Nazorg en revalidatie van intensive care patiënten

Initiatief: NVIC / VRA Aantal modules: 10

Overdracht klinische informatie in de keten

Uitgangsvraag

Hoe moet de informatieoverdracht omtrent PICS, revalidatie en IC-nazorg tussen zorgverleners worden vormgegeven vanaf het moment dat een patiënt opgenomen wordt op de IC?

Aanbeveling

Informeer de huisarts binnen 48 uur over een ongeplande IC-opname.

 

Overweeg om tijdens een langdurige of complexe IC-opname ook mondeling met de huisarts te overleggen.

 

Verzorg bij ontslag van de IC een schriftelijke (digitale) overdracht van de patiënt naar de verpleegafdeling en naar de huisarts.

 

Indien het de overdracht betreft van een hoogrisicopatiënt (zie module ‘Identificatie van patiënten met risico op PICS’), dient de overdracht ten aanzien van de revalidatie en nazorg de volgende onderdelen te bevatten:

  • of verwacht wordt dat er een specifiek nazorgtraject nodig is;
  • de contactgegevens van de nazorgcoördinator;
  • algemene informatie over PICS, met verwijzing naar IC Connect en Thuisarts.nl.

 

Overweeg bij een hoogrisicopatiënt om al ruimschoots voor ontslag een extra mondelinge overdracht te geven naar de volgende regiebehandelaar en eventueel naar de huisarts.

 

Indien een paramedische behandeling voortgezet dient te worden in de eerstelijn, wordt aan de paramedicus in het ziekenhuis aanbevolen om een overdracht te doen naar de collega die de behandeling na ontslag uit het ziekenhuis overneemt.

  • Bij voorkeur vindt de overdracht plaats naar een paramedicus geschoold in de behandeling van patiënten met PICS.
  • Vraag de regiebehandelaar een verwijzing, ten behoeve van de bekostiging van de paramedische behandeling (‘chronische lijst'). 

Overwegingen

De essentie van een goede zorgoverdracht is dat bij de overgang tussen verschillende disciplines in de keten de juiste informatie tijdig en volledig wordt overgedragen. Voorwaarde hiervoor is dat er voldoende aansluiting en verbinding is tussen betrokken organisaties. In andere patiëntengroepen, zoals kwetsbare ouderen, zien we dat een kwalitatief goede en volledige overdracht complex is (Nivel, 2012).

 

Penninga en De Vries (2019) analyseerden de aspecten die de kwaliteit van de overdracht van CVA- patiënten beïnvloedden. Vanuit een supply chain benadering onderscheidden zij drie belangrijke randvoorwaarden: 1. het tijdig delen van relevante en accurate informatie;

2. goed ondersteunende informatie- en communicatietechnologie; en 3. het aangaan van een partnerrelatie in de keten gebaseerd op vertrouwen en gezamenlijke doelstellingen.

In dit kader zijn de aanbevelingen met betrekking tot de overdracht uit het adviesrapport Multimorbiditeit en Regie in het Ziekenhuis (NIV en NVKG, 2021) belangrijk.

Bij de informatieoverdracht moet rekening worden gehouden met de complexiteit van een patiënt. Een patiënt met een gemiddeld of hoog risico op PICS/met PICS (module ‘Identificatie van patiënten met risico op PICS’) behoeft vaker een multidisciplinaire en (tijds)intensievere werkwijze, dan een patiënt waarbij er een laag risico is. Hieronder wordt de informatieoverdracht per fase in het herstel beschreven vanaf het moment van de IC-opname.

 

Tijdens IC opname

De werkgroep is van mening dat de huisarts al in een vroeg stadium (binnen 48 uur) op de hoogte gebracht dient te worden van een (ongeplande) IC-opname. Dit zogenaamde opnamebericht kan vaak automatisch uit het patiënt data management systeem (PDMS; dit is het IC-gedeelte van het EPD) gegenereerd worden. Toevoeging van de opnamediagnose is hierbij voor de huisarts van toegevoegde waarde.

 

De werkgroep raadt hiernaast intensivisten aan om bij een langdurige of complexe IC-opname aanvullend contact met de huisarts op te nemen. Dit contact kan bij complexe psychosociale problematiek herhaald worden.

