Diagnostiek en behandeling reuscelarteriitis

Initiatief: NVR Aantal modules: 33

Anamnese en lichamelijk onderzoek (reumatoloog/internist)

Uitgangsvraag

Waaruit dienen anamnese en lichamelijk onderzoek bij diagnostiek voor reuscelarteriitis door de reumatoloog of internist te bestaan?

Aanbeveling

Verricht bij een patiënt met verdenking op reuscelarteriitis een uitgebreide anamnese (zie Appendix I) zowel gericht op craniële/extra-craniële en systemische klachten van reuscelarteriitis en een uitgebreid lichamelijk onderzoek.

 

Vraag bij een patiënt met verdenking op reuscelarteriitis naar relevante comorbiditeiten om het risico op bijwerkingen van de behandeling te kunnen inschatten (zie module 4).

Overwegingen

Achtergrondinformatie over RCA wordt beschreven in de inleiding (zie module Inleiding). De huidige module richt zich op de anamnese en het lichamelijk onderzoek bij de diagnostiek door de reumatoloog of internist.

 

De symptomen van RCA en de bevindingen bij lichamelijk onderzoek zijn het gevolg van de vasculaire inflammatie (pijn, gevoeligheid, verdikking van het arteriële traject), de vasculaire schade (stenose, obstructie (visusverlies, kaakclaudicatio, armclaudicatio, beenclaudicatio, bloeddruk verschil tussen de armen of benen, souffles) of aneurysma (souffles, pulserende zwelling abdominaal)) welke door het ontstekingsproces in de vaatwand worden veroorzaakt, en van het systemische ontstekingsproces (malaise, koorts of verhoging, gewichtsverlies, verminderd eetlust, nachtzweten) (Mackie, 2020). Het klinisch beeld kan soms vrij acuut beginnen (met name C-RCA), maar kan zich ook geleidelijk ontwikkelen in enkele weken tot maanden (met name LV-RCA). Sommige patiënten presenteren zich met een late complicatie van LV-RCA, een aneurysma aortae.

 

Tot kortgeleden was de diagnostische accuratesse van symptomen en bevindingen bij lichamelijk onderzoek in RCA niet goed bestudeerd. Een systematische review en meta-analyse uit 2020 heeft aangetoond dat er geen symptoom of bevinding bij lichamelijk onderzoek alleen voldoende is om de diagnose RCA te kunnen bevestigen of uit te sluiten (van der Geest, 2020). Daarom moet er altijd een differentiaaldiagnose worden opgesteld en uitgewerkt. 

De meta-analyse heeft aangetoond dat symptomen die een positieve diagnostische waarde hebben bij RCA (gedefinieerd als likelihood ratio (LR)>2.0) zijn: arm- of beenclaudicatio (LR, 6.01; 95% CI, 1.38-26.16), kaakclaudicatio (LR, 4.90; 95% CI, 3.74-6.41) en het hebben van polymyalgia rheumatica (LR 2.07; 95% CI, 0.92-4.65). Hoewel hoofdpijn het bekendste symptoom van RCA is en een belangrijke reden voor verwijzing door de huisarts, is de diagnostische waarde hiervan beperkt, waardoor andere oorzaken van hoofdpijn moeten worden uitgesloten. Bevindingen bij lichamelijk onderzoek die positief geassocieerd zijn met de diagnose RCA zijn: verdikking van arteria temporalis (LR, 4.70; 95% CI, 2.65-8.33), verlies van pulsaties van arteria temporalis (LR, 3.25; 95% CI, 2.49-4.23), een pijnlijke arteria temporalis (LR, 3.14; 95% CI, 1.14-8.65) en het hebben van AION (LR 2.15; 95% CI 1.53-3.03). Er waren geen symptomen en geen bevindingen bij lichamelijk onderzoek met een significante negatieve diagnostische waarde (gedefinieerd als LR<0.5).

