Neuropsychiatrische gevolgen na NAH bij volwassenen

Initiatief: Cluster Acute neurologie inclusief gerelateerde lange termijneffecten Aantal modules: 11

Wettelijke kaders gedwongen zorg bij NAH

Uitgangsvraag

Welke praktische implicaties hebben de wettelijke kaders ten aanzien van gedwongen zorg bij patiënten met NAH gelet op de zorgbehoefte, plaatsingsmogelijkheden en de continuïteit van de zorg?

Aanbeveling

Stel een voor de specifieke instelling/zorgaanbieder passend lokaal protocol op met betrekking tot eventuele gedwongen zorg, de binnen deze instelling geldende wettelijke kaders en de toepassing in de praktijk. Maak hierbij gebruik van de diverse beschikbare handreikingen en eventueel de hulp van een gezondheidsjurist.

 

Maak regionale en indien nodig bovenregionale ketenzorg- en samenwerkingsafspraken over doorplaatsingsmogelijkheden, expertise-uitwisseling en bijvoorbeeld de uitvoer van de beoordelingen voor de geneeskundige verklaringen voor de aanvraag van een Wzd of Wvggz titel.

 

Anticipeer bij de NAH patiënt die niet in een Wvggz of Wzd geregistreerde accommodatie verblijft met name in de (sub)acute fase op de mogelijkheid van het optreden van verzet tegen de behandeling en tref maatregelen om een (gedwongen) acute overplaatsingsnoodzaak zoveel mogelijk voor te zijn.

 

Stel in de besluitvorming wanneer het best passend wettelijk kader (Wzd of Wvggz) ter discussie staat, de zorgbehoefte van de NAH patiënt en de continuiteit van de zorg centraal.

Overwegingen

Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (Wgbo)

In de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) worden de rechten en plichten van de hulpverlener (bijvoorbeeld een arts of verpleegkundige)  en de patiënt op diverse terreinen beschreven, zoals de totstandkoming en beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst, de plicht om de patiënt te informeren en om toestemming te vragen voor behandeling (informed consent), de vertegenwoordiging van patiënten die wilsonbekwaam ter zake zijn, het recht op inzage in het dossier, geheimhouding en de verplichting tot goed hulpverlenerschap. De Wgbo is op de meeste vormen van de gezondheidszorg van toepassing.

 

De Wgbo richt zich echter niet specifiek op gedwongen zorg voor patiënten met een psychogeriatrische aandoening, verstandelijke handicap of psychische stoornis. Dit in tegenstelling tot de Wzd en de Wvggz. Voor alle 'geneeskundige verrichtingen' is volgens de Wgbo in beginsel toestemming van de patiënt vereist. De Wgbo biedt slechts in uitzonderlijke gevallen ruimte voor een geneeskundige behandeling onder dwang. Gedwongen zorg is op grond van de Wgbo toegestaan als:

  • Het gaat om een verrichting van ingrijpende aard én;
  • die nodig is om kennelijk ernstig nadeel voor de patiënt weg te nemen én;
  • ter zake waarvan de patiënt wilsonbekwaam is én;
  •  waarvoor diens vertegenwoordiger toestemming heeft gegeven.

Daarnaast moet worden voldaan aan de principes van proportionaliteit (in verhouding tot het doel), subsidiariteit (geen minder ingrijpende mogelijkheden) en doelmatigheid.

 

Indien er sprake is van langdurige wilsonbekwaamheid en het ontbreken van een vertegenwoordiger is aanvraag van mentor/ curatorschap geïndiceerd. 

 

Als toepassing van gedwongen zorg nodig is om kennelijk ernstig nadeel weg te nemen, kunnen er in Wgbo-verband ook kortdurende vrijheidsbeperkingen worden toegepast om deze geneeskundige verrichting goed en veilig uit te kunnen voeren. Belangrijk om te vermelden is, dat vrijheidsbeperkingen op basis van de Wgbo alleen kortdurend mogen worden ingezet, alleen in het kader van een noodzakelijke geneeskundige verrichting. Vrijheidsbeperkingen mogen niet leiden tot vrijheidsbeneming, c.q. een gedwongen opname.

 

Voor langdurige gedwongen zorg en/of een gedwongen opname in verband met een psychogeriatrische aandoening, verstandelijke beperking of psychische stoornis, moet worden voldaan aan de voorwaarden van respectievelijk de Wzd en de Wvggz. In het geval van NAH moet worden voldaan aan de voorwaarden van de Wvggz ófwel de Wzd.

 

Somatische zorg onder dwang kan in bepaalde gevallen ook plaatsvinden in Wvggz en Wzd kader. 

 

Voor de samenhang tussen Wzd en Wgbo in geval van somatische zorg wordt verwezen naar de "Factsheet relatie Wzd en Wgbo bij somatische zorg.

Voor uitgangspunten en praktische overwegingen ten aanzien van gedwongen somatische zorg binnen Wvggz kader en de samenhang met Wgbo wordt verwezen naar de "Handreiking somatische zorg in de Wet verplichte ggz”.

 

Wet zorg en dwang (Wzd) en Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) algemeen

Sinds 2020 zijn de Wet zorg en dwang (Wzd) en Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) van kracht ter vervanging van de vroegere Wet BOPZ. Een belangrijke reden om voor twee nieuwe wetten te kiezen, was zodat beter kon worden aangesloten bij de zorgpraktijk en zorgbehoefte van de verschillende doelgroepen. Inmiddels is uit een eerste evaluatie van de wetten gebleken, dat deze doelstelling niet op alle punten wordt bereikt. Zo bleek uit de evaluatie dat de mate van overlap tussen de doelgroepen groter te zijn dan ten tijde van de totstandbrenging van beide wetten werd gedacht, waardoor de omvang en complexiteit van allerlei ‘grensgeschillen’ aanzienlijk is. Een traject om te komen tot aanpassing van de regelgeving loopt.