 

Het tijdens de IC-opname organiseren van een eventueel wekelijks multidisciplinair (nazorg-) overleg (submodule ‘Coördinatie en taken met betrekking tot de organisatie van IC-nazorg’) waarbij ook naar de periode na de IC-opname wordt gekeken, zal waarschijnlijk de continuïteit van (na)zorg gedurende de gehele ziekenhuisopname bevorderen. In de meeste ziekenhuizen wordt de paramedische zorg immers afdelingsoverstijgend geleverd.

 

Bij ontslag van de IC

De overdracht van de IC naar de ontvangende zorgafdeling dient (zo mogelijk na tijdige voorbereiding) zowel mondeling als schriftelijk plaats te vinden. De schriftelijke overdracht vindt plaats door de intensivist aan de opvolgende regiebehandelaar en is tevens bedoeld om de huisarts te informeren over het verloop van de IC-opname. Het is aannemelijk dat deze medisch-specialistische brief in de toekomst qua vorm en inhoud ook zal moeten voldoen aan de eisen conform de HASP-richtlijn (NHG, 2017). Deze overdrachtsbrief staat los van een parallelle overdracht van overige betrokken behandelaars (verpleegkundig en paramedisch). Naast klinische informatie en de medicatieoverdracht vermeldt de overdracht gemaakte afspraken ten aanzien van zorgcoördinatie met daarbij de taakverdeling, of het de inschatting is dat een specifiek nazorgtraject nodig is (zie submodule ‘Coördinatie en taken met betrekking tot de organisatie van IC-nazorg’) en de contactgegevens van de nazorgcoördinator. Het is van belang om in de overdracht te refereren aan eventueel op de IC-gemaakte afspraken ten aanzien van behandelrestricties, opdat deze op de verpleegafdeling worden overgenomen.

 

Bij overplaatsing is het ook wenselijk dat naast het vermelden van reeds manifeste klachten ook algemene informatie over PICS wordt gegeven aan medebehandelaars in de zorgketen. Dit kan bijvoorbeeld geschieden door een korte, algemene standaardtekst over PICS als een soort bijsluiter in te voegen in de schriftelijke overdracht van de IC-patiënt die een gemiddeld tot hoog risico heeft op het ontwikkelen van PICS. De FCIC werkgroep IC-nazorg heeft een folder ontwikkeld die eventueel voor dit doel gebruikt kan worden. Specifiek is het belangrijk om te wijzen op de mogelijkheid van het bestaan, of het later ontwikkelen van de fysieke, cognitieve en/of mentale symptomen van PICS bij patiënten, en van PICS-F bij de naasten. Een verwijzing naar de website van de patiëntenorganisatie IC Connect en de informatie op Thuisarts.nl kan hierbij ook behulpzaam zijn.

 

Voor aanvullende acties met betrekking tot de overdracht, zie de module ‘Coördinatie van zorg’ en ‘Informatievoorziening aan patiënten’.

 

Bij ontslag uit het ziekenhuis

De regiebehandelaar in het ziekenhuis draagt de coördinatie van verdere nazorg en revalidatietraject over aan de huisarts, revalidatiearts of specialist ouderengeneeskunde en geeft na onderling overleg aan wie de medische zorg vervolgt. In de meeste gevallen zal overdracht naar de eerste lijn plaatsvinden. Naast een medische overdracht moet in veel gevallen ook een overdracht van zorg, behandeling en informatie plaatsvinden naar paramedici (zie module Behandeling van PICS). Idealiter wordt de patiënt verwezen naar zorgprofessionals geschoold in de behandeling van patiënten met PICS. Dit bevordert het aangaan van een partnerrelatie in de keten gebaseerd op vertrouwen en gezamenlijke doelstellingen tussen betrokken behandelaren, hetgeen door Penninga en De Vries (2016) werd onderscheiden als belangrijke randvoorwaarde voor de kwaliteit van de overdracht.

 

Indien er na ontslag een revalidatietraject binnen de medisch specialistische revalidatie of geriatrische revalidatiezorg volgt, dan is het wenselijk dat de brief over dit traject ook naar de medisch specialist(en) in het ziekenhuis en de huisarts wordt gestuurd.