 

De symptomen behorend bij RCA kunnen als volgt worden ingedeeld:

  • Craniële symptomen
  • Oogheelkundige- en centrale zenuwstelsel (CZS) symptomen
  • Systemische klachten
  • Symptomen gerelateerd aan betrokkenheid van de perifere arteriën
  • Carotis symptomen
  • PMR-symptomen
  • Andere zeldzaam/weinig voorkomende symptomen

Een gedetailleerd overzicht van alle symptomen is weergegeven in Appendix I.

 

Minimale anamnese bij verdenking op RCA:

  • C-RCA

              Hoofdpijn:

              Nekpijn: 

              Visusstoornissen:

                            Passagère visusverlies/amaurosis fugax

Altitudinaal gezichtsvelduitval

Centraal visusverlies

                            Diplopie/dubbelzien

              Kaakpijn/kaakclaudicatio:

              Tongclaudicatio:

              Haarkampijn:

              Recente TIA/herseninfarct:

 

  • LV-RCA

              Koorts:

              Nachtzweten:

              Gewichtsverlies:

              Verminderde eetlust:

              Armclaudicatio:

              Beenclaudicatio:

 

  • PMR

Ochtendstijfheid >45 min:

              Pijn/stijfheid:

                            Schoudergordel:

                            Heupgordel:

Nek:

Onderrug:

Nachtelijke pijn:

              Opstaan uit de stoel met/zonder steun op handen:

Zwelling, pijn, stijfheid en/of roodheid van de gewrichten en pezen buiten de schouder- en heupgordel:

 

Bij C-RCA  kunnen systemische symptomen en bij LV-RCA kunnen craniale symptomen zoals hoofdpijn voorkomen.
De aanwezigheid van een C-RCA dan wel LV-RCA kan alleen met zekerheid worden vastgesteld als er diagnostiek is verricht van zowel de craniële als ook de systemische vaten.

Daarnaast wordt sterk aanbevolen een volledige internistische en systeemziekte anamnese bij alle patiënten met verdenking op RCA af te nemen (Mackie, 2021).  Dit om andere aandoeningen zoals een maligniteit dan wel infectie als oorzaak van de klachten aan te tonen dan wel uit te sluiten. Tevens is het belangrijk de co-morbide aandoeningen goed in kaart te brengen vanwege het risico op glucocorticoïd-gerelateerde bijwerkingen zoals hypertensie, diabetes mellitus, ulcus pepticum, infecties, glaucoom, psychische klachten en osteoporose.

 

Minimaal lichamelijk onderzoek bij verdenking op RCA:

Inspectie:

Observatie opstaan uit stoel (met of zonder steun van de handen), aan-/uitkleden, liggen/opstaan van de onderzoeksbank, houding tijdens lopen, verkleuringen extremiteiten.

 

Algemene parameters:

-             Lengte, gewicht, bloeddrukken beiderzijds, pols en temperatuur

 

Craniële arteriën:

-             Verdikte arteria temporalis links/rechts

-             Verlies van pulsatie arteria temporalis links/rechts

-             Pijnlijke arteria temporalis links/rechts

-             Lokale veranderingen schedel (roodheid, ulcera of necrose)

-             Ulcera of necrose tong

 

Overige grote/middelgrote vaten:

Bloeddruk arteria brachialis links en rechts (let op verschil>10 mm Hg hetgeen een aanwijzing kan zijn voor LV-RCA). Het is belangrijk om de bloeddruk op een gestandaardiseerde manier te meten, te weten in rustige omgeving, 3x herhalen en liefst gelijktijdig/simultaan links en rechts.

 

Gewrichtsonderzoek/bewegingsonderzoek:

-             Bewegingsonderzoek schouders; actieve elevatie van armen (abductie)

-             Bewegingsonderzoek heupen; passieve endo- en exorotatie

 

Algemeen internistisch onderzoek (uitgebreidheid afhankelijk van de differentiaaldiagnose)

 

Daarnaast, afhankelijk van de differentiaaldiagnose:

  • Temperatuur handen/voeten en aanwezigheid van het fenomeen van Raynaud
  • Huidafwijkingen (m.n. tekenen van kleine vaten/cutane vasculitis)
  • Perifere pulsaties: a. radialis, a. tibialis posterior en a. dorsalis pedis