 

De Wzd regelt de rechten van patiënten met een verstandelijke beperking of een psychogeriatrische aandoening (denk aan dementie) bij onvrijwillige zorg of onvrijwillige opname. De Wet verplichte ggz regelt de rechten van patiënten met een psychische aandoening die te maken hebben met verplichte zorg.

 

De patiënt met NAH valt in principe onder het toepassingsbereik van de Wvggz maar kan in bepaalde gevallen onder de Wzd vallen. Dit wordt nader toegelicht onder de kop ' gedwongen zorg bij NAH, Wzd of Wvggz?'.

 

Het uitgangspunt binnen de Wzd en Wvggz is om gedwongen zorg zoveel mogelijk te voorkómen. De zorg wordt altijd zoveel mogelijk op basis van vrijwilligheid geboden, dwang wordt alleen toegepast als uiterste middel. Telkens moet op enigerlei wijze worden getoetst of de gedwongen zorg noodzakelijk is, effectief, proportioneel (in verhouding tot het doel) en subsidiair (geen minder ingrijpende mogelijkheden). De rechtspositie van de patiënt wordt binnen de Wzd en Wvggz geborgd met diverse uitgebreide besluitvormingsprocedures en toetsing (onder andere door de rechter).

 

Niet iedere zorgaanbieder mag zomaar gedwongen zorg in het kader van de Wzd of Wvggz uitvoeren of gedwongen opnames faciliteren. Voordat een zorgaanbieder daartoe mag overgaan, moet deze zich onder andere registreren in het locatieregister. Een gedwongen opname mag alleen plaatsvinden in een geregistreerde Wzd- of Wvggz-accommodatie.

 

Wzd en Wvggz titels

Als een patiënt niet in staat is om in te stemmen maar ook geen verzet toont, kan een opname in een Wzd-accommodatie op basis van een besluit tot opname en verblijf (artikel 21 Wzd) plaatsvinden. Bij verzet gebeurt een gedwongen opname onder de Wzd in acute gevallen middels een inbewaringstelling (IBS) en in niet acute gevallen en bij langduriger opname middels een rechterlijke machtiging (RM). In de Wvggz vindt een gedwongen opname respectievelijk plaats via een Crisismaatregel (CM) in acute gevallen en via een Zorgmachtiging (ZM) indien niet acuut/langduriger.

 

De gedwongen opname (zowel in kader van Wzd als Wvggz) wordt getoetst door de rechter. Binnen de Wvggz worden de overige vormen van gedwongen zorg (anders dan de opname) eveneens getoetst door de rechter en vastgelegd in de CM of ZM.  Dit geldt niet voor de Wzd, waarbij alleen de gedwongen opname door de rechter getoetst wordt en de toetsing en verantwoording van de gedwongen zorg plaatsvindt via een intern Wzd stappenplan. In beide wetten bestaat ook de mogelijkheid van ambulante gedwongen zorg.

 

Zorg die niet door een Wzd- of Wvggz-zorgaanbieder kan worden verleend

Soms heeft een patiënt die gedwongen zorg in het kader van de Wzd of Wvggz krijgt en/of gedwongen is opgenomen in een Wzd- of Wvggz-accommodatie bepaalde zorg nodig die niet door de Wzd- of Wvggz-zorgaanbieder kan worden geleverd. Denk bijvoorbeeld aan een (medisch-specialistische) behandeling in het ziekenhuis of in een revalidatiecentrum. Onder bepaalde omstandigheden kan het Wzd- of Wvggz-zorgplan (deels) bij die zorgaanbieder ten uitvoer worden gelegd. Dit vereist goede afstemming tussen de Wzd/Wvggz-zorgaanbieder en de andere zorgaanbieder, bijvoorbeeld het ziekenhuis. Relevante handreikingen die hier meer informatie over geven, zijn de:

  • Handreiking Wet zorg en dwang in ziekenhuizen en revalidatiecentra; en
  • Handreiking somatische zorg in de Wet verplichte ggz.

Gedwongen zorg bij NAH: Wzd of Wvggz?

De categorie NAH patiënten is niet specifiek beschreven in Wzd en Wvggz. Toch kunnen NAH patiënten bij wie er gedwongen zorg nodig is zowel onder het toepassingsbereik van de Wzd als de Wvggz vallen. Welk wettelijk kader op een NAH patiënt van toepassing is, hangt af van het ziektebeloop, de aard van de symptomen en beperkingen en de actuele zorgbehoefte.

 

In beginsel vallen patiënten met NAH onder het toepassingsbereik van de Wvggz, maar voor patiënten met NAH kan het soms passender zijn om in het Wzd-kader te worden behandeld. De wetgever heeft in de Wzd de mogelijkheid opgenomen om bepaalde andere ziekten of aandoeningen onder het toepassingsbereik van de wet te brengen. Dat kan als deze ziekte of aandoeningen dezelfde gedragsproblemen of mate van regieverlies kunnen veroorzaken als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking.

 

Sinds de inwerkingtreding van de Wzd is van bovenstaande mogelijkheid gebruik gemaakt door onder andere NAH in bepaalde gevallen gelijk te stellen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking. Dit is vastgelegd in het "Besluit gelijkgestelde aandoeningen” (zie ook uitbreiding besluit). NAH is een zogenoemde 'gelijkgestelde aandoening' als het bij de patiënt een neurocognitieve stoornis veroorzaakt met daaruit voortkomende significante beperkingen overeenkomstig die van een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke beperking.

