Colorectaal carcinoom (CRC)

Initiatief: NVVH Aantal modules: 79

Endoscopische of chirurgische lokale excisie vroegcarcinoom colon

Uitgangsvraag

Wanneer en op welke wijze dient een lokale excisie van een verdachte poliep in het colon verricht te worden?

De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:

  1. Welke verdachte poliepen komen wel of niet in aanmerking voor een en bloc lokale excisie?
  2. Welke lokale excisie techniek dient te worden toegepast?
  3. Hoe dient het preparaat na de lokale excisie te worden aangeleverd voor optimale histologische analyse?

Aanbeveling

Algemeen

 

Maak geen CT abdomen alvorens een lokale excisie te verrichten van een verdachte poliep.

 

Lever het resectiepreparaat van een verdachte poliep altijd georiënteerd aan voor optimale histologische beoordeling.

 

Gesteelde poliepen

 

Verwijder altijd gesteelde poliepen met verdenking op submucosale invasie met een en bloc lokale excisie in verband met het lage risico op lokaal recidief en metastasering.

 

Niet-gesteelde poliepen

 

Maak een inschatting van de aanwezigheid en de diepte van submucosale invasie van een verdachte poliep door middel van (virtuele) chromoendoscopie voorafgaand aan een lokale excisie.

 

Maak een inschatting van de aanwezigheid en de diepte van submucosale invasie van een verdachte poliep door middel van (virtuele) chromoendoscopie voorafgaand aan een lokale excisie.

 

Verricht geen piecemeal resectie van een verdachte poliep.

 

Verwijder een verdachte poliep op basis van optische diagnostiek, met een en bloc lokale excisie techniek die leidt tot vrije resectiemarges voor zowel het laterale als ook het diepe resectievlak. Maak de keuze voor een lokale excisietechniek voor niet-gesteelde poliepen op basis van de verwachte diepte van invasie, de omvang van de poliep, en de locatie in het colon.

 

Bespreek de strategie voor de behandeling (lokale excisie of primair oncologische resectie) van een potentieel diep-submucosaal invasieve verdachte poliep in een multidisciplinair overleg, en bespreek dit ook met de patiënt. Laat hierin de individuele behandeldoelen, patientvoorkeuren en risico’s meewegen.

Overwegingen

Er is een balans tussen het behalen van het maximaal oncologische effect en het effect van deze oncologische behandeling op de kwaliteit van leven. Een oncologische segment resectie met meenemen van de drainerende lymfeklieren (D2 resectie) is de meest effectieve oncologische ingreep met de laagste kans op recidief coloncarcinoom. Echter, de mortaliteit van colonchirurgie van T1 coloncarcinoom is vergelijkbaar tussen de verschillende T stadia (Vermeer, 2019). De meerwaarde van een primaire oncologische resectie ten opzichte van een lokale excisie dient te worden gewogen tegen de nadelen van een oncologische resectie. Met de patiënt dienen deze overwegingen te worden besproken alvorens tot een behandeladvies te komen. Voor de individuele behandeldoelen, patientvoorkeuren, en risico’s bij kwestbare patiënten wordt verwezen naar module 3.2.  

 

Gesteelde poliepen met een T1 coloncarcinoom

Ongeveer 35% tot 40% van alle T1-coloncarcinomen heeft een gesteelde morfologie (Kessels, 2019). Verschillende studies hebben aangetoond dat gesteelde poliepen een lager risico hebben op een lokaal recidief en metastasen, en dat deze poliepen veelal met liscoagulatie radicaal zijn te verwijderen (Kessels, 2019). Derhalve is kans op een pT1 zonder histologische risicofactoren hoog en dienen alle verdachte gesteelde poliepen eerst endoscopisch te worden verwijderd met liscoagulatie (Shaukat, 2020). Als de omvang van de poliep te groot is voor liscoagulatie is het doornemen van de steel met ESD techniek een goed alternatief (Chiba, 2020).

 

Niet-gesteelde verdachte poliep in het colon

Wanneer een lokale excisie

In een studie van Currie (2016) in een Markov analyse werd oncologische resectie vergeleken met een endoscopische resectie. Hierbij werd complementerende chirurgie na een endoscopische resectie vergeleken met direct een oncologische resectie. Het model werd doorgerekend voor 2 verschillende leeftijd categorieën en met of zonder co-morbiditeit. De conclusie was dat een endoscopische resectie te prefereren was voor de T1 coloncarcinoom met laag risico op lymfekliermetastasen (laag risico T1 coloncarcinoom), en ook voor groepen met een hoog risico op lymfekliermetastasen, bij groepen met co-morbiditeit en leeftijd > 80 jaar. Daarnaast hebben verschillende studies inmiddels aangetoond dat de strategie met primair een lokale excisie gevolgd door een complementerende chirurgie eenzelfde oncologische uitkomst kent als primair een chirurgische resectie (Overwater, 2018; Nian, 2021; Oh, 2021; Tian, 2021). Hierbij dient wel onderscheid te worden gemaakt tussen een verdachte poliep met verdenking op oppervlakkige submucosale invasie versus diepe submucosale invasie. Bij oppervlakkige submucosale invasie is de kans op een pT1 zonder histologische risicofactoren > 70% (Fuccio, 2017) hetgeen bij verdenking diepe invasie eerder 45 tot 50% is.(Zwager, 2021; Moons, 2022). 

 

Selectie van verdachte poliep voor een lokale excisie

Beeldvorming met CT-Abdomen

Door de zeer matige sensitiviteit en vooral specificiteit van een CT-Abdomen voor het bepalen van de diepte van invasie in de wand (T stadium) alsook de aan- of afwezigheid van lymfekliermetastasen (N-stadium), wordt niet geadviseerd voorafgaand aan een lokale excisie een CT-Abdomen te verrichten, maar de optische diagnostiek te gebruiken voor het inschatten van de diepte van invasie en daarmee de voorkleur voor een primaire chirurgische resectie dn wel eerst een lokale excisie. De kans op synchrone lever-, of long metastasen bij een T1 CRC is 0.5% en treedt vooral op bij T1 CRCs met histologische risicofactoren voor lymfekliermetastasen. Dit rechtvaardigt daarmee niet uitgebreide stadiering voorafgaand aan een lokale excisie. Zeker daar een aanzienlijke proportie van de verdachte poliepen geen pT1 coloncarcinoom zal bevatten. Voor een uitgebreide toelichting voor het gebruik van de  CT-Abdomen bij stadium I coloncarcinomen wordt verwezen naar module 2.3.

 

(Virtuele) Chromoendoscopie

Voor het inschatten van het T stadium is in het colon (virtuele) chromoendoscopie beschikbaar. Door gebruik te maken van (virtuele) chromoendoscopie kan een onderscheid worden gemaakt tussen oppervlakkige invasie en diepe invasie. Op basis van deze inschatting moet de juiste techniek worden gekozen voor een lokale excisie van het T1 coloncarcinoom, dan wel de keuze om primair een oncologische segment resectie te verrichten. Voor een diepgaande bespreking van de virtuele chromoendoscopie bij verdenking T1 carcinoom wordt verwezen naar de richtlijn poliepectomie in het colon en rectum (link) Bij verdenking op ≥ T2 invasie wordt aangeraden primair een chirurgische resectie te verrichten.