       -      Souffles over:

  • carotis (hals)
  • axillaris (oksels)
  • hart
  • aorta abdominalis (buik)
  • iliaca (liezen)
  • Gezichtsveld/pupilreflexen:
  • Neurologisch onderzoek: kracht/reflexen
  • Uitgebreid gewrichtsonderzoek/bewegingsonderzoek
    • bewegingsonderzoek schouders: beperking in actieve/passieve elevatie (abductie), beperking in actieve/passieve anteflexie en beperking in actieve/passieve endo- en exorotatie
    • bewegingsonderzoek heupen: beperking in flexie, drukpijn liezen en trochanter major
    • beperking in beweeglijkheid van de nek
    • beperking in beweeglijkheid, pijn, warmte, zwelling en/of roodheid van  overige gewrichten (artritis) of pezen (tenosynovitis)

De GCA Probability Score (GCAPS), ontwikkeld door Laskou (2019) en extern gevalideerd in Schotland, Canada en Nederland in kleine retrospectieve studies, is een hulpmiddel in ontwikkeling welke de specialist kan helpen om een inschatting te maken of de patiënt verdacht van RCA een laag, intermediair dan wel hoog risico op RCA heeft (Laskou, 2019; Melville, 2021;, Neuman, 2022; Zarka, 2021).  De GCAPS is onder andere gebaseerd op bevindingen bij de anamnese, lichamelijk- en laboratorium onderzoek (zie appendix II en Module diagnostische testen). Deze score is echter momenteel nog onvoldoende gevalideerd om toepassing hiervan te kunnen aanbevelen in de Nederlandse praktijk.

 

In de vernieuwde ACR/EULAR RCA classificatie criteria (Ponte, 2022) worden de volgende klinische criteria meegenomen: ochtendstijfheid in de schouder/nekgordel, acuut visusverlies, kaak/tongclaudicatio, nieuwe hoofdpijn, gevoeligheid van de hoofdhuid en afwijkingen van de arteria temporalis. Het wordt echter afgeraden om deze classificatie criteria in de klinische praktijk als diagnostische criteria voor het stellen van de diagnose RCA toe te passen.

 

Rationale van de aanbevelingen
RCA is een ziekte met potentieel ernstige gevolgen zoals irreversibel visusverlies, een herseninfarct dan wel een gecompliceerd aneurysma van de aorta. Het diagnostische traject dient aan de ene kant het spectrum van RCA-manifestaties volledig in kaart te brengen en, aan de andere kant, mogelijke alternatieve diagnosen uit te sluiten, om onnodige behandeling met glucocorticoïden te voorkomen. Diagnostiek vindt derhalve bij voorkeur plaats in een spoed diagnostisch traject. Symptomen met een hoog positieve diagnostische waarde bij RCA zijn kaakclaudicatio, arm- of beenclaudicatio en het hebben van polymyalgia rheumatica. Bevindingen bij lichamelijk onderzoek met een hoog positieve diagnostische waarde bij RCA zijn verdikking van arteria temporalis, verlies van pulsaties van arteria temporalis, een pijnlijke arteria temporalis en het hebben van AION. 

Het is belangrijk om comorbiditeit te vragen om het risico op bijwerkingen door glucocorticoïden in te kunnen schatten.

Onderbouwing

Patiënten met verdenking op RCA dienen met spoed beoordeeld te worden door een medisch specialist met kennis en ervaring op het gebied van RCA, meestal een reumatoloog of internist. RCA wordt vaak in de praktijk nog steeds gezien als een vasculitis van de craniële arteriën (voorheen ‘arteriitis temporalis’), terwijl RCA een spectrum van ziekten omvat, bestaande uit craniële RCA (C-RCA) en grote vaten ook wel large vessel RCA (LV-RCA) met of zonder overlap met polymyalgia rheumatica (PMR). Patiënten met LV-RCA presenteren zich vaak op een atypische manier in de internistische praktijk, waarbij er nog een uitgebreide differentiaaldiagnose bestaat. Specifieke aandacht voor RCA in de anamnese en lichamelijk onderzoek helpt het stellen van een vroege diagnose en beperkt zoveel mogelijk overdiagnostiek bij deze patiëntengroep. Daarnaast kan de diagnose RCA gemist worden bij patiënten met PMR door het ontbreken van RCA-gerelateerde vragen bij de anamnese en het op RCA-gericht lichamelijk onderzoek. Een volledige anamnese en lichamelijk onderzoek zijn essentieel in het diagnostische traject van RCA, vooral bij patiënten met PMR.

