Anti-aanvalsmedicatie en zwangerschap bij epilepsie
Uitgangsvraag
Welke aanbevelingen zijn er voor gebruik van anti-aanvalsmedicatie door zwangere vrouwen met epilepsie?
Aanbeveling
Bespreek met alle vrouwen in de vruchtbare levensfase, hun ouders en/of verzorgers, het risico van anti-aanvalsmedicatiegebruik op congenitale malformaties en mogelijke ontwikkelingsstoornissen. Beoordeel de voor- en nadelen van individuele medicatie. Bespreek vooral het risico van voortgezet gebruik van valproaat of topiramaat voor het ongeboren kind. Met name hogere doseringen valproaat (> 700 mg/dag), topiramaat en polytherapie met valproaat of topiramaat zijn geassocieerd met een grotere kans op afwijkingen. Gebruik valproaat of topiramaat alleen bij vrouwen bij wie dit de enige optie is. Informeer deze vrouwen over de risico’s van valproaat- of topiramaatgebruik tijdens de zwangerschap en adviseer effectieve anticonceptie. Evalueer regelmatig de behandeling van deze vrouwen en meisjes in de puberteit en indien een zwangerschap wordt overwogen. Bepaal het medicatiebeleid in overleg met de vrouw en schrijf alleen valproaat of topiramaat voor op basis van informed consent.
Streef naar aanvalsvrijheid, zowel vóór als tijdens de zwangerschap, vooral bij vrouwen en meisjes met gegeneraliseerde tonisch-clonische aanvallen, maar overweeg ook de negatieve effecten van anti-aanvalsmedicatie. Neem altijd de laagste effectieve dosis. Streef naar spreiding van de dagdosering over de dag, bijvoorbeeld met een slow release form of door in plaats van tweemaal daags, driemaal of viermaal daags te doseren. Vermijd, indien mogelijk, polytherapie.
Streef bij epilepsie met een gunstiger risicoprofiel tijdens de zwangerschap (het voorafgaande jaar aanvalsvrij, gegeneraliseerd epilepsietype, catameniale epilepsie, epilepsie zonder tonisch-clonische aanvallen) naar de laagst mogelijke dosering anti-aanvalsmedicatie om het risico op teratogeniciteit te beperken. Geef bij epilepsie met een ongunstiger risicoprofiel de voorkeur aan een goede aanvalscontrole boven het zoveel mogelijk verlagen van de dosering anti-aanvalsmedicatie.
Bespreek met zwangere vrouwen deelname aan de Nederlandse registratie van medicatie tijdens zwangerschap en borstvoeding via Moeders van Morgen Lareb (www.moedersvanmorgen.nl). Mogelijke deelneemsters kunnen zichzelf aanmelden.
De volgende aanbevelingen gelden voor vrouwen die lamotrigine, oxcarbazepine, levetiracetam en/of fenytoïne gebruiken en een zwangerschapswens hebben, omdat van deze middelen de serumspiegels vaak dalen tijdens de zwangerschap:
- Leg de serumspiegel vóór de zwangerschap vast
- Controleer de serumspiegel minimaal maandelijks tijdens de zwangerschap
- Bij lamotrigine en oxcarbazepine: Overweeg een serumconcentratie van minimaal 65% van de uitgangswaarde te handhaven. Anticipeer met ophogen als er een trend is waarbij de serumconcentratie onder de minimale streefwaarde dreigt te komen.
- Bij levetiracetam: Overweeg een serumconcentratie van minimaal 65% te handhaven bij vrouwen die niet aanvalsvrij zijn; indien vrouwen voor de zwangerschap reeds een jaar aanvalsvrij waren, kan een serumconcentratie tot minimaal 46% van de uitgangswaarde worden geaccepteerd. Anticipeer met ophogen als er een trend is waarbij de serumconcentratie onder de minimale streefwaarde dreigt te komen.
- Bij fenytoïne: leg ook de vrije fractie vast vóór de zwangerschap, en controleer de serumspiegel (inclusief vrije fractie) tot 8-12 weken post-partum om intoxicatie te voorkomen.
- Bouw binnen 2-4 weken post-partum proactief de dosering af naar die van vóór de zwangerschap, eventueel onder controle van de serum-spiegels.
Bepaal de serumspiegel van andere anti-aanvalsmedicatie alleen als het aantal epileptische aanvallen stijgt.
Adviseer vrouwen die anti-aanvalsmedicatie gebruiken met een actuele zwangerschapswens de gangbare dosis foliumzuur van 0.4 of 0.5 mg per dag te gebruiken. Adviseer een hogere dosis foliumzuur (5 mg/dag) alleen na een voorgaand kind met een neurale buisdefect, als de moeder of de vader zelf een neurale buisdefect hebben, bij een aangetoonde foliumzuurdeficiëntie of bij een foliumzuurafhankelijke aandoening zoals hyperhomocysteïnemie.
Overwegingen
1. Aanvalscontrole tijdens de zwangerschap
Zwangerschap leidt vaker tot een verslechtering dan tot een verbetering van aanvalscontrole bij patiënten met epilepsie. Mogelijk spelen de volgende factoren een rol: 1) verminderde compliantie, 2) verhoogde klaring van anti-aanvalsmedicatie, 3) hogere spiegels van (mogelijk epileptogene) geslachtshormonen, of 4) het niet (meer) gebruiken van valproaat, terwijl dit voor sommige epilepsietypen een zeer effectief middel is (Eadie, 2021). De beste voorspeller van een goede aanvalscontrole tijdens de zwangerschap is aanvalsvrijheid tijdens het voorafgaande jaar (Vajda, 2008; Harden, 2009; Thomas, 2012; Reisinger, 2013). In deze laatste studie bleek dat ongeveer 80% van de vrouwen die het voorgaande jaar aanvalsvrij waren, ook tijdens de zwangerschap aanvalsvrij waren. Van de vrouwen die in het voorafgaande jaar aanvallen hadden, was slechts 20% tijdens de zwangerschap aanvalsvrij (Reisinger, 2013).
Patiënten met een gegeneraliseerd type epilepsie hebben minder risico op aanvallen tijdens de zwangerschap dan patiënten met een focaal epilepsietype (Thomas, 2012; Reisinger, 2013; Cagnetti, 2014; Vajda, 2015; Shahla, 2018). In het Australisch geboorteregister hadden 39.6% van vrouwen met een gegeneraliseerd epilepsietype aanvallen tijdens de zwangerschap, terwijl 53.6% van vrouwen met een focaal epilepsietype aanvallen tijdens de zwangerschap had (Eadie, 2021). Vrouwen met catameniale epilepsie hadden een 3x hogere kans op een aanvalsvrije zwangerschap dan vrouwen zonder dit type epilepsie (Cagnetti, 2014). Bij vrouwen met epilepsie die nooit een tonisch-clonische aanval hebben gehad, loopt de foetus tijdens de zwangerschap wellicht minder risico omdat juist dit type aanval voor moeder en kind gevaarlijk kan zijn (Li, 2022). Men kan overwegen om bij vrouwen met gunstige epilepsiekenmerken relatief meer nadruk te leggen op een zo laag mogelijke medicatiedosering en bij vrouwen met ongunstigere kenmerken juist het belang van aanvalscontrole te laten prevaleren.
