Licht traumatisch hoofdhersenletsel in de acute fase

Initiatief: NVN Aantal modules: 17

Algemene adviezen

Uitgangsvraag

Welke algemene adviezen geef je mee aan patiënten met licht THL die worden ontslagen vanuit het ziekenhuis naar de thuissituatie?

Aanbeveling

Geef begrijpelijke zowel mondelinge als schriftelijke informatie aan de patiënt met licht THL (volwassenen en kinderen en/of hun ouders/verzorgers) bij ontslag vanuit het ziekenhuis of de SEH en controleer of de informatie goed begrepen wordt.

 

Informeer de huisarts tijdig na ontslag, bij voorkeur binnen 24 uur.

 

Laat de patiënt weten met wie contact opgenomen kan worden bij persisterende klachten: in de acute fase de betrokken medisch specialist en in de subacute fase de huisarts.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Er is geen systematische literatuur analyse uitgevoerd naar algemene adviezen voor patiënten met licht THL bij ontslag uit het ziekenhuis. De adviezen zijn gebaseerd op de NICE richtlijn Head Injury (2023) en gebaseerd op de ervaringen van de werkgroep.

 

Algemene adviezen voor kinderen

Voor kinderen met licht THL in de acute fase is informatievoorziening aan ouders en kinderen belangrijk. Dit betreft informatie over symptomen die terugkeer naar de SEH noodzakelijk maken, informatie over symptoombehandeling, informatie over persisterende klachten en informatie over hervatten van activiteiten, zoals school en sport. Bij kinderen wordt het dragen van een fietshelm aanbevolen om de kans op hoofdhersenletsel bij een val op het hoofd te verkleinen.

 

Kinderen met licht THL en hun ouders moeten adviezen krijgen over de omgang met en behandeling van symptomen in de eerste fase (zie ook de adviestekst: Informatie voor patiënten na ontslag). Ook moeten ze advies krijgen met wie ze contact op moeten nemen bij persisterende klachten na zes weken. Bij ontslag moet ook duidelijk beschreven worden of een vervolgafspraak noodzakelijk is. Voor kinderen die vanaf de SEH of na opname in het ziekenhuis naar huis zijn ontslagen, geldt dat contact moet worden gezocht met het ziekenhuis, wanneer het kind een verlaagd bewustzijn heeft of andere tekenen van een verhoogde intracraniële druk vertoont, zoals braken of hoofdpijn die niet reageert op pijnstilling. Ook moeten er adviezen gegeven worden over het hervatten van activiteiten zoals school. Hier wordt verder op ingegaan in de submodule Geleidelijke opbouw activiteiten.

 

Wekadvies

Bij kinderen waar er geen indicatie is voor een CT-scan hersenen of opname in het ziekenhuis wordt de kans op complicaties laag geacht (Salonen, 2023). In Nederland werd bij kinderen jonger dan 6 jaar een wekadvies geadviseerd. Dit wekadvies wordt in andere landen niet toegepast en is ook niet in buitenlandse richtlijnen opgenomen. Wel wordt geadviseerd dat bij ontslag naar huis de eerste 24 uur een verantwoordelijke volwassene aanwezig is (NICE, 2023).

 

Het enige onderzoek naar de effectiviteit van het wekadvies is uitgevoerd in 1994 door De Louw bij volwassen patiënten. Dit onderzoek vond weinig therapietrouw bij de uitvoering van het wekadvies thuis en de conclusie was dat het beleid zoals dat in Nederland wordt toegepast ineffectief is en mogelijk zelfs onveilig (De Louw, 1994). Uit een recente enquête onder Nederlandse kinderneurologen in april 2023 bleek dat 37% van hen geen wekadvies meegaf aan kinderen onder 6 jaar, en 23% alleen onder bepaalde voorwaarden. Slechts 37% vond het wekadvies bij deze groep patiënten van toegevoegde waarde. Het wekadvies was vooral bedoeld om een kindercontusie op te sporen. Dit is een secundaire verslechtering met diffuse of focale neurologische symptomen na een vaak triviaal hoofdtrauma. Een kindercontusie komt vaker voor bij jonge kinderen, maar kan op elke leeftijd van 2 maanden tot 17 jaar optreden. De verslechtering treedt vrijwel altijd op binnen 2 uur na het trauma (Pikstra, 2017; vd Veek, 2015; Snoek, 1984). Naar aanleiding van bovengenoemde bevindingen, is de werkgroep van mening dat we het wekadvies thuis niet kunnen aanbevelen voor kinderen die ten minste twee uur zijn geobserveerd. Op individuele basis kan dit eventueel wel worden overwogen.