 

Keuze van een resectietechniek

EMR (ook onderwater EMR met een grotere kans op een R0 resectie) verkrijgt onvoldoende vaak een R0 resectie bij een verdachte poliep, en dient derhalve vermeden te worden (Backes, 2019; Fukuda, 2021). De diepte van invasie is bepalend voor de keuze voor resectie techniek. Alhoewel er een hoog percentage R0 resectie wordt verkregen met ESD bij beperkte invasie in de submucosa (< 1000 µm, Sm1), neemt deze af bij diepere invasie in de submucosa (T1b; Sm2-Sm3) af tot 40-65% (Watanabe, 2018; Spadaccini, 2022). Een Sm3 is niet met ESD radicaal te verwijderen (Spadaccini, 2022). Derhalve moet bij verdenking op diepe submucosale invasie worden gekozen voor een full thickness excisie. Voor een full thickness lokale excisie zijn twee technieken beschikbaar (eFTR en CELS) die beide nog niet uitvoerig zijn geëvalueerd op lange termijn oncologische uitkomsten. eFTR is een recent nieuwe endoscopie techniek, met korte leercurve, waarbij een endoscopische full thickness resectie kan worden verricht. De R0 resectie neemt echter bij afwijkingen groter dan 15 mm snel af tot een R0 resectie van 60% boven de 20 mm (Schmidt, 2018; Kuellmer, 2019; Zwager, 2020; Didden, 2022). Voor afwijkingen groter dan 20 mm wordt aangeraden te kiezen voor primair een oncologische resectie dan wel een lokale excisie met CELS. Bij afwijkingen tussen de 15 en 20 mm is het afhankelijk van de bereikbaarheid, en de verwachte kans de poliep in zijn geheel in de cap te trekken (afhankelijk van fixatie aan de wand, en verwachte diepte van invasie) om te kiezen voor eFTR dan wel CELS. De keuze voor een techniek is tevens afhankelijk van de aanwezigheid van lokale expertise met de verschillende technieken. Er zijn geen vergelijkende studies die superioriteit van de verschillende technieken heeft onderzocht.

 

Verdachte poliepen met oppervlakkige invasie kunnen zowel met eFTR of met ESD worden verwijderd indien < 15-20 mm. Indien groter dan 20 mm, moet worden gekozen voor een ESD. Bij poliepen met een verdenking op diepe invasie kunnen met eFTR worden verwijderd indien < 15 tot 20 mm. Voor poliepen < 30 mm is een CELS het alternatief voor een endoscopische lokale full thickness excisie. Bij diepe submucosaal invasieve T1 coloncarcinoom > 30 mm is het beter primair een oncologische segment resectie te verrichten vanwege de lage kans op een R0 resectie. Technieken met een full thickness resectie waarbij er een toegang ontstaat tot de vrije buikholte (zogenaamde exposed full thickness resectie) moet worden vermeden in verband met de kans op peritoneale verspreiding.

 

Aanleveren en verwerking van het resectiepreparaat

De prevalentie van T1 coloncarcinomen in poliepen kleiner dan 10 mm is heel laag ten opzichte van poliepen van 10 mm of groter, en het overgrote deel is niet diep invasief (Gupta, 2012; Sakamoto, 2013). Uit praktische overwegingen wordt ervoor gekozen om fotografisch te documenteren en te inkten bij georiënteerd aangeleverde poliepectomie preparaten vanaf 10 mm of bij endoscopisch poliepen verdacht voor T1 coloncarcinoom.

 

In de huidige aanbeveling wijken we af van de Engelse richtlijnen (Royal College of Pathologists, 2017; NHS, 2018) en oorspronkelijke beschrijving van Burroughs en Williams (2000), in de zin dat we het meest bedreigde resectievlak leidend laten zijn voor de oriëntatie van de lamellen. Dit om te voorkomen dat er kleine niet te oriënteren restant driehoekjes ontstaan die de beoordeling van het resectievlak compromitteren.

 

In de Europese richtlijn (Quirke, 2011) staat aanbevolen om bij de histologische beoordeling standaard meerdere niveaus te snijden van blokken van neoplastische laesies. De winst die hiermee te behalen is, is onzeker en het proces is arbeidsintensief, mede gezien de huidige aanbeveling om de neoplastische laesies reeds totaal in te sluiten. Deze aanbeveling is daarom vooralsnog niet overgenomen.

 

Voor een uitgebreide beschrijving van het aanleveren van het preparaat voor behoud van oriëntatie van gesteelde en niet gesteelde poliepen voor maximale histologische beoordeling verwijzen we naar de betreffende module in de richtlijn poliepectomie van het colon en rectum.

Onderbouwing

Elke poliep, onafhankelijk van de omvang, met optische kenmerken voorspellend voor de aanwezigheid van submucosale invasie (T1 carcinoom) worden beschouwd als een verdachte poliep. In de definitie van een verdachte poliep voor het colon, is omvang niet meegenomen, omdat de omvang van de poliep van onvoldoende voorspellende waarde is voor de aanwezigheid van een T1 colon carcinoom. Het grootste gedeelte van de T1 coloncarcinomen is kleiner dan 20 mm. Voor een uitgebreide toelichting op welke optische kenmerken de aanwezigheid van een T1 coloncarcinoom voorspellen, wordt naar de richtlijn poliepectomie in colon en rectum verwezen.

 

Een T1 coloncarcinoom leent zich bij uitstek voor een lokale excisie door het relatief lage risico op lokaal recidief en metastasering naar de lymfeklieren. Er zijn inmiddels verschillende technieken voor een lokale mucosale excisie beschikbaar zoals Endoscopische Mucosale resecties (EMR), Endoscopische Submucosale Dissectie (ESD), en voor een volledige wand (full thickness) excisie met endoscopische full thickness resectie (eFTR) en een gecombineerde laparoscopische endoscopische lokale excisie (CELS).

 

De belangrijkste vragen zijn wanneer een lokale excisie zinvol is en wanneer primair voor een oncologische resectie moet worden gekozen, en welke modaliteit lokale excisie (mucosale excisie versus full thickness excisie) de voorkeur heeft bij een verdachte poliep van het colon.

Samenvatting van internationale richtlijnen en consensusdocumenten

PICO 1

De ESMO guideline (Argiles, 2020) adviseert een lokale complete en bloc excisie van alle poliepen met verdenking op een carcinoom (zowel intramucosaal als submucosaal invasief) als de morfologie van de poliep het toelaat. 

 

De JSCCR richtlijn (Hashiguchi, 2020) adviseert een complete en bloc excisie voor elke poliep met verdenking op een carcinoom met slechts oppervlakkige invasie in de submucosa. De indicatie voor een lokale excisie wordt bepaald door de voorspelde diepte van invasie met (virtuele) chromoendoscopie en de haalbaarheid van een complete en bloc lokale excisie. De lokale excisie heeft als doel zowel diagnostisch als curatief te kunnen zijn.

 

De ACPGBI richtlijn (Williams, 2013) adviseert een complete en bloc lokale excisie voor poliepen verdacht voor submucosale invasie indien een complete lokale resectie haalbaar is.

