Dieren en planten

Initiatief: SRI Aantal modules: 9

Bezoek gezelschaps- en landbouwhuisdieren

Uitgangsvraag

Welke infectiepreventiemaatregelen moeten in acht worden genomen bij het op bezoek laten komen van gezelschaps- en landbouwhuisdieren in de medisch-specialistische zorginstelling?

Aanbeveling

Bezoek van gezelschaps- en/of landbouwhuisdieren aan de medisch-specialistische zorginstelling

Dit betreft (georganiseerde) bezoeken van gezelschapsdieren (konijnen, cavia's, en dergelijke) en (kleine) landbouwhuisdieren (geiten, en dergelijke) aan een afdeling of groep patiënten in een zorginstelling.

  • Zorg dat de dieren voldoen aan de algemene voorwaarden voor het toelaten van dieren (zie module Algemene voorwaarden toelating van dieren).
  • Zorg dat de dieren te allen tijde begeleid worden tijdens het bezoek.
  • Zorg dat dieren een schone vacht, schone poten en goed verzorgde nagels hebben.
  • Laat geen zieke dieren toe en ook geen dieren met wonden of andere huidproblemen.
  • Laat dieren niet loslopen in kamers van de patiënten of op de afdeling.
  • Zorg voor een barrière tussen dier en patiënt (bijvoorbeeld in de vorm van een handdoek).
  • Laat het dier bij voorkeur niet gekust worden.
  • Verwijder uitwerpselen van de dieren direct en maak het oppervlakte schoon volgens de richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten.
  • Was de handen met water en zeep na aanraken van het dier en droog de handen met papieren doekjes of een schone handdoek.
  • Zorg dat geiten en schapen (vanaf drie maanden) gevaccineerd zijn tegen Q-koorts.
  • Jonge geiten en lammetjes moeten van een gevaccineerd moederdier zijn.
  • Ventileer de ruimte regelmatig bij aanwezigheid van een dier in die ruimte.
  • Reinig en desinfecteer direct bij verontreiniging met braaksel, bloed en/of uitwerpselen van dieren en draag hierbij handschoenen en zo nodig een (halter)schort.
  • Was kleding/beddengoed direct bij verontreiniging met braaksel en/of uitwerpselen op minimaal 60ºC.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van bewijs

Om de uitgangsvraag te beantwoorden, is geen systematische literatuuranalyse verricht naar het bezoek van gezelschaps- en (kleine) landbouwhuisdieren in een medisch-specialistische zorginstelling in relatie tot het voorkomen van overdracht van infectieziekten. De werkgroep is op basis van de eerdere WIP-richtlijn Huisdieren, literatuur en expert opinie tot aanbevelingen gekomen.

 

Beleid voor dierenbezoek

Om het bezoek van dieren aan een medisch-specialistische zorginstelling veilig te laten verlopen, is een beleid waarin de randvoorwaarden staan omschreven van belang. De werkgroep adviseert om hierin op te nemen wat het doel van het beleid is en in welke situatie deze van toepassing is, welke dieren zijn toegestaan en in welke delen van de medisch-specialistische zorginstelling zij mogen komen. Ook een heldere toestemmingsprocedure is hierbij belangrijk. Hierin moet in ieder geval worden vastgelegd hoe het proces voor het verkrijgen van toestemming verloopt, wie verantwoordelijk is voor het goedkeuren van het bezoek en de voorwaarden die daarbij gelden. Dit laatste kan namelijk per situatie, dier, patiënt en afdeling verschillen. Alhoewel er situaties zijn die frequenter voorkomen, is er geen beleid te maken voor alle bijzondere situaties die kunnen voorkomen. Voor het opstellen van het beleid kan expertise worden ingeschakeld zoals een organisatie voor hulphonden of een dierenarts. De werkgroep adviseert om het lokaal opgestelde beleid, en de overwegingen hierbij, onder de aandacht te brengen van zowel zorgmedewerkers als patiënten en bezoekers van de medisch-specialistische zorginstelling.