 

Algemene adviezen voor volwassenen

Wanneer de patiënt wordt ontslagen is het belangrijk dat de patiënt goed geïnformeerd het ziekenhuis verlaat. Het geven van begrijpelijke mondelinge en schriftelijke informatie is daarom van belang. Mondelinge informatie die gegeven wordt, wordt niet altijd onthouden. Ook is het zo dat patiënten na ontslag problemen kunnen ervaren die op het moment van het ontslag niet naar voren kwamen en kunnen mensen op langere termijn klachten en beperkingen ervaren. Ook moet de patiënt en zijn en haar omgeving weten wanneer contact opgenomen moet worden en bij wie men dan terecht kan.

 

De mondelinge en schriftelijke informatie betreft informatie over symptomen die terugkeer naar de SEH noodzakelijk maken, informatie over symptoombehandeling, informatie over persisterende klachten en informatie over hervatten van activiteiten, zoals werk en sport.

 

Het is belangrijk om begrijpelijke informatie te verschaffen over:

  • de aard en de ernst van het letsel.
  • Symptomen gerelateerd aan het directe hoofdletsel zoals spierpijn in nek en hoofd, duizeligheid bij letsel van het evenwichtsorgaan.
  • Alarmsymptomen die terugkeer naar de SEH noodzakelijk maken [met contact gegevens].
  • het herstelproces, waarbij de nadruk ligt op het feit dat de meeste patiënten goed herstellen met uitleg over mogelijk aanhoudende klachten  zoals een verminderde visus, duizeligheid, vermoeidheid, cognitieve klachten en hoofdpijn.
  • de consultatie van de huisarts bij aanhouden van de klachten langer dan drie maanden.

Adviezen over het hervatten van dagelijkse activiteiten en werk komen aan de orde in de submodule Geleidelijke opbouw activiteiten. Het is belangrijk om de patiënt en hun familie/verzorgers contact informatie te verschaffen over:

Net als bij kinderen is de kans op acute complicaties bij volwassenen gering wanneer zij naar huis zijn ontslagen vanuit het ziekenhuis (Thomas, 2015; de Kruijk, 2002). Alarmerende klachten om contact op te nemen betreffen een verlaagd bewustzijn, braken, hoofdpijn die niet goed reageert op pijnstilling.

 

Ook is het belangrijk om leefstijladviezen te bespreken zoals autorijden, gebruik van een helm, gedoseerde rust en schermgebruik. Conform huidige inzichten is het advies om na 2-3 dagen rust activiteiten weer gedoseerd op te pakken. Bedrust wordt afgeraden. Aanwezige klachten kunnen namelijk de rijvaardigheid beïnvloeden. Ook is er recent informatie beschikbaar gekomen die aanwijzingen geeft dat bij langdurig schermgebruik zoals computeren of schermgebruik (bijvoorbeeld tijdens telefoongebruik) klachten (tijdelijk) kunnen verergeren of langer aanhouden (Macnow, 2021; Caircross, 2022). Wat betreft hervatten van activiteiten is absolute bedrust niet zinvol en kan zelfs meer klachten geven (Thomas, 2015). Voor hervatten van school en sport wordt aanbevolen na een periode van relatieve rust van 24 tot 48 uur dit gradueel te hervatten (McCrocy, 2017).