2. Spiegelcontroles tijdens de zwangerschap
De werkgroep neemt de NICE-aanbevelingen (grotendeels) over (zie samenvatting literatuur). Tijdens de zwangerschap neemt de klaring van alle anti-aanvalsmedicatie toe. Vooral bij gebruik van lamotrigine en oxcarbazepine in monotherapie wordt, als gevolg van inductie van de glucuronidering, een forse daling van de spiegels gezien. Dit heeft een verhoogd risico op epileptische aanvallen tot gevolg.
2.1 Lamotrigine
Lamotrigine is het meest onderzocht zowel bij zwangere vrouwen met epilepsie als bij zwangere vrouwen met een bipolaire stoornis (Tomson, 2007; Clark, 2013; Reisinger, 2013). De mate waarin zwangerschap de farmacokinetiek van lamotrigine beïnvloedt is onvoorspelbaar. Een daling van de lamotriginespiegel tot minder dan 65% van de waarde van de spiegel vóór de zwangerschap is een significante voorspeller voor een toename van de aanvalsfrequentie (Pennell, 2008). Daarom moet vóór de conceptie de serumspiegel worden vastgelegd als uitgangswaarde en vervolgens minimaal maandelijks worden gecontroleerd om zo nodig de dosering aan te passen. Het type aanvallen kan worden meegewogen in het agressiever of terughoudender ophogen van lamotrigine. Na de bevalling keert de lamotrigineklaring meestal binnen twee weken terug naar de situatie van voor de zwangerschap. Daarom moet na de bevalling opnieuw tijdig gekeken worden of de dosering moet worden aangepast.
2.2 Oxcarbazepine
De bloedspiegel van oxcarbazepine daalt met name in het tweede en derde trimester (Wegner, 2010). Een daling tot minder dan 65% van de spiegel vóór de zwangerschap is een significante voorspeller voor de toename van de aanvalsfrequentie (Arfman, 2020). Daarom wordt ook bij oxcarbazepine tijdens de zwangerschap maandelijkse spiegelcontrole aanbevolen.
2.3 Levetiracetam
De bloedspiegel van levetiracetam kan tijdens de zwangerschap significant dalen, met name in het derde trimester (Westin, 2008; Reisinger, 2013). Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen vrouwen mét en zonder aanvallen in het jaar voorafgaand aan de zwangerschap. De eerste groep heeft namelijk een veel hoger risico op aanvalstoename tijdens de zwangerschap (50%) dan vrouwen zonder aanvallen in het jaar voorafgaand aan de zwangerschap (10%). Daarom wordt voor vrouwen mét aanvallen een minimumspiegel van 65% van de uitgangswaarde aanbevolen, maar voor vrouwen zonder aanvallen een minimumspiegel van 46% (Schelhaas, 2023).
2.4 Zonisamide
De bloedspiegel van zonisamide tijdens de zwangerschap daalt gemiddeld 40% met grote inter-indivuele variatie (Reimers, 2018). Bij sommige vrouwen leidt dit tot een verminderde aanvalscontrole. Spiegelcontrole tijdens de zwangerschap zou daarom overwogen kunnen worden
2.5 Overige anti-aanvalsmedicatie
In de EMPiRE-studie uit 2018 leidde controle op basis van maandelijkse serumspiegels van verschillende anti-aanvalsmedicatie tijdens de zwangerschap – in plaats van op klinische verschijnselen – niet tot betere controle van epileptische aanvallen of een betere uitkomst voor de foetus (Thangaratinam, 2018). Routinematige maandelijkse controle van serumspiegels tijdens de zwangerschap wordt daarom voor andere anti-aanvalsmedicatie niet aanbevolen.
3. Anti-aanvalsmedicatie en het risico op ernstige aangeboren afwijkingen
Meerdere onderzoeken suggereren dat het risico op neurologische ontwikkelingsstoornissen bij in-utero blootstelling aan valproaat groter is dan eerder werd aangenomen (zie Ornoy (2023) voor een recent overzicht van de relevante literatuur).
Een taskforce heeft daarom namens de commissie Europese Zaken van de Internationale Liga tegen Epilepsie (CEA – ILAE) en de Europese Academie van Neurologie (EAN) een richtlijn opgesteld waarin het gebruik van valproaat wordt ontraden (Tomson, 2015). Daarnaast heeft het EMA-veiligheidscomité, op basis van nieuw onderzoek, in oktober 2023 ook geadviseerd om de blootstelling aan topiramaat van ongeboren kinderen te voorkomen (bericht EMA). In de richtlijn is dit advies overgenomen:
“Behandel vrouwen in de vruchtbare levensfase (indien mogelijk) niet met valproaat of topiramaat. De keuze om toch met valproaat of topiramaat te behandelen dient een gedeelde beslissing te zijn tussen clinicus en patiënte (of haar vertegenwoordigers). Risico’s en voordelen van (andere) redelijke behandelopties voor het type aanvallen of epilepsiesyndroom moeten worden afgewogen. Schrijf valproaat of topiramaat niet voor als eerste keus behandeling bij een focale vorm van epilepsie.”
Het heeft sterk de voorkeur om valproaat, waar mogelijk, voor de zwangerschap te staken. Als vrouwen reeds zwanger zijn onder valproaat, kan het risico op ernstige aangeboren afwijkingen worden beperkt door het middel zo snel mogelijk te staken (het liefst voor de zesde week zwangerschap, maar in ieder geval voor het einde van het eerste trimester) of zo laag mogelijk te doseren (<700mg/dag) (Fietz, 2024). Echter, er zijn aanwijzingen dat afbouw of staken van valproaat voor of tijdens de zwangerschap kan leiden tot een verminderde aanvalscontrole (Tomson 2016; Vajda 2020a; Vajda 2020b; Cerulli Irelli 2020; Vajda 2019; Tomson 2019). Andere (ook oudere) anti-aanvalsmedicatie geven relatief een minder hoog risico op ernstige aangeboren afwijkingen tijdens de zwangerschap dan valproaat. Daarom wordt geadviseerd deze middelen tijdens een (ongeplande) zwangerschap en goede aanvalscontrole niet te staken of om te zetten; zowel moeder als kind zouden anders een relatief hoger risico op ongunstige uitkomsten kunnen lopen door aanvalsontregeling en embryotoxiciteit bij een (tijdelijke) overlappende behandeling met twee of meer middelen (Hoeltzenbein, 2023). Voorafgaand aan een zwangerschap heeft het wel de voorkeur elke vrouw met epilepsie om te zetten naar de best onderzochte anti-aanvalsmedicatie levetiracetam of lamotrigine (indien mogelijk).
Er zijn vooralsnog onvoldoende gegevens over de veiligheid van de nieuwere – tegenwoordig veel gebruikte – anti-aanvalsmedicatie zoals brivaracetam en lacosamide tijdens de zwangerschap. In enkele case reports en observationele onderzoeken werden geen ernstige aangeboren afwijkingen bij prenatale blootstelling beschreven (Paolini, 2019; Landmark, 2021; Nucera, 2022; Hoeltzenbein, 2023; Perucca 2024; Devin, 2025). Derhalve wordt geadviseerd deze middelen tijdens een (ongeplande) zwangerschap te handhaven, maar bij voorkeur voorafgaand aan een zwangerschap om te zetten naar levetiracetam of lamotrigine.