 

De ESGE richtlijnen stelt dat poliepen verdacht voor oppervlakkige submucosale invasie worden verwijderd met een complete en bloc excisie. De verdenking op submucosale invasie en de diepte van submucosale invasie wordt bepaald aan de hand van morfologische kenmerken in combinatie met (virtuele) chromoendoscopie (Pimentel-Nunes, 2015; Ferlitsch, 2017; Bisschops, 2019).

 

PICO 2

De ESMO richtlijn doet geen uitspraak over de modaliteit van eerste keuze voor de complete en bloc excisie van de poliep met verdenking op carcinoom. 

 

Vroegcarcinomen tot 20 mm zonder kenmerken van diepe invasie kunnen met endoscopische mucosale resectie (EMR) worden verwijderd. Alle vroegcarcinomen zonder tekenen van diepe invasie, ongeacht omvang, kunnen met endoscopische submucosale dissectie (ESD) worden verwijderd (Pimentel-Nunes, 2015; Ferlitsch, 2017). DE JSCCR en ESGE doen geen uitspraken overfull thickness resectie technieken (eFTR of CELS).

 

ACPGBI richtlijn (Williams, 2013) spreekt zich uit tegen een piecemeal resectie van een poliep verdacht voor submucosale invasie vanwege de problemen met histologische beoordeling van de risicofactoren en de hoge kans op lokaal recidief. De ACPGBI adviseert een techniek te kiezen met de grootste kans op zowel vrije laterale als verticale snijranden.

 

De ASGE richtlijn adviseert een complete en bloc lokale excisie van alle gesteelde poliepen, en van niet-gesteelde poliepen met een non-granulaire morfologie, met een depressie, of een granulaire poliepen met een dominante nodule (Shaukat, 2020). Hierin wordt niet specifieke een voorkeur uitgesproken voor een specifieke en bloc lokale excisietechniek.

 

PICO 3

Alleen de ACPGBI en de ESGE stellen dat zowel de verrichter van de lokale excisie als de patholoog beide verantwoordelijk zijn voor een optimale histologische beoordeling van het preparaat. De verrichter dient informatie over de omvang, locatie en morfologie (gesteeld, sessiel of vlak), de aard van de excisie (en bloc of piecemeal), macroscopische beoordeling van de compleetheid, en de verdenking op maligniteit te verschaffen in de aanvraag. De poliep moet bij verdenking op maligniteit bij voorkeur worden opgespeld (kurk of paraffine). De naalden worden geplaatst aan de periferie van het preparaat met de mucosale zijde naar boven. De naald moet niet door een verdacht gebied worden geplaatst, en het preparaat moet bij het opspelden niet worden opgerekt om inscheuren te voorkomen(Pimentel-Nunes, 2015) (Ferlitsch, 2017).

 

Samenvatting van systematische reviews en meta-analyses

Er zijn enkele meta-analyses beschikbaar van observationele cohorten, veelal retrospectief, die hebben gekeken naar percentage en bloc resecties, R0-resecties, curatieve resecties, percentage lokaal recidieven en 3-, en 5-jaars overleving. De individuele onderzoeken zijn echter vaak een mix van invasieve en niet-invasieve poliepen, onderhevig aan een significante selectiebias, en verschillen van de fase waarin de techniek wordt geïntroduceerd. Derhalve lijkt een echte vergelijking tussen technieken niet goed mogelijk.

 

PICO 1

Recent zijn er twee meta-analyses uitgevoerd naar optische kenmerken die geassocieerd zijn met de aanwezigheid van een T1 carcinoom en een voorspelling van de invasiediepte in de submucosa (Backes, 2017; Zhang, 2017). In de meta-analyse van Backes (2017), had NBI een sensitiviteit van 0.85 (95%CI0.75 tot 0.91), chromoendoscopie 0.90 (95%CI 0.83 tot 0.94), en morfologische kenmerken alleen een sensitiviteit tussen de 0.21- en 0.46. Voor de optische diagnose voor diepe submucosale invasie (Sm2-Sm3/ > 1000 µm), had NBI een sensitiviteit van 0.77 (95%CI 0.68 tot 0.84), en chromoendoscopie 0.81 (95%CI 0.76 tot 0.87). In de meta-analyse van Zhang (2017) had NBI een pooled sensitivity van 0.74 (95%CI 0.66 tot 0.81), en chromoendoscopie 0.84 (95%CI .76 tot 0.89) voor de diagnose diepe submucosale invasie.

 

Voor de meta-analyses over de waarde van CT-Abdomen voor het bepalen van het T stadium wordt verwezen naar module 2.3.

 

PICO 2 Welke lokaal minimaal invasieve resectie techniek dient te worden toegepast

EMR versus ESD

Wang (2016) includeerde in een systematische review 6 case-control studies met in totaal 1642 poliepen (776 ESD en 866 EMR) . ESD was geassocieerd met een hoger en bloc resectie percentage (88% versus 44%), lager lokaal recidief percentage (1% versus 13%) dan EMR (Wang, 2016). De Ceglie (2016) vergeleek studies waarin EMR is verricht (n=11.873 behandelde poliepen) met studies waarin ESD (n=6.077 behandelde poliepen) is verricht (De Ceglie, 2016). ESD was geassocieerd met een hoger percentage en bloc resecties (91% versus 63%), een lager recidief percentage (1% versus 10%). Een meta-analyse van de groep van Arezzo, heeft ESD vergeleken met EMR. Zij betrokken 11 studies, met daarin 4678 patiënten. ESD was geassocieerd met een hoger percentage en bloc resecties (90% versus 35%), hoger R0 resectie percentage (80% versus 36%). Dit review deed geen uitspraken over de kans op een lokaal recidief. Een recente meta-analyse vond een incidentie van 15.7% voor een submucosaal invasief carcinoom in de poliepen behandeld met ESD (n= 11260 behandelde poliepen) (Fuccio, Repici, 2018). Dit betrof wel studies met een ESD voor alle poliepen > 20 mm strategie, en betrof zowel rectum als colon).

 

ESD versus full thickness resectie (eFTR of CELS)

Er bestaan geen meta-analyses van studies die ESD versus een full thickness resectie hebben vergeleken.

 

PICO 3

Er zijn geen meta-analyses verricht naar het optimaal aanleveren van het excisiepreparaat naar de patholoog voor een optimale histologische beoordeling

Uitkomstmaten

  • Technisch succes.
  • R0 resectie.
  • Proportie T1/T2 coloncarcinomen in lokale excisies zonder de histologische risicofactoren lymfovasculaire invasie, hooggradige (BD2-3) tumor budding en slechte (G3) differentiatie. Overleving.
  • 3-, of 5 jaar ziektevrije overleving.
  • Complicaties.

PICO 1 Hoe dienen verdachte poliepen te worden geselecteerd voor een lokale excisie

P:         patiënten met een poliep verdacht voor submucosale invasie in het colon;

I:          optische diagnostiek + beeldvorming met CT-abdomen;

C:         optische diagnostiek;

O:        proportie pT1 CRCs, proportie pT1 CRCs zonder histologische risicofactoren, proportie T1 CRCs zonder lymfekliermetastasen, proportie ³T2 coloncarcinomen, complicaties.

 

PICO 2a Op welke wijze dient een lokale excisie van een verdachte poliep te worden verricht?