Geef leefstijladviezen over:

  • Pijnstilling: Op geleide van de pijnklachten kunnen in de eerste weken na licht THL pijnstillers worden gebruikt, wat geleidelijk moet worden afgebouwd. De voorkeur gaat uit naar paracetamol, eventueel aangevuld met NSAID’s; Pijnmedicatie moet niet gebruikt worden om door te kunnen gaan ondanks klachten, maar kan wel ingezet worden om de klachten dragelijk(er) te maken.
  • Autorijden: klachten kunnen de rijvaardigheid beïnvloeden. Geef het advies het rijden pas te hervatten als deze klachten niet meer belemmerd zijn voor het dagelijks functioneren;
  • Bedrust: absolute bedrust is niet zinvol maar gradueel hervatten van school en sport wordt aanbevolen na een periode van relatieve rust van 24 tot 48 uur;
  • Alcohol en drugsgebruik: ontraad het gebruik van alcohol en drug, zeker in de herstelfase. Bij intoxicatie, adviseer de patiënt dit te bespreken met de huisarts;
  • Schermtijd: in de eerste 48 uur beperken en hierna op te bouwen geleide de klachten;
  • Helmgebruik: adviseer (snor)fietsers gebruik te maken van een helm in het verkeer.

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Goede uitleg wordt in het algemeen zeer gewaardeerd door zowel patiënt als zijn directie omgeving. Aanhoudende klachten na licht THL zijn meestal niet verwacht en roepen daarom veel vragen en onrust op bij patiënt en omgeving over mogelijke oorzaken en het verwachte verdere beloop. Het is belangrijk hier voldoende tijd voor te nemen, omdat het hier vaak een complexe samenhang van mogelijke oorzaken betreft waarbij vrijwel altijd een psychische component (bijvoorbeeld stemming of coping) een belangrijke rol speelt secundair aan het licht THL of als in-stand-houdende factor. Dit kan gemakkelijk leiden tot de onterechte gedachte bij patiënt of omgeving dat het louter ‘psychisch’ is of ‘tussen de oren’ zit en daarmee minder ernstig is of zelfs verwijtbaar. Het is zeer belangrijk de onjuistheid hiervan tijdig en voldoende te adresseren in de uitleg.

 

Kosten (middelenbeslag)

Het geven van adviezen brengt geen relevante kosten met zich mee.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Het is van belang dat de schriftelijke informatie gemakkelijk beschikbaar is op de SEH en op afdelingen waar volwassenen en/of kinderen met licht THL worden opgenomen, om te zorgen dat deze ook wordt meegegeven en besproken. Daarnaast is het van belang dat de huisarts op de hoogte is van de situatie van de patiënt. Wanneer de patiënt ontslagen is en contact opneemt met de huisarts, dan dient de huisarts tijdig (binnen 24 uur na ontslag) op de hoogte te zijn van de situatie van de patiënt.

                                                                                                           

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Goede uitleg (of psycho-educatie) is zeer belangrijk om in een vroeg stadium direct na ontslag te geven aan een patiënt. Het wordt aanbevolen om hiervoor een contactmoment te hebben met de patiënt en hier tijd voor te nemen. De informatie dient te worden aangepast aan de leeftijd, de specifieke situatie en de vragen van de patiënt (en ouders/verzorgers). Geef bij voorkeur schriftelijke informatie mee.

 

Het is belangrijk om te benadrukken dat in het algemeen patiënten na een licht THL goed herstellen en dat een op de vijf patiënten klachten houdt die hervatten van activiteiten kunnen belemmeren. In de informatie moet duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen het optreden van acute klachten direct na het ongeval of klachten die aanhouden op langere termijn. De reden hiervoor is dat de verwijsketen verschillend is: bij acute klachten worden patiënten terug gezien op de SEH en bij langdurige klachten in eerste instantie door de eerstelijns hulpverleners. Adviseer patiënten en/of hun naasten/ouders met wie ze contact kunnen opnemen als klachten optreden of aanhouden. In de eerste 24 uur na het ongeval wordt de aanwezigheid van een verantwoordelijke volwassene aanbevolen.

