Op afstand begeleide gedragsverandering en bevordering emotioneel welbevinden (E-PEP-PSY met telesessies)
Uitgangsvraag
Op welke wijze dient vormgegeven te worden aan het op afstand begeleiden van gedragsverandering en het bevorderen van emotioneel welbevinden (E-PEP-PSY met telesessies) als vorm van hartrevalidatie bij patiënten met coronairlijden of hartfalen?
Aanbeveling
Zorg ervoor dat patiënten gezien worden door een BIG-geregistreerd psycholoog alvorens men start met de E-PEP-PSY met telesessies. Deze intake kan face-to-face of via videoconsult plaatsvinden en is aanvullend op een algemene intake voor hartrevalidatie.
Zorg ervoor dat verdere diagnostiek van eventueel aanwezige angst- en depressieve stoornissen, evenals bij de reguliere PEP-module, door een BIG-geregistreerd psycholoog of psychiater uitgevoerd wordt aan de hand van een klinisch interview (gesprek waar diagnostiek ter sprake komt) wanneer er sprake is van een verhoogde kans op een verstoord emotioneel evenwicht of symptomen van depressie of angst bij de patiënt. Dit kan op elk moment in het behandelproces plaatsvinden.
Bespreek de keuze voor een reguliere PEP en of een E-PEP-PSY-module met de patiënt, waarbij er voorkeur is voor de E-PEP-PSY als aanvulling op face-to-face sessies.
Begeleid de patiënt via een online platform (website, app), door een professional die:
- geschoold is in gedragsverandering en/of motivational interviewing
- deel uitmaakt van het multidisciplinair team binnen dezelfde instelling.
Voor de verdere procedure omtrent begeleiding wordt verwezen naar de Leidraad Online Psycho-educatie Preventie Psychologie (E-PEP-PSY) module
Overweeg mobiele toepassingen in te zetten ter ondersteuning van de gedragsinterventie. Gebruikt bij voorkeur sensoren en/of applicaties die in de juiste populatie gevalideerd zijn.
Zorg voor directe betrokkenheid van een BIG-geregistreerd psycholoog indien de E-PEP-PSY zich richt op angst- en/of depressieve klachten. Zorg ervoor dat patiënten met bestaande psychopathologie of een verdenking hierop, zoals een angst- of depressieve stoornis, alleen deel kunnen nemen na overleg met/taxatie door een BIG-geregistreerd psycholoog. Zorg voor supervisie van een BIG-geregistreerd psycholoog indien de E-PEP-PSY zich richt op gedragsverandering voor één van de BRAVO-thema’s.
Bied de PEP-module met telesessies aan voor zowel niet-complexe (hartfalen) als complexe (veelal met chronisch hartfalen), ongeacht de diagnose voor verwijzing.
Overwegingen
Alle patiënten die in aanmerking komen voor deelname aan de reguliere PEP-module, kunnen eveneens deelnemen aan de E-PEP-PSY met telesessies. Dit betreft patiënten (en hun partners) die niet in staat zijn zelf de regie over hun leven op een functionele en gezonde wijze te voeren na de voorlichtingsprogramma’s die zij in een eerder stadium hebben gevolgd (INFO-module). Naast het noodzakelijke bezit van een smartphone, tablet of laptop/computer zijn er geen aanvullende criteria voor deelname aan de E-PEP-PSY. De intake is een aanvulling op de algemene intake voor hartrevalidatie en vindt plaats door een BIG-geregistreerd psycholoog. Deze intake kan face-to-face of via videoconsult plaatsvinden.
Deelnemers kunnen in de volgende categorieën worden ingedeeld:
1. Patiënten met één of meer cardiovasculaire risicofactoren, bij wie een interventie gericht op één of meerdere BRAVO-thema’s geïndiceerd is
2. Patiënten met een verstoord emotioneel evenwicht
3a. Patiënten met een subklinische depressie
3b. Patiënten met subklinische angst
Een verhoogde kans op een verstoord emotioneel evenwicht, depressieve symptomen en angstsymptomen kunnen van invloed zijn op het cardiaal functioneren en een slechtere prognose geven. Verdere toelichting hierop is te vinden in de module Contra-indicaties met betrekking tot psychisch functioneren. De benoemde risicofactoren kunnen worden vastgesteld met een screeningsinstrument, zoals aangegeven in aanbevolen vragenlijsten en de module Screening sociale doelen.
