Hartrevalidatie

Initiatief: NVVC Aantal modules: 22

Telerevalidatie algemeen

Uitgangsvraag

Op welke wijze dient vormgegeven te worden aan cardiale telerevalidatie als vorm van hartrevalidatie bij patiënten met coronairlijden of hartfalen?

Aanbeveling

Screen patiënten voor eventuele telerevalidatie via onder andere een intakegesprek, inspanningstest en vragenlijst, evenals bij reguliere hartrevalidatie via de Beslishulp. Er gelden geen extra contra-indicaties bovenop deze voor reguliere hartrevalidatie.

 

Begeleid de patiënt vanuit of via een tweedelijns hartrevalidatiecentrum, zodat goede en snelle communicatie met het multidisciplinaire hartrevalidatieteam kan worden gewaarborgd (onder andere met betrekking tot klachten en medicatiewijzigingen).

Overwegingen

Telerevalidatie kan bij een groep laag risicopatiënten worden gebruikt ter vervanging van reguliere revalidatie. Het valt aan te raden om een hybride vorm te kiezen waarbij er gestart wordt in het hartrevalidatiecentrum. In overeenkomst met de patiënt kan besproken worden welke gedeelte van de hartrevalidatie op afstand plaatsvindt. De begeleiding bij klachten en het instellen van medicatie om de streefwaarden te halen is conform de reguliere revalidatie. Met een hybride vorm heeft telerevalidatie de potentie diverse barrières weg te nemen die patiënten er momenteel van weerhouden deel te nemen aan een hartrevalidatieprogramma, zoals gebrek aan tijd, vervoersproblemen en een voorkeur voor individuele begeleiding in plaats van groepsbehandeling (Piepoli, 2016). Praktijkervaring leert dat ook voor patiënten ouder dan 65 jaar telerevalidatie een geschikte vorm kan zijn om de gestelde doelen (o.a. optimaliseren van het inspanningsvermogen en ontwikkelen van een actieve leefstijl) te behalen. Telerevalidatie is een geschikte vorm om gedurende de totale periode van de hartrevalidatie contact te hebben en kan patiënten beter en sneller in staat stellen om gezond gedrag in de dagelijkse routine in te passen, wat op de lange termijn kan leiden tot duurzamere gedragsverandering.

 

De screening voor telerevalidatie dient plaats te vinden middels een intakegesprek, inspanningstest en psychosociale vragenlijst. Dit is gelijk aan de screening bij reguliere hartrevalidatie en vindt plaats via de Beslishulp Poliklinische Indicatiesteling Hartrevalidatie. Zie de submodules Op afstand begeleid beweegprogramma (FIT-module met telesessies) en Op afstand begeleide gedragsverandering en bevordering emotioneel welbevinden (E-PEP-PSY met telesessies) voor patiënten die in aanmerking komen voor deze onderdelen.

 

Patiëntperspectief

De keuze voor enerzijds telerevalidatie en anderzijds reguliere hartrevalidatie dient te allen tijde te worden besproken met de patiënt. Daar telerevalidatie ten minste een even effectief en veilig alternatief is voor reguliere hartrevalidatie, is de voorkeur van de patiënt een belangrijke overweging. Voor patiënten zijn mogelijk een aantal belemmeringen aanwezig om deel te nemen aan telerevalidatie. Zo hecht men doorgaans veel waarde aan het fysieke contact met de behandelaar, evenals het contact met lotgenoten. Bij telerevalidatie zijn deze contacten in de regel minder. Het gebrek aan het gevoel van veiligheid door het wegvallen van de gecontroleerde omgeving (ziekenhuis) en gebrek aan monitoring, met name bij fysieke training, kan eveneens een belemmering vormen om deel te nemen aan hartrevalidatie. Ook het gebrek aan digitale vaardigheid kan een belangrijke belemmering zijn voor het volgen van telerevalidatie. Deze aspecten dienen met de patiënt besproken te worden. Ten minste een hybride vorm van telerevalidatie met regulier hartrevalidatie t.o.v. volledig digitale telerevalidatie is bij aanwezigheid van deze aspecten te overwegen.  

