naar en gebruik gemaakt van onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op relevante vraagstukken uit de klinische praktijk. Voor deze herziening is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om vraagstukken te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is te raadplegen in bijlage 4.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar, voor zover mogelijk, wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt)organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel 2). De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter autorisatie.