In het begeleiden van de patiënt naar het door hem/haar gestelde doel wordt gebruik gemaakt van psycho-educatie en evidence-based behandeltechnieken. Veelal zal gebruik worden gemaakt van cognitieve gedragstherapie. Andere evidence-based technieken die ingezet kunnen worden zijn onder andere: motivational interviewing, oplossingsgerichte therapie, directieve therapie, Acceptance and Commitment Therapy (ACT), mindfulness en ontspanningstechnieken, zoals Jacobsen, Van Dixhoorn. De gekozen behandeltechnieken voor de E-PEP-PSY dienen zoveel mogelijk aan te sluiten op de individuele behoeften van de patiënt.
Afhankelijk van de inrichting van de E-PEP-PSY en welk doel deze primair nastreeft (stressmanagement of angst en somberheid), dient gebruik te worden gemaakt van verschillende registraties en meetinstrumenten. In de leidraad Online Psycho-educatie Preventie Psychologie (E-PEP-PSY) module komen BRAVO-thema’s vooralsnog in mindere mate aan bod in de E-PEP-PSY, gezien de leidraad is opgesteld door psychologen. De literatuur laat echter tegelijkertijd zien dat meerdere online interventies kunnen leiden tot leefstijlverbetering bij hartpatiënten. De wens ligt om in de toekomst middels een multidisciplinaire aanpak ook de BRAVO-thema’s beter in te bedden in de E-PEP-PSY. Om de telesessies zoveel mogelijk te laten aansluiten op de reguliere PEP-module en het al bestaande zorgpad, wordt geadviseerd om gebruik te maken van de vragenlijsten zoals deze reeds worden aanbevolen binnen de modules ‘Revalidatie op maat: hulpmiddelen bij de indicatiestelling’ en ‘Interventies’. Daarnaast wordt, zoals in elk verandertraject, gestreefd de doelen SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) te formuleren om tot een goede monitoring en waar nodig bijsturing te komen. Conform de leidraad Online Psycho-educatie Preventie Psychologie (E-PEP-PSY) module dient dit tijdens de intake te gebeuren, waarbij deze gespecificeerd worden in de eerste module. Monitoring van het verandertraject vindt plaats d.m.v. registratie- en huiswerkopdrachten. Dit is mogelijk in zowel de diagnostische als de behandelfase en heeft vooral als doel om patiënt-specifieke informatie te krijgen over de inhoud en voortgang van de verandering. Zie Tabel 3 voor een overzicht van de minimaal benodigde instrumenten voor monitoring van de E-PEP-PSY.
Tabel 3. Minimaal benodigde registratie en meetinstrumenten voor monitoring van de E-PEP-PSY met telesessies.
Registratie |
Meetinstrument(en) |
Te behalen doelen |
SMART geformuleerde doelen |
Risico op angst |
Meetinstrument zoals aanbevolen in de module Screening psychische doelen |
Risico op depressie |
Meetinstrument zoals aanbevolen in de module Screening psychische doelen |
Kwaliteit van leven |
KVL-H |
Monitoring van het verandertraject |
Registratie- en huiswerkopdrachten |
In studies naar de effecten van op afstand begeleide psychologische interventies, of interventies gericht op verbetering van leefstijlgedrag, werden ook complexe patiënten (veelal met chronisch hartfalen) onderzocht. Deze interventies worden dan ook als alternatief aangeboden voor zowel complexe als niet-complexe patiënten, ongeacht de diagnose voor verwijzing.
Conclusies:
Hoewel er een relatief klein aantal studies beschikbaar is, is er bewijs dat gedragsinterventies middels telesessies van de PEP-module (E-PEP-PSY) kunnen leiden tot verbetering van psychosociale gezondheid en van leefstijlgedrag (waaronder lichamelijke activiteit) bij patiënten met coronairlijden en hartfalen. Eveneens kan een verbetering van meerdere cardiovasculaire risicofactoren gezien worden.