 

Conclusies

Cardiale telerevalidatie is een veilige, effectieve en waarschijnlijk minstens gelijkwaardige vorm van hartrevalidatie t.o.v. reguliere hartrevalidatie voor patiënten met coronairlijden en hartfalen.

Onderbouwing

Naast groepsinterventies en individuele begeleiding kunnen onderdelen van het hartrevalidatieprogramma ook op afstand worden aangeboden (telerevalidatie), waarbij gezondheidsgegevens (bijvoorbeeld over training, beweging, voeding, risicogedrag en stemming) op afstand worden gemonitord ten behoeve van coaching en feedback door de zorgverlener en educatie op maat (Frederix, 2015). Deze monitoring vindt plaats via technische hulpmiddelen, zoals een computer, mobiele apparaten, sensoren en wearables (bijvoorbeeld een accelerometer).

 

Telerevalidatie bestaat in dit kader uit de volgende, met elkaar samenhangende, onderdelen:

  • Telemonitoring (zoals omschreven in de zorgactiviteit Telemonitoring (039133)): het op afstand monitoren van een patiënt over een langere periode in het kader van een uit te voeren behandelplan. De monitoring vindt plaats door het verzamelen en interpreteren van klinische gegevens die de patiënt vanuit de thuissituatie meet en verstrekt aan de zorgverlener.
  • Telebegeleiding: het op afstand begeleiden van een patiënt, waarbij bi-directionele interactie/communicatie mogelijk is op de verschillende momenten tijdens het behandeltraject, uitgevoerd m.b.v. fysieke-, of e-consulten (telefonisch consult, schriftelijke consultatie ofwel screen-to-screen consult, eventueel via een online platform).

In deze submodule wordt verder gekeken hoe telerevalidatie zich verhoudt tot reguliere hartrevalidatie (met betrekking tot effectiviteit en verdere voor- en nadelen). Ook wordt gekeken hoe er vormgegeven dient te worden aan telerevalidatie als geheel.

Een systematische review van met name RCT’s bij patiënten met coronairlijden en hartfalen heeft aangetoond dat multidisciplinaire cardiale telerevalidatie ten opzichte van reguliere hartrevalidatie en reguliere zorg leidt tot minder adverse events en ziekenhuisopnames en betere naleving van beweegnormen (Frederix, 2015). Ook andere systematische reviews en meta-analyses tonen in veel gevallen minstens gelijkwaardige, maar vaak ook betere klinische uitkomsten van cardiale telerevalidatie dan van reguliere hartrevalidatie (zie Tabel 1).

 

Tabel 1 Overzicht systematische reviews en meta-analyses naar cardiale telerevalidatie

Auteur

Jaar

Publicatie

Studies

Patiënten

Interventie

Controlegroep

Bevindingen

Frederix

2015

Syst. review

37 publicaties waarvan 70% RCT

CAD

CHF

Overig*

Multidisciplinaire telerevalidatie (meerdere modules, apart of gecombineerd)

Reguliere

hartrevalidatie

(10 publicaties);

Reguliere zorg

(17 publicaties)

↓ adverse events en

ziekenhuisopnames

 

 

 

 

 

 

 

 

Geen controlegroep of niet beschreven (10 RCT’s)

↑ adherentie

beweegnorm

Huang

2014

Syst. review

Meta-analyse

9 RCT’s

CAD

Op afstand begeleid

beweegprogramma

Reguliere

hartrevalidatie

 

Geen verschil in

mortaliteit, CV

risicofactoren en KVL

Rawstorn

2016

Syst. review

Meta-analyse

11 RCT’s

CAD

Op afstand begeleid

beweegprogramma

Reguliere

hartrevalidatie

(5 RCT’s);

Reguliere zorg

(6 RCT’s)

↑ PAL; ↑ EA;

↓ DBP; ↓ LDLC

(t.o.v. reguliere hartrevalidatie)