In een prospectief cohortonderzoek gebruikmakend van het EURAP-register (Tomson, 2018) wordt het risico op ernstige aangeboren afwijkingen bij gebruik van verschillende anti-aanvalsmedicatie tijdens de zwangerschap beschreven en bij vier anti-aanvalsmedicamenten wordt ook een dosis-responsrelatie gevonden (lamotrigine, carbamazepine, valproaat, en fenobarbital), zie Tabel 1. Overigens wordt een dergelijke dosis-responsrelatie niet in alle onderzoeken gereproduceerd. Zie Tabel 2 voor een kort overzicht van overige relevante literatuur. Bij de Lareb TIS (teratology information service) kan een overzicht van de actuele risico’s op teratogeniciteit van alle medicatie tijdens de zwangerschap worden geraadpleegd.
Tabel 1. Prevalentie van ernstige aangeboren afwijkingen bij kinderen die tijdens de zwangerschap zijn blootgesteld aan een van bovenstaande anti-aanvalsmedicatie in monotherapie
|
Dosisbereik (mg/dag) |
Aantal blootgestelde zwanger-schappen |
Aantal ernstige aangeboren afwijkingen |
Prevalentie ernstige aangeboren afwijkingen (95% CI) |
Dosis-responsrelatie |
Prevalentie ernstige aangeboren afwijkingen (95% CI) |
Lamotrigine |
25-1300 |
2514 |
74 |
2.9% (2.3-3.7) |
≤325mg/dag >325mg/dag |
2.5% (1.8-3.3) 4.3% (2.9-6.2) |
Carbamazepine |
50-2400 |
1957 |
107 |
5.5% (4.5-6.6) |
≤700mg/dag >700mg/dag |
4.5% (3.5-5.8) 7.2% (5.4-9.4) |
Valproaat |
100-3000 |
1381 |
142 |
10.3% (8.8-12.0) |
≤650mg/dag >650 tot ≤1450mg/dag >1450mg/dag |
6.3% (4.5-8.6) 11.3% (9.0-13.9) 25.5% (17.6-34.2) |
Levetiracetam |
250-4000 |
599 |
17 |
2.8% (1.7-4.5) |
|
|
Oxcarbazepine |
75-4500 |
333 |
10 |
3.0% (1.4-5.4) |
|
|
Fenobarbital |
15-300 |
294 |
19 |
6.5% (4.2-9.9) |
≤80mg/dag >80 tot ≤130mg/dag >130mg/dag |
2.7% (0.3-9.5) 6.2% (3.0-11.1) 11.7% (4.8-22.6) |
Topiramaat |
25-500 |
152 |
6 |
3.9% (1.5-8.4) |
|
|
Fenytoïne |
30-730 |
125 |
8 |
6.4% (2.8-12.2) |
|
|
Bron: Tomson, 2018
Tabel 2. Overzicht van de overige literatuur over gebruik van verschillende anti-aanvalsmedicatie tijdens de zwangerschap en het risico op ernstige aangeboren afwijkingen bij prenatale blootstelling
Polytherapie lijkt een verhoogd risico te geven: een studie vond een 1.6x verhoogd risico op ernstige aangeboren afwijkingen bij prenatale blootstelling aan duotherapie (vooral met valproaat en/of topiramaat) in vergelijking met monotherapie (Keni, 2018)
Het gebruik van lamotrigine of carbamazepine versus valproaat tijdens zwangerschap is kosteneffectief gezien het relatief hoge risico ernstige aangeboren afwijkingen bij valproaatgebruik (Jentink, 2012).
4. Anti-aanvalsmedicatie en verlaagd geboortegewicht
In prospectief onderzoek was er een daling van het geboortegewicht en de gemiddelde lengte van neonaten die waren blootgesteld aan topiramaat (n = 347) of zonisamide (n = 98) vergeleken met lamotrigine (n = 1581) (Hernández-Díaz, 2014). In ander prospectief onderzoek gaf gebruik van gabapentine tijdens de zwangerschap voor pijn, epilepsie of psychiatrische indicaties geen verhoogd risico op aangeboren afwijkingen, maar wel op een laag geboortegewicht en vroeggeboorte (Fujii, 2013).
5. Anti-aanvalsmedicatie en intrauteriene vruchtdood
Een meta-analyse toont weinig bewijs voor blootstelling aan anti-aanvalsmedicatie in-utero en een hoger risico op verlies van de foetus, intrauteriene groeivertraging en preterme geboorte (Andrade, 2018).
6. Anti-aanvalsmedicatie en latere ontwikkeling van het kind
Uit de literatuur worden de volgende associaties tussen anti-aanvalsmedicatie en ontwikkelingsstoornissen gevonden:
- Verminderde cognitieve vaardigheden: verhoogd risico bij blootstelling aan valproaat in mono- of polytherapie in-utero of tijdens borstvoeding (Veroniki, 2017; Madley-Dowd, 2024), bij monotherapie topiramaat (Madley-Dowd, 2024), en bij monotherapie carbamazepine (Madley-Dowd, 2024).
- Autisme of autismespectrumstoornis (ASS): verhoogd risico bij blootstelling aan oxcarbazepine (Veroniki, 2017), blootstelling aan valproaat (Bromley, 2013; Christensen, 2013; Madley-Dowd, 2024), blootstelling aan topiramaat (Bjørk, 2022). Voor lamotrigine zijn er tegenstrijdige resultaten: de ene studie toont een verhoogd risico (Veroniki, 2017), waar een andere studie geen verhoogd risico aantoont (Bromley, 2016). Ook voor carbamazepine toont de ene studie een (licht) verhoogd risico (Madley-Dowd, 2024) maar een andere studie niet (Bromley, 2013).
- ADHD: verhoogd risico bij blootstelling aan duotherapie levetiracetam en carbamazepine of lamotrigine en topiramaat (Dreier, 2023) of monotherapie valproaat (Madley-Dowd, 2024).
In prospectief observationeel onderzoek hadden schoolgaande kinderen die in-utero waren blootgesteld aan valproaat >800mg/dag slechtere cognitieve vaardigheden dan kinderen die aan lamotrigine, carbamazepine of niet aan anti-aanvalsmedicatie waren blootgesteld (moeders zonder epilepsie) (Baker, 2015). De al eerder gerapporteerde achterstanden bij jonge kinderen blootgesteld aan valproaat uit dit cohort namen niet af met de leeftijd. Dit resultaat werd bevestigd in een Cochrane review, waarin zowel moeders zonder epilepsie als moeders met onbehandelde epilepsie als controlegroep dienden (Bromley, 2014). Kinderen die in-utero aan valproaat waren blootgesteld hadden een slechtere cognitieve en taalontwikkeling dan kinderen blootgesteld aan levetiracetam (Shallcross, 2014).