Onderbouwing
Achtergrond
De PEP-module is een gestructureerd gedragsveranderingsprogramma, waarin gebruik wordt gemaakt van psychologische behandeltechnieken. Binnen de PEP-module gaat het vooral om gewenste en (m.b.t. gezondheid) noodzakelijke aanpassingen en veranderingen in gedrag en leefstijl die de kans op opnieuw optreden en/of verergering van hart- en vaatziekten doen verminderen. De gedragsverandering richt zich voornamelijk op de zogenaamde BRAVO-thema’s en stressmanagement. Daarnaast kan er aandacht zijn voor angst- en depressieve klachten, werkbelasting en werkhervatting. De PEP-module kan ook (deels) op afstand via telesessies worden aangeboden. Conform de leidraad Online Psycho-educatie Preventie Psychologie (E-PEP-PSY) module wordt dit verder benoemd als E-PEP-PSY.
Samenvatting literatuur
Op internettoepassingen gebaseerde gedragsinterventies kunnen leiden tot een verbetering van meerdere cardiovasculaire risicofactoren, te weten de mate van lichamelijke activiteit, bloeddruk (zowel systolisch als diastolisch), LDL-cholesterol en gewicht (Beishuizen, 2016). In deze systematische review en meta-analyse bleken deze effecten groter in kortdurende interventies en interventies waarbij ook professionals betrokken waren (blended care). Ook mobiele toepassingen (mHealth) kunnen positief werken op leefstijlgedrag, hoewel er nog maar een relatief klein aantal studies is gepubliceerd. Een recente systematische review toonde in drie studies een verbeterde therapietrouw voor medicatie en in twee studies een toegenomen mate van lichamelijke activiteit bij toepassing van door mHealth ondersteunde gedragsinterventies (Pfaeffli Dale, 2015). In deze submodule zal gekeken worden hoe er vormgegeven dient te worden aan de op afstand begeleide PEP-module als onderdeel van hartrevalidatie.
Een systematische review van Veen (2017) heeft de effecten van e-coaching als (onderdeel van een) hartrevalidatieprogramma onderzocht. E-coaching was hierbij gedefinieerd als een online communicatiesysteem dat medische ondersteuning bij een patiënt thuis faciliteerde, en werd bij gebruik van 4 of meer componenten (zoals monitoring van symptomen, communicatie met zorgprofessionals of gebruik van een online gezondheidsdossier) gedefinieerd als complexe e-coaching. Analyse van 19 studies (waarvan 6 van hoge kwaliteit) toonde aan dat complexe e-coaching op de middellange (3-6 maanden) en lange termijn (> 6 maanden) positieve effecten had op functionele capaciteit en psychosociale gezondheid (veelal gemeten d.m.v. vragenlijsten op het gebied van kwaliteit van leven, depressie, angst en zelfmanagement) ten opzichte van reguliere zorg (17 van de 19 geïncludeerde studies).
Referenties
- Beishuizen CR, Stephan BC, van Gool WA, Brayne C, Peters RJ, Andrieu S, Kivipelto M, Soininen H, Busschers WB, Moll van Charante EP, Richard E. Web-Based Interventions Targeting Cardiovascular Risk Factors in Middle-Aged and Older People: A Systematic Review and Meta-Analysis. J Med Internet Res. 2016 Mar 11;18(3):e55. doi: 10.2196/jmir.5218. PMID: 26968879; PMCID: PMC4808240.
- Pfaeffli Dale L, Dobson R, Whittaker R, Maddison R. The effectiveness of mobile-health behaviour change interventions for cardiovascular disease self-management: A systematic review. Eur J Prev Cardiol. 2016 May;23(8):801-17. doi: 10.1177/2047487315613462. Epub 2015 Oct 21. PMID: 26490093.
- Veen EV, Bovendeert JFM, Backx FJG, Huisstede BMA. E-coaching: New future for cardiac rehabilitation? A systematic review. Patient Educ Couns. 2017 Dec;100(12):2218-2230. doi: 10.1016/j.pec.2017.04.017. Epub 2017 Apr 28. PMID: 28662874.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 17-09-2024
Laatst geautoriseerd : 17-09-2024
Geplande herbeoordeling : 17-09-2026
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met hart- en vaatziekten.