P:         patiënten met een verdachte poliep met verdenking op oppervlakkige submucosale invasie (cT1N0) van het colon;

I:          ESD, eFTR, of CELS;

C:         EMR;

O:        R0 resectie, percentage lokaal recidief, percentage pT1 coloncarcinomen zonder histologische risicofactoren, 3-, en 5-jaarsoverleving, ziekte vrije overleving, morbidteit, kosten, complicaties.

 

PICO 2b Op welke wijze dient een lokale excisie van een verdachte poliep te worden verricht?

P:         patiënten met een verdachte poliep met verdenking op diepe submucosale invasie (cT1N0) van het colon;

I:          ESD;

C:         eFTR of CELS;

O:        R0 resectie, percentage lokaal recidief, percentage pT1 coloncarcinomen zonder histologische risicofactoren, 3-, en 5-jaarsoverleving, ziekte vrije overleving, morbidteit, kosten, complicaties.

 

PICO 3 Hoe dient het preparaat na de resectie te worden aangeleverd voor optimale histologische analyse?

P:         patiënten met een verdachte poliep van het colon met een lokale excisie;

I:          aanleveren aan de patholoog zonder oriëntatie;

C:         opspelden van het preparaat voor oriëntatie;

O:        histologische beoordeelbaarheid, percentage cases met tangentie, percentage R0 resectie.