 

Randvoorwaarden

Het toestaan van dieren in de medisch-specialistische zorginstelling is niet zonder risico. Een dier kan immers ook zonder (ziekte)symptomen ziektes verspreiden. Om dit risico te minimaliseren, kunnen er randvoorwaarden gesteld worden. De duur van de blootstelling kan van invloed zijn op de mate van het risico. Ditzelfde geldt voor het type contact tussen de patiënt en het dier. Ook de algemene hygiënemaatregelen zoals een goede handhygiëne en adequate reiniging en desinfectie hebben invloed op het eventuele risico op overdracht van (potentieel pathogene) micro-organismen.

 

De uitgangspunten beschreven in module Algemene voorwaarden toelating dieren gelden ook voor gezelschapsdieren en kleine landbouwhuisdieren die een medisch-specialistische zorginstelling bezoeken.

 

Dieren moeten gezond, schoon, vrij van wonden en huidafwijkingen zijn om overdracht van ziekten naar mens en naar dieren te minimaliseren. Neem geen gestreste dieren mee naar een medisch-specialistische zorginstelling omdat dit hun welzijn negatief kan beïnvloeden.

 

Dieren die in een medisch-specialistische zorginstelling komen, moeten onder appèl staan en aangelijnd zijn als dit passend is bij het soort dier (bijvoorbeeld honden). Andere dieren moeten in een mand of kooi worden vervoerd zodat ze niet kunnen ontsnappen in de medisch-specialistische zorginstelling. Laat dieren niet vrij rondlopen in een medisch-specialistische zorginstelling. Als dit wel gebeurt, is de kans immers groter dat ook personen die niet in contact met dieren willen komen daar onbedoeld toch mee in aanraking komen. Daarnaast is de kans dat dieren op plekken komen waar ze niet mogen komen groter, zeker bij kleine dieren zoals hamsters. Bovendien kunnen dieren schade oplopen als ze over het hoofd worden gezien of voor plaagdier worden aangezien.

 

Daarnaast is het van belang dat het dier geen voorgeschiedenis heeft van agressief gedrag en aangelijnd/in een kooi of mand de instelling bezoekt. Dit door een verhoogd risico op bijt- en krabaccidenten waarbij het risico bestaat op overdracht van (potentieel pathogene) micro-organismen.

 

Om overdracht van micro-organismen naar patiënten te voorkomen, is het belangrijk om een barrière tussen dier en kleding of beddengoed te plaatsen, bijvoorbeeld een handdoek die na het bezoek in de was gaat. Adviseer de patiënt na contact met het dier de handen te wassen. Laat dieren patiënten niet in het gezicht likken, en laat patiënten dieren niet 'kussen'.

 

Bij accidentele verontreiniging met ontlasting, urine of (vaginaal) bloed van dieren: ruim de verontreiniging zo snel mogelijk op en draag hierbij handschoenen en zo nodig een (halter)schort. Reinig en desinfecteer het verontreinigde oppervlak en was verontreinigd linnengoed op minimaal 60 graden Celsius. Zie voor meer informatie de richtlijn Linnengoed (in ontwikkeling).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Bij het overwegen van een bezoek van gezelschapsdieren aan een medisch-specialistische zorginstelling, is het van belang om een balans te vinden tussen de therapeutische en sociale voordelen die het bezoek van dieren met zich meebrengt (door de interactie met dieren), en de individuele behoeften en grenzen van patiënten en zorgmedewerkers. De aard van de medisch-specialistische zorginstelling kan hierbij een rol spelen. Zorg dat hier open over gecommuniceerd wordt en geef ruimte voor ervaringen die men heeft en de mogelijke impact die dit met zich mee kan brengen. Houd daarnaast ook rekening met culturele en religieuze overtuigingen.

 

Kosten (middelenbeslag)

Het laten bezoeken van dieren aan de medisch-specialistische zorginstelling kan extra kosten met zich meebrengen. Dit komt doordat er extra personeel nodig is om toezicht te houden op de dieren als deze op bezoek komen (gezelschapsdieren), maar ook als deze meekomen met bezoek bij een patiënt. Daarnaast brengen de administratieve werkzaamheden zoals de toestemmingsprocedure extra tijd en dus extra kosten met zich mee.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Het beleid op het laten bezoeken van dieren aan de medisch-specialistische zorginstelling verschilt per instelling. Er zijn medisch-specialistische zorginstellingen die al een (goedlopend) beleid hierop hebben, maar er zijn ook instellingen die geen dieren toestaan. Hoewel de implementatie van deze maatregelen enige inspanning vereist, zoals training van personeel, samenwerking met externe partijen en het beschikbaar stellen van de middelen, zijn ze geschikt om uit te voeren binnen de meeste medisch-specialistische zorginstellingen. Een helder beleid en goede communicatie zijn echter essentieel als een medisch-specialistische zorginstelling dieren op bezoek laat komen.