Onderbouwing

Het herstel van IC-patiënten vindt plaats in een keten van de IC/MC-afdeling naar de verpleegafdeling en van de verpleegafdeling naar huis, verpleeghuis, eerstelijnsverblijf hoog-complex of zorghotel, geriatrische revalidatiezorg (GRZ) of medisch specialistische revalidatie (MSR). Er zijn daardoor meerdere overdrachtsmomenten met betrokkenheid van verschillende regie- en medebehandelaars. Bij iedere overplaatsing bestaat het risico dat informatie over de patiënt en zijn/haar behandeling bij de overdracht verloren gaat. Medische ontslagdocumenten beperken zich vaak tot orgaanspecifieke informatieoverdracht; fysieke, cognitieve en mentale problematiek blijft vaak buiten beschouwing. Daarnaast zijn bij patiënten met multimorbiditeit vaak ook meerdere paramedische specialismen betrokken die ieder afzonderlijk op het juiste moment geïnformeerd moeten worden. Hierdoor sluiten behandelingen rond overdrachtsmomenten geregeld niet goed op elkaar aan. Major (2019) vond in haar onderzoek dat voormalig IC-patiënten en hun naasten ernstige tekortkomingen in informatieoverdracht ervaren.

 

Kort na ontslag van de IC staan vaak de somatische problemen zoals IC-verworven spierzwakte, verminderd uithoudingsvermogen, ondervoeding en pijn op de voorgrond, terwijl de mentale en cognitieve problemen zich soms pas in een latere fase van het herstel manifesteren (zie ook de module Behandeling van PICS). Deze latere manifestatie brengt het risico met zich mee dat IC-gerelateerde mentale en cognitieve klachten niet door zorgverleners worden onderkend. Het is belangrijk dat er in de gehele keten voldoende kennis beschikbaar is om ook PICS-symptomen die pas later zichtbaar worden, te herkennen.

Bij deze uitgangsvraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht. Het is onwaarschijnlijk dat er (vergelijkende) studies zijn uitgevoerd op het gebied van PICS die kunnen bijdragen aan het beantwoorden van de uitgangsvraag. Hierbij speelt ook dat deze vraag specifiek is voor de Nederlandse situatie met zijn eigen specifieke zorgsysteem.

De aanbevelingen die in deze submodule worden gedaan komen grotendeels voort uit expertise en inzicht van de leden van de werkgroep in de nazorgproblematiek van voormalig IC-patiënten, waar mogelijk aangevuld met literatuur.

  1. van Beusekom, I., Bakhshi-Raiez, F., de Keizer, N. F., van der Schaaf, M., Busschers, W. B., & Dongelmans, D. A. (2018). Healthcare costs of ICU survivors are higher before and after ICU admission compared to a population based control group: A descriptive study combining healthcare insurance data and data from a Dutch national quality registry. Journal of critical care, 44, 345–351. https://doi.org/10.1016/j.jcrc.2017.12.005
  2. Nederlands Huisartsen Genootschap (2017). Richtlijn Informatie-uitwisseling tussen huisarts en medisch specialist (Richtlijn HASP). https://richtlijnendatabase.nl/gerelateerde_documenten/f/16544/pdf%20hasp.pdf
  3. Nederlandse Internisten Vereniging en Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (2021). Multimorbiditeit en regie in het ziekenhuis. https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/multimorbiditeit_en_regie_in_het_ziekenhuis/startpagina_-_multimorbiditeit_en_regie_in_het_ziekenhuis.html
  4. Major ME, van Nes F, Ramaekers S, Engelbert RHH, van der Schaaf M. Survivors of Critical Illness and Their Relatives. A Qualitative Study on Hospital Discharge Experience. Ann Am Thorac Soc. 2019;16(11):1405-1413. doi:10.1513/AnnalsATS.201902-156OC
  5. Nivel (2012). Onderzoek naar de overdracht van patiëntinformatie tussen ziekenhuizen en VVT. Utrecht. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/Rapport-Informatieoverdracht-ziekenhuizen-vvt.pdf
  6. Penninga, P., de Vries, J. (2019) Zorgoverdracht tussen zorgorganisaties: verbinding door maatwerk- resultaten van een integrale studie naar overdracht bij CVA patiënten. Hanzehogeschool Groningen.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 19-09-2022

Laatst geautoriseerd  : 19-09-2022

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2025

Herbeoordeling module Identificatie van patiënten met risico op PICS - 2025

Herbeoordeling modules Preventie van PICS en

Preventie van PICS-F, Screeningsinstrumenten, Organisatie van zorg - 2027

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie
  • Stichting Family and patient Centered Intensive Care en IC Connect
  • Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie

Algemene gegevens

Autorisatie van de VRA onder voorbehoud van bekrachtiging tijdens de ALV.

