PADIS (pijn, analgesie/sedatie, delier, (im)mobilisatie en slaapstoornissen)

Initiatief: NVIC Aantal modules: 18

Randvoorwaarden

Uitgangsvraag

  1. Aan welke randvoorwaarden dienen zorgverleners op de IC te voldoen om het comfort van de patiënt te bevorderen?
  2. Aan welke randvoorwaarden dient de behandelomgeving van de IC-patiënt te voldoen ten aanzien van comfort op de IC?
  3. Op welke manier dient informatievoorziening en psychosociale begeleiding aan intensive care patiënten en naasten te worden vormgegeven?

Aanbeveling

1) Biedt IC-personeel structureel training aan in het gebruik van de aanbevolen delierscreeningsinstrumenten, minimaliseren van fysieke fixatie, het toepassen van vroeg-mobilisatie en het toepassen van niet-medicamenteuze interventies ter voorkoming van een delier en slaapproblemen.

 

2) Creëer een IC-omgeving die een normaal dag-nachtritme stimuleert, betrokkenheid van naasten faciliteert en de blootstelling aan geluids- en lichtoverlast minimaliseert.

 

3)

Stel op iedere IC een protocol op voor pijn, angst, delier, (im)mobilisatie en slaapstoornissen (PADIS), waarin de aanbevelingen van deze richtlijn, de richtlijn Analgesie en sedatie op de intensive care en de richtlijn Nazorg en revalidatie van intensive care patiënten worden toegepast op de lokale situatie. Neem in dit protocol tenminste op:

    • Hoe patiënten worden gescreend op pijn, angst, delier en slaapstoornissen
    • Welke non-farmacologische interventies worden toegepast en wanneer
    • Welke farmacologische interventies worden toegepast en wanneer
    • Welke interventies niet worden toegepast
    • Welke informatievoorziening en psychosociale zorg (MMW, geestelijke verzorging, medische psychologie) aan patiënten en naasten tijdens de opname wordt aangeboden
    • Op welke manier nazorg wordt aangeboden aan patiënten en naasten

Overwegingen

Training en vaardigheden van zorgverleners

Zorgverleners hebben een gedegen kennisbasis nodig om delier en slaapstoornissen effectief te herkennen en behandelen. Zij zouden tenminste opgeleid moeten worden in het afnemen van de aanbevolen delierscreeningsinstrumenten, het veilig en proportioneel toepassen (en zoveel mogelijk vermijden van) fysieke fixatie en het correct toepassen van niet-medicamenteuze interventies voor preventie en behandeling van delier en slaapstoornissen zoals genoemd in deze richtlijn. Ook de toepassing van vroege mobilisatie van IC-patiënten, met de voor de IC-populatie specifieke methoden, apparatuur, technieken en veiligheidsaspecten, vereist specifieke training. Hierbij zou teamtraining een meerwaarde kunnen hebben.

 

Interdisciplinaire werkgroepen van artsen, IC-verpleegkundigen en paramedici kunnen de ontwikkeling en monitoring van lokale expertise in delirium en slaapstoornissen stimuleren. Gesprekken met voormalige IC-patiënten en hun naasten kunnen ook bijdragen aan een beter begrip van de impact van medische interventies.

 

Delier en slaapproblemen kunnen bij IC-patiënten met een veelheid aan medicamenteuze en niet-medicamenteuze interventies worden bestreden. De meeste van deze interventies zijn wetenschappelijk niet sterk onderbouwd. Willekeur of inadequate toepassing van maatregelen ligt daarmee op de loer. De werkgroep is van mening dat IC-personeel hierin het beste kan worden ondersteund door het opstellen van een duidelijk afdelingsprotocol voor pijn, angst, delier, (im)mobilisatie en slaapstoornissen (PADIS), waarin is opgenomen:

  • hoe patiënten worden gescreend op pijn, angst, delier en slaapstoornissen
  • welke niet-medicamenteuze interventies beschikbaar zijn en wanneer deze worden toegepast
  • welke medicamenteuze interventies beschikbaar zijn en wanneer deze worden toegepast
  • welke interventies niet worden toegepast
  • welke psychosociale zorg (te denken valt aan medisch maatschappelijk werk, medische psychologie, geestelijke verzorging, muziektherapie etc.) beschikbaar is en wanneer deze zorg wordt aangeboden

Behandelomgeving

Uit de literatuur waarop (modules van) deze richtlijn is gebaseerd, maar ook uit de achterbanraadpleging [LINK bijlage 4], blijkt dat de IC-omgeving zelf een belangrijke rol speelt in het optreden van een delier en slaapstoornissen. Overlast door licht en geluid, verstoring van de nachtrust en het missen van privacy worden door patiënten als zeer belastend ervaren en dragen bij aan het ontstaan en onderhouden van een delier. De werkgroep realiseert zich dat, om IC-patiënten maximaal te beschermen tegen omgevingsfactoren die een delier en slaapstoornissen kunnen veroorzaken of onderhouden, vaak bouwkundige aanpassingen aan de IC-omgeving nodig zijn. De werkgroep verwijst voor de minimale eisen aan de IC-omgeving naar de Kwaliteitsstandaard Organisatie van Intensive Care van Zorginstituut Nederland (2016). Wetenschappelijk bewijs voor één bepaalde manier van inrichting van de ideale anti-delier-IC is niet voorhanden. De werkgroep adviseert ziekenhuizen dan ook om bij toekomstige (ver)bouwplannen voor IC-afdelingen aandacht te hebben voor het creëren van een omgeving die een normaal dag-nachtritme stimuleert, blootstelling aan geluids- en lichtoverlast minimaliseert en patiënten toegang geeft tot de in deze richtlijn beschreven niet-medicamenteuze interventies, zoals betrokkenheid van naasten, muziek en vroege mobilisatie.

 

De Kwaliteitsstandaard Organisatie van Intensive Care beschrijft tevens het optimale bedbezettingspercentage om voldoende kwaliteit van zorg voor de patiënt te kunnen blijven bieden, en welk type personeel in welke aantallen beschikbaar dient te zijn op de IC. Voor deze richtlijn is zijn deze voorwaarden in het bijzonder relevant: immers kosten de herkenning, preventie en behandeling van een delier en psychosociale begeleiding van patiënten en naasten tijd en aandacht van IC-zorgverleners. Wanneer onvoldoende tijd en aandacht beschikbaar is om delier te voorkomen of adequaat te behandelen, neemt de kans op vermijdbare schade toe (zoals een langere opnameduur, of het ontstaan van langetermijnscomplicaties, zoals post-IC-syndroom (PICS)).

 

De werkgroep is van mening dat er voor de meerwaarde van vroege mobilisatie voldoende bewijs is om brede implementatie hiervan ter rechtvaardigen. Iedere IC-afdeling dient te beschikken over apparatuur en getraind personeel om ernstig zieke patiënten vroegtijdig te kunnen trainen en mobiliseren, zowel in het bed als erbuiten.

 

Informatievoorziening en psychosociale begeleiding voor patiënten en naasten

Voor patiënten en hun naasten is een behandeling op de IC meestal overweldigend en ingrijpend. Zij krijgen naast de invasieve bewaking en behandelingen voor hun ernstige aandoening ook te maken met een hoogtechnologische, drukke omgeving waarin zij dag en nacht worden behandeld door een groot aantal verschillende zorgverleners. Intrinsiek aan de noodzaak van een IC-opname spelen levensgevaar of ernstige gezondheidsrisico’s die zowel de patiënt als diens naasten emotioneel aangrijpen en zingevingsvragen activeren.

