NAH en arbeidsparticipatie

Initiatief: VRA Aantal modules: 12

Personen in de bijstand bij NAH

Uitgangsvraag

Wat zijn de aandachtspunten met betrekking tot terugkeer naar werk/aan het werk gaan bij personen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH) zonder werkgever?

 

De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen (indien van toepassing):

1.1 Welke aandachtspunten ten aanzien van (terugkeer naar) werk dienen met de persoon met NAH te worden besproken?

1.2 Op welk moment moet contact met de arbeidsdeskundige/ medisch adviseur/ gemeente gezocht worden?

 

2. Welke vragenlijst(en)/test(en) kun je bij welke persoon met NAH inzetten om gedurende de herstelfase of aan het einde van de behandelperiode in te schatten of de persoon in staat is om (op termijn) te werken?

 

3. Wat zijn de aandachtspunten inzake interventies voor terugkeer naar werk/aan het werk gaan bij personen met NAH zonder werkgever?

 

4.1 Welke informatie krijgt de persoon met NAH zonder werkgever mee uit de behandelsetting om een goede re-integratie binnen arbeid op te starten?

4.2 Welke informatie zou de behandelsetting moeten vermelden in de overdracht naar de eerste lijn/arbeidssituatie (indien van toepassing)?

 

5.1 Welke adviezen kunnen worden gegeven wanneer een persoon met NAH, na een periode van stabiel functioneren, dreigt vast te lopen of vastloopt in zijn/haar (ZZP) werk?

5.2 Welke aandachtspunten zijn er rondom het verstrekken van informatie aan betrokken partijen over de persoon met NAH zonder werkgever met betrekking tot de WIA-aanvraag?

 

6. Welke inhoudelijke informatie over wet- en regelgeving aangaande werk, ziekteverzuim, re-integratie en arbeidsongeschiktheid dient met een persoon met NAH zonder werkgever gedeeld te worden als voorbereiding op re-integratie, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) beoordeling (mits van toepassing) en (financiële) gevolgen van arbeidsongeschiktheid?

Aanbeveling

De aanbevelingen hieronder zijn uitsluitend bedoeld voor laatstgenoemde groep: bijstandsgerechtigden die weer aan het werk willen gaan.

 

Acute fase

Welke aandachtspunten ten aanzien van (terugkeer naar) werk dienen met de persoon met NAH te worden besproken?

Bespreek met de bijstandsgerechtigde en naasten in een zo vroeg mogelijk stadium de mogelijke gevolgen van NAH die het proces naar werk kunnen beïnvloeden, waarbij de timing van de informatieverstrekking afhankelijk is van de klinische toestand van de bijstandsgerechtigde en het eventueel ingezette revalidatietraject.

 

Op welk moment moet contact met (een arts ingeschakeld door) de gemeente gezocht worden?Adviseer de bijstandsgerechtigde om, wanneer er problemen met solliciteren, vrijwilligerswerk, re-integratie en/of aan het werk gaan worden verwacht, de mogelijke gevolgen van NAH met een door de gemeente ingeschakelde arts (of met de huisarts te bespreken, de huisarts kan de bijstandsgerechtigde dan adviseren contact op te nemen met de gemeente).

 

Herstelfase: voorspellen terugkeer naar werk

Welke vragenlijst(en)/ test(en) kun je bij welke bijstandsgerechtigde met NAH die weer aan het werk wil gaan inzetten om gedurende de herstelfase of aan het einde van de behandelperiode in te schatten of de bijstandsgerechtigde in staat is om (op termijn) te werken?

Zie module Herstelfase > Diagnostiek.

 

Herstelfase: interventies arbeidsparticipatie

Wat zijn de aandachtspunten inzake interventies gericht op werk of re-integratie van bijstandsgerechtigden met NAH die weer aan het werk willen gaan?