 

Duurzaamheid

Bij het aanbrengen van een barrière tussen dier en patiënt gaat de voorkeur uit naar een handdoek in plaats van een (eenmalig te gebruiken) celstofmat. Dit in verband met het beperken van de afvalstroom.

 

Onderbouwing

In een medisch-specialistische zorginstelling staan de gezondheid en het welzijn van de patiënten centraal. Naast de medische zorg en sociale activiteiten, kan ook de aanwezigheid van dieren een waardevolle bijdrage leveren aan het algemene welzijn. Het bezoek van dieren aan een medisch-specialistische zorginstelling kan echter ook uitdagingen met zich meebrengen. Uit de knelpunteninventarisatie kwam naar voren dat er vaak geen helder beleid is over het bezoek en de omgang met dieren. Bijvoorbeeld het laten bezoeken van kleine dieren aan een medisch-specialistische instelling waarbij patiënten dieren kunnen aaien of eten kunnen geven. In deze module wordt ingegaan op de voorwaarden waaronder het bezoek van dieren aan de medisch-specialistische zorginstelling kan worden toegestaan.

Om de uitgangsvraag te beantwoorden, is geen systematische literatuuranalyse verricht naar het bezoek van gezelschaps- en (kleine) landbouwhuisdieren in een medisch-specialistische zorginstelling in relatie tot het voorkomen van overdracht van infectieziekten. De werkgroep is op basis van de eerdere WIP-richtlijn Huisdieren, literatuur en expert opinie tot aanbevelingen gekomen.

Beoordelingsdatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 21-10-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg
  • Nederlandse Associatie Physician Assistants

Algemene gegevens

Er is een verklaring van geen bezwaar afgegeven door deNederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA) en Patiëntenfederatie Nederland (PFNL). 

 

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijn is ondersteund door SKILZ en gefinancierd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2023 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit deskundigen en vertegenwoordigers van specialismen die betrokken zijn in de zorg. De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroep:

  • Drs. S. (Selma) Bons (voorzitter), anesthesioloog, Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA);
  • J. (Jantsje) Folkertsma, verpleegkundige, Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN);
  • Drs. I. (Ingrid) Keur, senior Inspecteur Veterinair & Zoönosen, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA);
  • S. (Saskia) Meeuws - van den Ende, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG);
  • Dr. I. J.B. (Ingrid) Spijkerman, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM);
  • Drs. H. (Hilde) Sterckx, dierenarts, afdeling Incident en crisiscentrum, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA);
  • R. (Renske) Tjeerdsma, deskundige infectiepreventie, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM);
  • Drs. F. (Frits) Vlaanderen, onderzoeker, afdeling Zoönose & Omgevingsmicrobiologie, Centrum Infectieziektebestrijding, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM);
  • K. (Karen) Vrolings - Franssen, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG). 

Klankbordgroep:

  • Dr. K.(Katja) van Ewijk, arts-infectieziektebestrijding, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM);
  • Drs. W. (Willemijn) Hensbroek, arts verstandelijk gehandicapten, Nederlandse Vereniging Artsen Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG);
  • E. (Eveline) Lentz - Mulder, Koninklijk Nederlands Geleidehonden Fonds, (KNGF);
  • A. (Arianne) le Duc, Stichting Hulphond;
  • N. (Natasja) Koeckhoven, Bultersmekke Assistancedogs.

Met ondersteuning van:

  • F.E.M. (Femke) Aanhane, senior procesbegeleider richtlijnontwikkeling, SKILZ
  • L. (Liènne) van Esveld, stagiair/onderzoeker, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
  • I. (Ingeborg) van Dusseldorp, informatiespecialist, Maatschap Van Dusseldorp, Delvaux & Ket
  • Dr. C. (Caroline) Schneeberger, literatuuronderzoeker, Schneeberger Microbiology Consultancy (SMC)
  • Dr. C. (Charifa) Zemouri, literatuuronderzoeker, Zemouri et al.

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd (KNAW, 2017). Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase. 