Onderbouwing

In de eerste weken na een licht THL hebben veel patiënten (volwassen en kinderen) last van posttraumatische klachten zoals hoofdpijn, duizeligheid en concentratiestoornissen. De ernst van de klachten neemt meestal spontaan af, maar bij een kleine groep patiënten houden deze klachten langer aan, soms zelfs meer dan zes maanden. Het persisteren van deze symptomen wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een combinatie van de ernst van het ongeval en psychologische en emotionele factoren. Ook een medische voorgeschiedenis met migraine en psychologische problemen zijn risicofactoren voor persisterende klachten (Cnossen 2018; van der Naalt, 2017).

 

Voorlichting aan patiënten over het beloop van klachten na licht THL en hoe hiermee om te gaan kan bijdragen aan het herstelproces. Deze vorm van voorlichting wordt psycho-educatie genoemd. Psycho-educatie betreft het verschaffen van relevante informatie aan patiënten over de medische en psychologische aspecten van de aandoening, en de specifieke factoren die bij de individuele patiënt een rol kunnen spelen. Het doel is het verstrekken van duidelijkheid over de prognose, en heldere adviezen geven over wat wel en niet helpend is voor het herstel en het bespreken van wat een goede opbouw van activiteiten is. Adviezen bij ontslag uit het ziekenhuis, kunnen bestaan uit geruststelling over het beloop, specifieke adviezen over het hervatten van de dagelijkse activiteiten en leefstijladviezen. Tevens worden alarmsymptomen benoemd en wordt besproken wat te doen bij toename van klachten. Er is geen duidelijk zicht op welke informatie in de huidige situatie wordt gegeven bij ontslag.

 

In deze module zullen de algemene adviezen besproken, die meegegeven kunnen worden bij ontslag. Deze adviezen zijn zowel voor volwassenen als kinderen. Het betreft adviezen voor de eerste dagen na ontslag maar ook de weken erna, als de klachten persisteren. Informatie over de specifieke adviezen over het hervatten van school, werk en sport worden besproken in submodule Geleidelijke opbouw activiteiten en in de submodule Psycho-educatie betreft de effecten van psycho-educatie.

Voor deze submodule over de algemene adviezen is er geen systematische search uitgevoerd, wel voor de specifieke uitgangsvragen over geleidelijke opbouw van activiteiten en psycho-educatie. In deze submodule worden algemene adviezen beschreven die meegegeven kunnen worden aan patiënten met licht THL die uit het ziekenhuis worden ontslagen. De werkgroep achtte een systematische literatuuranalyse niet noodzakelijk om deze vraag te beantwoorden. De inhoud van deze (sub)module is gebaseerd op de bestaande internationale richtlijn NICE guideline Head Injury (2023) en de ervaringen van de werkgroep.