 

Belangrijk hierbij is dat het moet gaan om NAH in de 'chronische fase': dat is de fase waarin duidelijk is welke stoornissen en beperkingen blijvend zijn.

 

Om een NAH patiënt onder het toepassingsbereik van de Wzd te brengen, is een verklaring van een onafhankelijke ter zake deskundige arts nodig. In de praktijk zal deze verklaring vaak samenvallen met de geneeskundige verklaring die door een onafhankelijk arts moet worden opgesteld voor de aanvraag van een Wzd hetzij een Wvggz opnametitel.

 

Aanvullende uitgangspunten voor keuze tussen Wzd of Wvggz bij NAH

Op een patiënt kan slechts één van beide wettelijke kaders (Wzd of Wvggz) tegelijkertijd van toepassing zijn. Welk wettelijk kader van toepassing is bij gecombineerde problematiek, moet worden bepaald door te onderzoeken welke problematiek (op dat moment) op de voorgrond staat (dit wordt ook wel de 'voorliggende problematiek' genoemd). Vaststelling van de voorliggende problematiek kan worden uitgevoerd door een ter zake kundige arts (denk bijvoorbeeld aan een psychiater, arts verstandelijk gehandicapten of een specialist ouderengeneeskunde).

 

Omdat de patiënt met NAH zowel onder het toepassingsbereik van de Wzd als van de Wvggz kan vallen en omdat er sprake kan zijn van gecombineerde problematiek welke over de tijd kan veranderen, kan er twijfel ontstaan over welk wettelijk kader op enig moment het meest passend is.

 

Het doel is om voor de patiënt de optimale zorg op de meest passende plek te bieden. Het is bij de keuze van het wettelijk kader (Wzd of Wvggz) daarom belangrijk dat naast de “voorliggende problematiek” en de genoemde beschrijving van de “gelijkgestelde aandoening” tevens de continuïteit van de zorg in een vertrouwde omgeving en de zorgbehoefte van de individuele patiënt worden meegewogen. Het wettelijke kader is hierin uiteindelijk volgend. Dit blijkt o.a. uit de wetsgeschiedenis en uit de jurisprudentie over de Wvggz en Wzd.  Zo is het al voorgekomen dat de rechter voor een patiënt waarbij de Wzd-problematiek (dementieel beeld) voorliggend was geworden toch Wvggz-machtiging heeft afgegeven omdat het in belang van de patiënt was om (tijdelijk) toch in een Wvggz-accommodatie te verblijven en niet worden overgeplaatst naar een Wzd-accommodatie: uitspraak en uitspraak. Hoewel de uitspraken waaraan gerefereerd wordt, niet gingen over patiënten met NAH, ligt het voor de hand om de principes die de rechter in die uitspraken hanteert ook toe te passen bij de keuze voor het wettelijk kader bij een patiënt met NAH.

 

Voor meer informatie en praktische handvatten omtrent de samenloop tussen Wzd en Wvggz wordt tevens verwezen naar de Handreiking samenloop Wet zorg en dwang en Wvggz.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Wanneer gedwongen zorg of een gedwongen opname de enige mogelijkheid is om ernstig nadeel, voortkomend vanuit de neuro psychiatrische en/of cognitieve symptomen, te voorkómen en het Wgbo kader hierin niet (meer) voldoet, moet de zorg worden voortgezet vanuit een Wvggz of Wzd kader. Het kan dus voorkomen dat een patiënt noodgedwongen overgedragen moet worden aan een Wvggz- of Wzd- zorgaanbieder. Dit kan ook gebeuren als patiënt op dat moment medisch inhoudelijk of wat betreft zorgbehoefte gezien nog op een passende plek verbleef.

 

Met name bij acute overplaatsingen is het door beperkt beschikbare in NAH gespecialiseerde Wvggz en Wzd accommodaties (en wachttijden) helaas vooralsnog niet altijd mogelijk om direct op de meest passende afdeling een plek te verkrijgen.

 

Als voorbeeld kan er worden gedacht aan een NAH patiënt die somatisch uitbehandeld is in het ziekenhuis, maar die daar nog wel verblijft in afwachting van een overplaatsing naar een instelling voor verder herstel of revalidatie. Het kan vervolgens gebeuren dat de patiënt ineens acuut weg wil uit het ziekenhuis en verzet toont. De patiënt mag dan wettelijk gezien niet meer onder dwang in het ziekenhuis opgenomen gehouden worden, waardoor er een afweging gemaakt moet worden of patiënt met ontslag kan of dat dit dusdanig ernstig nadeel oplevert dat patiënt acuut moet worden overgeplaatst naar een Wzd of Wvggz accommodatie. Als door de behandelend arts (in samenspraak met of na consultatie van andere betrokken behandelaren) wordt afgewogen dat er sprake is van een ernstig nadeel dat niet op een andere manier is af te wenden dan door een gedwongen opname, moet er dus een crisisbeoordeling aangevraagd worden voor een CM (Wvggz) of IBS (Wzd). Er moet daartoe o.a. een geneeskundige verklaring worden opgesteld door een onafhankelijk ter zake kundig arts (in het geval van Wzd) en psychiater (in het geval van Wvggz). Het is afhankelijk van lokale en regionale werkafspraken bij welke zorgaanbieder deze acute onafhankelijke beoordeling aangevraagd kan worden. Dit kan bijvoorbeeld de crisisdienst van de GGZ zijn, die dan op korte termijn ter plaatse komt om de beoordeling uit te voeren.