Belangrijke kenmerken interventies:

  1. Maak aan het werk gaan bespreekbaar; er moet evident sprake zijn van de wens weer aan het werk te gaan.
  2. Betrek, na toestemming van de bijstandsgerechtigde met NAH en rekening houdend met geldende wetgeving op het gebied van privacy, de arts die wordt ingeschakeld door de gemeente en wissel relevante informatie uit.
  3. Zet wanneer er een wens is om te werken een arbeidsgerichte interventie in op basis van de door de bijstandsgerechtigde met NAH geformuleerde (tussen)doelen; verder kunnen via de gemeente regelingen worden ingezet ter ondersteuning (doelgroepenregister, loonkostensubsidie, jobcoaching, voorzieningen).
  4. Betrek minimaal één iemand met kennis van NAH en kennis van wet- en regelgeving op het gebied van ziekte en arbeidsongeschiktheid tijdens de behandelfase en (bij voorkeur ook) tijdens de re-integratiefase.
  5. Deel kennis over NAH met de mensen die betrokken zijn bij het re-integratieproces van de bijstandsgerechtigde met NAH (indien nodig en gewenst).
  6. Evalueer regelmatig de resultaten van de arbeidsgerichte interventie en het verloop van het proces van terugkeer naar werk; wees reëel en tijdig duidelijk met het communiceren over resterende arbeidsmogelijkheden naar de persoon met NAH, zijn/haar naaste(n) en andere betrokkenen toe;
  7. Vervolg de begeleiding in lijn met het verloop van het herstel en waarborg nazorg, ook op de langere termijn. Zie ook modules ‘Bijna aan het werk’ en ‘Lange termijnfase’.

 

Drie belangrijke stappen die gedurende het weer aan het werk gaan moeten worden gezet (algemeen):

  1. Breng problemen en barrières en mogelijkheden van het ICF-model en de functiebelasting voor solliciteren/vrijwilligerswerk/aan het werk gaan/re-integratie in kaart (behandel- en arbeidsetting);
  2. Stel een plan van aanpak op voor aan het werk gaan/re-integratie; inclusief tijdlijn, actieverantwoordelijke en planning structurele evaluaties;
  3. Borg begeleiding wanneer een bijstandsgerechtigde aan het werk gaat, ook op de langere termijn.

 

Specifieke aanbeveling per betrokkene:

Voor neuroloog/physician assistant/verpleegkundig specialist:
Maak werk al vroeg na het ontstaan van het NAH bespreekbaar en schakel bij (te verwachten) problemen tijdig de juiste personen in of verwijs naar een revalidatiearts bij (milde) cognitieve problemen of problemen ten aanzien van werkhervatting.

 

Voor revalidatieteam (inclusief revalidatiearts):
Zorg, na toestemming van de persoon met NAH, voor een overdracht van informatie aan de huisarts.

 

Voor de consulent van de gemeente:
Schakel een medisch adviseur in om een goed beeld van de mogelijkheden van de persoon met NAH te krijgen. Betrek indien mogelijk ook de naasten van de persoon met NAH bij het werktraject.

 

Voor jobcoach:
Betrek de bijstandsgerechtigde met NAH met partner/verzorger bij aan het werk gaan en zorg voor een overdracht van informatie.

 

Voor medisch adviseur van de gemeente:
Zorg voor voldoende kennis van NAH en weet dat arbeidsgerichte interventies, werkvoorzieningen en job coaching mogelijk zijn en dat mensen daarnaar verwezen kunnen worden. Vraag informatie over (de resultaten van) eerder ingezette interventie(s) op bij (eerder) betrokken huisarts. Adviseer de bijstandsgerechtigde met NAH en de consulent van de gemeente over de inzet van op re-integratie gerichte interventies. Betrek de bijstandsgerechtigde met NAH en zijn partner/verzorger daarbij. Evalueer het beloop met de bijstandsgerechtigde met NAH en zijn of haar naaste, en andere mensen die bij het proces van aan het werk gaan zijn betrokken. Haal na toestemming van de bijstandsgerechtigde met NAH informatie op bij neuroloog, revalidatiearts en/of huisarts en zorg voor een goede overdracht naar de consulent die betrokken is bij het werktraject.

 

Voor re-integratiedeskundige/professional betrokken bij re-integratietraject:
B
reng de functiebelasting van de gewenste beroepsrichting in kaart. Let daarbij vooral op de cognitieve belasting en energetische belasting (zie ook de module ‘Bijna aan het Werk’). Indien er twijfel is over de belastbaarheid en arbeidsmogelijkheden raadpleeg (in samenspraak met de arts die wordt ingeschakeld door de gemeente) een professional met kennis over NAH over de inzet van nadere diagnostiek en/of interventies.

 

Voor huisarts en POH(-GGZ):
Wees alert op de gevolgen van NAH en verwijs zo nodig naar arbeidsgerichte interventies. Adviseer de bijstandsgerechtigde met NAH, zelf contact op te nemen met (de arts die is ingeschakeld door) de gemeente indien er werkgerelateerde problemen zijn of ervaren worden.