 

Een overzicht van de belangen van werkgroep- en klankbordgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen via het bureau van SKILZ bureau@skilz.nu.

 

Werkgroep

Naam

Functie(s)

Nevenfunctie(s)

Gemelde belangen

Oordeel en

eventueel

ondernomen actie

 

S. Bons

Anesthesioloog

Lid CKd NVA - onbetaald

Bestuurslid sectie kinderanesthesiologie NVA - onbetaald

Lid SRI cluster adviesgroep - onbetaald

 

Geen

Geen actie vereist

Dr. I.J.B. Spijkerman

Arts-microbioloog

Geen

Geen

Geen actie vereist

Drs. I. Keur

Senior Inspecteur Veterinair &

Zoönosen

 

Geen

Geen

Geen actie vereist

Drs. H. Sterckx

Dierenarts

Geen

Geen

Geen actie vereist

S. Meeuw - van den Ende

Deskundige infectiepreventie,

accounthouder Kwaliteit &

Veiligheid

 

Geen

Geen

Geen actie vereist

K. Vrolings

Deskundige infectiepreventie

Geen

Geen

Geen actie vereist

R. Tjeerdsma

Deskundige infectiepreventie

Geen

Geen

Geen actie vereist

J. Folkertsma

Verpleegkundige

Geen

Geen

Geen actie vereist

Drs. F. Vlaanderen

Onderzoeker Zoönose &

Omgevingsmicrobiologie

Geen

Geen

Geen actie vereist

L. van Esveld

Stagiair / onderzoeker

Geen

Geen

Geen actie vereist

F.E.M. Aanhane

Senior procesbegeleider

Geen

Geen

Geen actie vereist

           

 

Klankbordgroep

Naam

Functie(s)

Nevenfunctie(s)

Gemelde belangen

Oordeel en

eventueel

ondernomen actie

 

Dr. K. van Ewijk

Arts-infectieziektebestrijding

Geen

Geen

Geen actie vereist

Drs. W. Hensbroek

Arts verstandelijk gehandicapten

Geen

Geen

Geen actie vereist

E. Lentz

Communicatie adviseur

Geen

Geen

Geen actie vereist

A. le Duc

Hoofd Marketing & Communicatie

Geen

Geen

Geen actie vereist

N. Koeckhoven

Voorlichter

Vrijwilliger als voorlichter bij BultersMekke Assistancedogs, welke opereert op het gebied waar het advies/de richtlijnen zich op richt. Bultersmekke Assistancedogs (BMA), geaccrediteerd door Assistance Dogs International, begeleidt volwassenen, jongeren en kinderen om de eigen hond in de thuisomgeving onder intensieve begeleiding van een professionele instructeur zelf op te leiden tot internationaal gecertificeerde assistentiehond.

Geen

Geen actie vereist

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van de Patiëntenfederatie Nederland (PFNL) bij het ophalen van de knelpunten die leven bij dit thema. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. Ook tijdens de commentaarfase is de Patiëntenfederatie gevraagd om mee te lezen met de conceptteksten.

 

Wkkgz & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel:

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Dieren

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 cliënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er wordt geen toename in voltijdsequivalenten dan wel opleidingsniveau verwacht. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

Deze richtlijn is opgesteld conform de binnen het SRI vastgestelde methodologie voor richtlijnontwikkeling (zie SRI - methode van richtlijnontwikkeling), volgens de kwaliteitscriteria uit de AQUA-Leidraad (Zorginstituut, 2021), de HARING-tools (IQ Healthcare, 2013), en AGREE-II (AGREE Next Steps Consortium, 2017).

 

Knelpunteninventarisatie

Tijdens de voorbereidende fase hebben de voorzitter van de werkgroep, de werkgroepleden en de procesbegeleiding de knelpunten geïnventariseerd. Er is een vragenlijst uitgestuurd naar alle relevante beroeps-, brancheverenigingen en partijen. Deze vragenlijst was gebaseerd op de WIP-richtlijnen over 'Huisdieren'. Een verslag over de knelpunteninventarisatie is terug te vinden in Knelpunteninventarisatie.

 

Uitkomstmaten

Per uitgangsvraag is de methode van onderzoek bepaald. Bij de uitgangsvragen waarbij literatuuronderzoek is uitgevoerd, is een onderzoeksvraag opgesteld. Vervolgens heeft de werkgroep per onderzoeksvraag geïnventariseerd welke uitkomstmaten relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken.