 

Een ander voorbeeld is een patiënt die in een revalidatiecentrum verblijft die vanwege veiligheid deels in de bewegingsvrijheid beperkt moet worden, bijvoorbeeld bij dwaalgedrag of valgevaar (denk aan dwaaldetectie, niet zelfstandig naar buiten kunnen, stoelfixatie, bedhekken). Dit levert in wettelijke zin een knelpunt op, aangezien een revalidatiecentrum over het algemeen geen Wzd accommodatie is en het Wgbo kader in dit geval niet volstaat voor het structureel toepassen van dergelijke interventies. Waardoor een overplaatsing ook in dit geval noodzakelijk kan zijn.

 

Soms is een tijdelijke oplossing nodig, wanneer bijvoorbeeld een patiënt in de (sub)acute fase nog zorg weigert waardoor deze patiënt dus tijdelijk in een Wzd of Wvggz accommodatie moet verblijven en op dat moment nog niet revalideerbaar is, terwijl de patiënt later als gevolg van geleidelijk herstel en met verbeterend ziekte-inzicht, alsnog in een vrijwillig kader zou kunnen gaan revalideren in een revalidatiecentrum. Het is dan belangrijk dat er afstemming is tussen deze verschillende zorgaanbieders voor onderlinge doorverwijzing, om te voorkomen dat de patiënt passende zorg die aanvankelijk nog niet mogelijk is alsnog op de langere termijn misloopt. 

 

De actuele zorgbehoefte van de individuele patiënt met NAH sluit soms juist wél deels aan bij de door andere soorten instellingen geleverde zorg, ook al zijn dit geen specifieke NAH afdelingen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een jongere patiënt met ernstig NAH bij wie de uitingsvorm en zorgbehoefte aansluit bij de mogelijkheden die verblijf in een instelling voor patiënten met een verstandelijke beperking biedt (Wzd), de wat oudere patiënt met NAH die passende zorg kan ontvangen binnen een psychogeriatrische afdeling (Wzd) of de acuut ontregelde patiënt met veel psychiatrische symptomen die tijdelijk in een GGZ-instelling verblijft ter stabilisatie (Wvggz).

 

Het vereist dus flexibiliteit van verschillende zorgaanbieders, kennis van de geldende wetgeving in het werkveld van deze zorgaanbieders en goede onderlinge werkafspraken om in het belang van de individuele patiënt de juiste zorg op de juiste plek te kunnen bieden. Dit komt zowel door de uitdagingen wat betreft het verdeelde zorgaanbod voor NAH patiënten, als door de complexe wetgeving. De NAH patiënt kan zowel wat betreft passende mogelijkheden in de zorg, als ook als gevolg van de wetgeving tussen wal en schip vallen. De werkgroep verwacht dat duidelijke communicatie en landelijk erkende afspraken zullen bijdragen aan een efficiënter en doelmatiger zorgsysteem.

 

Door het versnipperde zorglandschap over de zorgdomeinen heen en de verschillen in definities (inclusies) van hersenletsel, is er geen heldere uitspraak te doen over het aantal benodigde zorginstellingen/zorgverleners. Wat wel met zekerheid gesteld kan worden, is dat de huidige zorg ontoereikend is en verder inkrimpt met toename van wachtlijsten tot gevolg. Passende revalidatieplekken binnen de medisch-specialistische revalidatie, geriatrische c.q. verpleeghuisrevalidatie en revalidatie binnen de GGZ,  alsmede plaatsen voor chronische zorg zijn beperkt. De complexiteit van deze doelgroep op somatisch, functioneel, maatschappelijk, psychisch en communicatief vlak vraagt om uitwisseling van kennis en ervaringen en structurele samenwerking tussen de verschillende schakels in de zorgketen. Onderkenning van de denk- en waarnemingsstoornissen is hierbij belangrijk en dient multidimensionaal te worden bekeken om de juiste zorg tijdig in te zetten.

 

Rationale van de aanbeveling:

Samenvattend:

  • Onder de Wgbo is het uitgangspunt toestemming. Bij verzet van patiënt tegen een geneeskundige handeling is beperkt en kortdurend dwang mogelijk.
  • Behandelaren van NAH patiënten kunnen te maken krijgen met situaties waarin structureler en/of een andere soort (niet binnen Wgbo kader passende) gedwongen zorg nodig is, of een gedwongen opname.
  • Gedwongen zorg kan voor NAH patiënten soms geregeld moeten worden onder Wvggz en soms onder de Wzd.
  • Doordat NAH patiënten zowel onder Wzd als Wvggz kunnen vallen en er daarnaast sprake is van overlappende symptomen, verandering van uiting van symptomen in de tijd en mogelijk een combinatie van beide, is de keuze van de meest passende wet meestal niet zwart-wit. Het zal regelmatig een afweging op maat zijn, onder welke wet gedwongen zorg bij een individuele patiënt het best uitgevoerd kan worden.
  • Vanuit de handreiking samenloop Wet zorg en dwang en Wvggz én vanuit rechtspraak sinds 2020 wordt geadviseerd om bij twijfel over de keuze van de passende wetgeving de zorgbehoefte en continuïteit van zorg van de patiënt centraal te stellen wanneer het best passend wettelijk kader (Wvggz of Wzd) ter discussie staat.
  • NAH is niet één type aandoening maar een verzamelnaam en dus een breed gedefinieerde patiëntencategorie, mede hierdoor is de zorg verdeeld over verschillende soorten zorginstellingen.
  • Doordat niet alle bij NAH patiënten betrokken zorginstellingen de Wzd of Wvggz uitvoeren zal in praktijk op het moment dat gedwongen zorg nodig is in Wzd of Wvggz kader er een overdracht aan een andere zorgaanbieder plaats moeten vinden.
  • Met name in de (sub) acute fase kan dit problemen geven, als een patiënt acuut overgeplaatst moet worden en er (nog) geen geschikte plek voorhanden is, bijvoorbeeld door wachtlijsten.
  • Vanuit welke instelling de onafhankelijke beoordeling voor geneeskundige verklaring ten behoeve van het aanvragen van een Wzd of Wvggz titel (bijv. crisisdienst GGZ) geregeld wordt, is afhankelijk van lokale/ regionale afspraken.
  • Als behandelaar in een ziekenhuis of revalidatiecentrum kan je ook te maken krijgen met een patiënt die al onder de Wvggz of Wzd valt.
  • Gelet op de complexiteit van de regelgeving, de overlap tussen de regelingen en de breed gedefinieerde patiëntencategorie met uiteenlopende zorgbehoefte, verschillende soorten zorgaanbieders, regionale verschillen in zorgaanbod en beperkte gespecialiseerde plekken, is het goed om een lokaal protocol op te stellen voor de handelswijze met betrekking tot de wetgeving en regionale werkafspraken en taakverdelingen.