Veen

2017

Syst. review

19 RCT’s

CAD

CHF

E-coaching (online communicatie)

Reguliere hartrevalidatie (1 RCT); telefonische coaching (1 RCT); Reguliere zorg (17 RCT’s)

↑ functionele

capaciteit;

↑psychosociale

gezondheid

CAD = coronary artery disease (coronairlijden), CHF = congestive heart failure (hartfalen), TC = totaal cholesterol, LDL-C = LDL-cholesterol, HDL-C = HDL-cholesterol, SBP = systolische bloeddruk, CV = cardiovasculair, KVL = kwaliteit van leven, PAL = physical activity level (fysiek activiteitsniveau), EA = exercise adherence (naleving bewegingsvoorschriften), DBP = diastolische bloeddruk, *Overige groep patiënten: na klepchirurgie, ICD-implantatie of met congenitale hartaandoening.

 

Naast betere klinische uitkomsten, kan telerevalidatie zorgen voor een reductie van (zorg)kosten, onder andere door lager werkverzuim en het voorkomen van heropnames in het ziekenhuis (Kraal, 2017; Frederix, 2015). Om deze redenen wordt telerevalidatie door de Europese Vereniging voor Preventieve Cardiologie beschouwd als een waardevolle manier voor het aanbieden van secundaire cardiovasculaire preventie (Piepoli, 2016).

 

Tenslotte is telerevalidatie niet alleen een veilig en effectief alternatief voor reguliere revalidatie in de tweede lijn, maar kan het ook als aanvulling hierop dienen indien de gestelde doelen niet binnen het reguliere traject zijn bereikt. Van een dergelijk langer vervolg van multidisciplinaire hartrevalidatie is aangetoond dat het effect ervan beter beklijft, met als gevolg minder morbiditeit en een lagere kans op heropname in een ziekenhuis (Frederix, 2015).

 

Figuur 1. Kosteneffectiviteit telerevalidatie in aanvulling op reguliere hartrevalidatie [Frederix 2015]

 

Kosteneffectiviteit

In het onderzoek van Frederix (2015) is aangetoond dat telerevalidatie als aanvulling op reguliere hartrevalidatie, in hoge mate kosteneffectief is t.o.v. alleen reguliere hartrevalidatie (d.w.z. groter effect en lagere kosten, zie figuur 1).

  1. Frederix I, Hansen D, Coninx K, Vandervoort P, Vandijck D, Hens N, Van Craenenbroeck E, Van Driessche N, Dendale P. Effect of comprehensive cardiac telerehabilitation on one-year cardiovascular rehospitalization rate, medical costs and quality of life: A cost-effectiveness analysis. Eur J Prev Cardiol. 2016 May;23(7):674-82. doi: 10.1177/2047487315602257. Epub 2015 Aug 19. PMID: 26289723.
  2. Frederix I, Vanhees L, Dendale P, Goetschalckx K. A review of telerehabilitation for cardiac patients. J Telemed Telecare. 2015 Jan;21(1):45-53. doi: 10.1177/1357633X14562732. Epub 2014 Dec 4. PMID: 25475219.
  3. Huang K, Liu W, He D, Huang B, Xiao D, Peng Y, He Y, Hu H, Chen M, Huang D. Telehealth interventions versus center-based cardiac rehabilitation of coronary artery disease: A systematic review and meta-analysis. Eur J Prev Cardiol. 2015 Aug;22(8):959-71. doi: 10.1177/2047487314561168. Epub 2014 Dec 8. PMID: 25488550.
  4. Kraal JJ, Van den Akker-Van Marle ME, Abu-Hanna A, Stut W, Peek N, Kemps HM. Clinical and cost-effectiveness of home-based cardiac rehabilitation compared to conventional, centre-based cardiac rehabilitation: Results of the FIT@Home study. Eur J Prev Cardiol. 2017 Aug;24(12):1260-1273. doi: 10.1177/2047487317710803. Epub 2017 May 23. PMID: 28534417; PMCID: PMC5518918.
  5. Piepoli MF, Corrà U, Dendale P, Frederix I, Prescott E, Schmid JP, Cupples M, Deaton C, Doherty P, Giannuzzi P, Graham I, Hansen TB, Jennings C, Landmesser U, Marques-Vidal P, Vrints C, Walker D, Bueno H, Fitzsimons D, Pelliccia A. Challenges in secondary prevention after acute myocardial infarction: A call for action. Eur J Prev Cardiol. 2016 Dec;23(18):1994-2006. doi: 10.1177/2047487316663873. Epub 2016 Sep 27. PMID: 27600690.
  6. Rawstorn JC, Gant N, Direito A, Beckmann C, Maddison R. Telehealth exercise-based cardiac rehabilitation: a systematic review and meta-analysis. Heart. 2016 Aug 1;102(15):1183-92. doi: 10.1136/heartjnl-2015-308966. Epub 2016 Mar 2. PMID: 26936337.
  7. Veen EV, Bovendeert JFM, Backx FJG, Huisstede BMA. E-coaching: New future for cardiac rehabilitation? A systematic review. Patient Educ Couns. 2017 Dec;100(12):2218-2230. doi: 10.1016/j.pec.2017.04.017. Epub 2017 Apr 28. PMID: 28662874.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 17-09-2024