  1. Cairncross M et al. Early Postinjury Screen Time and Concussion Recovery. Pediatrics. 2022 Nov 1;150(5):e2022056835. doi: 10.1542/peds.2022-056835. PMID: 36250231
  2. Cnossen MC, van der Naalt J, Spikman JM, Nieboer D, Yue JK, Winkler EA, Manley GT, von Steinbuechel N, Polinder S, Steyerberg EW, Lingsma HF. Prediction of Persistent Post-Concussion Symptoms after Mild Traumatic Brain Injury. J Neurotrauma. 2018 Nov 15;35(22):2691-2698. doi: 10.1089/neu.2017.5486. Epub 2018 Jul 23. PMID: 29690799.
  3. de Kruijk JR, Leffers P, Meerhoff S, Rutten J, Twijnstra A. Effectiveness of bed rest after mild traumatic brain injury: a randomised trial of no versus six days of bed rest. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 2002 Aug;73(2):167-72. doi: 10.1136/jnnp.73.2.167. PMID: 12122176; PMCID: PMC1737969.
  4. De Louw A, Twijnstra, Leffers P. (1994). Weinig uniformiteit en slechte therapietrouw bij het wekadvies na trauma capitis. Ned Tijschr Geneesk, 138 (44), 2197-2199.
  5. van der Naalt J, Timmerman ME, de Koning ME, van der Horn HJ, Scheenen ME, Jacobs B, Hageman G, Yilmaz T, Roks G, Spikman JM. Early predictors of outcome after mild traumatic brain injury (UPFRONT): an observational cohort study. Lancet Neurol. 2017 Jul;16(7):532-540. doi: 10.1016/S1474-4422(17)30117-5. Epub 2017 Jun 13. PMID: 28653646.
  6. Macnow T et al. Effect of Screen Time on Recovery From Concussion: A Randomized Clinical Trial. JAMA Pediatr. 2021 Nov 1;175(11):1124-1131. doi: 10.1001/jamapediatrics.2021.2782. PMID: 34491285; PMCID: PMC8424526.
  7. National Institute for Health and Care Excellence (2023). Head injury: assessment and early management. NICE London.
  8. McCrory P, Meeuwisse W, Dvořák J, et al. Consensus statement on concussion in sport-the 5th international conference on concussion in sport held in Berlin, October 2016. Br J Sports Med. 2017 Jun;51(11):838-847. doi: 10.1136/bjsports-2017-097699. Epub 2017 Apr 26. PMID: 28446457.
  9. Pikstra ARA, Metting Z, Fock JM, van der Naalt J. The juvenile head trauma syndrome - Deterioration after mild TBI: Diagnosis and clinical presentation at the Emergency Department. Eur J Paediatr Neurol. 2017 Mar;21(2):344-349. doi: 10.1016/j.ejpn.2016.09.005. Epub 2016 Sep 23. PMID: 27707655.
  10. Salonen E, Bujila R, Af Geijerstam JL, Nyman H, Flodmark O, Aspelin P, Kaijser M. Academic achievement after a CT examination toward the head in childhood: Follow up of a randomized controlled trial. PLoS One. 2023 Apr 19;18(4):e0284712. doi: 10.1371/journal.pone.0284712. PMID: 37075051; PMCID: PMC10115270.
  11. Snoek JW, Minderhoud JM, Wilmink JT. Delayed deterioration following mild head injury in children. Brain. 1984 Mar;107 ( Pt 1):15-36. doi: 10.1093/brain/107.1.15. PMID: 6697152.
  12. Thomas DG, Apps JN, Hoffmann RG, McCrea M, Hammeke T. Benefits of strict rest after acute concussion: a randomized controlled trial. Pediatrics. 2015 Feb;135(2):213-23. doi: 10.1542/peds.2014-0966. Epub 2015 Jan 5. PMID: 25560444.
  13. van der Veek EM, Oosterhoff M, Vos PE, Hageman G. The juvenile head trauma syndrome: a trauma triggered migraine? Neuropediatrics. 2015 Apr;46(2):116-22. doi: 10.1055/s-0035-1547344. Epub 2015 Mar 10. PMID: 25757095.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 02-12-2024

Laatst geautoriseerd  : 02-12-2024

Geplande herbeoordeling  : 01-09-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging voor Sportgeneeskunde
  • Hersenletsel.nl

Algemene gegevens

De herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met licht traumatisch hoofdhersenletsel.

 