Onderbouwing

Inleiding

Bij patiënten met cognitieve en/of neuropsychiatrische gevolgen van NAH kan er verzet optreden tegen noodzakelijke behandelingen, of tegen verblijf in een zorginstelling. Dit kan leiden tot ernstig nadeel voor de patiënt of een ander. Om dit ernstig nadeel af te wenden, kan de inzet van gedwongen zorg noodzakelijk zijn. Zorg mag echter niet zomaar onder dwang worden verleend. Daarvoor gelden bijzondere wettelijke regels. Deze regels volgen onder andere uit de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo), de Wet zorg en dwang (Wzd) voor patiënten met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor patiënten met een psychische stoornis.

 

De Wzd en de Wvggz zijn sinds 1 januari 2020 van kracht en vervangen samen de Wet BOPZ. Een belangrijke reden om voor twee nieuwe wetten te kiezen, was zodat beter kon worden aangesloten bij de zorgpraktijk en zorgbehoefte van de verschillende doelgroepen. Inmiddels is uit een eerste evaluatie van de wetten gebleken, dat deze doelstelling niet op alle punten wordt bereikt. Een traject om te komen tot aanpassing van de regelgeving loopt.

 

In de Wzd spreekt men van 'onvrijwillige zorg' en in de Wvggz van 'verplichte zorg'. In deze module is gekozen voor 'gedwongen zorg' als overkoepelende term.  

 

In deze module worden globaal de wettelijke kaders benoemd waarbinnen de eventuele gedwongen zorg vormgegeven dient te worden, met de specifieke uitdagingen en aandachtspunten voor de categorie NAH patiënten.

 

Een uitgebreide beschrijving van de geldende wetten en de algemene werkwijze en procedures vallen buiten het kader van deze richtlijn. Voor meer informatie over Wvggz, Wzd en Wgbo wordt verwezen naar de beschikbare algemene informatie en uitleg over deze wetten van het Ministerie van VWS op (dwangindezorg.nl) en van de KNMG (op knmg.nl).

 

Dit geldt ook voor informatie en adviezen over wilsbekwaamheid(beoordeling). Hiervoor wordt verwezen naar de Handreiking Beslisvaardigheid en wilsbekwaamheid van SKILZ en het stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid van de KNMG.  

 

Afhankelijk van de uitingsvorm (welke symptomen staan op de voorgrond) en fase van de ziekte (acuut of chronisch) kunnen patiënten met NAH onder het toepassingsbereik van zowel de Wvggz als de Wzd vallen. Dit kan leiden tot onduidelijkheid in de zorgpraktijk, mede doordat deze heterogene en breed geformuleerde patiëntengroep niet onder één type zorgaanbieder, instelling of specialisme onder te brengen is.

 

De symptomen en zorgbehoefte zijn verschillend per patiënt en kunnen in de tijd wisselen en veranderen. Hierdoor is geïntegreerde zorg, met gedeelde expertise en faciliteiten geïndiceerd. De zorgstromen zijn echter in de praktijk relatief gescheiden. De patiënt wordt bijvoorbeeld in de verpleeghuissector, revalidatiegeneeskunde, algemene GGZ, of specifieke GGZ NAH-instellingen behandeld. In de praktijk is het vaak al een uitdaging om aan de patiënt met NAH passende zorg op de juiste plek te bieden, ook los van de wetgeving. Op het moment dat er verzet optreedt, speelt de gescheiden wetgeving een aanvullende complicerende rol. De Wzd en Wvggz worden namelijk door verschillende typen zorginstellingen (de Wzd en Wvggz spreken van ‘accommodaties’) uitgevoerd. Ook kan een verandering in wettelijk kader een noodgedwongen overdracht van de patiënt aan een andere zorgaanbieder of een overplaatsing van de patiënt betekenen.

 

De (regionale) beschikbaarheid van de specifiek voor de NAH patiënt geschikte Wvggz/Wzd accommodaties is beperkt, met name bij (sub)acute plaatsingsnoodzaak kan dit problemen geven.

 

Aan de andere kant biedt het feit dat NAH onder zowel het toepassingsbereik van Wzd als Wvggz kan vallen, mits er goede ketenzorg- en samenwerkingsafspraken zijn, ook de mogelijkheid om de juiste zorg op de passende plek te bieden.

 

Voorlegger

Toelichting herzien module veiligheid bij NAH en wijziging naar module Wettelijke kaders gedwongen zorg bij NAH

De oude module “veiligheid bij NAH” gaat grotendeels over de juridische kaders die gelden voor het toepassen van bijvoorbeeld vrijheid beperkende interventies en andere vormen van gedwongen zorg. Er is voor gekozen om bij het herzien van de module ook de titel hier passender bij te maken (“wettelijke kaders” i.p.v. “veiligheid”).