Laatst geautoriseerd  : 17-09-2024

Geplande herbeoordeling  : 17-09-2026

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Vereniging voor Sportgeneeskunde
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Nederlandse Vereniging voor Hart- en Vaat Verpleegkundigen
  • Landelijke vereniging Medische Psychologie
  • Harteraad

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met hart- en vaatziekten.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. A.W.J. (Arnoud) van ‘t Hof, cardioloog, werkzaam in het Maastricht Universitair Medisch Centrum te Maastricht en Zuyderland MC te Heerlen [NVVC] (voorzitter)
  • Dr. T. (Tom) Vromen, cardioloog, werkzaam in het Máxima Medisch Centrum te Eindhoven [NVVC]
  • Dr. M. (Madoka) Sunamura, cardioloog, werkzaam in het Franciscus Gasthuis & Vlietland en Stichting Capri Hartrevalidatie te Rotterdam [NVVC]
  • Dr. V.M. (Victor) Niemeijer, sportarts, werkzaam in het Elkerliek ziekenhuis te Helmond [VSG]
  • Dr. J.A. (Aernout) Snoek, sportarts, werkzaam in het Isalaziekenhuis te Zwolle [VSG]
  • D.A.A.J.H. (Dafrann) Fonteijn, revalidatiearts, werkzaam in het Reade centrum voor revalidatie en reumatologie te Amsterdam [VRA]
  • Dr. H.J. (Erik) Hulzebos, klinisch inspanningsfysioloog-fysiotherapeut, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Utrecht te Utrecht [KNGF]
  • E.A. (Eline) de Jong, Gezondheidszorgpsycholoog, werkzaam in het VieCuri Medisch Centrum te Venlo en Venray [LVMP] (vanaf mei 2023)
  • Dr. N. (Nina) Kupper, associate professor, werkzaam in de Tilburg Universiteit te Tilburg [LVMP] (vanaf juli 2022)
  • S.C.J. (Simone) Traa, klinisch psycholoog, werkzaam in het VieCuri Medisch Centrum te Venlo [LVMP] (tot mei 2023)
  • Dr. V.R. (Veronica) Janssen, GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog, werkzaam in het Leids Universitair medisch centrum te Leiden [LVMP] (tot maart 2022)
  • I.G.J. (Ilse) Verstraaten MSc., beleidsadviseur, werkzaam bij Harteraad te Den Haag [Harteraad] (vanaf december 2021)
  • H. (Henk) Olk, ervaringsdeskundige [Harteraad] (vanaf juni 2022)
  • A. (Anja) de Bruin, beleidsadviseur, werkzaam bij Harteraad te Den Haag [Harteraad] (tot november 2021)
  • Y. (Yolanda) van der Waart, ervaringsdeskundige [Harteraad] (tot maart 2022)
  • K. (Karin) Verhoeven-Dobbelsteen, gedifferentieerde hart en vaat verpleegkundige werkzaam als hartrevalidatie verpleegkundige, werkzaam in het Bernhoven Ziekenhuis te Uden [NVHVV] (vanaf juni 2022)
  • R. (Regie) Loeffen, gedifferentieerde hart en vaat verpleegkundige werkzaam als hartrevalidatie verpleegkundige, werkzaam in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen [NVHVV] (vanaf juni 2022)
  • M.J. (Mike) Kuyper, MSc, verpleegkundig specialist, werkzaam in de Ziekenhuisgroep Twente te Almelo [NVHVV] (tot juni 2022)
  • K.J.M. (Karin) Szabo-te Fruchte, gedifferentieerde hart en vaat verpleegkundige werkzaam als hartrevalidatie verpleegkundige, werkzaam in het Medisch Spectrum Twente te Enschede [NVHVV] (tot juni 2022)