Werkgroep
- Prof. dr. A.W.J. (Arnoud) van ‘t Hof, cardioloog, werkzaam in het Maastricht Universitair Medisch Centrum te Maastricht en Zuyderland MC te Heerlen [NVVC] (voorzitter)
- Dr. T. (Tom) Vromen, cardioloog, werkzaam in het Máxima Medisch Centrum te Eindhoven [NVVC]
- Dr. M. (Madoka) Sunamura, cardioloog, werkzaam in het Franciscus Gasthuis & Vlietland en Stichting Capri Hartrevalidatie te Rotterdam [NVVC]
- Dr. V.M. (Victor) Niemeijer, sportarts, werkzaam in het Elkerliek ziekenhuis te Helmond [VSG]
- Dr. J.A. (Aernout) Snoek, sportarts, werkzaam in het Isalaziekenhuis te Zwolle [VSG]
- D.A.A.J.H. (Dafrann) Fonteijn, revalidatiearts, werkzaam in het Reade centrum voor revalidatie en reumatologie te Amsterdam [VRA]
- Dr. H.J. (Erik) Hulzebos, klinisch inspanningsfysioloog-fysiotherapeut, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Utrecht te Utrecht [KNGF]
- E.A. (Eline) de Jong, Gezondheidszorgpsycholoog, werkzaam in het VieCuri Medisch Centrum te Venlo en Venray [LVMP] (vanaf mei 2023)
- Dr. N. (Nina) Kupper, associate professor, werkzaam in de Tilburg Universiteit te Tilburg [LVMP] (vanaf juli 2022)
- S.C.J. (Simone) Traa, klinisch psycholoog, werkzaam in het VieCuri Medisch Centrum te Venlo [LVMP] (tot mei 2023)
- Dr. V.R. (Veronica) Janssen, GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog, werkzaam in het Leids Universitair medisch centrum te Leiden [LVMP] (tot maart 2022)
- I.G.J. (Ilse) Verstraaten MSc., beleidsadviseur, werkzaam bij Harteraad te Den Haag [Harteraad] (vanaf december 2021)
- H. (Henk) Olk, ervaringsdeskundige [Harteraad] (vanaf juni 2022)
- A. (Anja) de Bruin, beleidsadviseur, werkzaam bij Harteraad te Den Haag [Harteraad] (tot november 2021)
- Y. (Yolanda) van der Waart, ervaringsdeskundige [Harteraad] (tot maart 2022)
- K. (Karin) Verhoeven-Dobbelsteen, gedifferentieerde hart en vaat verpleegkundige werkzaam als hartrevalidatie verpleegkundige, werkzaam in het Bernhoven Ziekenhuis te Uden [NVHVV] (vanaf juni 2022)
- R. (Regie) Loeffen, gedifferentieerde hart en vaat verpleegkundige werkzaam als hartrevalidatie verpleegkundige, werkzaam in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen [NVHVV] (vanaf juni 2022)
- M.J. (Mike) Kuyper, MSc, verpleegkundig specialist, werkzaam in de Ziekenhuisgroep Twente te Almelo [NVHVV] (tot juni 2022)
- K.J.M. (Karin) Szabo-te Fruchte, gedifferentieerde hart en vaat verpleegkundige werkzaam als hartrevalidatie verpleegkundige, werkzaam in het Medisch Spectrum Twente te Enschede [NVHVV] (tot juni 2022)
Meelezers:
- Drs. I.E. (Inge) van Zee, revalidatiearts, werkzaam in Revant te Goes [VRA]
- T. (Tim) Boll, GZ-psycholoog, werkzaam in het St Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein [LVMP]
- K. (Karin) Keppel-den Hoedt, medisch maatschappelijk werker, werkzaam in de Noordwest Ziekenhuisgroep te Den Helder [BPSW] (vanaf mei 2023)
- C. (Corrina) van Wijk, medisch maatschappelijk werker, werkzaam in het rode Kruis Ziekenhuis te Beverwijk [BPSW] (tot mei 2023)
- D. Daniëlle Conijn, beleidsmedewerker en richtlijnadviseur Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie [KNGF]
Meelezers bij de module Werkhervatting, vanuit de richtlijnwerkgroep Generieke module Arbeidsparticipatie:
- Jeannette van Zee (senior adviseur patiëntbelang, PFNL)
- Michiel Reneman (hoogleraar arbeidsrevalidatie UMCG)
- Theo Senden (klinisch arbeidsgeneeskundige)
- Asahi Oehlers (bedrijfsarts, namens NVAB)
- Frederieke Schaafsma (bedrijfsarts en hoogleraar AmsterdamUMC)