  1. Argiles, G., J. Tabernero, R. Labianca, D. Hochhauser, R. Salazar, T. Iveson, P. Laurent-Puig, P. Quirke, T. Yoshino, J. Taieb, E. Martinelli, D. Arnold and E. G. Committee (2020). "Localised Colon Cancer: ESMO Clinical Practice Guidelines for Diagnosis, Treatment and Follow-up." Ann Oncol.
  2. Backes, Y., A. Moss, J. B. Reitsma, P. D. Siersema and L. M. Moons (2017). "Narrow Band Imaging, Magnifying Chromoendoscopy, and Gross Morphological Features for the Optical Diagnosis of T1 Colorectal Cancer and Deep Submucosal Invasion: A Systematic Review and Meta-Analysis." Am J Gastroenterol 112(1): 54-64.
  3. Backes, Y., M. P. Schwartz, F. Ter Borg, F. H. J. Wolfhagen, J. N. Groen, W. H. de Vos Tot Nederveen Cappel, J. van Bergeijk, J. M. J. Geesing, B. W. M. Spanier, P. Didden, F. P. Vleggaar, M. M. Lacle, S. G. Elias, L. M. G. Moons and T. C. R. C. W. G. Dutch (2019). "Multicentre prospective evaluation of real-time optical diagnosis of T1 colorectal cancer in large non-pedunculated colorectal polyps using narrow band imaging (the OPTICAL study)." Gut 68(2): 271-279.
  4. Bisschops, R., J. E. East, C. Hassan, Y. Hazewinkel, M. F. Kaminski, H. Neumann, M. Pellise, G. Antonelli, M. Bustamante Balen, E. Coron, G. Cortas, M. Iacucci, M. Yuichi, G. Longcroft-Wheaton, S. Mouzyka, N. Pilonis, I. Puig, J. E. van Hooft and E. Dekker (2019). "Advanced imaging for detection and differentiation of colorectal neoplasia: European Society of Gastrointestinal Endoscopy (ESGE) Guideline - Update 2019." Endoscopy 51(12): 1155-1179.
  5. Chiba, H., J. Tachikawa, J. Arimoto, K. Ashikari, H. Kuwabara, M. Nakaoka, T. Goto, T. Higurashi, T. Muramoto, K. Ohata and A. Nakajima (2020). "Endoscopic submucosal dissection of large pedunculated polyps with wide stalks: a retrospective multicenter study." Endoscopy.
  6. De Ceglie, A., C. Hassan, B. Mangiavillano, T. Matsuda, Y. Saito, L. Ridola, P. Bhandari, F. Boeri and M. Conio (2016). "Endoscopic mucosal resection and endoscopic submucosal dissection for colorectal lesions: A systematic review." Crit Rev Oncol Hematol 104: 138-155.
  7. Didden, P., R. van Eijck van Heslinga, M. P. Schwartz, R. Arensman, F. P. Vleggaar, W. de Graaf, A. D. Koch, M. Doukas, M. M. Lacle and L. M. Moons (2022). "Relevance of polyp size for primary endoscopic full-thickness resection (eFTR) of suspected T1CRCs." Endoscopy.
  8. Ferlitsch, M., A. Moss, C. Hassan, P. Bhandari, J. M. Dumonceau, G. Paspatis, R. Jover, C. Langner, M. Bronzwaer, K. Nalankilli, P. Fockens, R. Hazzan, I. M. Gralnek, M. Gschwantler, E. Waldmann, P. Jeschek, D. Penz, D. Heresbach, L. Moons, A. Lemmers, K. Paraskeva, J. Pohl, T. Ponchon, J. Regula, A. Repici, M. D. Rutter, N. G. Burgess and M. J. Bourke (2017). "Colorectal polypectomy and endoscopic mucosal resection (EMR): European Society of Gastrointestinal Endoscopy (ESGE) Clinical Guideline." Endoscopy 49(3): 270-297.
  9. Fuccio, L., C. Hassan, T. Ponchon, D. Mandolesi, A. Farioli, A. Cucchetti, L. Frazzoni, P. Bhandari, C. Bellisario, F. Bazzoli and A. Repici (2017). "Clinical outcomes after endoscopic submucosal dissection for colorectal neoplasia: a systematic review and meta-analysis." Gastrointest Endosc 86(1): 74-86 e17.
  10. Fuccio, L., A. Repici, C. Hassan, T. Ponchon, P. Bhandari, R. Jover, K. Triantafyllou, D. Mandolesi, L. Frazzoni, C. Bellisario, F. Bazzoli, P. Sharma, T. Rosch and D. K. Rex (2018). "Why attempt en bloc resection of non-pedunculated colorectal adenomas? A systematic review of the prevalence of superficial submucosal invasive cancer after endoscopic submucosal dissection." Gut 67(8): 1464-1474.
  11. Fukuda, H., Y. Takeuchi, A. Shoji, M. Miyake, K. Matsueda, T. Inoue, K. Waki, Y. Shimamoto, M. Kono, H. Iwagami, H. Nakahira, N. Matsuura, S. Shichijo, A. Maekawa, T. Kanesaka, S. Yamamoto, K. Higashino, N. Uedo and R. Ishihara (2021). "Curative value of underwater endoscopic mucosal resection for submucosally invasive colorectal cancer." J Gastroenterol Hepatol 36(9): 2471-2478.
  12. Hashiguchi, Y., K. Muro, Y. Saito, Y. Ito, Y. Ajioka, T. Hamaguchi, K. Hasegawa, K. Hotta, H. Ishida, M. Ishiguro, S. Ishihara, Y. Kanemitsu, Y. Kinugasa, K. Murofushi, T. E. Nakajima, S. Oka, T. Tanaka, H. Taniguchi, A. Tsuji, K. Uehara, H. Ueno, T. Yamanaka, K. Yamazaki, M. Yoshida, T. Yoshino, M. Itabashi, K. Sakamaki, K. Sano, Y. Shimada, S. Tanaka, H. Uetake, S. Yamaguchi, N. Yamaguchi, H. Kobayashi, K. Matsuda, K. Kotake, K. Sugihara, C. Japanese Society for Cancer of the and Rectum (2020). "Japanese Society for Cancer of the Colon and Rectum (JSCCR) guidelines 2019 for the treatment of colorectal cancer." Int J Clin Oncol 25(1): 1-42.
  13. Kessels, K., Y. Backes, S. G. Elias, A. van den Blink, G. J. A. Offerhaus, J. D. van Bergeijk, J. N. Groen, T. C. J. Seerden, M. P. Schwartz, W. H. de Vos Tot Nederveen Cappel, B. W. M. Spanier, J. M. J. Geesing, M. Kerkhof, P. D. Siersema, P. Didden, J. J. Boonstra, L. A. Herrero, F. H. J. Wolfhagen, F. Ter Borg, A. U. van Lent, J. S. Terhaar Sive Droste, W. L. Hazen, R. W. M. Schrauwen, F. P. Vleggaar, M. M. Lacle, L. M. G. Moons and T. C. C. W. G. Dutch (2019). "Pedunculated Morphology of T1 Colorectal Tumors Associates With Reduced Risk of Adverse Outcome." Clin Gastroenterol Hepatol 17(6): 1112-1120 e1111.
  14. Kuellmer, A., J. Mueller, K. Caca, P. Aepli, D. Dakkak, B. Schumacher, A. Glitsch, C. Schafer, I. Wallstabe, C. Hofmann, A. Erhardt, B. Meier, D. Bettinger, R. Thimme, A. Schmidt and F. s. group (2019). "Endoscopic full-thickness resection for early colorectal cancer." Gastrointest Endosc.
  15. Moons, L. M., B. Bastiaansen, M. Richir, W. L. Hazen, J. Tuynman, S. G. Elias, R. W. M. Schrauwen, F. P. Vleggaar, E. Dekker, P. Bos, A. Farina Sarasqueta, M. M. Lacle, R. Hompes and P. Didden (2022). "Endoscopic intermuscular dissection (EID) for deep submucosal invasive cancer in the rectum- a new endoscopic approach." Endoscopy.
  16. Nian, J., L. Tao and W. Zhou (2021). "Prior endoscopic resection does not affect the outcome of secondary surgery for T1 colorectal cancer, a systematic review and meta-analysis." Int J Colorectal Dis.
  17. Oh, E. H., N. Kim, S. W. Hwang, S. H. Park, D. H. Yang, B. D. Ye, S. J. Myung, S. K. Yang, C. S. Yu, J. C. Kim and J. S. Byeon (2021). "Comparison of long-term recurrence-free survival between primary surgery and endoscopic resection followed by secondary surgery in T1 colorectal cancer." Gastrointest Endosc.
  18. Overwater, A., K. Kessels, S. G. Elias, Y. Backes, B. W. M. Spanier, T. C. J. Seerden, H. J. M. Pullens, W. H. de Vos Tot Nederveen Cappel, A. van den Blink, G. J. A. Offerhaus, J. van Bergeijk, M. Kerkhof, J. M. J. Geesing, J. N. Groen, N. van Lelyveld, F. Ter Borg, F. Wolfhagen, P. D. Siersema, M. M. Lacle, L. M. G. Moons and T. C. R. C. W. G. Dutch (2018). "Endoscopic resection of high-risk T1 colorectal carcinoma prior to surgical resection has no adverse effect on long-term outcomes." Gut 67(2): 284-290.
  19. Pimentel-Nunes, P., M. Dinis-Ribeiro, T. Ponchon, A. Repici, M. Vieth, A. De Ceglie, A. Amato, F. Berr, P. Bhandari, A. Bialek, M. Conio, J. Haringsma, C. Langner, S. Meisner, H. Messmann, M. Morino, H. Neuhaus, H. Piessevaux, M. Rugge, B. P. Saunders, M. Robaszkiewicz, S. Seewald, S. Kashin, J. M. Dumonceau, C. Hassan and P. H. Deprez (2015). "Endoscopic submucosal dissection: European Society of Gastrointestinal Endoscopy (ESGE) Guideline." Endoscopy 47(9): 829-854.
  20. Schmidt, A., T. Beyna, B. Schumacher, A. Meining, H. J. Richter-Schrag, H. Messmann, H. Neuhaus, D. Albers, M. Birk, R. Thimme, A. Probst, M. Faehndrich, T. Frieling, M. Goetz, B. Riecken and K. Caca (2018). "Colonoscopic full-thickness resection using an over-the-scope device: a prospective multicentre study in various indications." Gut 67(7): 1280-1289.
  21. Shaukat, A., T. Kaltenbach, J. A. Dominitz, D. J. Robertson, J. C. Anderson, M. Cruise, C. A. Burke, S. Gupta, D. Lieberman, S. Syngal and D. K. Rex (2020). "Endoscopic Recognition and Management Strategies for Malignant Colorectal Polyps: Recommendations of the US Multi-Society Task Force on Colorectal Cancer." Gastrointest Endosc 92(5): 997-1015 e1011.
  22. Spadaccini, M., M. J. Bourke, R. Maselli, M. Pioche, P. Bhandari, J. Jacques, A. Haji, D. Yang, E. Albeniz, M. F. Kaminski, H. Messmann, A. Herreros de Tejada, S. Sferrazza, B. Pekarek, J. Rivory, S. Geyl, S. Gulati, P. Draganov, N. Shahidi, E. Hossain, C. Fleischmann, E. Vespa, A. Iannone, A. Alkandari, C. Hassan, A. Repici and E. S. D. W. Alliance (2022). "Clinical outcome of non-curative endoscopic submucosal dissection for early colorectal cancer." Gut.
  23. Tian, Y., L. Rong and Y. Ma (2021). "Surgical resection after endoscopic resection in patients with T1 colorectal cancer: a meta-analysis." Int J Colorectal Dis 36(3): 457-466.
  24. Vermeer, N. C. A., Y. Backes, H. S. Snijders, E. Bastiaannet, G. J. Liefers, L. M. G. Moons, C. J. H. van de Velde, K. Peeters and T. C. C. W. G. Dutch (2019). "National cohort study on postoperative risks after surgery for submucosal invasive colorectal cancer." BJS Open 3(2): 210-217.
  25. Wang, S., S. Gao, W. Yang, S. Guo and Y. Li (2016). "Endoscopic submucosal dissection versus local excision for early rectal cancer: a systematic review and meta-analysis." Tech Coloproctol 20(1): 1-9.
  26. Watanabe, D., T. Toyonaga, M. Ooi, T. Yoshizaki, Y. Ohara, S. Tanaka, F. Kawara, T. Ishida, Y. Morita, E. Umegaki, T. Matsuda, Y. Sumi, M. Nishio, H. Yokozaki and T. Azuma (2018). "Clinical outcomes of deep invasive submucosal colorectal cancer after ESD." Surg Endosc 32(4): 2123-2130.
  27. Williams, J. G., R. D. Pullan, J. Hill, P. G. Horgan, E. Salmo, G. N. Buchanan, S. Rasheed, S. G. McGee, N. Haboubi, B. Association of Coloproctology of Great and Ireland (2013). "Management of the malignant colorectal polyp: ACPGBI position statement." Colorectal Dis 15 Suppl 2: 1-38.
  28. Zhang, Q. W., L. M. Teng, X. T. Zhang, J. J. Zhang, Y. Zhou, Z. R. Zhou, Y. C. Hou, Z. Z. Ge and X. B. Li (2017). "Narrow-band imaging in the diagnosis of deep submucosal colorectal cancers: a systematic review and meta-analysis." Endoscopy 49(6): 564-580.
  29. Zwager, L. W., B. Bastiaansen, B. van der Spek, D. Heine, R. M. Schreuder, L. Perk, B. Weusten, J. J. Boonstra, H. van der Sluis, H. J. Wolters, F. Bekkering, S. T. Rietdijk, M. P. Schwartz, W. B. Nagengast, R. Ten Hove, J. S. Terhaar Sive Droste, F. J. Rando Munoz, M. S. Vlug, H. Beaumont, M. Houben, T. C. J. Seerden, T. de Wijkerslooth, E. A. R. Gielisse, Y. Hazewinkel, R. de Ridder, J. A. Straathof, M. van der Vlugt, L. Koens, P. Fockens and E. Dekker (2021). "Endoscopic full-thickness resection of T1 colorectal cancers: a retrospective analysis from a multicenter Dutch eFTR registry." Endoscopy.
  30. Zwager, L. W., B. A. J. Bastiaansen, M. E. S. Bronzwaer, B. W. van der Spek, G. D. N. Heine, K. J. C. Haasnoot, H. van der Sluis, L. E. Perk, J. J. Boonstra, S. T. Rietdijk, H. J. Wolters, B. Weusten, L. P. L. Gilissen, W. R. Ten Hove, W. B. Nagengast, F. C. Bekkering, M. P. Schwartz, J. S. Terhaar Sive Droste, M. S. Vlug, M. Houben, F. J. Rando Munoz, T. C. J. Seerden, H. Beaumont, R. de Ridder, E. Dekker, P. Fockens and F. T. R. G. Dutch e (2020). "Endoscopic full-thickness resection (eFTR) of colorectal lesions: results from the Dutch colorectal eFTR registry." Endoscopy 52(11): 1014-1023.