 

Bijna aan het werk

Welke informatie krijgt de bijstandsgerechtigde die weer aan het werk wil gaan met NAH mee uit de behandelsetting om een goede re-integratie binnen arbeid op te starten?

De betreffende deskundige op het gebied van NAH en arbeid/belastbaarheid (bijvoorbeeld NAH verpleegkundige, arbeidscoördinator, casemanager of ergotherapeut) plant een nagesprek in om de persoon met NAH zo goed mogelijk te informeren over mogelijkheden en valkuilen bij re-integratie en over van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

 

Huisarts:

Geef inhoudelijke informatie over de mogelijke gevolgen van NAH. Verwijs naar de verschillende relevante websites, zoals Thuisarts.nl (in ontwikkeling), hersenstichting, Patientenfederatie en het UWV.

 

Adviseer de bijstandsgerechtigde met NAH contact met de gemeente op te nemen en zo nodig een advies van de arts ingeschakeld door de gemeente op te vragen.

 

Welke informatie zou de behandelsetting moeten vermelden in de overdracht naar de eerste lijn/arbeidssetting?

Behandelsetting

Verzorg tijdig een ontslagbrief naar de persoon met NAH. Indien mogelijk ook een ontslagbrief (≤ 2 weken) naar de huisarts. Deze brief bevat informatie over:

  • het klinische beeld en diagnose;
  • Duur van PTA (Posttraumatische Amnesie), Glasgow Coma Score in de eerste 24 uur (indien van toepassing);
  • aanwezige zichtbare en onzichtbare gevolgen hersenletsel (zie onderstaand tabel);
  • verloop in de tijd/verwachting ten aanzien van herstelverloop;
  • indien uitgevoerd: NPO verslag met ten minste cognitief profiel, conclusies en aanbevelingen;
  • Indien aanwezig: paramedische verslagen met ten minste afgenomen testen met uitkomsten, conclusies en aanbevelingen, getrainde vaardigheden en strategieën met conclusies en aanbevelingen
  • Indien aanwezig: terugvalpreventieplan

 

Tabel: Gevolgen van niet-aangeboren hersenletsel, die kunnen interfereren met het werkhervattingproces

Cognitieve gevolgen

Stemmings- /

Gedragsproblemen

Fysieke gevolgen

Geheugenstoornissen

Gebrek aan ziekte-inzicht

Apathie

initiatiefvermindering

Krachtsvermindering

Slikstoornissen

Aandacht- en/of concentratiestoornissen

Stemmingsveranderingen

Coördinatiestoornissen

Executieve stoornissen

Ontremd gedrag

Bewegingsstoornissen

Apraxie

Angst

Loopproblemen

Afasie

Afname empathie

Sensorische problemen

Mentale vermoeidheid

Decorumverlies

Epilepsie

Verminderde belastbaarheid

Moeite met relativeren

Pijn

Neglect

Verstoord ziektebesef

Fysieke

Beperkte probleemoplossing

Veranderd gevoel van humor

conditie/vermoeidheid

Prikkelintolerantie (auditief, visueel, beweging)

 

 

Tempo van informatieverwerking

 

 

Lange hersteltijd

 

 

van Bennekom (2006)

 

Lange termijn

Welke adviezen kunnen worden gegeven wanneer een bijstandsgerechtigde met NAH na een periode van stabiel functioneren, dreigt vast te lopen?

Voor behandelaren, re-integratiedeskundigen, medisch professionals en de (naasten van een) bijstandsgerechtigde met NAH:

Wees ook in de adaptatiefase alert op veranderingen in het arbeidsmatig functioneren. Betrek tijdig de door de gemeente ingeschakelde arts of de huisarts om de oorzaak van de verandering in functioneren in kaart te brengen bij signalen van overbelasting, zoals beschreven zoals beschreven bij de overwegingen in de module 'Lange termijnfase'.

 

De bijstandsgerechtigde met NAH kan contact opnemen met de gemeente en vragen om een arts, ook als er nog geen sprake is van uitval. Verwijzing naar een jobcoach of (cognitieve) revalidatie behoort ook in de late fase tot de mogelijkheden. De bijstandsgerechtigde met NAH kan ook contact opnemen met de huisarts. De huisarts kan de bijstandsgerechtigde dan adviseren contact op te nemen met de gemeente.