Werkgroep

  • prof. dr. J. (Joukje) van der Naalt (voorzitter), neuroloog, NVN
  • dr. K. (Korné) Jellema, neuroloog, NVN
  • dr. H.M. (Myrthe) Boss, neuroloog, NVN
  • dr. K.A. (Kelly) Foks, AIOS-neurologie, NVN
  • dr. M.C. (Marieke) Visser, neuroloog, NVN
  • dr. M. (Maayke) Hunfeld, kinderneuroloog, NVN
  • dr. J. (Jelte) Helfferich, kinderneuroloog, NVN
  • drs. I.K. (Iain) Haitsma, neurochirurg, NVvN
  • drs. B. (Bart) Dorgelo, radioloog, NVvR
  • dr. L.M.M. (Loes) Braun, radioloog, NVvR
  • drs. M. (Maartje) Terra, traumachirurg, NVvH
  • prof. dr. C.A.M. (Coen) van Bennekom, revalidatiearts en hoogleraar, VRA
  • drs. E.A. (Edwin) Goedhart, sportarts, VSG
  • mr. M.A.C. (Michiel) Lindhout, beleidsmedewerker, Hersenletsel.nl
  • S. (Sarita) van den Berg, verpleegkundig specialist kinderneurologie, V&VN VS
  • dr. F.A. (Floris) van de Laar, huisarts, NHG
  • dr. C.L. (Crispijn) van den Brand, SEH-arts, NVSHA

Met ondersteuning van

  • drs. F. (Florien) Ham, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • drs. A.A. (Toon) Lamberts, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • drs. L.H.M. (Linda) Niesink-Boerboom, medisch informatiespecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • dr. M. (Mirre) den Ouden - Vierwind, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Prof. dr. J van der Naalt

Neuroloog, UMCG.

Geen.

lid verband 'artsen voor veilig fietsen'.

Geen restrictie.

Dr. K. Jellema

Neuroloog, Haaglanden Medisch Centrum.

Onderzoek van o.a. neurotraumatologie (onbetaald), werkgroeplid voor het ontwikkelen van een EPA voor dokters op de SEH (vacatiegelden), Initiatiefnemer en docent bij hands on ABCDE-training Neurologic ALS (vacatiegelden), in het verleden voorzitter voor twee addenda op de richtlijn LTH (triviaal trauma en stollingsbeïnvloedende medicatie (vacatiegelden).

Projectleider bij extern gefinancierd onderzoek (Roch Diagnostics) over de waarde van biomarker S100 B voor de inschatting van traumatisch intracranieel letsel (afgerond in 2019).

Geen restrictie.

Dr. H.M. Boss

Neuroloog-somnoloog Ziekenhuis Gelderse Vallei.

* Bestuurslid werkgroep slaapwaakstoornissen (niet betaald)

* Mede-initiator denktank: artsen voor veilig fietsen (niet betaald)

* Lid werkgroep richtlijn slaapstoornissen in de langdurige zorg (vacatiegelden).

Mede-initiator van de denktank 'artsen voor veilig fietsen'. Met deze denktank willen we meer aandacht vragen voor preventie van hersenletsel en het gebruik van de fietshelm bij risicogroepen zoals e-bikers en kinderen stimuleren.

Geen restrictie.

Dr. K.A. Foks

AIOS-neurologie Erasmus MC.

Geen.

Geen.

Geen restrictie.

Dr. M.C. Visser

Neuroloog.

Medisch expert bij Zorginstituut Nederland.

Lid verband 'artsen voor veilig fietsen'.

Geen restrictie.

Dr. M. Hunfeld

Kinderneuroloog EMC.

Geen.

Geen.

Geen restrictie.

Dr. J. Helfferich

Kinderneuroloog

Lid internationale 'acute flaccid myelitis' werkgroep (onbetaald)

Commissielid jongerenvereniging EPNS (European pediatric neurology society) (onbetaald)

Overheid (RIVM) Landelijk onderzoek naar het voorkomen van AFM in Nederland; dit heeft geen relevantie voor deze richtlijn.

 

Drs. I.K. Haitsma

Neurochirurg Erasmus MC.

Neurochirurg Albert Schweitzer Ziekenhuis.