Neuropsychologisch onderzoek bij 105 kinderen op de schoolgaande leeftijd (6-8 jaar) toonde dat kinderen die aan valproaat waren blootgesteld minder presteerden dan verwacht op zowel verbale als nonverbale geheugentaken, vooral bij hogere doseringen (Barton, 2018). Blootstelling aan carbamazepine was geassocieerd met een lagere score bij non-verbale geheugentaken. Bij blootstelling aan lamotrigine als mono- of polytherapie in utero werd geen verhoogd risico op een abnormale ontwikkeling vastgesteld (bij evaluatie tussen de 6 en 12 jaar oud) (Cohen, 2017). Bij een kleine prospectieve observationele studie (n=124) werd een een abnormale ontwikkeling (motorische en sensorische functies, gedrag) geconstateerd vooral bij blootstelling aan valproaat in-utero maar in mindere mate ook bij lamotrigine (Rihtman, 2013). Kinderen die in-utero aan anti-aanvalsmedicatie waren blootgesteld hadden op 1,5-jarige leeftijd een hoger risico op verminderde grove motorische vaardigheden en autistiforme kenmerken (Veiby, 2013).
7. Anti-aanvalsmedicatie en foliumzuursuppletie tijdens de zwangerschap
Het effect van foliumzuursuppletie op teratogeniciteit van anti-aanvalsmedicatie is niet onderzocht in gerandomiseerde en gecontroleerde studies, waarbij foliumzuuraanvulling wordt vergeleken met placebo of waarbij een hoge dosis wordt vergeleken met een lage dosis foliumzuur. Teratogene mechanismen van anti-aanvalsmedicatie zijn niet per definitie identiek aan de pathogenese van idiopathische aangeboren afwijkingen (Jentink, 2010; MRC Vitamin Study Research Group, 1991). Dierexperimentele onderzoeken (Marean, 2011; Xu, 2024) en humane observationele data laten een mogelijk ongunstig effect zien van hoge doseringen foliumzuur op de zwangerschapsuitkomst. Daarom wordt aan vrouwen die anti-aanvalsmedicatie gebruiken en een actuele zwangerschapswens hebben, geadviseerd om foliumzuur te gebruiken in een dosering van 0,4 of 0,5 mg per dag, zoals gebruikelijk voor alle vrouwen in Nederland. Een hogere dosering foliumzuur (5mg/ dag) wordt alleen geadviseerd na een voorgaand kind met een neurale buisdefect, als de moeder of de vader zelf een neurale buisdefect hebben, of bij een aangetoonde foliumzuurdeficiëntie bij de moeder (of een hyperhomocysteïnemie op basis hiervan) . Bij mutaties in het MTHFR-gen is er geen indicatie voor een dagelijkse dosering van 5 mg foliumzuur (Zie ook informatie van het Lareb)).
8. Vitamine K
Sommige anti-aanvalsmedicatie kunnen een vitamine-K-deficiëntie bij de pasgeborene veroorzaken. Voor actuele aanbevelingen over vitamine-K-suppletie aan de pasgeborene wordt geadviseerd de geldende adviezen van de Nederlandse Vereniging van Kindergeneeskunde te raadplegen.
Onderbouwing
Achtergrond
Blootstelling aan anti-aanvalsmedicatie tijdens de zwangerschap wordt geassocieerd met een verhoogd risico op congenitale afwijkingen en negatieve effecten op de groei en de psychomotore ontwikkeling van het kind. De afweging tussen de voor- en nadelen van medicamenteuze behandeling voor een vrouw met epilepsie kan daarom veranderen wanneer zij zwanger is of wil worden. De mate van beoogde aanvalscontrole, teratogene risico’s, attitude van de patiënt en haar partner ten aanzien van prenatale diagnostiek en afbreken van de zwangerschap in geval van een verhoogde kans op ernstige afwijkingen spelen allemaal een rol en vergen telkens individuele afweging. Idealiter worden deze aspecten besproken tijdens een preconceptioneel adviesgesprek met de gynaecoloog.
Samenvatting literatuur
NICE-aanbevelingen (NICE-richtlijn, 2022)
- Refer women and girls with epilepsy who are planning pregnancy or are pregnant to an epilepsy specialist team for a review of their antiseizure medication options.
- Ensure information about the care of women and girls during pregnancy is shared between the epilepsy specialist team, a specialist obstetric team and primary care.
- Explain to women and girls who are pregnant or are planning pregnancy the importance of adherence to their antiseizure medications and that they should not stop their medication without medical supervision.
- Discuss the relative benefits and risks of adjusting medication with the woman or girl planning pregnancy to enable her to make informed decisions. This should include discussing the balance between the risks of poorly controlled seizures and the risks to the baby when antiseizure medicines are taken in pregnancy or while breastfeeding.
- Consider more frequent monitoring reviews for women and girls with epilepsy who are pregnant and are prescribed antiseizure medication, if they:
- have a learning disability
- are aged under 16 years
- have active epilepsy (a seizure within the past 12 months)
- have bilateral tonic-clonic seizures
- have modifiable risk factors for SUDEP
- Consider monitoring antiseizure medication levels in women or girls with epilepsy who are planning pregnancy and are considered to be at risk of their seizures worsening.
- When starting monitoring in women or girls planning pregnancy, obtain a baseline (pre-conception) concentration of antiseizure medications (for example, carbamazepine, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine, phenobarbital and phenytoin) and check adherence to their medication.
- For women or girls with epilepsy who are pregnant or planning a pregnancy and taking carbamazepine, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine, phenobarbital or phenytoin, monitor and adjust dosages following the MHRA safety advice on antiepileptic drugs in pregnancy.
- If monitoring of antiseizure medications levels is carried out in pregnancy, discuss the results with the woman or girl with epilepsy to inform choices about any adjustments to doses.
- If dosing of antiseizure medications is changed during pregnancy, discuss and make an antenatal plan with the woman or girl to return her medications to preconception dosages. Antiseizure medications should begin to return to preconception dosages in the first few days after the birth.
Zoeken en selecteren
In 2012, the first version of this module was based on the NICE guideline (NICE, 2012). Studies from before this date were not included in the literature summary. After this date, a yearly search of the literature was conducted to include relevant studies.
We searched the databases Medline/Pubmed and Embase with relevant search terms until January 5th, 2024. The detailed search strategy is available upon request. No articles additional to the NICE guideline (2022) from this search were included for the current revision.
Referenties
- Andrade C. Major Congenital Malformations Associated With Exposure to Antiepileptic Drugs During Pregnancy. J Clin Psychiatry. 2018 Jul 17;79(4):18f12449. doi: 10.4088/JCP.18f12449. PMID: 30153402.Alsaad, A. M., Chaudhry, S. A., & Koren, G. (2015). First trimester exposure to topiramate and the risk of oral clefts in the offspring: A systematic review and meta-analysis. Reprod Toxicol, 53, 45-50. doi: 10.1016/j.reprotox.2015.03.003.
- Arfman IJ, Wammes-van der Heijden EA, ter Horst PGJ, Lambrechts DA, Wegner I, Touw DJ. Therapeutic drug monitoring of anti-epileptic drugs in women with epilepsy before, during, and after pregnancy. Clinical Pharmacokinetics 2020;59:427-445.
- Baker GA, Bromley RL, Briggs M, Cheyne CP, Cohen MJ, García-Fiñana M, Gummery A, Kneen R, Loring DW, Mawer G, Meador KJ, Shallcross R, Clayton-Smith J; Liverpool and Manchester Neurodevelopment Group. IQ at 6 years after in utero exposure to antiepileptic drugs: a controlled cohort study. Neurology. 2015 Jan 27;84(4):382-90. doi: 10.1212/WNL.0000000000001182. Epub 2014 Dec 24.