Gezien de aard van de vraag is er geen systematisch literatuuronderzoek verricht. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de beschreven overwegingen (klinische praktijkervaring en bestaande literatuur).

  1. Dejaco C, Duftner C, Buttgereit F, Matteson EL, Dasgupta B. The spectrum of giant cell arteritis and polymyalgia rheumatica: revisiting the concept of the disease. Rheumatology (Oxford). 2017 Apr 1;56(4):506-515. doi: 10.1093/rheumatology/kew273. PMID: 27481272.
  2. van der Geest KSM, Sandovici M, Brouwer E, Mackie SL. Diagnostic Accuracy of Symptoms, Physical Signs, and Laboratory Tests for Giant Cell Arteritis: A Systematic Review and Meta-analysis. JAMA Intern Med. 2020 Oct 1;180(10):1295-1304. doi: 10.1001/jamainternmed.2020.3050. PMID: 32804186; PMCID: PMC7432275.
  3. Laskou F, Coath F, Mackie SL, Banerjee S, Aung T, Dasgupta B. A probability score to aid the diagnosis of suspected giant cell arteritis. Clin Exp Rheumatol. 2019 Mar-Apr;37 Suppl 117(2):104-108. Epub 2019 Feb 15. PMID: 30767870.
  4. Mackie SL, Dejaco C, Appenzeller S, Camellino D, Duftner C, Gonzalez-Chiappe S, Mahr A, Mukhtyar C, Reynolds G, de Souza AWS, Brouwer E, Bukhari M, Buttgereit F, Byrne D, Cid MC, Cimmino M, Direskeneli H, Gilbert K, Kermani TA, Khan A, Lanyon P, Luqmani R, Mallen C, Mason JC, Matteson EL, Merkel PA, Mollan S, Neill L, Sullivan EO, Sandovici M, Schmidt WA, Watts R, Whitlock M, Yacyshyn E, Ytterberg S, Dasgupta B. British Society for Rheumatology guideline on diagnosis and treatment of giant cell arteritis: executive summary. Rheumatology (Oxford). 2020 Mar 1;59(3):487-494. doi: 10.1093/rheumatology/kez664. PMID: 31970410.
  5. Melville AR, Donaldson K, Dale J, Ciechomska A. Validation of the Southend giant cell arteritis probability score in a Scottish single-centre fast-track pathway. Rheumatol Adv Pract. 2021 Dec 15;6(1):rkab102. doi: 10.1093/rap/rkab102. PMID: 35059557; PMCID: PMC8765789.
  6. NHG-werkgroep, Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis, verkregen via; https://richtlijnen.nhg.org/standaarden/polymyalgia-rheumatica-en-arteriitis-temporalis. 2010
  7. Neuman LM, van Nieuwland M, Vermeer M, Boumans D, Colin EM, Alves C. External validation of the giant cell arteritis probability score in the Netherlands. Clin Exp Rheumatol. 2022 May;40(4):787-792. doi: 10.55563/clinexprheumatol/ckvbpg. Epub 2021 Nov 29. PMID: 34874827.
  8. Ponte C, Grayson PC, Robson JC, Suppiah R, Gribbons KB, Judge A, Craven A, Khalid S, Hutchings A, Watts RA, Merkel PA, Luqmani RA; DCVAS Study Group. 2022 American College of Rheumatology/EULAR Classification Criteria for Giant Cell Arteritis. Arthritis Rheumatol. 2022 Nov 8. doi: 10.1002/art.42325. Epub ahead of print. PMID: 36350123.
  9. Zarka F, Rhéaume M, Belhocine M, Goulet M, Febrer G, Mansour AM, Troyanov Y, Starnino T, Meunier RS, Chagnon I, Routhier N, Bénard V, Ducharme-Bénard S, Ross C, Makhzoum JP. Colour Doppler ultrasound and the giant cell arteritis probability score for the diagnosis of giant cell arteritis: a Canadian single-centre experience. Rheumatol Adv Pract. 2021 Nov 10;5(3):rkab083. doi: 10.1093/rap/rkab083. PMID: 34859177; PMCID: PMC8633428.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 25-07-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Vasculitis Stichting