Meelezers:

  • Drs. I.E. (Inge) van Zee, revalidatiearts, werkzaam in Revant te Goes [VRA]
  • T. (Tim) Boll, GZ-psycholoog, werkzaam in het St Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein [LVMP]
  • K. (Karin) Keppel-den Hoedt, medisch maatschappelijk werker, werkzaam in de Noordwest Ziekenhuisgroep te Den Helder [BPSW] (vanaf mei 2023)
  • C. (Corrina) van Wijk, medisch maatschappelijk werker, werkzaam in het rode Kruis Ziekenhuis te Beverwijk [BPSW] (tot mei 2023)
  • D. Daniëlle Conijn, beleidsmedewerker en richtlijnadviseur Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie [KNGF]

Meelezers bij de module Werkhervatting, vanuit de richtlijnwerkgroep Generieke module Arbeidsparticipatie:

  • Jeannette van Zee (senior adviseur patiëntbelang, PFNL)
  • Michiel Reneman (hoogleraar arbeidsrevalidatie UMCG)
  • Theo Senden (klinisch arbeidsgeneeskundige)
  • Asahi Oehlers (bedrijfsarts, namens NVAB)
  • Frederieke Schaafsma (bedrijfsarts en hoogleraar AmsterdamUMC)
  • Anil Tuladhar (neuroloog)
  • Ingrid Fakkert (arts in opleiding tot verzekeringsarts)

Met ondersteuning van

  • Dr. B.H. (Bernardine) Stegeman, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. J.M.H. (Harm-Jan) van der Hart, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Mogelijke restrictie

Van 't Hof (voorzitter)

Hoogleraar Interventie Cardiologie Universiteit Maastricht
Hoofd afdeling Interventie Cardiologie MUMC+ en Zuyderland MC

  • PCI registratie commissie NHR
  • Bestuur Werkgroep ACS NVVC
  • Lid werkgroep Interventie Cardiologie NVVC (WIC)
  • Hoofdonderzoeker CELEBRATE-studie (Diagram BV Zwolle)
  • WP3 en WP4 leader EITH-subsidie Rehab+ (2021)
  • Dagelijks bestuur vakgroep Cardiologie Zuyderland MC
  • Voorzitter bestuur stichting Perfusie
  • Eigenaar Cardiovascular Health BV
  • Mede-eigenaar MijnLijfGezond BV
  • Lid werkgroep Geneesmiddelen NVVC
  • WP3 en WP 4 leader EITH subsidie Rehab+ (2021) (media ontwikkelen LIVA-App op het gebied van telerevalidatie

 

Geen

Fonteijn

Revalidatiearts

Geen

Geen

Geen

Hulzebos

Klinisch Inspanningsfysioloog - (sport)Fysiotherapeut

  • Bestuurslid Vereniging voor Hart, Vaat en Long Fysiotherapeuten (onbezoldigd)
  • Docent bij The Physiology Academy