 

Uit de achterbanraadpleging van IC Connect blijkt hoe cruciaal heldere communicatie en uitleg rondom delier van belang is, zowel voor patiënten als naasten. Naast het belang van familiebetrokkenheid, persoonlijke aandacht en begrijpelijke uitleg over delier benadrukken respondenten ook het belang van inlevingsvermogen in de patiënt met verstoorde werkelijkheidsbeleving.

 

De IC-behandeling zelf kan ook bijdragen aan het ontstaan van angst, stress en delier. Deze factoren kunnen, zowel bij patiënt als diens naasten, bijdragen aan het ontstaan van langetermijnsgevolgen zoals PICS en PTSS (zie ook module Informatievoorziening aan en communicatie met de patiënt en naasten). Deze aandoeningen treffen niet alleen de patiënt, maar soms ook diens naasten (PICS-Familie) (Rousseau, 2021). Het belang van preventie van deze ernstige consequenties van IC-behandeling wordt ook onderstreept door de achterbanraadpleging van IC Connect. Voor de behandeling en revalidatie van PICS wordt verwezen naar de richtlijn Nazorg en revalidatie van intensive care patiënten.

 

De werkgroep is van mening dat elke IC-afdeling een protocol zou moeten hebben waarin de informatievoorziening tijdens de opname, zoals gesprekken met patiënten en naasten en informatie over bezoektijden en -regels, is opgenomen. Voor bepaalde patiënten en hun naasten is al tijdens de IC-behandeling psychosociale begeleiding nodig. Hiervoor dienen IC-afdelingen naar mening van de werkgroep heldere afspraken te hebben met andere zorgverleners over verwijzing, waarbij laagdrempelig contact is met bijvoorbeeld medisch maatschappelijk werkers, psychologen, psychiaters en geestelijk verzorgers. Ook zou voor elke patiënt en diens naasten nazorg beschikbaar moeten zijn (richtlijn Nazorg en revalidatie van intensive care patiënten). Ook is meer wetenschappelijk onderzoek nodig om gevolgen van IC-behandeling beter in kaart te brengen.

Onderbouwing

Deze richtlijn beschrijft de herkenning, preventie en behandeling van delier en slaapstoornissen bij IC-patiënten. Tevens komen mobilisatie en fysieke fixatie aan bod. Deze richtlijn vormt samen met de richtlijn “Analgesie en sedatie op de intensive care” een zogeheten een PADIS-richtlijn (pijn, angst, delier, (im)mobilisatie en slaapstoornissen).

 

Hoewel de wetenschappelijke onderbouwing van instrumenten en interventies voor de herkenning, preventie en behandeling van delier en slaapstoornissen doorgaans beperkt is, is de behoefte aan effectieve oplossingen groot. Dat het thema bij voormalig IC-patiënten en naasten in Nederland sterk leeft, is gebleken uit de achterbanraadpleging die in opdracht van deze werkgroep door IC Connect werd uitgevoerd.

 

In deze module “Organisatie van zorg” wordt nader ingegaan op training en vaardigheden van zorgverleners die nodig is om interventies rondom delier, (im)mobilisatie en slaapstoornissen adequaat toe te passen. Daarnaast behandelt de module hoe de IC-omgeving zelf kan bijdragen aan de preventie van delier en slaapstoornissen. Tot slot worden aanbevelingen gegeven over de organisatie rondom informatievoorziening en psychosociale begeleiding van IC-patiënten en hun naasten.

 

Voor aanpalende aanbevelingen ten aanzien van organisatie van zorg op de IC wordt verwezen naar de volgende modules:

Omdat voor de Nederlandse literatuur geen onderzoek beschikbaar is, heeft de werkgroep de uitgangsvraag beantwoord met behulp van:

1) Expert opinion en expertise van de werkgroep,

2) Achterbanraadpleging van IC Connect (zie bijlage),

3) Consensus artikelen, en

4) Bestaande afspraken en richtlijnen met betrekking tot de inrichting van IC-zorg in Nederland.