 

De ontwikkeling van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

 

 

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2019 een multidisciplinaire werkgroep en klankbordgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor (voormalig) IC-patiënten.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. D. van Dijk, intensivist, NVIC (voorzitter)
  • Dr. H.R. Holtslag, revalidatiearts, VRA (voorzitter)
  • Dr. L.L.A. Bisschops, internist-intensivist, NIV
  • Dr. M. van den Boogaard, senior onderzoeker, V&VN
  • Drs. M.A.E.A. Brackel, voorzitter patiëntorganisatie IC Connect (tot 1 januari 2022), jeugdarts niet praktiserend
  • Drs. H. van Dis, klinisch psycholoog, epidemioloog, NIP
  • Dhr. R. Klerks, patiëntvertegenwoordiger, stichting FCIC
  • Dr. M.M.C. van Mol, postdoc onderzoeker, psycholoog en IC Verpleegkundige, V&VN
  • Dr. M. van der Schaaf, lector Revalidatie in de Acute Zorg en senior onderzoeker, KNGF
  • Drs. M.S. van der Steen, internist-intensivist, NVIC
  • Dr. M.Ch.E. van de Woude, anesthesioloog-intensivist, NVA

 

Klankbordgroep

  • Drs. M.W. Brouwer, GZ-psycholoog, NIP
  • Mw. N.A. Bruins, internist-intensivist, NIV
  • Dr. D.S. Dettling-Ihnenfeldt, fysiotherapeut/onderzoeker, KNGF
  • Drs. M.P.M. Dremmen, revalidatiearts, VRA
  • Dr. H. Endeman, internist-intensivist, NIV
  • Mw. S. op ’t Hoog, verpleegkundig specialist ICU en voorzitter netwerkgroep V&VN VS ICU (tot februari 2022)
  • Mw. M.W.J.C. Prins-Smulders, verpleegkundig specialist ICU, V&VN ICU (vanaf februari 2022)
  • Dr. K.A.J. Kuijpers, revalidatiearts, VRA
  • Dr. F.A. van de Laar, huisarts
  • Drs. A.J. Meinders, internist-intensivist, NIV
  • Dr. A.F.C. Schut, intensivist, NIV
  • Mw. M. Siebel, patiëntorganisatie IC Connect
  • Dr. G.J. Versteegen, klinisch psycholoog, NIP
  • Dr. L.C.M. Vloet, lector Acute Intensieve zorg HAN, voorzitter FCIC
  • Prof. dr. A.R.H. van Zanten, internist-intensivist, NIV

 

Met ondersteuning van

  • Dr. G. Peeters, senior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot november 2019)
  • Dr. S. Persoon, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf november 2019)
  • Dr. V.C.M. Cox, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf februari 2020 tot november 2020)
  • Drs. M.E. Wessels, medisch informatiespecialist Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. S.N. Hofstede, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf april 2022)
  •  

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroep

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Dijk, van

Hoogleraar IC geneeskunde UMC Utrecht

Geen

Geven van voordrachten voor de stichting Family and Patient centered Intensive Care (FCIC) (onbetaald)

Geen

Holtslag

Revalidatiearts, opleider & chef de polikliniek, Amsterdam UMC, locatie AMC

Lid Raad van Toezicht van De Zorgcirkel (betaald)

Adviseur NOC*NSF, Papendal, Arnhem, (betaald)

IC-revalidatie is een onderwerp waar onze afdeling (Revalidatie) belang aan hecht, er wordt op onze afdeling ook onderzoek naar gedaan

Geen

Bisschops

Internist-intensivist afdeling intensive care Radboudumc

Geen

Geen

Geen

Boogaard, van den

Senior onderzoeker afdeling lntensive Care Radboudumc en projectleider MONITOR-IC

 

Onbezoldigde functies:

- Bestuurslid European Delirium Association

- Adviseur Network for lnvestigation of Delirium: Unifying Scientists (NIDUS)

- Organisator IC-café regio Nijmegen & Omstreken

- Lid werkgroep Longterm Outcome and ICU Delirium van de European Society of lntensive Care Medicine

Projectleider MONITOR-lC (langetermijngevolgen lC-opname project; multicenter). De MONITOR-IC studie is niet door de industrie gesponsord.