Overwegingen

Om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering moet betrokkene:

  • Rechtmatig in Nederland wonen.
  • 18 jaar of ouder zijn.
  • Niet genoeg inkomen of eigen vermogen hebben om in het levensonderhoud te voorzien.
  • Geen beroep kunnen doen op een andere voorziening of uitkering.
  • Niet in de gevangenis of een huis van bewaring zitten.

 

Bijstandsgerechtigden zijn verplicht alles te doen om zo snel mogelijk betaald werk te vinden. Mensen die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn, zijn vrijgesteld van arbeidsplicht.

 

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bijstand/vraag-en-antwoord/wanneer-heb-ik-recht-op-bijstand.

 

Als een bijstandsgerechtigde ziek is, moet hij/zij dat doorgeven aan de klantmanager van de gemeente. Als de gemeente een bijstandsgerechtigde door een arts wil laten onderzoeken en wil laten beoordelen wat zijn/haar arbeidsmogelijkheden zijn, dan moet betrokkene zijn/haar medewerking aan dat onderzoek verlenen. https://www.amsterdam.nl/veelgevraagd/?productid=%7B42A997C5-4FCA-4BC2-BF8A-95DFF6BE7121#case_%7BEEEB4E1D-BB0A-4B3B-BD67-D9DC92A21D83%7D.

 

Sommige bijstandsgerechtigden hebben een grote afstand tot de arbeidsmarkt of zijn al eerder vrijgesteld van sollicitatieplicht. Voor deze groep is weer aan het werk gaan niet (meer) aan de orde. Ze dienen wel bij de gemeente te melden als ze ziek zijn.

 

Voor de bijstandsgerechtigden die wel aan het werk willen is het belangrijk om de persoon met NAH er op te wijzen dat er vanuit de gemeente regelingen ingezet kunnen worden ter ondersteuning (doelgroepenregister, loonkostensubsidie, jobcoaching, voorzieningen). Voor aanvullende informatie over jobcoaching wordt verwezen naar: https://www.regelhulp.nl/ik-heb-hulp-nodig/jobcoach

Onderbouwing

In de modules van deze richtlijn is het hele proces (terug) naar werk van een werknemer met NAH in fasen behandeld. Verder is in de module 'Sociale Zekerheid' aandacht besteed aan regelgeving met betrekking tot ziekte en arbeidsongeschiktheid van werknemers en jonggehandicapten (Wet Verbetering Poortwachter, WIA en Participatiewet).

 

Een grote groep is in al deze modules onderbelicht gebleven, namelijk mensen zonder werkgever. Aanbevelingen in alle modules van de richtlijn zijn voor een deel eveneens van toepassing op deze doelgroep; de overige aanbevelingen alleen in aangepaste vorm of niet.

Aangezien in deze module specifiek wordt ingegaan op de in Nederland geldende wet- en regelgeving, is er besloten voor deze module geen systematische literatuurzoekactie uit te voeren. In de richtlijntekst zijn referenties opgenomen naar de desbetreffende wet- en regelgeving. Achtergrondinformatie over de totstandkoming van de aanbevelingen kunt u lezen onder het tabblad ‘Overwegingen’.

  1. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ziekteverzuim-van-het-werk/vraag-en-antwoord/krijg-ik-als-oproepkracht-ook-loon-als-ik-ziek-ben.
  2. https://www.uwv.nl/overuwv/kennis-cijfers-en-onderzoek/kennis-onderzoeken/uwv-kennisverslag-werkhervatting-langdurig-zieke-vangnetters.aspx.
  3. https://www.zzp-nederland.nl/nieuws/wacht-niet-af-tot-de-aov-verplicht-wordt.
  4. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/pensioen/toekomst-pensioenstelsel/verplichte-arbeidsongeschiktheidsverzekering-voor-zelfstandigen.
  5. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bijstand-voor-zelfstandigen-bbz/regels-bijstand-voor-zelfstandigen-bbz.
  6. https://www.uwv.nl/particulieren/ziek/ziek-zonder-werkgever/ik-ben-net-ziek/detail/ik-ben-uitzendkracht-en-ben-ziek.
  7. https://www.uitzendbureau.nl/info/cao/abu/ziekte.
  8. https://www.uwv.nl/particulieren/ziek/ziek-zonder-werkgever/bijna-1-jaar-ziek.
  9. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bijstand/vraag-en-antwoord/wanneer-heb-ik-recht-op-bijstand.
  10. https://www.amsterdam.nl/veelgevraagd/?productid=%7B42A997C5-4FCA-4BC2-BF8A-95DFF6BE7121#case_%7BEEEB4E1D-BB0A-4B3B-BD67-D9DC92A21D83%7D.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 31-03-2021