  1. Rousseau, A. F., Prescott, H. C., Brett, S. J., Weiss, B., Azoulay, E., Creteur, J., Latronico, N., Hough, C. L., Weber-Carstens, S., Vincent, J. L., & Preiser, J. C. (2021). Long-term outcomes after critical illness: recent insights. Critical care (London, England), 25(1), 108.  https://doi.org/10.1186/s13054-021-03535-3
  2. Zorginstituut Nederland (2016). Kwaliteitsstandaard Organisatie van Intensive Care. Geraadpleegd op 24-5-2023, van https://www.zorginstituutnederland.nl/publicaties/publicatie/2016/07/07/kwaliteitsstandaard-organisatie-van-intensive-care  

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 26-06-2024

Laatst geautoriseerd  : 26-06-2024

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Stichting Family and patient Centered Intensive Care en IC Connect
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (afdeling intensive care)
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie/Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuisfysiotherapie

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). Patiëntenparticipatie bij deze richtlijn werd medegefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten (SKPC) binnen het programma KIDZ.

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten die op de intensive care worden behandeld.

 

Werkgroep

  • dr. T.H. (Thomas) Ottens, intensivist, NVIC
  • drs. N.C. (Niels) Gritters van den Oever, intensivist, NVIC
  • dr. K.S. (Koen) Simons, internist-Intensivist, NVIC
  • D. (Daphne) Bolman, patiëntvertegenwoordiger, FCIC en IC Connect
  • Dr. R. (Roel) van Oorsouw, fysiotherapeut/onderzoeker, KNGF/NVZF
  • D.L.J. (David) Moolenaar, internist-intensivist, NIV
  • dr. M.C.W. (Meta) van der Woude, anesthesioloog-intensivist, NVA
  • dr. R.J. (Robert Jan) Osse, psychiater, NVVP
  • Prof.dr. M. (Mark) van den Boogaard, senior verpleegkundig onderzoeker, V&VN IC
  • dr. B.E. (Liesbeth) Bosma, ziekenhuisapotheker, NVZA
  • drs. N.M.S. (Nienke) Golüke, klinisch geriater, NVKG

Met ondersteuning van:

  • dr. M.M.J. (Machteld) van Rooijen, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • dr. L.M.P. (Linda) Wesselman, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • drs. F. (Florien) Ham, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

dr. T.H. (Thomas) Ottens

Intensivist, Staflid Intensive Care HagaZiekenhuis

- Lid Geneesmiddelcommissie HagaZiekenhuis

- Plaatsvervangend opleider intensive care HagaZiekenhuis

- Freelance arts bij evenementen, MAI medische diensten (nieuw 0-uren verband, nog nooit ingezet)

- Voormalig lid tijdelijk COVID-19 expert panel, Gilead Sciences Nederland

Mijn partner is betrokken bij onderzoeksprojecten "Muziek als Medicijn" van het Erasmus MC. Dit project omvat meerdere studies naar muziekinterventies tegen angst, stress, pijn en delirium rondom operaties en ernstige ziekten.

 

Ik ontvang een bijdrage voor een wetenschappelijk onderzoeksproject "EARLY DELTA trial" van Prolira B.V. Zij leveren onder andere een delirium-monitor "DeltaScan".

Exclusie betrokkenheid bij een uitgangsvraag over de deltascan.

drs. N.C. (Niels) Gritters van den Oever

intensivist 1,0 fte

Treant Zorggroep

medisch manager IC, vakgroephoofd IC, lid stafbestuur (vacatievergoeding)

- Chief Medical Officer Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (vacatievergoeding)

- lid commissie Acute Tekorten Geneesmiddelen (ATG en ATG+) deel van Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (vergadervergoeding)

Geen.