Samenvattingstabel van bevindingen uit systematische reviews en meta-analyses

 

Summary of findings:

Optical diagnosis of T1 Colorectal Cancer and Deep submucosal invasion with narrow band imaging, magnifying chromoendoscopy, and gross morphological features

Patient or population: patients with a polyp suspected of T1 colorectal cancer (CRC) with submucosal invasion

Setting: hospital

Intervention: NBI, MCE or GMF

Comparison: - (no direct comparative studies available)

 

Question: Should narrow band imaging (NBI) be used to diagnose T1 Colorectal Cancer in patients with a polyp?

Bibliography: Backes et al. (2017). "Narrow Band Imaging, Magnifying Chromoendoscopy, and Gross Morphological Features for the Optical Diagnosis of T1 Colorectal Cancer and Deep Submucosal Invasion: A Systematic Review and Meta-Analysis." Am J Gastroenterol 112(1): 54-64.

Sensitivity

0.85 (95% CI: 0.75 to 0.91)

Specificity

0.94 (95% CI: 0.83 to 0.94)

 

 

 

 

Prevalences

5.5%

 

 

Outcome

№ of studies

 (№ of patients)

pre-test probability of 5.5%

Certainty of the evidence (GRADE)

True positives
(patients with T1 Colorectal Cancer)

4 studies
2140 patients

47 (41 to 50)

⨁◯◯◯
Very lowa,b,c,d

False negatives
(patients incorrectly classified as not having T1 Colorectal Cancer)

8 (5 to 14)

True negatives
(patients without T1 Colorectal Cancer)

4 studies
2140 patients

888 (784 to 888)

⨁◯◯◯
Very lowa,b,c,d

False positives
(patients incorrectly classified as having T1 Colorectal Cancer)

57 (57 to 161)

 

Question: Should magnifying chromoendoscopy (MCE) be used to diagnose T1 Colorectal Cancer in patients with a polyp?

Sensitivity

0.90 (95% CI: 0.83 to 0.94)

Specificity

0.96 (95% CI: 0.89 to 0.99)

 

 

 

 

Prevalences

5.5%

 

 

 

 

Outcome

№ of studies

 (№ of patients)

pre-test probability of 5.5%

Certainty of the evidence (GRADE)

True positives
(patients with T1 Colorectal Cancer)

5 studies
8179 patients

50 (46 to 52)

⨁◯◯◯
Very lowa,b,c,d

False negatives
(patients incorrectly classified as not having T1 Colorectal Cancer)

5 (3 to 9)

True negatives
(patients without T1 Colorectal Cancer)

5 studies
8179 patients

907 (841 to 936)

⨁◯◯◯
Very lowa,b,c,d

False positives
(patients incorrectly classified as having T1 Colorectal Cancer)

38 (9 to 104)

 

Question: Should groos morphological features (GMF) be used to diagnose T1 Colorectal Cancer in patients with a polyp?

Sensitivity

0.21 to 0.46

Specificity

0.81 to 1.00

 

 

 

 

Prevalences

5.5%

 

 

Outcome

№ of studies

(№ of patients)

pre-test probability of 5.5%

Certainty of the evidence (GRADE)

True positives
(patients with T1 Colorectal Cancer)

3 studies
13511 patients

12 to 25

⨁◯◯◯
Very lowa,b,c,d

False negatives
(patients incorrectly classified as not having T1 Colorectal Cancer)

 30 to 43

True negatives
(patients without T1 Colorectal Cancer)

3 studies
13511 patients

765 to 945

⨁◯◯◯
Very lowa,b,c,d

False positives
(patients incorrectly classified as having T1 Colorectal Cancer)

0 to 180

 

Explanations

a. We downgraded the certainty of the evidence with one level due to serious risk of bias in patient selection (spectrum bias).

b. We downgraded the certainty of the evidence with one level due to indirectness (cohort with colorectal patients, colon or rectal cancer not distuinguishable).

c. We downgraded the certainty of the evidence with one level due to inconsistency (no direct comparisons between the diagnostic techniques).

d. We downgraded the certainty of the evidence with one level due to imprecision (no clinical outcomes were mentioned).

 

Question: Should narrow band imaging (NBI) be used to diagnose deep submucosal carcinoma of the colon (dSMC) in patients with a colorectal lesion?

Bibliography: Zhang et al. Narrow-band imaging in the diagnosis of deep submucosal colorectal cancers: a systematic review and meta-analysis. Endoscopy. 2017 Jun;49(6):564-580. doi: 10.1055/s-0043-103014. Epub 2017 May 4. PMID: 28472835.