Geen

Geen

Jong

GZ-psycholoog, betaald, (poli-)klinische behandelcontacten binnen het ziekenhuis.
VieCurie Medisch Centrum afdeling Medische Pyschologie

Geen

Geen

Geen

Kupper

Associate professor bij Tilburg University (betaald)

Associate editor bij Psychosomatic Medicine (betaald)

Geen

Geen

Loeffen

Hartrevalidatieverpleegkundige

werkgroep hartrevalidatie NVHVV

Geen

Geen

Niemeijer

Sportarts Elkerliek Ziekenhuis Helmond

Dopingcontrole official Dopingautoriteit 4u/mnd betaald (tot eind 2023)

Geen

Geen

Olker

Patiëntenvertegenwoordiger

Geen

Geen

Geen

Snoek

Sportarts

  • Bestuurslid Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG)
  • Penningmeester Federatie van Sport Medische Instellingen (FSMI)

Geen

Geen

Sunamura

Cardioloog

Cardioloog, verbonden aan Stichting Capri Hartrevalidatie

Geen

Geen

Verhoeven

Hartrevalidatieverpleegkundige

NVHVV voorzitter werkgroep Hartrevalidatie
betrokken bij KNGF richtlijn update

Geen

Geen

Verstraaten

Beleidsadviseur Harteraad

Geen

Geen

Geen

Vromen

Cardioloog

Commissie Preventie en Hartrevalidatie NVVC (Onbetaald)

Interdisciplinair Netwerk Hartrevalidatie (INH) (onbetaald) + Werkgroeplid KNGF Richtlijn hartrevalidatie 2024.

Werkzaamheden voor PROFIT-trial, onderzoek naar het effect van hartrevalidatie/leefstijl bij stabiele angina pectoris. Onderzoek (maar niet mijn eigen bijdrage) gefinancierd door ZonMW

Geen

Werkgroepleden die niet langer meer participeren

De Bruin

Beleidsadviseur

Geen

Geen

Geen

Janssen

LUMC: GZ-psycholoog (0,4 fte)
LUMC: Senior onderzoeker (0,2 fte)
Detachering Universiteit Leiden: Universitair docent (0,2 fte)

Docent NPi: cursus Hartrevalidatie
Docent Leefstijlopleiding

CVON2016-12 (gaat over eHealth voor hartrevalidatie, sponsor: ZonMw en de Hartstichting) gepubliceerd

Betrokken bij de ontwikkeling van een leidraad voor een online PEP-module Hartrevalidatie.
Betrokken bij het BENEFIT-programma.

 

Geen

Kuyper

Verpleegkundig specialist cardiologie, Ziekenhuisgroep Twente (betaald, vast in loondienst)

Werkgroeplid NVHVV (onbetaald)
Gastdocent lichamelijk onderzoek tractus circulatorius, opleiding MANP, Saxion Hogeschool (betaald, niet vast in loondienst)

Geen

Geen

Szabo-te Fruchte

Verpleegkundig coördinator hartrevalidatie

Nederlandse Vereniging voor Hart- en Vaatverpleegkundigen (NVHVV) werkgroeplid hartrevalidatie

Geen

Geen

Traa

Klinisch psycholoog - psychotherapeut bi VieCuri Medisch Centrum, afdeling Medische Psychologie

1 x per jaar docent RINO Zuid - GZ- & KP-opleiding
2 x per jaar docent master Radboud Universiteit, Gezondheidspsychologie

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door afgevaardigde patiëntenvereniging en patiëntvertegenwoordiger in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Harteraad en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Telerevalidatie algemeen

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met hart- en vaatziekten. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodule (NVVC, 2011) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 en R Studio werden gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Voor de volgende modules is gebruik gemaakt van ChatGPT voor het schrijven van de overwegingen:

  • Module Diagnosegroepen;
  • Module Screening van fysieke capaciteit en activiteit.

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Volgende:
Hartrevalidatie overgang nazorg