- Barton S, Nadebaum C, Anderson VA, Vajda F, Reutens DC, Wood AG. Memory dysfunction in school-aged children exposed prenatally to antiepileptic drugs. Neuropsychology. 2018 Oct;32(7):784-796. doi: 10.1037/neu0000465. Epub 2018 Jul 5.
- Bjørk MH, Zoega H, Leinonen MK, Cohen JM, Dreier JW, Furu K, Gilhus NE, Gissler M, Hálfdánarson Ó, Igland J, Sun Y, Tomson T, Alvestad S, Christensen J. Association of Prenatal Exposure to Antiseizure Medication With Risk of Autism and Intellectual Disability. JAMA Neurol. 2022 Jul 1;79(7):672-681. doi: 10.1001/jamaneurol.2022.1269. Erratum in: JAMA Neurol. 2022 Jul 01;79(7):727. doi: 10.1001/jamaneurol.2022.1964.
- Bromley RL, Mawer GE, Briggs M, Cheyne C, Clayton-Smith J, García-Fiñana M, Kneen R, Lucas SB, Shallcross R, Baker GA; Liverpool and Manchester Neurodevelopment Group. The prevalence of neurodevelopmental disorders in children prenatally exposed to antiepileptic drugs. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 2013 Jun;84(6):637-43. doi: 10.1136/jnnp-2012-304270. Epub 2013 Jan 31.
- Bromley R, Weston J, Adab N, Greenhalgh J, Sanniti A, McKay AJ, Tudur Smith C, Marson AG. Treatment for epilepsy in pregnancy: neurodevelopmental outcomes in the child. Cochrane Database Syst Rev. 2014 Oct 30;2014(10):CD010236. doi: 10.1002/14651858.CD010236.pub2.
- Bromley RL, Calderbank R, Cheyne CP, Rooney C, Trayner P, Clayton-Smith J, García-Fiñana M, Irwin B, Morrow JI, Shallcross R, Baker GA; UK Epilepsy and Pregnancy Register. Cognition in school-age children exposed to levetiracetam, topiramate, or sodium valproate. Neurology. 2016 Nov 1;87(18):1943-1953. doi: 10.1212/WNL.0000000000003157. Epub 2016 Aug 31.
- Bromley R, Adab N, Bluett-Duncan M, Clayton-Smith J, Christensen J, Edwards K, Greenhalgh J, Hill RA, Jackson CF, Khanom S, McGinty RN, Tudur Smith C, Pulman J, Marson AG. Monotherapy treatment of epilepsy in pregnancy: congenital malformation outcomes in the child. Cochrane Database of Systematic Reviews 2023, Issue 8. Art. No.: CD010224. DOI: 10.1002/14651858.CD010224.pub3.
- Cagnetti C, Lattanzi S, Foschi N, Provinciali L, Silvestrini M. Seizure course during pregnancy in catamenial epilepsy. Neurology. 2014 Jul 22;83(4):339-44. doi: 10.1212/WNL.0000000000000619. Epub 2014 Jun 18. PMID: 24944265.
- Cansu A, Ekinci O, Serdaroglu A, Gürgen SG, Ekinci O, Erdogan D, Coskun ZK, Tunc L. Effects of chronic treatment with valproate and oxcarbazepine on testicular development in rats. Seizure. 2011 Apr;20(3):203-7. doi: 10.1016/j.seizure.2010.11.019. Epub 2010 Dec 18.
- Cerulli Irelli E, Morano A, Cocchi E, Casciato S, Fanella M, Albini M, Avorio F, Basili LM, Fisco G, Barone FA, Mascia A, D’Aniello A, Manfredi M, Fattouch J, Quarato P, Gaillonardo AT, Di Gennaro G, Di Bonaventura C. Doing without valproate in women of childbearing potential with idiopathic generalized epilepsy: implications on seizure outcome. Epilepsia 2020;61(1): 107-114.
- Christensen J, Grønborg TK, Sørensen MJ, Schendel D, Parner ET, Pedersen LH, Vestergaard M. Prenatal valproate exposure and risk of autism spectrum disorders and childhood autism. JAMA. 2013 Apr 24;309(16):1696-703. doi: 10.1001/jama.2013.2270.
- Clark C.T., Klein A.M., Perel J.M., Helsel J. Wisner, K.L. Lamotrigine dosing for pregnant patients with bipolar disorder. Am J Psychiatry 2013; 170:1240–1247). doi: 10.1176/appi.ajp.2013.13010006.
- Cohen-Israel M, Berger I, Martonovich EY, Klinger G, Stahl B, Linder N. Short- and long-term complications of in utero exposure to lamotrigine. Br J Clin Pharmacol. 2018 Jan;84(1):189-194. doi: 10.1111/bcp.13437. Epub 2017 Oct 22.
- Devin JE, O’Shaughnessy F, Sardana M, Cleary BJ, Donnelly JC, Maher N. The use of newer anti-seizure medicines in women with epilepsy in pregnancy: a case series. Epilepsy & Behavior Reports 2025;29:100741.
- Dreier JW, Bjørk MH, Alvestad S, Gissler M, Igland J, Leinonen MK, Sun Y, Zoega H, Cohen JM, Furu K, Tomson T, Christensen J. Prenatal Exposure to Antiseizure Medication and Incidence of Childhood- and Adolescence-Onset Psychiatric Disorders. JAMA Neurol. 2023 Jun 1;80(6):568-577. doi: 10.1001/jamaneurol.2023.0674.
- Eadie MJ. Pregnancy and the Control of Epileptic Seizures: A Review. Neurol Ther. 2021 Dec;10(2):455-468. doi: 10.1007/s40120-021-00252-5. Epub 2021 May 14. PMID: 33988822; PMCID: PMC8571455.
- Fietz AK, Onken M, Padberg S, Schaefer C, Dathe K. Impact of maternal first trimester treatment regimen on the outcome of valproate exposed pregnancies: an observational Embryotox cohort study. Sci Rep. 2024 Jan 5;14(1):674. doi: 10.1038/s41598-023-50669-1.
- Fujii H, Goel A, Bernard N, Pistelli A, Yates LM, Stephens S, Han JY, Matsui D, Etwell F, Einarson TR, Koren G, Einarson A. Pregnancy outcomes following gabapentin use: results of a prospective comparative cohort study. Neurology. 2013 Apr 23;80(17):1565-70. doi: 10.1212/WNL.0b013e31828f18c1. Epub 2013 Apr 3.
- Harden CL, Hopp J, Ting TY, Pennell PB, French JA, Allen Hauser W, Wiebe S, Gronseth GS, Thurman D, Meador KJ, Koppel BS, Kaplan PW, Robinson JN, Gidal B, Hovinga CA, Wilner AN, Vazquez B, Holmes L, Krumholz A, Finnell R, Le Guen C; American Academy of Neurology; American Epilepsy Society. Management issues for women with epilepsy-Focus on pregnancy (an evidence-based review): I. Obstetrical complications and change in seizure frequency: Report of the Quality Standards Subcommittee and Therapeutics and Technology Assessment Subcommittee of the American Academy of Neurology and the American Epilepsy Society. Epilepsia. 2009 May;50(5):1229-36. doi: 10.1111/j.1528-1167.2009.02128.x. PMID: 19496807.