1) Center-TBI: prospectief data verzameling voor analyse behandeling neurotrauma in Europa, gefinancierd door EU als lokale hoofdonderzoeker; 2) NetQuRe: prospectief data verzamelen voor behandeling en revalidatie neurotrauma in Nederland, gefinancierd door hersenstichting, center TBI, LUMC, Rijndam als lokale hoofd onderzoeker; 3) RESET ASDH: gerandomiseerde studie naar effect opereren Acuut subduraal hematoom bij ouderen, wordt een observationele studie, gefinancierd door the belgian health care knowledge centre (KCE) en ZonMw als lokale hoofd onderzoeker; 4) CIAO@TBI: effect behandeling complementremmer op traumatisch hersenletsel, gefinancierd door hersenstichting en Takeda Pharmaceutical Company als mede onderzoeker lokaal.

Geen restrictie.

Drs. B. Dorgelo

Radioloog, Martini Ziekenhuis, Groningen.

Geen.

Geen.

Geen restrictie.

Dr. L.M.M. Braun

Radioloog bij Antoni van Leeuwenhoek/ Nederlands Kanker Instituut.

Geen.

Geen

Geen restrictie.

Drs. M. Terra

Traumachirurg

MMT-arts.

Geen.

Thoraxdrainage onderzoek Medela

Geen restrictie.

Prof. dr. C.A.M. van Bennekom

Revalidatiearts.

Hoogleraar revalidatie en arbeid.

Lid verband 'artsen voor veilig fietsen'.

Geen restrictie.

Drs. E. A. Goedhart

Bondsarts KNVB/ Manager sportgeneeskunde.

* Adviseur Stichting Hersenschudding (onbetaald).

* Adviseur GetaheadBrainrecovery support (onbetaald).

Geen.

Geen restrictie.

Mr. M.A.C. Lindhout

Beleidsmedewerker bij patiëntenvereniging Hersenletsel.nl.

Bestuurslid bij CVA-Kennisnetwerk, onbezoldigd.

Als deelnemer vanuit de patiëntenvereniging is het mijn belang om de zaken voor mijn achterban zo goed mogelijk te regelen. Daar zal ik mij dan ook voor inzetten. In mijn optiek is dit ook wat een patiëntenvereniging behoort te doen. Derhalve zie ik dit niets als 'bescherming van reputatie" of iets van gelijke strekking.

Geen restrictie.

S. van den Berg

Verpleegkundig specialist kinderneurologie Erasmus MC-Sophia.

Bestuursvoorzitter van de Alumnivereniging van de HRO- onbetaald.

Geen.

Geen restrictie.

Dr. F.A van der Laar

* Huisarts, Academisch Gezondheidscentrum Thermion Lent (0,6)

* Onderzoeker/ Principal Lecturer, Radboudumc, eerstelijnsgeneeskunde.

* Hoofdredacteur Accredidact, betaald

* Lid Autorisatiecommissie NHG, betaald

* Lid richtlijncommissie PICS, onbetaald

* Lid commissie Kwaliteit en Veiligheid Huisartsenpost Nijmegen e.o., betaald.

Geen.

Geen restrictie.

Dr. C.L. van den Brand

SEH-arts Erasmus MC.

Voorzitter college van deskundigen Oranje Kruis (betaald)

* lid bestuur SGO fonds (onbetaald)

* lid denktank "Artsen voor veilig fietsen" (onbetaald)

Lid verband 'artsen voor veilig fietsen'.

Geen restrictie.

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van een afgevaardigde van de patiëntenorganisatie Hersenletsel in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen (zie kop “Waarden en voorkeuren van patiënten”). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland. De eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er geen substantiële financiële gevolgen zijn.

Implementatie

Implementatieplan

 

Inleiding

Dit plan is opgesteld ter bevordering van de implementatie van de richtlijn Licht traumatisch hoofd-/hersenletsel in de acute fase. Voor het opstellen van dit plan is een inventarisatie gedaan van de mogelijk bevorderende en belemmerende factoren voor het toepassen en naleven van de aanbevelingen. Daarbij heeft de richtlijncommissie een advies uitgebracht over het tijdspad voor implementatie, de daarvoor benodigde randvoorwaarden en de acties die voor verschillende partijen ondernomen dienen te worden.