Laatst geautoriseerd  : 31-03-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

De richtlijn aangepast aan de eisen conform het adviesrapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de Federatie Medisch Specialisten en modulair opgebouwd. De structuur van de richtlijn is aangepast, waarbij de verschillende fasen waarin een persoon met NAH kan verkeren de basis vormen voor de opbouw van de richtlijn. Er is informatie toegevoegd over personen met NAH zonder werkgever. Tevens is duidelijker verwoord welke professional verantwoordelijk is voor bepaalde acties per fase.

 

Module

Regiehouder(s)

Jaar van autorisatie

Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijn

Frequentie van beoordeling op actualiteit

Wie houdt er toezicht op actualiteit

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling

Geen werkgever

VRA

2021

2026

Eens per 5 jaar

VRA

Veranderingen in wet- en regelgeving

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland

Algemene gegevens

Bestuurlijke goedkeuring:

  • Hersenletsel.nl
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging van Arbeidsdeskundigen
  • Noloc
  • Ergotherapie Nederland
  • Patiëntenfederatie
  • Geneeskundig Adviseurs Verzekeringszaken

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijn werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in december 2018 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de arbeidsparticipatie van personen met niet-aangeboren hersenletsel.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. C. (Coen) van Bennekom, revalidatiearts, VRA (voorzitter)
  • Drs. W. (Wip) Bakx, revalidatiearts, VRA
  • M.C. (Marloes) Barendrecht, arbeidsdeskundige, NVvA
  • Dr. B. (Birgit) Donker-Cools, adviseur verzekeringsarts, NVVG
  • Dr. G.J. (Gert) Geurtsen, klinisch neuropsycholoog, NIP
  • K. (Karin) Kanselaar, verpleegkundig specialist, V&VN
  • Drs. J. (Jan) Konijnenburg, bedrijfsarts, NVAB
  • Drs. J.B.W. (Han) Schnitzler, gepensioneerd GZ-Psycholoog, bestuurslid Hersenletsel.nl
  • Dr. A.M. (Anil) Tuladhar, neuroloog, NVN
  • K. (Karin) van Hulst, ergotherapeut, Ergotherapie Nederland
  • (Anjo) van Rietbergen, jobcoach, Noloc
  • Dr. J.M. (Judith) van Velzen, senior onderzoeker
  • Dr. G. (George) Beusmans, huisarts niet praktiserend, NHG - In memoriam

 

Klankbordgroep

  • J. (Jeanette) van Zee, senior adviseur Patiëntbelang, Patiëntenfederatie Nederland

 

Met ondersteuning van

  • Dr. J. (Josefien) Buddeke, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. V.C.M. (Vincent) Cox, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroep

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Bakx

Revalidatiearts, Adelante Zorggroep, afdeling niet-aangeboren hersenletsel

Voorzitter stichting "Mens achter de Patiënt", onbetaald

Geen

Geen

Barendrecht

Arbeidsadviseur (tevens geregistreerd en gecertificeerd arbeidsdeskundige). Klimmendaal Revalidatiespecialisten

Geen

Geen

Geen

Beusmans

Huisarts niet praktiserend en UHD huisartsgeneeskunde

Voorzitter bestuur Kennisnetwerk CVA NL, onbetaald

Geen

Geen

Donker-Cools

Adviseur verzekeringsarts.

0,4 FTE UWV Sociaal Medische Zaken - locatie UWV Utrecht.

Senior onderzoeker 0,6 FTE Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde, Amsterdam UMC, Universiteit van Amsterdam, Afdeling Public and Occupational Health, Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, Amsterdam Public Health research institute,

Geen

Geen

Geen

Geurtsen

Klinisch neuropsycholoog en hoofd sectie neuropsychologie bij de afdeling medische psychologie van het AMC

Geen

Geen

Geen

Kanselaar

Verpleegkundig specialist neuro vasculaire aandoeningen Radboudumc

Bestuurslid V&VN VS netwerk verpleegkundig specialisten vasculaire neurologie (onbetaald).

Lid werkgroep CVA V&VN afdeling neuro en revalidatie (onbetaald).

Gastdocent vervolgopleiding Neurologie en neurochirurgie (betaald).