- Hernández-Díaz S, Smith CR, Shen A, Mittendorf R, Hauser WA, Yerby M, Holmes LB; North American AED Pregnancy Registry; North American AED Pregnancy Registry. Comparative safety of antiepileptic drugs during pregnancy. Neurology. 2012 May 22;78(21):1692-9. doi: 10.1212/WNL.0b013e3182574f39. Epub 2012 May 2.
- Hernández-Díaz S, Levin M. Alteration of bioelectrically-controlled processes in the embryo: a teratogenic mechanism for anticonvulsants. Reprod Toxicol. 2014 Aug;47:111-4. doi: 10.1016/j.reprotox.2014.04.008. Epub 2014 May 6.
- Hoeltzenbein M, Slimi S, Fietz AK, Stegherr R, Onken M, Beyersmann J, Dathe, K, Schaefer C. Increasing use of newer antiseizure medication during pregnancy: an observational study with special focus on lacosamide. Seizure: European Journal of Epilepsy 2023;107:107-113.
- Hoeltzenbein M, Bartz I, Fietz AK, Lohse L, Onken M, Dathe K, Schaefer C. Antiepileptic treatment with levetiracetam during the first trimester and pregnancy outcome: an observational study. Epilepsia 2024;65(1):26-36. doi: 10.1111/epi.17800.
- Jentink J, Bakker MK, Nijenhuis CM, Wilffert B, de Jong-van den Berg LT. Does folic acid use decrease the risk for spina bifida after in utero exposure to valproic acid? Pharmacoepidemiol Drug Saf. 2010 Aug;19(8):803-7. doi: 10.1002/pds.1975.
- Jentink J, Boersma C, de Jong-van den Berg LT, Postma MJ. Economic evaluation of anti-epileptic drug therapies with specific focus on teratogenic outcomes. J Med Econ. 2012;15(5):862-8. doi: 10.3111/13696998.2012.684366. Epub 2012 May 3.
- Keni RR, Jose M, Sarma PS, Thomas SV; Kerala Registry of Epilepsy and Pregnancy Study Group. Teratogenicity of antiepileptic dual therapy: Dose-dependent, drug-specific, or both? Neurology. 2018 Feb 27;90(9):e790-e796. doi: 10.1212/WNL.0000000000005031. Epub 2018 Feb 2.
- Koc G, Keskin Guler S, Karadas O, Yoldas T, Gokcil Z. Fetal safety of levetiracetam use during pregnancy. Acta Neurol Belg. 2018 Sep;118(3):503-508. doi: 10.1007/s13760-018-0996-7. Epub 2018 Jul 28.
- Landmark CJ, Rektorli L, Burns ML, Revdal E, Johannessen SI, Brodtkorb E. Pharmacokinetic data on brivaracetam, lacosamide and perampanel during pregnancy and lactation. Epileptic Disord 2021;23(2):426-431.
- Li Y, Meador KJ. Epilepsy and Pregnancy. Continuum (Minneap Minn). 2022 Feb 1;28(1):34-54. doi: 10.1212/CON.0000000000001056. PMID: 35133310; PMCID: PMC9642109.
- Madley-Dowd P, Ahlqvist VH, Forbes H, Rast JE, Martin FZ, Zhong C, Barry CJS, Berglind D, Lundberg M, Lyall K, Newschaffer CJ, Tomson T, Davies NM, Magnusson C, Rai D, Lee BK. Antiseizure medication use during pregnancy and children’s neurodevelopmental outcomes. Nature Communications 2024; 15: 9640.
- Marean A, Graf A, Zhang Y, Niswander L. Folic acid supplementation can adversely affect murine neural tube closure and embryonic survival. Hum Mol Genet. 2011 Sep 15;20(18):3678-83. doi: 10.1093/hmg/ddr289. Epub 2011 Jun 21.
- Mawhinney E, Craig J, Morrow J, Russell A, Smithson WH, Parsons L, Morrison PJ, Liggan B, Irwin B, Delanty N, Hunt SJ. Levetiracetam in pregnancy: results from the UK and Ireland epilepsy and pregnancy registers. Neurology. 2013 Jan 22;80(4):400-5. doi: 10.1212/WNL.0b013e31827f0874. Epub 2013 Jan 9. Erratum in: Neurology. 2013 Feb 12;80(7):691.
- MRC Vitamin Study Research Group. Prevention of neural tube defects: results of the Medical Research Council Vitamin Study. MRC Vitamin Study Research Group. Lancet. 1991;338(8760):131-137.
- National Institute for Health and Care Excellence. Epilepsies in children, young people and adults (NICE guideline NG217). 2022. https://www.nice.org.uk/guidance/NG217/chapter/4-principles-of-treatment-safety-monitoring-and-withdrawal#support-and-monitoring-for-women-planning-pregnancy-or-who-are-pregnant
- Nucera B, Brigo F, Trinka E, Kalss G. Treatment and care of women with epilepsy before, during and after pregnancy: a practical guide. Ther Adv Neurol Disord 2022;15:1-31.
- Ornoy A, Echefu B, Becker M. Valproic Acid in Pregnancy Revisited: Neurobehavioral, Biochemical and Molecular Changes Affecting the Embryo and Fetus in Humans and in Animals: A Narrative Review. Int J Mol Sci. 2023 Dec 27;25(1):390. doi: 10.3390/ijms25010390.
- Paolini SL, Pilato M, Rajasekaran V, Waters JFR, Bagic A, Urban A. Outcomes in three cases after brivaracetam treatment during pregnancy. Acta Neurologica Scand 2020;141:438-441.
- Pariente G, Leibson T, Shulman T, Adams-Webber T, Barzilay E, Nulman I. Pregnancy Outcomes Following In Utero Exposure to Lamotrigine: A Systematic Review and Meta-Analysis. CNS Drugs. 2017 Jun;31(6):439-450. doi: 10.1007/s40263-017-0433-0. Erratum in: CNS Drugs. 2017 Jun;31(6):451. doi: 10.1007/s40263-017-0439-7.
- Pennell PB, Peng L, Newport DJ, Ritchie JC, Koganti A, Holley DK, Newman M, Stowe ZN. Lamotrigine in pregnancy: clearance, therapeutic drug monitoring, and seizure frequency. Neurology. 2008 May 27;70(22 Pt 2):2130-6. doi: 10.1212/01.wnl.0000289511.20864.2a. Epub 2007 Nov 28.
- Perucca P, Bourikas D, Voinescu PE, Vadlamudi L, Chellun D, Kumke T, Werhahn KJ, Schmitz B. Lacosamide and pregnancy: data from spontaneous and solicited reports. Epilepsia 2024;65(5):1275-1284.
- Reimers A, Helde G, Becser Andersen N, Aurlien D, Surlien Navjord E, Haggag K, Christensen J, Lillestølen KM, Nakken KO, Brodtkorb E. Zonisamide serum concentrations during pregnancy. Epilepsy Res. 2018 Aug;144:25-29. doi: 10.1016/j.eplepsyres.2018.05.002. Epub 2018 May 4.
- Reisinger TL, Newman M, Loring DW, Pennell PB, Meador KJ. Antiepileptic drug clearance and seizure frequency during pregnancy in women with epilepsy. Epilepsy Behav. 2013 Oct;29(1):13-8. doi: 10.1016/j.yebeh.2013.06.026. Epub 2013 Aug 2.