Sensitivity

0.74 (95% CI: 0.66 to 0.81)

Specificity

0.98 (95% CI: 0.94 to 0.99)

 

 

 

 

Prevalences

4.3%

 

 

 

 

Outcome

№ of studies

(№ of patients)

pre-test probability of 4.3% (Backes, 2017)

Certainty of the evidence (GRADE)

True positives
(patients with deep submucosal carcinoma of the colon (dSMC))

17 studies
5352 patients

32 (28 to 35)

⨁◯◯◯
Very lowa,b,c

False negatives
(patients incorrectly classified as not having deep submucosal carcinoma of the colon (dSMC))

11 (8 to 15)

True negatives
(patients without deep submucosal carcinoma of the colon (dSMC))

17 studies
5352 patients

938 (900 to 947)

⨁◯◯◯
Very lowa,b,c

False positives
(patients incorrectly classified as having deep submucosal carcinoma of the colon (dSMC))

19 (10 to 57)

 

Question: Should magnifying chromoendoscopy (MCE) be used to diagnose deep submucosal carcinoma of the colon (dSMC) in patients with a colorectal lesion?

Bibliography: Zhang et al. Narrow-band imaging in the diagnosis of deep submucosal colorectal cancers: a systematic review and meta-analysis. Endoscopy. 2017 Jun;49(6):564-580. doi: 10.1055/s-0043-103014. Epub 2017 May 4. PMID: 28472835.

Sensitivity

0.84 (95% CI: 0.76 to 0.89)

Specificity

0.97 (95% CI: 0.94 to 0.99)

 

 

 

 

 

Prevalences

4.3%

 

Outcome

№ of studies

(№ of patients)

pre-test probability of 4.3% (Backes, 2017)

Certainty of the evidence (GRADE)

 

True positives
(patients with deep submucosal carcinoma of the colon (dSMC))

9 studies
2901 patients

36 (33 to 38)

⨁◯◯◯
Very lowa,b,c

 

False negatives
(patients incorrectly classified as not having deep submucosal carcinoma of the colon (dSMC))

7 (5 to 10)

 

True negatives
(patients without deep submucosal carcinoma of the colon (dSMC))

9 studies
2901 patients

928 (900 to 947)

⨁◯◯◯
Very lowa,b,c

 

False positives
(patients incorrectly classified as having deep submucosal carcinoma of the colon (dSMC))

29 (10 to 57)

 

             

 

Explanations

a. We downgraded the certainty of the evidence with one level due to serious risk of bias in patient selection (spectrum bias).

b. We downgraded the certainty of the evidence with one level due to indirectness (cohort with colorectal patients, colon or rectal cancer not distuinguishable). 

c. We downgraded the certainty of the evidence with one level due to imprecision (no clinical outcomes were mentioned).

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 27-06-2023

Laatst geautoriseerd  : 27-06-2023

Geplande herbeoordeling  :

Geldigheid

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep in stand gehouden voor een periode van 3 jaar, met optionele verlenging van 3 jaar. De werkgroep zal halfjaarlijks bijeenkomen voor een herbeoordeling van de geldigheid van de modules in deze richtlijn. De geldigheid van richtlijnmodules zal bij herbeoordeling komen te vervallen wanneer nieuwe ontwikkelingen aanleiding geven om een herzieningstraject te starten. De Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) is regiehouder van deze richtlijn en eindverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijnmodules. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Per module is aangegeven welke wetenschappelijke vereniging de eerstverantwoordelijke is voor de actualiteitsbeoordeling (zie de Algemene inleiding: Inhoud richtlijn colorectaal carcinoom en gepland modulair onderhoud).

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenverenigingen

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doel

Het tot stand brengen van een modulaire herziening van de richtlijn “Colorectaal Carcinoom”, zodat het beleid bij patiënten met een colorectaal carcinoom gestandaardiseerd en op hun wensen is afgestemd in alle fasen van de ziekte.

 

Doelgroep

Patiënten met een colorectaal carcinoom in de tweede en derde lijn.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2017 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met colorectaal carcinoom te maken hebben. De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

De huidige samenstelling van de werkgroep is:

  • Prof. dr. P.J. (Pieter) Tanis, gastrointestinaal en oncologisch chirurg, Erasmus MC, Rotterdam, NVvH (voorzitter)
  • Prof. dr. G.L. (Geerard) Beets, gastrointestinaal en oncologisch chirurg, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, NVvH
  • Mw. S. (Simone) Dokter MSc., verpleegkundig specialist, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, V&VN
  • Dr. D.J.A. (Derk Jan) de Groot, internist-oncoloog, UMC Groningen, Groningen, NIV/NVMO
  • Dr. M.E. (Marije) Hamaker, klinisch geriater, Diakonessenhuis, Utrecht, NVKG
  • Dr. M.P.W. (Martijn) Intven, radiotherapeut, UMC Utrecht, Utrecht, NVRO
  • Dr. O.J.L. (Olaf) Loosveld, internist-oncoloog, Amphia Ziekenhuis, Brede, NIV/NVMO
  • Dr. M. (Monique) Maas, radioloog, Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam, NVvR
  • Prof. dr. C.A.M. (Corrie) Marijnen, radiotherapeut, Leids Universiteit Medisch Centrum, Leiden, NVRO
  • Dr. M. (Martijn) Meijerink, interventieradioloog, Amsterdam UMC locatie VUmc, Amsterdam, NVvR
  • Dr. L. (Leon) Moons, MDL-arts, UMC Utrecht, Utrecht, NVMDL
  • Prof. dr. I.D. (Iris) Nagtegaal, patholoog, Radboud UMC, Nijmegen, NVvP
  • Dr. M. (Mark) Roef, nucleair geneeskundige, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven, NVNG
  • Dr. P. (Petur) Snaebjornsson, patholoog, Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam, NVvP
  • Mw. I. (Iris) van der Veeken Msc., coloncare verpleegkundige, Flevoziekenhuis, Almere, V&VN
  • Dr. H.M.W. (Henk) Verheul, internist-oncoloog, Radboudumc, Nijmegen, NIV/NVMO
  • Prof. dr. C. (Kees) Verhoef, oncologisch chirurg, Erasmus MC, Rotterdam, NVvH
  • Dr. M. (Marianne) de Vries, abdominaal radioloog, Erasmus MC, Rotterdam, NvvR
  • Dr. H.L. (Erik) van Westreenen, chirurg, Isala Zwolle/ Isala Diaconessenhuis, Zwolle/Meppel, NVvH

Voormalig betrokken werkgroepleden

  • Prof. dr. R.G.H. (Regina) Beets-Tan, radioloog, Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam, NVvR
  • C.M.J. (Christel) Gielen MSc., verpleegkundig specialist, Maastricht UMC+, Maastricht, V&VN
  • Dr. C.J. (Corneline) Hoekstra, nucleair geneeskundige, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch, NVNG
  • Prof. dr. C.J.A. (Kees) Punt, medisch oncoloog, NIV/NVMO
  • Prof. dr. J. (Jaap) Stoker, abdominaal radioloog, NVvR
  • Dr. A.J. (Albert Jan) ten Tije, internist oncoloog, NIV/NVMO

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

De werkgroep heeft geconstateerd dat sommige werkgroepleden betrokken zijn bij wetenschappelijk onderzoek dat wordt gefinancierd door overheid, onafhankelijke subsidieverstrekkers, of commerciële partijen (in het laatste geval: unrestricted scientific grants). Om te voorkomen dat indirecte belangen (waaronder reputatie en kennisvalorisatie) de richtlijnaanbevelingen onbedoeld zouden kunnen beïnvloeden, heeft de werkgroep besloten dat geen van de modules/aanbevelingen worden opgesteld door één werkgroeplid met dergelijke indirecte belangen. Tenminste één ander werkgroeplid met hetzelfde specialisme of tenminste één ander werkgroeplid met vergelijkbare inhoudelijke kennis van het betreffende onderwerp zijn verantwoordelijk voor de inhoud (vier-ogen-principe).