 

Werkwijze

De werkgroep heeft per aanbeveling geïnventariseerd:

•          per wanneer de aanbeveling overal geïmplementeerd moet kunnen zijn;

•          de verwachtte impact van implementatie van de aanbeveling op de zorgkosten;

•          randvoorwaarden om de aanbeveling te kunnen implementeren;

•          mogelijk barrières om de aanbeveling te kunnen implementeren;

•          mogelijke acties om de implementatie van de aanbeveling te bevorderen;

•          verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.

 

Voor iedere aanbevelingen is nagedacht over de hierboven genoemde punten. Echter niet voor iedere aanbeveling kon ieder punt worden beantwoord. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen “sterk geformuleerde aanbevelingen” en “zwak geformuleerde aanbevelingen”. In het eerste geval doet de richtlijncommissie een duidelijke uitspraak over iets dat zeker wel of zeker niet gedaan moet worden. In het tweede geval wordt de aanbeveling minder zeker gesteld (bijvoorbeeld “Overweeg om …”) en wordt dus meer ruimte gelaten voor alternatieve opties. Voor “sterk geformuleerde aanbevelingen” zijn bovengenoemde punten in principe meer uitgewerkt dan voor de “zwak geformuleerde aanbevelingen”. Bij elke module is onderstaande tabel opgenomen.

 

Aanbeveling

Tijdspad voor implementatie:
< 1 jaar,

1 tot 3 jaar of

> 3 jaar

Verwacht effect op kosten

Randvoorwaarden voor implementatie (binnen aangegeven tijdspad)

Mogelijke barrières voor implementatie1

Te ondernemen acties voor implementatie2

Verantwoordelijken voor acties3

Overige opmerkingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1 Barrières kunnen zich bevinden op het niveau van de professional, op het niveau van de organisatie (het ziekenhuis) of op het niveau van het systeem (buiten het ziekenhuis). Denk bijvoorbeeld aan onenigheid in het land met betrekking tot de aanbeveling, onvoldoende motivatie of kennis bij de specialist, onvoldoende faciliteiten of personeel, nodige concentratie van zorg, kosten, slechte samenwerking tussen disciplines, nodige taakherschikking, et cetera.

2 Denk aan acties die noodzakelijk zijn voor implementatie, maar ook acties die mogelijk zijn om de implementatie te bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan controleren aanbeveling tijdens kwaliteitsvisitatie, publicatie van de richtlijn, ontwikkelen van implementatietools, informeren van ziekenhuisbestuurders, regelen van goede vergoeding voor een bepaald type behandeling, maken van samenwerkingsafspraken.

3 Wie de verantwoordelijkheden draagt voor implementatie van de aanbevelingen, zal tevens afhankelijk zijn van het niveau waarop zich barrières bevinden. Barrières op het niveau van de professional zullen vaak opgelost moeten worden door de beroepsvereniging. Barrières op het niveau van de organisatie zullen vaak onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuisbestuurders vallen. Bij het oplossen van barrières op het niveau van het systeem zijn ook andere partijen, zoals de NZA en zorgverzekeraars, van belang. Echter, aangezien de richtlijn vaak enkel wordt geautoriseerd door de (participerende) wetenschappelijke verenigingen is het aan de wetenschappelijke verenigingen om deze problemen bij de andere partijen aan te kaarten.

 

Implementatietermijnen

Voor “sterk geformuleerde aanbevelingen” geldt dat zij zo spoedig mogelijk geïmplementeerd dienen te worden. Voor de meeste “sterk geformuleerde aanbevelingen” betekent dat dat zij komend jaar direct geïmplementeerd moeten worden en dat per 2024 dus iedereen aan deze aanbevelingen dient te voldoen.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met licht traumatisch hoofdhersenletsel. De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn licht traumatisch hoofdhersenletsel (NVN, 2010; en enkele modules uit 2017) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door Ambulancezorg Nederland (AZN), Ergotherapie Nederland (EN), het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA), de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) en de Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR) via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;

het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;

het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;

er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;

de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Volgende:
Patiënten terugzien na ontslag