- Rihtman T, Parush S, Ornoy A. Developmental outcomes at preschool age after fetal exposure to valproic acid and lamotrigine: cognitive, motor, sensory and behavioral function. Reprod Toxicol. 2013 Nov;41:115-25. doi: 10.1016/j.reprotox.2013.06.001. Epub 2013 Jun 17.
- Shahla M, Hijran B, Sharif M. The course of epilepsy and seizure control in pregnant women. Acta Neurol Belg. 2018 Sep;118(3):459-464. doi: 10.1007/s13760-018-0974-0. Epub 2018 Jul 6. PMID: 29981006.
- Shallcross R, Bromley RL, Cheyne CP, García-Fiñana M, Irwin B, Morrow J, Baker GA; Liverpool and Manchester Neurodevelopment Group; UK Epilepsy and Pregnancy Register. In utero exposure to levetiracetam vs valproate: development and language at 3 years of age. Neurology. 2014 Jan 21;82(3):213-21. doi: 10.1212/WNL.0000000000000030. Epub 2014 Jan 8.
- Schelhaas M, Wegner I, Edens M, Wammes-Van Der Heijden E, Touw D, Ter Horst P. Association of Levetiracetam Concentration With Seizure Frequency in Pregnant Women With Epilepsy. Neurology. 2023 Jan 10;100(2):e172-e181. doi: 10.1212/WNL.0000000000201348. Epub 2022 Oct 18.
- Thangaratinam S, Marlin N, Newton S, Weckesser A, Bagary M, Greenhill L, Rikunenko R, D'Amico M, Rogozińska E, Kelso A, Hard K, Coleman J, Moss N, Roberts T, Middleton L, Dodds J, Pullen A, Eldridge S, Pirie A, Denny E, McCorry D, Khan KS. AntiEpileptic drug Monitoring in PREgnancy (EMPiRE): a double-blind randomised trial on effectiveness and acceptability of monitoring strategies. Health Technol Assess. 2018 May;22(23):1-152. doi: 10.3310/hta22230.
- Thomas SV, Syam U, Devi JS. Predictors of seizures during pregnancy in women with epilepsy. Epilepsia. 2012 May;53(5):e85-8. doi: 10.1111/j.1528-1167.2012.03439.x. Epub 2012 Mar 16. PMID: 22429269.
- Tomson T, Palm R, Källén K, Ben-Menachem E, Söderfeldt B, Danielsson B, Johansson R, Luef G, Ohman I. Pharmacokinetics of levetiracetam during pregnancy, delivery, in the neonatal period, and lactation. Epilepsia. 2007 Jun;48(6):1111-6. doi: 10.1111/j.1528-1167.2007.01032.x. Epub 2007 Mar 22.
- Tomson T, Marson A, Boon P, Canevini MP, Covanis A, Gaily E, Kälviäinen R, Trinka E. Valproate in the treatment of epilepsy in girls and women of childbearing potential. Epilepsia. 2015 Jul;56(7):1006-19. doi: 10.1111/epi.13021. Epub 2015 May 16.
- Tomson T, Battino D, Bonizzoni E, Craig J, Lindhout D, Perucca E, Sabers A, Thomas SV, Vajda F; EURAP Study Group. Withdrawal of valproic acid treatment during pregnancy and seizure outcome: Observations from EURAP. Epilepsia. 2016 Aug;57(8):e173-7. doi: 10.1111/epi.13437. Epub 2016 Jun 20. PMID: 27319360.
- Tomson T, Battino D, Bonizzoni E, Craig J, Lindhout D, Perucca E, Sabers A, Thomas SV, Vajda F; EURAP Study Group. Comparative risk of major congenital malformations with eight different antiepileptic drugs: a prospective cohort study of the EURAP registry. Lancet Neurol. 2018 Jun;17(6):530-538. doi: 10.1016/S1474-4422(18)30107-8. Epub 2018 Apr 18.
- Tomson T, Battino D, Bonizzoni E, Craig J, Lindhout D, Perucca E, Sabers A, Thomas SV, Vajda F; EURAP Study Group. Declining malformation rates with changed antiepileptic drug prescribing: An observational study. Neurology. 2019 Aug 27;93(9):e831-e840. doi: 10.1212/WNL.0000000000008001. Epub 2019 Aug 7.
- Vajda FJ, Hitchcock A, Graham J, O'Brien T, Lander C, Eadie M. Seizure control in antiepileptic drug-treated pregnancy. Epilepsia. 2008 Jan;49(1):172-6. doi: 10.1111/j.1528-1167.2007.01412.x. Epub 2007 Nov 21. PMID: 18031551.
- Vajda FJ, O'Brien TJ, Graham J, Lander CM, Eadie MJ. The outcomes of pregnancy in women with untreated epilepsy. Seizure. 2015 Jan;24:77-81. doi: 10.1016/j.seizure.2014.08.008. Epub 2014 Aug 30. PMID: 25218112.
- Vajda FJE, O'Brien TJ, Graham JE, Hitchcock AA, Lander CM, Eadie MJ. Valproate-associated foetal malformations-Rates of occurrence, risks in attempted avoidance. Acta Neurol Scand. 2019 Jan;139(1):42-48. doi: 10.1111/ane.13005. Epub 2018 Aug 14.
- Vajda FJE, O'Brien TJ, Graham JE, Hitchcock AA, Lander CM, Eadie MJ. Pregnancy after valproate withdrawal-Fetal malformations and seizure control. Epilepsia. 2020 May;61(5):944-950. doi: 10.1111/epi.16505. Epub 2020 Apr 21.
- Vajda FJE, O'Brien TJ, Graham JE, Hitchcock AA, Lander CM, Eadie MJ. The outcome of altering antiepileptic drug therapy before pregnancy. Epilepsy Behav. 2020 Oct;111:107263. doi: 10.1016/j.yebeh.2020.107263. Epub 2020 Jul 22. PMID: 32759062.
- Veiby G, Daltveit AK, Schjølberg S, Stoltenberg C, Øyen AS, Vollset SE, Engelsen BA, Gilhus NE. Exposure to antiepileptic drugs in utero and child development: a prospective population-based study. Epilepsia. 2013 Aug;54(8):1462-72. doi: 10.1111/epi.12226. Epub 2013 Jul 19.
- Veiby G, Daltveit AK, Engelsen BA, Gilhus NE. Fetal growth restriction and birth defects with newer and olde antiepileptic drugs during pregnancy. J Neurol, 2014;261(3):579-588. doi: 10.1007/s00415-013-7239.
- Veroniki AA, Cogo E, Rios P, Straus SE, Finkelstein Y, Kealey R, Reynen E, Soobiah C, Thavorn K, Hutton B, Hemmelgarn BR, Yazdi F, D'Souza J, MacDonald H, Tricco AC. Comparative safety of anti-epileptic drugs during pregnancy: a systematic review and network meta-analysis of congenital malformations and prenatal outcomes. BMC Med. 2017 May 5;15(1):95. doi: 10.1186/s12916-017-0845-1.
- Wegner I, Edelbroek P, de Haan GJ, Lindhout D, Sander JW. Drug monitoring of lamotrigine and oxcarbazepine combination during pregnancy. Epilepsia. 2010 Dec;51(12):2500-2. doi: 10.1111/j.1528-1167.2010.02771.x. Epub 2010 Nov 3.