 

Studie naar de effectiviteit van gestructureerde en gepersonaliseerde IC-nazorg.

Geen trekker/meelezer bij de module organisatie van zorg. Geen verdere actie.

Brackel-Welten

Voorzitter IC Connect, patientenorganisatie voor (voormalig) IC-patienten en naasten, tot 1 januari 2022 (vrijwilligerswerk)

 

Bestuurslid Stichting Family and patient Centered Intensive Care (FCIC), tot 1 januari 2022 (vrijwilligerswerk)

 

Jeugdarts KNMG niet praktiserend

Geen

Geen

Geen

Dis, van

Gepensioneerd

Afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam en

Afdeling Psychologie, Brein en Cognitie, van de Universiteit van Amsterdam

 

Thans

Gastdocent Medische Psychologie & Farmacopsychologie, Afdeling Psychologie, Brein & Cognitie, Universiteit van Amsterdam, Roeterseiland Campus, Nieuwe Achtergracht 126 B, 1018 WT, Amsterdam

 

Docent RINO-Amsterdam (postacademische onderwijs GGZ), Leidseplein 5, Amsterdam

Nederlandse Vereniging Gezondheidszorgpsychologie en haar specialismen (NVGzP): secretaris bestuur, Vz Cie Kwaliteit, Vz Cie Somatiek (onbetaald).

 

Landelijke Vereniging Medische Psychologie: Beroepsbelangen, Vz Werkgroep Farmacopsychologie, Werkgroep Slaap (onbetaald)

Geen

Geen

Klerks

Patiëntenvertegenwoordiger/ ervaringsdeskundige naaste, FCIC

Geen

Geen

Geen

Mol, van

Onderzoeker

Psycholoog en IC-verpleegkundige

Erasmus MC (1 fte)

Vrijwilliger Stichting FCIC

Secretaris

 

Vacatiegeld en reiskostenvergoeding

Geen

Geen

Schaaf, van der

Associate professor Amsterdam UMC (afd. revalidatiegeneeskunde) en Hogeschool van Amsterdam

Vrijwilliger Stichting FCIC (onbetaald)

Bestuurslid REACH netwerk (onbetaald)

Geen

Geen

Steen, van der

lnternist-lntensivist Pantein Ziekenhuis Beugen

 

Associate professor Amsterdam UMC (afd. revalidatiegeneeskunde) en Hogeschool van Amsterdam

CVO van vereniging voor Ostheopatie (onkostenvergoeding)

 

CMIO netwerk (onbezoldigd)

 

Vrijwilliger FCIC en coorzitter Stichting REACH netwerk (onbezoldigd)

ZonMw Project Citizen Health; projectleider (betaald/onkostenvergoeding)

DIGNIC project; Digitale gepersonaliseerde Nazorg na een opname op de Intensive Care Afdeling.

Geen

Woude, van der

Anesthesioloog-Intensivist Zuyderland Medisch Centrum 0,6 FTE

Medisch manager RVE Verpleegcentrum Zuyderland 0,3 FTE

Geen

Geen

Geen

Peeters

(tot 11-2019)

Senior adviseur/teamleider Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Senior Atlantic Fellow for Equity in Brain Health, Global Brain Health Institute, Trinity College Dublin (onderzoeker; onbetaald).

 

Verzorgen van onderwijs voor de epidemiologische onderwerpen in het curriculum voor de eerstejaars fellows in het programma van de Global Brain Health Institute.

Functie bij het Global Brain Health Institute: Er zijn soms financiële voordelen in de vorm van vergoeding van registratie en reiskosten voor congresbezoek.