- Anil Tuladhar (neuroloog)
- Ingrid Fakkert (arts in opleiding tot verzekeringsarts)
Met ondersteuning van
- Dr. B.H. (Bernardine) Stegeman, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Drs. J.M.H. (Harm-Jan) van der Hart, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Mogelijke restrictie |
Van 't Hof (voorzitter) |
Hoogleraar Interventie Cardiologie Universiteit Maastricht |
|
|
Geen |
Fonteijn |
Revalidatiearts |
Geen |
Geen |
Geen |
Hulzebos |
Klinisch Inspanningsfysioloog - (sport)Fysiotherapeut |
|
Geen |
Geen |
Jong |
GZ-psycholoog, betaald, (poli-)klinische behandelcontacten binnen het ziekenhuis. |
Geen |
Geen |
Geen |
Kupper |
Associate professor bij Tilburg University (betaald) |
Associate editor bij Psychosomatic Medicine (betaald) |
Geen |
Geen |
Loeffen |
Hartrevalidatieverpleegkundige |
werkgroep hartrevalidatie NVHVV |
Geen |
Geen |
Niemeijer |
Sportarts Elkerliek Ziekenhuis Helmond |
Dopingcontrole official Dopingautoriteit 4u/mnd betaald (tot eind 2023) |
Geen |
Geen |
Olker |
Patiëntenvertegenwoordiger |
Geen |
Geen |
Geen |
Snoek |
Sportarts |
|
Geen |
Geen |
Sunamura |
Cardioloog |
Cardioloog, verbonden aan Stichting Capri Hartrevalidatie |
Geen |
Geen |
Verhoeven |
Hartrevalidatieverpleegkundige |
NVHVV voorzitter werkgroep Hartrevalidatie |
Geen |
Geen |
Verstraaten |
Beleidsadviseur Harteraad |
Geen |
Geen |
Geen |
Vromen |
Cardioloog |
Commissie Preventie en Hartrevalidatie NVVC (Onbetaald) Interdisciplinair Netwerk Hartrevalidatie (INH) (onbetaald) + Werkgroeplid KNGF Richtlijn hartrevalidatie 2024. |
Werkzaamheden voor PROFIT-trial, onderzoek naar het effect van hartrevalidatie/leefstijl bij stabiele angina pectoris. Onderzoek (maar niet mijn eigen bijdrage) gefinancierd door ZonMW |
Geen |
Werkgroepleden die niet langer meer participeren |
||||
De Bruin |
Beleidsadviseur |
Geen |
Geen |
Geen |
Janssen |
LUMC: GZ-psycholoog (0,4 fte) |
Docent NPi: cursus Hartrevalidatie |
CVON2016-12 (gaat over eHealth voor hartrevalidatie, sponsor: ZonMw en de Hartstichting) gepubliceerd Betrokken bij de ontwikkeling van een leidraad voor een online PEP-module Hartrevalidatie.
|
Geen |
Kuyper |
Verpleegkundig specialist cardiologie, Ziekenhuisgroep Twente (betaald, vast in loondienst) |
Werkgroeplid NVHVV (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Szabo-te Fruchte |
Verpleegkundig coördinator hartrevalidatie |
Nederlandse Vereniging voor Hart- en Vaatverpleegkundigen (NVHVV) werkgroeplid hartrevalidatie |
Geen |
Geen |
Traa |
Klinisch psycholoog - psychotherapeut bi VieCuri Medisch Centrum, afdeling Medische Psychologie |
1 x per jaar docent RINO Zuid - GZ- & KP-opleiding |
Geen |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door afgevaardigde patiëntenvereniging en patiëntvertegenwoordiger in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Harteraad en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Op afstand begeleide gedragsverandering en bevordering emotioneel welbevinden (E-PEP-PSY met telesessies) |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met hart- en vaatziekten. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodule (NVVC, 2011) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 en R Studio werden gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Voor de volgende modules is gebruik gemaakt van ChatGPT voor het schrijven van de overwegingen:
- Module Diagnosegroepen;
- Module Screening van fysieke capaciteit en activiteit.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.