Geen actie.

dr. K.S. (Koen) Simons

internist-intensivist (betaald) Jeroen Bosch Ziekenhuis

- Lid van diverse commissies in het ziekenhuis (o.a. donatiecommissie als voorzitter, reanimatiecommissie), (onbetaald)

- co-promotor promovendus (onbetaald)

- FCCS instructeur (betaald)

- Lid PSA richtlijn, subrichtlijn Sedatie en Analgesie op de IC (betaald)

In het verleden tot 2018 contact gehad met Philips research in het kader van onderzoek naar effecten van licht en geluid op de IC; toen gebruik gemaakt van apparatuur en expertise van onderzoekers Philips

Geen betaald adviseurschap

Geen directe financiële belangen in een bedrijf of aandelen

Geen eigenaar van lopend patent of product.

 

Als lokale P.I./ subinvestigator betrokken bij meerdere sponsor-driven en investigator driven onderzoeken, waaronder 1) REMAP-CAP studie (studie naar effect verschillende soorten behandeling bij community acquired pneumonie. Financiering door overheid); MONITOR-IC studie (studie: studie naar lange termijnuitkomsten van IC patienten; financiering door overheid/ ziekenhuis (radboudumc)); 3) REVIVAL studie (studie naar effect van medicament op nierschade bij IC patienten; financiering door bedrijf) 4) OSCAR studie (studie naar effect van anti-GM-CSF ( Otilimab)  op verloop COVID 19 ; financiering door Glaxo Smith Kline).

Geen actie.

D. (Daphne) Bolman

Vrijwillig bestuurslid

Geen.

Boegbeeldfunctie bij een patiënten- of beroepsorganisatie

Geen actie.

Dr. R. (Roel) van Oorsouw

Fysiotherapeut/ onderzoeker Radboudumc

- Lid KNGF ethiekcommissie

- Lid ethiekcommissie Radboudumc

Geen.

Geen actie.

D.L.J. (David) Moolenaar

Internist-intensivist

Geen.

Geen.

Geen actie.

dr. M.C.W. (Meta) van der Woude

Anesthesioloog-intensivist, medisch specialist patiëntveiligheid - Zuyderland MC

0,4 FTE, betaald"

- Medisch adviseur Triage voor letselschade

incidenteel, betaald

- Werkt mee aan een voorlichtingsfilm over delirium en de deltascan, onbetaald",

 

Deelname als Investigator bij extern gefinancierd onderzoek: 1) MONITOR-IC (Studie onder andere onder supervisie via het Radboud. Doel is om patiënten na ontslag langdurig te vervolgen na ontslag IC, zie https://monitor-ic.nl. (financiering ZonMW). Enkel betrokkenheid bij een deel van de studie die de COVID patiënten uit de eerste golf betrof, daarna niet meer);

2) CoDaP studie (Corona Data driven interventions & data Platform binnen de euregio data verzamelen van Covid patiënten en analyseren, gefinancierd door INTERREG en Europese Unie);

3) studie naar de CoLab score, testen van bundel laboratorium parameters waarmee je kunt bepalen of iemand met COVID veilig uit de isolatie gehaald kan worden in het ziekenhuis. Ik ben hierbij patiëntvertegenwoordiger. (financiering ZonMW);

4) NeNesCo studie (mede onderzoeker bij studie naar neurologische outcome na eerste COVID golf. Financiering ZonMw).

 

Ben gevraagd voor voorlichtingsfilm over delier door firma Prolira. Dit is zonder vergoeding.

Exclusie betrokkenheid bij een uitgangsvraag over de deltascan.

dr. R.J. (Robert Jan) Osse

Psychiater, staflid, Erasmus MC, afdeling psychiatrie

- Raad van toezicht ISTDP-house (psychotherapeutische behandeling en dagbehandeling).

- Voorzitter, In sociorum salutem, (medisch genootschap sinds 1840).

- Voorzitter werkgroep vrijheidsbeperkende interventies (VBI), Erasmus MC.