 

Geen

Persoon

(vanaf 11-2019)

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Tot oktober 2018 Gastvrijheidsaanstelling afdeling Revalidatie Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, in verband met promotietraject. Project: Physical fitness to improve fitness and combat fatigue in patients with multiple myeloma or lymphoma treated with high dose chemotherapy.

 

April 2018-september 2018: Docent Team Technologie, Fontys Paramedische Hogeschool. Begeleiden van studenten bij afstudeerstages. Max 1 dag in de week, betaald.

Geen

promotieonderzoek werd gefinancierd door KWF, financier had geen invloed op uitkomsten onderzoek of op huidige werkzaamheden.

Geen

Cox

(vanaf 02-2020)

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Promotieonderzoek, getiteld: “Partners of patients with acquired brain injury – impact dyadic relationships and support”

 

Gefinancierd door ZonMW, projectnummer #630000002

CARE4BRAIN: personalized CAREgiver and patient support in rehabilitation FOR patients with acquired BRAIN Deficits

Geen, financier promotieonderzoek had geen invloed op de uitkomsten onderzoek of op de huidige werkzaamheden.

Geen

 

Klankbordgroep

Klankbord-groeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Brouwer Mengerink

GZ-psycholoog, St. Antoniusziekenhuis

Geen

Geen

Geen

Bruins

 

Internist-intensivist Medisch Centrum Leeuwarden

 

 

Commissie Nazorg NVIC (onbetaald).

 

Medisch manager ZE Acuut. 0,2 FTE

Ondersteunt lopend onderzoek naar het herstel van IC patiënten, niet als hoofdonderzoeker.

Geen

Dettling-Ihnenfeldt

 

Fysiotherapeut/onderzoeker AmsterdamUMC, locatie AMC

 

 

Secretaris Stichting REACH netwerk (onbetaald)

Geen

Geen

Dremmen

 

Revalidatiearts Zuyderland Medisch Centrum Heerlen - Sittard-Geleen.

Voorheen via Adelante Zorggroep

Geen

Geen

Geen

Endeman

 

Internist-intensivist, Erasmus MC, Rotterdam

Geen

Geen

Geen

Op ’t Hoog

(tot februari 2022)

Verpleegkundig specialist ICU

Elisabeth Tweesteden-ziekenhuis

 

Voorzitter V&VNVS ICU netwerk (onbetaald).

 

Lid Verpleegkundige Advies Raad Elisabeth Tweesteden-ziekenhuis

– vanuit loondienst.

 

Lid Dagelijks bestuur Vakgroep Verpleegkundig Specialisten Elisabeth Tweesteden-ziekenhuis (onbetaald).

Geen

Geen

Kuijpers

Revalidatiearts, Medisch spectrum Twente

Geen

Geen

Geen

Laar, van de

Huisarts (0,6 fte), onderzoeker/docent Academisch Gezondheidscentrum Thermion (0,4 fte), Radboud UMC, afdeling eerstelijns geneeskunde

Geen

Werkt samen in onderzoek naar post-IC patiënten (en familie) met onderzoekers IC RaboudUMC ( MiCare studie)

Geen

Meinders

Internist-intensivist St Antonius ziekenhuis, Utrecht

Geen

Geen

Geen

Prins-Smulders (vanaf februari 2022)

Verpleegkundig specialist ICU

Elisabeth Tweesteden-ziekenhuis

 

Vrijwilliger IC-connect FCIC (onbetaald)

Geen

Geen

Schut

Intensivist Ikazia ziekenhuis Rotterdam

Geen

Geen

Geen

Siebel

Ervaringsdeskundige patiëntenorganisatie ICConnect

Geen

Geen

Geen

Versteegen

Klinisch psycholoog, UMCG

Plaatsvervangend Hoofdopleider Psychotherapie, PPO, Groningen (0,1 fte)

(mede)verantwoordelijk voor de opleiding tot Psychotherapeut

Geen

Geen

Vloet

 

Voorzitter FCIC, vrijwilligersfunctie
Lector Acute Intensieve zorg HAN, 0,8 fte

Bestuurslid Venticare (onbetaald)

Vanuit lectoraat diverse gesubsidieerde trajecten op IC gebied. Momenteel geen op gebied van nazorg.