Algemene gegevens

Autorisatie van deze richtlijn is afgestemd met  Nederlands Huisartsen Genootschap.

 

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

 

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2019 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met reuscelarteriitis.

 

Samenstelling van de werkgroep

Werkgroep

  • Prof. Dr. E. Brouwer, reumatoloog, werkzaam in UMC Groningen, NVR, voorzitter van de werkgroep.
  • Drs. D. Boumans, reumatoloog, werkzaam in Ziekenhuisgroep Twente (t/m december 2022), NVR.
  • Prof. Dr. J. van der Laken, reumatoloog, werkzaam in Amsterdam UMC, NVR.
  • Dr. A. van der Maas, reumatoloog, werkzaam in Sint Maartenskliniek, NVR.
  • Dr. M. Sandovici, reumatoloog, werkzaam in UMC Groningen, NVR
  • Dr. K. Visser, reumatoloog, werkzaam in Hagaziekenhuis, NVR.
  • Dr. W. Eizenga, huisarts, NHG.
  • Dr. A.E. Hak, internist-klinisch immunoloog, werkzaam in Amsterdam UMC, NIV/NVvAKI.
  • Dr. D.J. Mulder, internist-vasculair geneeskundige werkzaam in UMC Groningen, NIV/NVIVG.
  • Dr. J.W. Pott, oogarts, werkzaam in UMC Groningen, NOG.
  • Mw. O. Vos, verpleegkundig specialist, werkzaam in Tergooi MC, V&VN.
  • Dhr. H. Spijkerman, fysiotherapeut, KNGF.
  • Mw. M. Deinema, patiëntvertegenwoordiger, vasculitis stichting.

Klankbordgroep

  • Dr. D. Paap, fysiotherapeut, werkzaam in UMC Groningen, KNGF.
  • Dr. R. Ruiter, internist ouderengeneeskunde, klinisch farmacoloog, werkzaam in Maasstad ziekenhuis, NIV/OGK.
  • Dr. T. Balvers, neuroloog, werkzaam in LUMC, NVN.
  • Prof. Dr. R.H.J.A. Slart, nucleair geneeskundige, werkzaam in UMC Groningen, NVNG.
  • Drs. G. Mecozzi, chirurg, werkzaam in UMC Groningen, NVT.
  • Dr. B.R. Saleem, chirurg, werkzaam in UMC Groningen, NVvH.
  • Mw. M. Esseboom, oefentherapeut, VvOCM.
  • Mw. J. Korlaar- Luigjes, verpleegkundige gespecialiseerd in reumatologie en vasculitis, werkzaam in Meander MC, V&VN.
  • Mw. M. van Engelen, patiëntvertegenwoordiger, vasculitis stichting.
  • Mw. O. van Eden, patiëntvertegenwoordiger, vasculitis stichting.

Met ondersteuning van

  • Drs. I. van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
  • Dr. M.M.A. Verhoeven, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Prof. Dr. E. Brouwer (voorzitter)

internist, reumatoloog

- Vanaf 2 april 2022 Bestuurslid stichting Auto-immune Research Collaboration Hub ARCH

 

Geen

Drs. D. Boumans

reumatoloog

- Lid OMERACT-US Large Vessel Vasculitis

- Consulterend reumatoloog Prisma Netwerk Siilo B.V.