- Voorzitter Stichting Jos Schaap-Feering (fonds voor onderzoek naar bipolaire stoornissen)

- Participatie aan Euridice-trial (onderzoek naar haloperidol op delirium in IC) en aan de MUSIC-Trail (onderzoek naar effecten van Muziek op delirium)

- Participatie aan onderzoek door verpleegkundig specialisten (o.a. naar VBI)"

- Echtgenote is eigenaar van Calandschoen, tevens consultant-adviseur in eigen praktijk en is werkzaam bij Filosofische school Nederland, (allen zonder directe relatie of belangen met zaken uit de medische of farmaceutische wereld).

- Eerder participatie aan richtlijn delirium bij volwassenen.

- Eerste auteur bij hoofdstukken over delirium in handboek Spoedeisende psychiatrie en handboek Psychiatrie in het ziekenhuis.

 

Geen actie.

dr. M. (Mark) van den Boogaard

Senior onderzoeker intensive care Radboudumc

Onbezoldigde functies:

- Bestuurslid European Delirium Association

- Adviseur Network for lnvestigation of Delirium: Unifying Scientists (NIDUS)

- Organisator IC-café regio Nijmegen & Omstreken

- Lid werkgroep Longterm Outcome and ICU Delirium van de European Society of lntensive Care Medicine

- Lid richtlijn Nazorg en revalidatie IC-patiënten

Gemeld maar niet van belang in het kader van deze richtlijn:

ZonMw subsidies:

- programma GGG [2013]: Prevention of ICU delirium and delirium-related outcome with haloperidol; a multicentre randomized controlled trial

- programma DO [2015]: The impact of nUrsing DEliRium Preventive lnterventions in the lntensive Care Unit (UNDERPIN-ICU)

 

ZIN subsidie:

- programma Gebruiken van uitkomsteninformatie bij Samen beslissen [2018]: Samen beslissen op de IC: het gebruik van (patiëntgerapporteerde) uitkomst informatie bij gezamenIijke besluitvorming over IC-opname en behandelkeuzes op de IC

Geen actie.

dr. B.E. (Liesbeth) Bosma

Ziekenhuisapotheker Haga ziekenhuis

Voorzitter HiX gebruikersgroep antistolling, onbezoldigd.

Mijn partner werkt bij Astra Zeneca, maar heeft niets van doen met PADIS of IC.

Geen actie.

drs. N.M.S. (Nienke) Golüke

Klinisch geriater ziekenhuis Gelderse Vallei

Geen.

Geen.

Geen actie.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van IC-Connect voor de werkgroep. IC-Connect heeft een achterbanraadpleging gedaan om het patiëntenperspectief in kaart te brengen. Het verslag hiervan [zie aanverwante producten] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen bij elke module. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenvereniging IC-Connect en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Randvoorwaarden

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet.

Implementatie

Inleiding

Dit plan is opgesteld ter bevordering van de implementatie van de richtlijn LTH en PCS in de chronische fase. Voor het opstellen van dit plan is een inventarisatie gedaan van de mogelijk bevorderende en belemmerende factoren voor het toepassen en naleven van de aanbevelingen. Daarbij heeft de richtlijncommissie een advies uitgebracht over het tijdspad voor implementatie, de daarvoor benodigde randvoorwaarden en de acties die voor verschillende partijen ondernomen dienen te worden.

 

Werkwijze

De werkgroep heeft per aanbeveling geïnventariseerd:

•          per wanneer de aanbeveling overal geïmplementeerd moet kunnen zijn;

•          de verwachtte impact van implementatie van de aanbeveling op de zorgkosten;

•          randvoorwaarden om de aanbeveling te kunnen implementeren;

•          mogelijk barrières om de aanbeveling te kunnen implementeren;

•          mogelijke acties om de implementatie van de aanbeveling te bevorderen;

•          verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.