 

Methode literatuursamenvatting

Een beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is per module te vinden onder Zoekverantwoording. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects-model. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijk bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of bias tabellen).

 

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn weergegeven in evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijk bewijs

De kwaliteit van bewijs (‘quality of evidence’) werd beoordeeld met behulp van GRADE. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’. GRADE is een methode die per uitkomstmaat van een interventie, of voor een risico- of prognostische factor, een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte.

GRADE Definitie
Hoog
  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.
Redelijk
  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.
Laag
  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.
Zeer laag
  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Voor het formuleren van een aanbeveling zijn naast de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs over de gewenste en ongewenste effecten van een interventie of over de effectgrootte van een risico- of prognostische factor vaak ook nog andere factoren van belang.

 

Genoemd kunnen worden:

  • kosten;
  • waarden, voorkeuren en ervaringen van patiënten en zorgmedewerkers;
  • balans van gewenste en ongewenste effecten van interventies ten opzichte van geen of andere interventies;
  • duurzaamheid;
  • aanvaardbaarheid van interventies;
  • haalbaarheid van een aanbeveling.

Deze aspecten worden per module besproken onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvragen en zijn gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen. Waar mogelijk zijn de aanbevelingen evidence-based, echter zijn niet alle situaties (goed) wetenschappelijk onderzocht. In die situaties heeft de werkgroep, op basis van zowel humane als veterinaire expertise, adviezen

geformuleerd.

 

De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet uit. Bij een hoge bewijskracht zijn ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor cliënten, zorgmedewerkers en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers
  Sterke aanbeveling Zwakke (conditionele) aanbeveling
Voor patiënten De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.
Voor behandelaars De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.  Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij diens waarden en voorkeuren.
Voor beleidsmakers De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

Organisatie van zorg

In de knelpunteninventarisatie en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). In deze module is extra aandacht besteed aan de juridische aspecten die komen kijken bij het toelaten van dieren in een medisch-specialistische zorginstelling. Ook de 'verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor het dier' zijn omschreven in de richtlijn omdat dit vraagstukken zijn die leven in de medisch-specialistische zorginstellingen. Daarnaast is er aandacht voor 'allergie en angst voor dieren, bloemen en/of planten' en over het 'welzijn en de gezondheid van dieren'.

 

Er zijn in de module Organisatie van zorg geen aanbevelingen opgenomen; het betreft een informatieve module. Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.

 

Formuleren kennisvragen

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader onderzoek staat in Kennisvragen.

 

Implementatieplan

De werkgroep heeft een implementatieplan opgesteld waarin een advies voor beroepsverenigingen en instellingen wordt gegeven voor de implementatie van de SRI-richtlijn Dieren en planten.

 

De werkgroep heeft per aanbeveling binnen de modules geïnventariseerd: 

  • wat een realistische termijn voor implementatie is;
  • de verwachte effecten van implementatie op de zorgkosten;
  • randvoorwaarden om de aanbeveling tijdig te implementeren;
  • mogelijke barrières voor implementatie;
  • te ondernemen acties voor (bevordering van) implementatie;
  • verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.

Zie Implementatieplan.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie.

     

Referenties

IQ Healthcare. De HARING-tools. 2013. (https://www.zonmw.nl/sites/zonmw/files/typo3-migrated-files/De_HARING-tools.pdf, accessed, September 18, 2025).

 

KNAW, KNMG, GR, NHG, FMS. Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling. 2017. (https://storage.knaw.nl/2022-08/Gedragscode-belangenverstrengeling-januari-2017.pdf, accessed September 18, 2025).

 

The AGREE Next Steps Consortium. Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II (AGREE II). 2017. (https://www.agreetrust.org/wp-content/uploads/2017/12/AGREE-II-Users-Manual-and-23-item-Instrument-2009-Update-2017.pdf, accessed September 18, 2025). 

 

Zorginstituut Nederland. AQUAS-Leidraad. 2021. (https://www.zorginzicht.nl/binaries/content/assets/zorginzicht/ontwikkeltools-ontwikkelen/aqua-leidraad.pdf, accessed September 18, 2025). 

Volgende:
Planten en bloemen