Geen

Zanten, van

lnternist-intensivist, Medisch Hoofd & Opleider, afdeling lntensive Care, Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede (0.8 FTE)

 

Buitengewoon Hoogleraar Wageningen Univeristy & Research, Wageningen (0.2 FTE)

Lid GIC, Lid platform Kwaliteit NlV, Lid ESPEN  richtlijn commissie Voeding volwassen lC patienten, Lid MEN sectie ESICM, working group gastrointestinal failure

Lid SKMS/ZonMw richtlijn Voeding en IC, Lid klankbordgroep SKMS/ZonMw richtlijn Nazorg en Revalidatie IC, Lid diverse congrescommissies (Nationale Voedingscongres, lnternational Sepsis Symposium Netherlands, Mythen Missers en Maatwerk lnfectieuze bedreigingen,Mythen Missers en Maatwerk Circulatie, Mythen Missers en Maatwerk Beademing, Begrenzingen Intensive Care, Masterclass lC Schiermonnikoog, Masterclass Voeding en IC)

 

Betaald:

Medisch Lid METC-Oost, kamer 4 WUR.

Expertiserapportages: Medirisk, Hofman Letselschade, Centramed, Rechtbank Midden-Nederland

spreker/onkostenvergoedingen bovengenoemde congressen in NL.

Spreker/onkostenvergoedingen internationale congressen: ISICEM, ESICM, ESPEN, ASPEN, CSPEN, IrSPEN, PENSA, BAPEN, BRASPEN,  CSCCM, Middle-East Nutrition Summit.

Lezingen, consultancy, reiskostenvergoedingen voor bedrijven in afgelopen 5 jaar: Abbott, AOP Pharma (Amomed),  BBraun, Baxter, Cablon Medical, Cardinal Health, Danone-Nutricia, DIM3, Fresenius-Kabi, Lyric, Mermaid, Nestle-Novartis. Rousselot.

 

Partner die Congresbureau Interactie voert.

 

Scholingen in acute zorg en IC geneeskunde.

 

Participatie als onderzoeker in lC sepsis trials (b.v. AKPA-ART 123 trombomoduline, adrenomedulline trial, Revival trial), VitaCCa trial (OHCA, vitamine C), opbrengsten vloeien naar Stichting lC research en worden niet uitgekeerd aan onderzoekers. Zelf geinitieerd onderzoek: VIRS-studie, (investigator initiated registry argipressine bij septische shock, grant AOP Pharma), Protein supplement RCT post ICU (grant Rousselot), nutrition intake post ICU (Valifood study, Prospect I&II study, grant Nutricia).

 

Gemelde belangen zijn niet relevant voor deze richtlijnmodule.

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door participatie van een afgevaardigde in de werkgroep vanuit Stichting FCIC en een afgevaardigde vanuit patiëntorganisatie IC Connect. De conceptmodule is tevens voor commentaar voorgelegd aan Stichting FCIC, patiëntorganisatie IC Connect en de Patiëntenfederatie Nederland.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

 

Aanbeveling

Tijdspad voor implementatie:
< 1 jaar,

1 tot 3 jaar of

> 3 jaar

Verwacht effect op kosten

Randvoorwaarden voor implementatie (binnen aangegeven tijdspad)

Mogelijke barrières voor implementatie

Te ondernemen acties voor implementatie

Verantwoordelijken voor acties

Overige opmerkingen

Voor de intensivist

Informeer de huisarts binnen 48 uur over de (ongeplande) IC-opname.

<1 jaar

Minimaal. Het gaat om een kleine ICT-handeling.

EPD moet mogelijk aangepast. Dit betreft een kleine aanpassing.

Het kost mogelijk zeer beperkt tijd.

Het EPD moet mogelijk aangepast.

Intensivisten

 

Overweeg hiernaast om tijdens een langdurige of complexe IC-opname contact met de huisarts op te nemen en waar nodig te herhalen.

<1 jaar

Minimaal.

Men moet zich bewust zijn van het nut van dergelijke contactmomenten en hier ook tijd voor maken.

Te weinig bewustzijn en tijdgebrek.

Verspreiding richtlijn.

Wetenschappelijke verengingen NVIC, NVA, NIV.