 

Voor iedere aanbevelingen is nagedacht over de hierboven genoemde punten. Echter niet voor iedere aanbeveling kon ieder punt worden beantwoord. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen “sterk geformuleerde aanbevelingen” en “zwak geformuleerde aanbevelingen”. In het eerste geval doet de richtlijncommissie een duidelijke uitspraak over iets dat zeker wel of zeker niet gedaan moet worden. In het tweede geval wordt de aanbeveling minder zeker gesteld (bijvoorbeeld “Overweeg om …”) en wordt dus meer ruimte gelaten voor alternatieve opties. Voor “sterk geformuleerde aanbevelingen” zijn bovengenoemde punten in principe meer uitgewerkt dan voor de “zwak geformuleerde aanbevelingen”. Bij elke module is onderstaande tabel opgenomen.

 

Aanbeveling

Tijdspad voor implementatie:
< 1 jaar,

1 tot 3 jaar of

> 3 jaar

Verwacht effect op kosten

Randvoorwaarden voor implementatie (binnen aangegeven tijdspad)

Mogelijke barrières voor implementatie1

Te ondernemen acties voor implementatie2

Verantwoordelijken voor acties3

Overige opmerkingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1 Barrières kunnen zich bevinden op het niveau van de professional, op het niveau van de organisatie (het ziekenhuis) of op het niveau van het systeem (buiten het ziekenhuis). Denk bijvoorbeeld aan onenigheid in het land met betrekking tot de aanbeveling, onvoldoende motivatie of kennis bij de specialist, onvoldoende faciliteiten of personeel, nodige concentratie van zorg, kosten, slechte samenwerking tussen disciplines, nodige taakherschikking, et cetera.

2 Denk aan acties die noodzakelijk zijn voor implementatie, maar ook acties die mogelijk zijn om de implementatie te bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan controleren aanbeveling tijdens kwaliteitsvisitatie, publicatie van de richtlijn, ontwikkelen van implementatietools, informeren van ziekenhuisbestuurders, regelen van goede vergoeding voor een bepaald type behandeling, maken van samenwerkingsafspraken.

3 Wie de verantwoordelijkheden draagt voor implementatie van de aanbevelingen, zal tevens afhankelijk zijn van het niveau waarop zich barrières bevinden. Barrières op het niveau van de professional zullen vaak opgelost moeten worden door de beroepsvereniging. Barrières op het niveau van de organisatie zullen vaak onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuisbestuurders vallen. Bij het oplossen van barrières op het niveau van het systeem zijn ook andere partijen, zoals de NZA en zorgverzekeraars, van belang. Echter, aangezien de richtlijn vaak enkel wordt geautoriseerd door de (participerende) wetenschappelijke verenigingen is het aan de wetenschappelijke verenigingen om deze problemen bij de andere partijen aan te kaarten.

 

Implementatietermijnen

Voor “sterk geformuleerde aanbevelingen” geldt dat zij zo spoedig mogelijk geïmplementeerd dienen te worden. Voor de meeste “sterk geformuleerde aanbevelingen” betekent dat dat zij komend jaar direct geïmplementeerd moeten worden en dat per 2023 dus iedereen aan deze aanbevelingen dient te voldoen.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten die op de intensive care worden behandeld. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn (NVIC, 2010]) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn de volgende partijen uitgenodigd om knelpunten aan te dragen via een schriftelijke knelpunteninventarisatie: Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Nederlandse Federatie van Universitair Medisch Centra, Nederlands Huisartsen Genootschap, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, Patiëntenfederatie Nederland, Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen, Nederlandse Associate Physician Assistants, Zorginstituut Nederland, Zelfstandige Klinieken Nederland, Zorgverzekeraars Nederland, Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen, Nederlandse Vereniging voor Intensive Care, Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie, Nederlandse Internisten Vereniging, Nederlandse Vereniging voor Neurologie, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland-afdeling intensive care, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie, Stichting Family and Patient Centered Intensive Care. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn ‘PADIS’ is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.