 

De belangrijkste reden om de module te herzien (en volledig te herschrijven) is dat deze nog verwijst naar oude wetgeving (BOPZ). Sinds 2020 is de wet BOPZ vervangen door de Wet zorg en dwang (Wzd) en de Wet verplichte GGZ (Wvggz) voor patiënten met een psychische stoornis. De patiënten met NAH kunnen onder beide wetten vallen en vormen hierin dus een bijzondere categorie.

 

Er is voor gekozen om vooral in te gaan op het beschrijven welke wetten er zijn, wanneer is welke wet van toepassing en welke praktische implicaties dit heeft specifiek bij NAH. Dit kan ook niet los gezien worden van de uitdagingen in de praktijk om de juiste zorg op de juiste plek te kunnen bieden, o.a. bij tekorten aan gespecialiseerde NAH opname instellingen maar ook als gevolg van de geldende wetgeving. Hier wordt in de module op ingegaan.

 

De algemene beschrijving en uitvoeringswijze van de wetten (Wgbo, Wvggz, Wzd) en bijvoorbeeld van het inschatten van de wilsbekwaamheid zijn niet specifiek voor NAH en hiervoor wordt in de tekst verwezen naar de reeds beschikbare informatie, handreikingen, richtlijnen. Het doel van deze module is niet om deze wetten en bijbehorende procedures (uitgebreid) te beschrijven.

 

De procedures binnen Wvggz en Wzd worden overigens bekend verondersteld voor instellingen die deze wetten uitvoeren (zorgaanbieder/accommodatie in het kader van Wvggz/ Wzd). 

 

Omdat er veel verschillende soorten zorginstellingen betrokken zijn bij de NAH patiënt en de patiëntencategorie ook breed geformuleerd is, is het vastleggen van een algemeen, op alle situaties, zorginstellingen en regio’s toegespitst stappenplan/ advies over toepassing van gedwongen zorg bij ‘de’ NAH patiënt daardoor niet mogelijk in één module.

 

Bovendien is een deel van de wetgeving en (complexe) uitvoering daarvan ook algemeen (ook voor andere patiëntencategorieën) van toepassing en niet specifiek voor NAH. Hierover zijn reeds uitgebreide informatie en handreikingen beschikbaar. Mede om deze redenen wordt er in de aanbevelingen met name advies gegeven over het door de betreffende zorginstelling/ regio opstellen van een op de lokale situatie toegespitst protocol en werkafspraken.  

Voor deze module is geen systematische literatuursearch uitgevoerd, omdat deze module de wettelijke kaders beschrijft waarbinnen de behandeling op een verantwoorde en veilige manier plaats kan vinden. Hier is geen evidence voor uit de wetenschappelijke literatuur. 

  1. Dwangindezorg.nl (ministerie van VWS) voor meer informatie ten aanzien van de wetgeving, hier zijn naast algemene informatie over Wvggz en Wzd tevens o.a. diverse handreikingen te vinden waaronder: • Handreiking samenloop Wvggz-Wet zorg en dwang (2019) • Factsheet “Relatie Wzd en Wgbo” in de somatische zorg (2019) • Handreiking somatische zorg in de Wet verplichte ggz (2019) • Handreiking Wet zorg en dwang in ziekenhuizen en revalidatiecentra (januari 2022) • Handreiking Somatische zorg binnen de Wvggz • Besluit gelijkgestelde aandoeningen, Staatsblad van het koninkrijk der Nederlanden jaargang 2020, 129
  2. Algemene informatie over Wvggz, Wzd, Wgbo eveneens te vinden op de site van de KNMG: https://www.knmg.nl/advies-richtlijnen/dossiers/wet-verplichte-geestelijke-gezondheidszorg-wvggz.

Beoordelingsdatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 18-09-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Cluster Acute neurologie inclusief gerelateerde lange termijneffecten
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Hersenletsel.nl

Algemene gegevens

De ontwikkeling van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire cluster ingesteld. Dit cluster bestaat uit vertegenwoordigers van alle relevante organisaties die betrekking hebben op de zorg rondom acute neurologie inclusief lange termijneffecten.

 

Het cluster Acute neurologie inclusief lange termijneffecten bestaat uit meerdere richtlijnen, zie hier voor de actuele clusterindeling. De stuurgroep bewaakt het proces van modulair onderhoud binnen het cluster. De expertisegroepsleden worden indien nodig gevraagd om hun expertise in te zetten voor een specifieke richtlijnmodule. Het cluster Acute neurologie inclusief lange termijneffecten bestaat uit de volgende personen:

Clusterstuurgroep

  • Dhr. drs. H.P. (Paul) Bienfait (voorzitter tot maart 2025), neuroloog, NVN
  • Mevr. dr. M.C. (Marieke) Visser (voorzitter vanaf maart 2025), Neuroloog, NVN
  • Mevr. dr. I.C. (Irene) Notting, oogarts, NOG
  • Dhr. dr. M.H.M. (Mark) Vries, neuroradioloog, NVvR
  • Mevr. I.C. (Irene) de Graaf, psychiater, NVvP