 

Verzorg bij ontslag van de IC een schriftelijke (digitale) overdracht van de patiënt naar de verpleegafdeling en naar de huisarts. Deze overdracht dient ten aanzien van de revalidatie en nazorg de volgende onderdelen te bevatten:

  • of het de inschatting is dat er een specifiek nazorgtraject nodig is (zie submodule ‘Coördinatie en taken met betrekking tot de organisatie van IC-nazorg’);
  • de contactgegevens van de nazorgcoördinator.

Overweeg daarnaast om toe te voegen:

  • algemene informatie over PICS;
  • verwijzing naar IC Connect en Thuisarts.nl voor informatie over het PICS.

1 tot 3 jaar

Minimaal. Een overdracht wordt sowieso al gemaakt, we geven alleen een nadere invulling. Het kan zijn dat hier een aanpassing van het EPD nodig is.

Het EPD moet goed ingericht zijn/worden en de ontslagbrief aangepast.

EPD nog niet toereikend.

Overweeg opnemen standaard content EPD’s in Nederland

Wetenschappelijke verenigingen NVIC, NVA, NIV.

 

Overweeg bij hoogrisicopatiënten (’Identificatie van patiënten met risico op PICS’) aanvullend een vroegtijdige telefonische overdracht naar de volgende regiebehandelaar en eventueel naar de huisarts.

<1 jaar

Minimaal.

Men moet zich bewust zijn van het nut van dergelijke contactmomenten en hier ook tijd voor maken.

Te weinig bewustzijn en tijdgebrek.

Verspreiding richtlijn.

Wetenschappelijke verengingen NVIC, NVA, NIV.

 

Voor fysiotherapeuten in het ziekenhuis indien de behandeling voortgezet dient te worden in de eerste lijn

Verzorg een schriftelijke/digitale en indien mogelijk een telefonische overdracht naar de collega die de behandeling na ontslag uit het ziekenhuis overneemt. Bij voorkeur vindt de overdracht plaats naar een paramedicus geschoold in de behandeling van patiënten met PICS.

 

Vraag de medisch specialist een verwijzing ten behoeve van de bekostiging van de behandeling (‘chronische lijst’).

<1 jaar, het eerste gedeelte van de aanbeveling is standaard beleid.

Minimaal. In principe is dit al standaard beleid.

Voldoende bekendheid over welke paramedici in de eerstelijn geschoold zijn in de behandeling van patiënten met PICS. Laagdrempelig contact tussen eerstelijns fysiotherapeuten en de fysiotherapeuten in het ziekenhuis.

Mogelijk te weinig geschoolde therapeuten in de eerstelijn die voldoende kennis en expertise hebben met PICS.

Verspreiding richtijn.

Stimuleer het leggen van verbindingen tussen professionals in het ziekenhuis en in de eerstelijn.

 

KNGF.

Scholing over de fysiotherapeutische behandeling voor patiënten met PICS is beschikbaar bij het Nederlands Paramedisch instituut.

Scholing voor eerste lijns dietisten en ergotherapeuten is in ontwikkeling (REACH netwerk, medio 2022 beschikbaar).

 

 

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst kwalitatieve raming

Toelichting

Module Preventie van PICS

Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft en het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Preventie PICS-F

Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt.

Module Identificatie van patiënten met risico op PICS

Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt.

Module Screeningsinstrumenten voor PICS

Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt.

Module Coördinatie en taken met betrekking tot de organisatie van IC-nazorg

Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële gevolgen met zich meebrengt, dat er geen toename van >5% is in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Overdracht klinische informatie in de keten

Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt.  Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Informatievoorziening aan en communicatie met de patiënt en naasten

Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt.  Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten met betrekking tot de preventie, herkenning en behandeling van PICS. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), Nederlandse Internisten Vereniging (NIV), NVIC, VRA, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG), Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH), Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), Stichting FCIC, IC Connect en Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland - Intensive Care (V&VN-IC) tijdens een Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen in de bijlagen.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nul-effect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, denk bijvoorbeeld aan aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

 

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139.

 

Schünemann, A Holger J [corrected to Schünemann, Holger J]. PubMed PMID: 18483053; PubMed Central PMCID: PMC2386626.

Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc. 2016 Oct;104(4):320-324. PubMed PMID: 27822157; PubMed Central PMCID: PMC5079497.