Praktijkbegeleider Masterthesis Neurorevalidatie HAN (betaald).

Projectgroeplid project Psychosociale gevolgen ZIN binnen Radboudumc (einddatum 31-12-2019 betaald).

Geen

Geen

Konijnenburg

Bedrijfsarts, De bedrijfspoli

Geen

Geen

Geen

Schnitzler

Gepensioneerd GZ-Psycholoog.

Senior Adviseur bij Han Schnitzler Advies en Coaching.

Dit is een eigen bedrijf, ZZP, en geeft organisatieadvies met name in de sector Onderwijs

1. Bestuurslid Hersenletsel.nl portefeuille Zorg.

Onbetaald. Door deze patiëntenvereniging gemandateerd als lid van deze werkgroep

2. Lid van de Adviesraad Samenleving Olst-Wijhe.

Onbetaald.

Geen

Geen

Tuladhar

Neuroloog en arts/onderzoeker. Afdeling Neurologie, Radboud Universiteit Medisch centrum

Geen

Geen

Geen

van Bennekom

Heliomare:

Revalidatiearts,

Medisch manager Hersenletsel,

RvE manager R&D,

Opleider,

Bijzonder hoogleraar Revalidatie en Arbeid Amsterdam UMC, Universiteit van Amsterdam, Afdeling Public and Occupational Health, Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, Amsterdam Public Health research institute

Lid werkgroep meten en vergelijken van de landelijke databank uitkomsten revalidatie.

Lid namens Vereniging voor Revalidatieartsen (VRA).

Voorzitter prestatie-indictorencommissie Revalidatie Nederland/VRA namens de VRA.

Voorzitter van de werkgroep implementatie meetinstrumenten Revalidatie Nederland.

Lid redactie Wetenschapscommissie VRA.

Lid VRA werkgroep traumatisch hersenletsel VRA.

Voorzitter consulententeam NAH. coördinatiepunt NAH Noord-Holland Noord.

Alle functies zijn onbetaald.

Geen

Geen

Van Hulst

Ergotherapeut / Trajectbegeleider bij Rivierduinen.

Werkzaam op opdrachtbasis (ZZP) bij Weustink&Partners BV.

Twee keer per jaar geven van gastlessen op de Hogeschool van Amsterdam.

Incidenteel begeleiden/coachen van individuele loopbaanvragen.

Geen

Geen

van Rietbergen

Register Jobcoach bij Heliomare Arbeid

Geeft regelmatig scholing met betrekking tot arbeid en hersenletsel aan instellingen.

Geen

Geen

Van Velzen

Senior onderzoek Heliomare Research & Development, beleidsmedewerker Heliomare Academie.

Senior (gast) onderzoeker Amsterdam UMC, Universiteit van Amsterdam, Afdeling Public and Occupational Health, Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, Amsterdam Public Health research institute

Geen

Geen

Geen

Buddeke

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen

Cox

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Promotieonderzoek, getiteld: “Partners of patients with acquired brain injury – impact dyadic relationships and support”

 

Gefinancierd door ZonMW, projectnummer #630000002

CARE4BRAIN: personalized CAREgiver and patient support in rehabilitation FOR patients with acquired BRAIN Deficits

Geen

Geen

 

Klankbordgroep

Klankbordgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Van Zee

Senior Adviseur Patiëntbelang Patiëntenfederatie Nederland.

Eigenaar De Informatiekamer adviseur innovatie, gedrag en gezondheid.

Geen

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van patiëntenvereniging Hersenletsel.nl en Patiëntenfederatie Nederland voor de invitational conference, een afgevaardigde van patiëntenvereniging Hersenletsel.nl in de werkgroep en een afgevaardigde van Patiëntenfederatie Nederland in de klankbordgroep. Het verslag van de invitational conference is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan patiëntenvereniging Hersenletsel.nl en Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).


Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten bij de arbeidsparticipatie van personen met niet-aangeboren hersenletsel. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn (Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen, 2012) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), Zorginstituut Nederland (ZiNL), Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA), Nederlandse Vereniging van Arbeidsdeskundigen (NVvA), Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB), Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) tijdens een Invitational conference.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz,

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnaangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html.

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139.

Schünemann, A Holger J [corrected to Schünemann, Holger J]. PubMed PMID: 18483053; PubMed Central PMCID: PMC2386626.

Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc. 2016 Oct;104(4):320-324. PubMed PMID: 27822157; PubMed Central PMCID: PMC5079497.