Clusterexpertisegroep

  • Dhr. drs. I.K. (Iain) Haitsma, neurochirurg, NVvN
  • Dhr. dr. W.A. (Wouter) Moojen, neurochirurg, NVvN
  • Dhr. drs. M.M. (Mike) Abu Saris, neurochirurg, NVvN
  • Mevr. dr. M. (Maayke) Hunfeld, kinderneuroloog, NVN
  • Dhr. prof. dr. M.C. (Mathijs) Brouwer, neuroloog, NVN
  • Dhr. dr. A. (Anuska) Samkar, neuroloog, NVN
  • Dhr. dr. S.F.T.M. (Bas) de Bruijn, neuroloog, NVN
  • Dhr. dr. W.M. (Wim) van Mulleners, neuroloog, NVN
  • Mevr. prof. dr. J. (Jeannette) Hofmeijer, neuroloog, NVN
  • Mevr. prof. dr. J. (Janneke) Horn, neuroloog, NVN
  • Dhr. prof. dr. Ing. M.J.A.M. (Michel) van Putten, neuroloog, NVN
  • Mevr. dr. K.A. (Kelly) Foks, neuroloog, NVN
  • Dhr. mr. M.A.C. (Michiel) Lindhout, patiëntvertegenwoordiger, namens hersenletsel.nl
  • Mevr. drs. C.D.E. (Carien) de Jonge, psychiater, NVvP
  • Mevr. drs. M. (Monique) van den Berg, psychiater, NVvP
  • Mevr. drs. M.Ph.C. (Margit) Klok, psychiater, NVvP
  • Mevr. drs. E.C. (Elsbeth) Spakman, revalidatiearts, VRA
  • Dhr. dr. J.F. (Jorrit) de Kieviet, revalidatiearts, VRA
  • Mevr. drs. J.M. (Janneke) Schuurman, revalidatiearts, VRA
  • Mevr. drs. M. (Maartje) Terra, Chirurg, NVvH
  • Dhr. drs. I. (Ivar) Spin, fysiotherapeut, KNGF
  • Mevr. dr. C.W.E. (Astrid) Hoedemaekers, internist-Intensivist, NVIC
  • Dhr. drs. T.F. (Theo) Senden, arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, NVAB
  • Mevr. H. (Ginie) Wilpshaar, ergotherapeut/handtherapeut, EN
  • Dr. drs. T. (Tim) van Grinsven, verslavingsarts, VVGN
  • Mevr. prof. dr. J.M. (Joke) Spikman, klinisch neuropsycholoog, NIP
  • Dhr. F.A. (Frank) Jonker, klinisch neuropsycholoog, NIP
  • Mevr. dr. S.E.L. (Sonja) Leonhard, aio-arts-microbioloog, NVMM
  • Mevr. prof. dr. ir. C.E. (Charlotte) Teunissen, hoogleraar neurochemie, NVKC
  • Dhr. drs. E.A. (Edwin) Goedhart, sportarts, VSG
  • Dhr. dr. L.P.H. (Luuk) van de Rijt, KNO-arts, NVKNO
  • Mevr. drs. I. (Ineke) Brümmer, SEH-arts, NVSHA
  • Dhr. dr. A.J.B.W. (Arjen) Brouwers, internist, NIV
  • Mevr. dr. W.S. (Willemijn) van Erp, specialist ouderengeneeskunde, Verenso
  • Dhr. dr. M. (Martijn) Meuwissen, cardioloog, NVVC

Klankbordgroep

  • Mevr mr. K. (Katrien) Zetsma, Adviseur gezondheidsrecht bij Artsenfederatie KNMG

Met ondersteuning van

  • Mevr. dr. M. (Mirre) den Ouden - Vierwind, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Mevr. drs. I. L. (Isabelle) Laseur, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Mevr. drs. F. (Florien) Ham, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle clusterstuurgroepleden en actief betrokken expertisegroepsleden (fungerend als schrijver en/of meelezer bij tenminste één van de geprioriteerde richtlijnmodules) hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een richtlijnmodule worden wijzigingen in belangen aan de projectleider doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase. Een overzicht van de belangen van de clusterleden en betrokken expertisegroepsleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Clusterstuurgroep

Clusterlid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Paul Bienfait

Neuroloog, Gelre Ziekenhuizen

bestuur MedicALS, bestuur werkgroep acute neurologie NVN, commissie wet- en regelgeving FMS, werkgroep kwaliteit LWNO

Extern gefinancierd onderzoek: ECO, Profide, Convince, Apache AF, Periscope, Grip

Geen restricties

Mark Vries

Neuroradioloog, Amsterdam UMC

Geen

Geen

Geen restricties

Irene Notting

Oogarts, LUMC Leiden

Geen

Subsidie van hartstichting en ZonMw binnen CONTRAST 2.

Hartstichting; registratie SAB patienten (CONTRAST 2, WP6).

ZonMw; intracerebrale bloedingen trial (DIST).

Consultant voor stryker neurovascular, inkomsten worden aan de afdeling Neurochirurgie van het Radboudumc betaald.

Geen restricties

Irene de Graaf

Psychiater, Haaglanden Medisch Centrum

Lid klachtencommissie Parnassiagroep regio Haaglanden

(onbetaald behoudens vacatiegelden)

 

Consulterend psychiater 8 uur per maand bij Basalt revalidatie locatie Den Haag, betaling aan werkgever Haaglanden Medisch Centrum middels detachering.

Geen

Geen restricties

Clusterexpertisegroep

Richtlijn Neuropsychiatrische gevolgen na NAH bij volwassenen

Module Wettelijke kaders na NAH

Clusterlid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Irene de Graaf

Psychiater, Haaglanden Medisch Centrum

Lid klachtencommissie Parnassiagroep regio Haaglanden

(onbetaald behoudens vacatiegelden)

 

Consulterend psychiater 8 uur per maand bij Basalt revalidatie locatie Den Haag, betaling aan werkgever Haaglanden Medisch Centrum middels detachering.