-

Geen

Prof. Dr. J. van der Laken

reumatoloog

-

-

Geen

Dr. A. van der Maas

reumatoloog

Lid van de wetenschappelijke adviesraad van Medidact, werkzaamheden: meedenken over kopij/onderwerpen, soms artikelen en af en toe voorwoord/editorial schrijven

1. In ons ziekenhuis zijn we bezig met onderzoek naar PMR. Er loopt een korte proof-of-concept studie naar rituximab bij PMR, vooralsnog ongesubsidieerd. Er zijn geen partijen betrokken met financiële belangen bij de uitkomst. 2. We zijn verder een RCT aan het opzetten naar methotrexaat bij patiënten bij wie recent de diagnose PMR is gesteld. We hebben hiervoor subsidie toegezegd gekregen van ReumaNederland. Zij hebben geen financieel belang bij de uitkomst van dit onderzoek. 3. Onze afdeling werkt mee aan een sponsor geïnitieerde studie met sarilumab bij PMR. Onze afdeling krijgt een vergoeding voor het includeren en behandelen van patiënten in het kader van dit onderzoek. Los daarvan is er geen bijkomend financieel belang.

Geen

Dr. M. Sandovici

reumatoloog

-

PI ReumaNederland project: “A novel disease model for Giant Cell Arteritis: the antibody-independent role of B cells in the pathogenesis of Giant Cell Arteritis”

Geen

Dr. K. Visser

reumatoloog

commissie kwaliteit NVR, onbetaald; EULAR werkgroep aanbevelingen t.a.v. reumatische immuun gerelateerde bijwerkingen immunotherapie, onbetaald

HAGA reumatologie – sarilumab studie Sanofi

Geen

Dr. W. Eizenga

Huisarts

 

 

Geen

Dr. A.E. Hak

Internist, Klinisch immunoloog

 

Dr. A.E. Hak is coördinator van het door het Ministerie van VWS erkend Vasculitis Expertisecentrum AMC (actueel Amsterdam UMC, locatie AMC). Binnen dit expertisecentrum zijn patiënten met GCA in zorg, dan wel wordt van elders om expertise gevraagd (naast overige vormen van vasculitis). In dit kader wordt regelmatig overleg gevoerd met de Vasculitis Stichting (Patiëntenorganisatie).

Geen

Dr. D.J. Mulder

Internist, Vasculair geneeskundige

-

-

Geen

Dr. J.W. Pott

oogarts

Opleider Oogheelkunde UMCG, secretaris werkgroep Nederlandse Neuro-ophthalmology (NeNDS), Lid bestuur European Neuro-ophthalmology Society (EUNDS)

 

Geen

Mw. O. Vos

verpleegkundig specialist,

-

-

Geen

Dhr. H. Spijkerman

Fysiotherapeut

Lid stuurgroep Netwerk Multipele Sclerose Groningen (onbetaald), Lid Geriatrie Netwerk Groningen (onbetaald), Student post HBO - master Geriatrie - fysiotherapie te Breda. Verwachte afstudeerdatum: juni 2020 (onbetaald)

 

Geen

Mw. M. Deinema

patiëntvertegenwoordiger

 

--

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiënten perspectief door patiëntenverenigingen uit te nodigen voor de schriftelijke knelpuntenanalyse en een lid van de patiëntenvereniging af te vaardigen in de werkgroep. Het verslag hiervan is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenvereniging en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module verwijzing

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module diagnostiek

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module medicamenteuze behandeling

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module niet- medicamenteuze behandeling

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module monitoring

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met de schriftelijk knelpuntenanalyse. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door VvOCM, NIV, ZN, NVZ, NVR, IGJ, KNGF, VIG, NVZA, ReumaNederland, V&VN, Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland, NHG, KNMP, NOG via de schriftelijke knelpuntenanalyse. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten (Bijlage 1).

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

 

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139.

 

Schünemann, A Holger J [corrected to Schünemann, Holger J]. PubMed PMID: 18483053; PubMed Central PMCID: PMC2386626.

 

Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc. 2016 Oct;104(4):320-324. PubMed PMID: 27822157; PubMed Central PMCID: PMC5079497.

Volgende:
Medicatie