- Westin AA, Reimers A, Helde G, Nakken KO, Brodtkorb E. Serum concentration/dose ratio of levetiracetam before, during and after pregnancy. Seizure. 2008 Mar;17(2):192-8. doi: 10.1016/j.seizure.2007.11.027. Epub 2008 Jan 3.
- Weston J, Bromley R, Jackson CF, Adab N, Clayton-Smith J, Greenhalgh J, Hounsome J, McKay AJ, Tudur Smith C, Marson AG. Monotherapy treatment of epilepsy in pregnancy: congenital malformation outcomes in the child. Cochrane Database Syst Rev. 2016 Nov 7;11(11):CD010224. doi: 10.1002/14651858.CD010224.pub2. Update in: Cochrane Database Syst Rev. 2023 Aug 29;8:CD010224. doi: 10.1002/14651858.CD010224.pub3.
- Xu X, Zhang Z, Lin Y, Xie H. Risk of excess maternal folic acid supplementation in offspring. Nutrients 2024;16(755):1-21.
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 04-08-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Voor meer details over de gebruikte richtlijnmethodologie verwijzen wij u naar de werkwijze. Relevante informatie voor de ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule is hieronder weergegeven.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodules is in 2020 een multidisciplinair cluster ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met epilepsie.
Het cluster Epilepsie bestaat uit meerdere richtlijnen, zie hier voor de actuele clusterindeling. De stuurgroep bewaakt het proces van modulair onderhoud binnen het cluster. De expertisegroepsleden worden indien nodig gevraagd om hun expertise in te zetten voor een specifieke richtlijnmodule. Het cluster bestaat uit de volgende personen:
Clusterstuurgroep
- Prof. dr. H.J.M. Majoie (voorzitter), neuroloog, Academisch Centrum voor Epileptologie Kempenhaeghe/ Maastricht UMC+, Heeze en Maastricht
- Dr. C.M. Delsman-van Gelder, kinderneuroloog, RadboudUMC, Nijmegen
- Drs. M.H.G. Dremmen, radioloog, Erasmus MC Rotterdam
- Dr. P. Klarenbeek, neuroloog, Zuyderland Medisch Centrum, Heerlen
- Dr. L. M’Rabet, patiëntvertegenwoordiger, EpilepsieNL, Houten
- Dr. P. van Vliet, neuroloog/intensivist, Haaglanden Medisch Centrum, Den Haag
Clusterexpertisegroep
- Dr. M. Vlooswijk, neuroloog, Maastricht UMC+, Maastricht
- Dr. R.J. Lamberts, neuroloog, Kempemhaeghe, Heeze
- Dr. A. Coumans, gynaecoloog-perinatoloog, Maastricht UMC+, Maastricht
Met ondersteuning van
- Dr. M.M.J. van Rooijen, adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten Utrecht
- Dr. I.J. Blokland, adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten Utrecht
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle clusterstuurgroepleden en actief betrokken expertisegroepsleden (fungerend als schrijver en/of meelezer bij tenminste één van de geprioriteerde richtlijnmodules) hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een richtlijnmodule worden wijzigingen in belangen aan de projectleider doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase. Een overzicht van de belangen van de clusterleden en betrokken expertisegroepsleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Clusterstuurgroep
Clusterlid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Majoie* |
Functie: Neurologie Werkgever: Academisch Centrum voor Epileptologie Kempenhaeghe, Maastricht UMC+ |
Relevante commissies
NB geen betaalde functies |
Lopende onderzoek- en zorginnovatieprojecten (anders dan contract research) worden gefinancierd uit ZonMW, Nationaal epilepsiefonds, stichting vrienden van Kempenhaeghe, en SKMS.
Incidenteel financiële ondersteuning aan stichting Kempenhaeghe voor organisatie refereeravonden en workshops/symposia (telkens volgens geldende wet en regelgeving). |
Geen actie |
Delsman |
Kinderneuroloog/kinderarts Werkgever: Maxima MC Veldhoven |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Dremmen |
Functie: Kinderradioloog met subspecialisatie kinderneuroradiologie Werkgever: ErasmusMC Rotterdam |
Een van de voorzitters van de richtlijn Radiologische diagnostiek acute trauma-opvang bij kinderen Expertisegroep richtlijn Traumatologie Uitgenodigd spreker op meerdere nationale en internationale cursussen en congressen |
Geen |
Geen actie |
Klarenbeek |
Functie: Neuroloog (vrijgevestigd) Werkgever: Zuyderland te Heerlen/Sittard |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Van Vliet |
Functie: Intensivist Werkgever: Haaglanden Medisch Centrum Den Haag |
|
Geen |
Geen actie |
M’Rabet |
Functie: MT-lid Kennis en Innovatie Werkgever: EpilepsieNL, Houten |
|
Familielid met epilepsie Lopend onderzoek epilepsie en een verstandelijke beperking Jazz Pharmaceuticals Benelux (werkpakketleider en projectmanager) |
Geen actie |
Betrokken clusterexpertisegroepleden
Clusterlid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Coumans |
Gynaecoloog-perinatoloog MUMC+ |
Geen. |
Geen. |
Geen actie |
Lamberts |
Neuroloog |
Geen. |
Geen. |
Geen actie |
Vlooswijk |
Functie: Neuroloog Werkgever: Maastricht UMC+ |
|
|
Geen actie |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de afvaardiging van EpilepsieNL in het cluster. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptmodule is tevens ter commentaar voorgelegd aan Epilepsie NL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Epilepsie in vruchtbare leeftijd - Anti-aanvalsmedicatie en zwangerschap bij epilepsie |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Need-for-update, prioritering en uitgangsvragen
Tijdens de need-for-update fase april 2024 inventariseerde het cluster de geldigheid van de richtlijnmodules binnen het cluster. Naast de partijen die deelnemen aan de stuur- en expertisegroep zijn hier ook andere stakeholders voor benaderd. Per richtlijnmodule is aangegeven of deze geldig is, herzien moet worden, kan vervallen of moet worden samengevoegd. Ook was er de mogelijkheid om nieuwe onderwerpen aan te dragen die aansluiten bij één (of meerdere) richtlijn(en) behorend tot het cluster. De richtlijnmodules waarbij door één of meerdere partijen werd aangegeven herzien te worden, werden doorgezet naar de prioriteringsronde. Ook suggesties voor nieuwe richtlijnmodules werden doorgezet naar de prioriteringsronde. Afgevaardigden vanuit de partijen in de stuur- en expertisegroep werden gevraagd om te prioriteren (zie ‘Samenstelling cluster’ onder ‘Verantwoording’). De uitkomsten (ranklijst) werd gebruikt als uitgangspunt voor de discussie. Voor de geprioriteerde richtlijnmodules zijn door de het cluster concept-uitgangsvragen herzien of opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde het cluster welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. Het cluster waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde het cluster tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd indien mogelijk gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
Tabel Gradaties voor de kwaliteit van wetenschappelijk bewijs
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in een richtlijnmodule volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door het cluster wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. Het cluster heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Tabel Sterkte van de aanbevelingen
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
Bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de richtlijnmodule Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd voorgelegd aan alle partijen die benaderd zijn voor de need-for-update fase. De commentaren werden verzameld en besproken met het cluster. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door het cluster. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.