Geen

Geen restricties

Joke Spikman

Hoogleraar Klinische Neuropsychologie bij Neurologische Aandoeningen en Klinisch Neuropsycholoog, hoofd onderafdeling Klinische Neuropsychologie, Neurologie, Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG)

Hoogleraar Klinische Neuropsychologie, Pyschologie, GMW, RUg.

Geen

Geen restricties

Katrien Zetsma (klankbordgroep)

Adviseur gezondheidsrecht bij Artsenfederatie KNMG

Redactiemedewerker Tijdschrift Gezondheidszorg Jurisprudentie (betaald)

Geen

Geen restricties

Module Niet-medicamenteuze behandeling van agressie en agitatie bij NAH

Clusterlid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Janneke Schuurman

Revalidatiearts Klimmendaal revalidatiespecialisten

Werkgroep lid richtlijn Aanhoudende klachten na Licht Traumatisch Hoofd/Hersenletsel
revalidatiearts Klimmendaal Revalidatiespecialisten

Geen

Geen restricties

Ineke Brümmer

SEH-arts bij Treant zorggroep

Geen

Geen

Geen restricties

Module Medicamenteuze behandeling van agressie en agitatie bij NAH

Clusterlid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Janneke Schuurman

Revalidatiearts Klimmendaal revalidatiespecialisten

Werkgroep lid richtlijn Aanhoudende klachten na Licht Traumatisch Hoofd/Hersenletsel
revalidatiearts Klimmendaal Revalidatiespecialisten

Geen

Geen restricties

Monique van den Berg

Psychiater, Pro Persona

 

CCE, consulent

Geen

Geen restricties

Margit Klok

Psychiater, Radboudumc Nijmegen

Bestuurslid NVvP Afdeling Consultatieve-en Ziekenhuispsychiatrie,

Redactielid de Psychiater ledentijdschrift NVvP,
Werkgroeplid adviescommissie zorgvraagtypering ggz

 

Geen

Geen restricties

Module Behandeling Denk- en/of waarnemingsstoornissen bij NAH

Clusterlid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Carien de Jonge

Psychiater, Haaglanden Medisch Centrum

Consult psychiatrie bij Basalt Revalidatie (detachering)

Geen

Geen restricties

Willemijn van Erp

Specialist ouderengeneeskunde en post-doctoraal onderzoeker bij Radboudumc, Accolade Zorg (Bosch en Duin) en Libra Revaldidatie & Audiologie

Geen

Lopend: Coördinatie onderzoeksproject Meten in de Keten, gefinancierd door De Hersenstichting (https://www.eennacoma.nl/kennis/projecten/meten-in-de-keten/).

Geen restricties

Monique van den Berg

Psychiater, Pro Persona

 

CCE, consulent

Geen

Geen restricties

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van relevante patiëntenorganisaties aan de need-for-update en/of prioritering. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De richtlijnmodule is tevens ter commentaar voorgelegd aan alle relevante patiëntenorganisaties in de stuur- en expertisegroep (zie ‘Samenstelling cluster’ onder ‘Verantwoording’) en aan alle patiëntenorganisaties die niet deelnemen aan de stuur- en expertisegroep, maar wel hebben deelgenomen aan de need-for-update (zie ‘Need-for-update’ onder ‘Verantwoording’). De eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt. 

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Wettelijke kaders gedwongen zorg bij NAH

Geen financiële gevolgen

Gebruikmakend van het stroomschema komt de module uit op uitkomst 2 (geen financiële gevolgen). De omvang van de patiëntenpopulatie ligt tussen de 5.000 en 40.000. Er zijn voor de voorgestelde aanpassingen geen substantiële aanpassingen nodig.  

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Need-for-update, prioritering en uitgangsvragen

Tijdens de need-for-update fase (februari 2023) inventariseerde het cluster de geldigheid van de richtlijnmodules binnen het cluster. Naast de partijen die deelnemen aan de stuur- en expertisegroep zijn hier ook andere stakeholders voor benaderd. Per richtlijnmodule is aangegeven of deze geldig is, herzien moet worden, kan vervallen of moet worden samengevoegd. Ook was er de mogelijkheid om nieuwe onderwerpen aan te dragen die aansluiten bij één (of meerdere) richtlijn(en) behorend tot het cluster. De richtlijnmodules waarbij door één of meerdere partijen werd aangegeven herzien te worden, werden doorgezet naar de prioriteringsronde. Ook suggesties voor nieuwe richtlijnmodules werden doorgezet naar de prioriteringsronde. Afgevaardigden vanuit de partijen in de stuur- en expertisegroep werden gevraagd om te prioriteren (zie ‘Samenstelling cluster’ onder ‘Verantwoording’). Hiervoor werd de RE-weighted Priority-Setting (REPS) – tool gebruikt. De uitkomsten (ranklijst) werd gebruikt als uitgangspunt voor de discussie. Voor de geprioriteerde richtlijnmodules zijn door de het cluster concept-uitgangsvragen herzien of opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde het cluster welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. Het cluster waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde het cluster tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd indien mogelijk gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

Tabel Gradaties voor de kwaliteit van wetenschappelijk bewijs

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in een richtlijnmodule volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door het cluster wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. Het cluster heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Tabel Sterkte van de aanbevelingen

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

Organisatie van zorg

Bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de richtlijnmodule Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd voorgelegd aan alle partijen die benaderd zijn voor de need-for-update fase. De commentaren werden verzameld en besproken met het cluster. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door het cluster. De definitieve richtlijnmodule werd ter autorisatie of goedkeuring voorgelegd aan de partijen die beschreven staan bij ‘Initiatief en autorisatie’ onder ‘Verantwoording’.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 (2023). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html.

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Volgende:
Diagnostiek neuropsychiatrische gevolgen NAH