 

De werkgroep zag in de gemelde (on)betaalde nevenfuncties geen aannemelijke reden voor onbedoelde beïnvloeding door belangenverstrengeling ten aanzien van de onderwerpen die in de richtlijn aan bod komen.

 

Huidige werkgroepleden

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Prof. Dr. P.J. (Pieter) Tanis

 

1. Hoogleraar chirurgie, in het bijzonder colorectale chirurgie, Amsterdam UMC, Universiteit van Amsterdam (0 fte)

2. Oncologische en gastrointestinaal chirurg, Erasmus MC, Rotterdam (1,0 fte)

- Lid van de Clinical Audit Board van de Dutch ColoRectal Audit (onbetaald)

- Lid Medische adviesraad Lynch Polyposis vereniging (onbetaald)

- Bestuurslid Stichting Opsporing Erfelijke Tumoren (onbetaald)

- Associate Editor Colorectal Disease (onbetaald)

Financiële belangen:

Geen financiële belangen te vermelden in het kader van de richtlijn Colorectaal carcinoom.

Vergoeding ontvangen voor het geven van voordrachten op wetenschappelijke bijeenkomsten van Johnson & Johnson, Medtronic, Servier, maar op onderwerpen niet gerelateerd aan de richtlijn.

 

Extern gefinancierd onderzoek:

* KWF/ B Braun: Preventie en behandeling van naadlekkage na resectie rectumcarcinoom. IMARI trial - Projectleider

* KWF: Rol van adjuvantie HIPEC bij T4/geperforeerd coloncarcinoom. COLOPEC trial - Projectleider

* KWF: Waarde van second/ third look laparoscopie voor vroege detectie peritoneonale metastasen coloncarcinoom. COLOPEC 2 trial - Projectleider

* KWF: Toepassing van een gluteale transpositie voor perineale wondsluiting bij APR voor rectumcarcinoom. BIOPEX-2 trial - Projectleider

* KWF: Waarde van perioperatieve chemotherapie bij CRS/HIPEC voor peritoneale metastasen van CRC. CAIRO-6 trial - Geen projectleider

* KWF: Landelijke snapshot studies naar verschillende facetten van de behandeling van rectumcarcinoom en complex coloncarcinoom - geen projectleider

Geen actie ondernomen.

 

Subsidies zijn van KWF, onwaarschijnlijk dat dit een belang oplevert. Daarom geen actie ondernomen.

Prof. dr. G.L. (Geerard) Beets

 

Chirurg / Afdelingshoofd AVL

Medisch consultant bij Champalimaud Foundation, oncologisch ziekenhuis in Lissabon, Portugal (betaalde functie)

Geen.

Geen actie ondernomen.

S. Dokter (Simone) MSc.

Verpleegkundig specialist MDL

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. Derk Jan de Groot

 

Internist-oncoloog

Geen.

Klinische studies: Ipsen (betaling aan het instituut)

Geen actie ondernomen.

Dr. M.E. (Marije) Hamaker

 

Klinisch geriater

Geen

Roche: lid van werkgroep e-learning colorectaal carcinoom (niet relevant voor de richtlijn)

 

Astra Zeneca: financiering van onderzoek over dialyse bij ouderen

Geen actie ondernomen.

Dr. M.P.W. (Martijn) Intven

 

Radiotherapeut

Lid redactieraad van het Nederlands tijdschrift voor oncologie

Geen.

Geen actie ondernomen.

Prof. dr. C.A.M. (Corrie) Marijnen

 

Radiotherapeut / Afdelingshoofd radiotherapie LUMC

Voorzitter wetenschapscommissie NVRO

 

Redactielid leerboek Oncologie

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. Martijn Meijerink

 

Interventieradioloog, Amsterdam UMC locatie VUmc

Voorzitter WCIR (wetenschapscommissie interventieradiologie), onbetaald.

 

Voortzitter SIO (Soc. Interv. Oncol.) Research Committee, onbetaald.

 

Raad van advies SPKS (stichting voor patiënten met kanker aan het spijsverteringskanaal), onbetaald.

 

Ambassadeur SBBvK en OZS, onbetaald

Consultant Angiodynamics B.V. (vergoeding voor presentaties, workshops, proctorships) op het gebied van irreversibele electroporatie.

 

Research grants: Collision Trial (Medtronic)

Diverse trials (Angiodynamics B.V.)

 

Om mogelijk te maken dat geen van de modules/ aanbevelingen worden opgesteld door één werkgroeplid met indirecte belangen door sponsoring uit derde geldstroom van private instellingen, zijn extra werkgroepleden toegevoegd aan de werkgroep.

Dr. L. (Leon) Moons

 

MDL-arts

Consultant voor Boston Scientific, met vergoeding. In 2018 betrof dit € 3220, in 2019 € 1885. Daarnaast heeft Zambon in 2019 een bijdrage geleverd aan het bezoek van de Digestive Disease Week in San Diego, VS voor het bedrag van € 1996.

Deze consultancy gaat over specifieke apparatuur voor MDL-artsen, niet relevant voor deze richtlijn.

Voorzitter van T1 CRC werkgroep en voorzitter van een internationaal samenwerkingsverband op het gebied van T CRC's (CRIT1C constortium)

 

PI van een gerandomiseerde studie (piecemeal EMR vs. ESD), gefinancierd door KWF.

 

PI van een studie naar risicomodellen voor het voorspellen van lymfekliermetastasen en lokale recidieven van T1 CRCs, gefinancierd door de MLDS.

 

PI van een studie naar tumor seedings tijdens coloscopie, gefinancierd door de Sacha Swarttouw-Hijmans stichting.

Om mogelijk te maken dat geen van de modules/ aanbevelingen worden opgesteld door één werkgroeplid met indirecte belangen door sponsoring uit derde geldstroom van private instellingen, zijn extra werkgroepleden toegevoegd aan de werkgroep.

Prof. dr. I.D. (Iris) Nagtegaal

 

Patholoog Radboudumc/ Hoogleraar Radboud Universiteit (1 fte), met detachering als Expert Pathologie ten behoeve van het bevolkingsonderzoek darmkanker bij de Nederlandse screeningsorganisatie (0,2 fte)

Voorzitter PALGA (Nederlands Digitale Pathologie Archief), vacatiegeld naar afdeling Pathologie, Radboudumc

 

Voorzitter European Taskforce for synoptic reporting in pathology, onbetaald

 

Voorzitter Nederlands TNM committee, onbetaald

 

Member data steering committee International Collaboration on Cancer Reporting (onbetaald)

 

Member YNM Global Advisory Group (onbetaald)

 

Member expert panel AJCC lower gastrointestinal cancer (onbetaald)

* KWF - Tumour deposits: the origin of distant metastases? - Projectleider

* KWF - Into the light: guided visualization of high-risk cander precursor lesions - geen projectleider

* ZonMw - The impact of COVID-19 epidemic on diagnosis and treatment of canver patients: lessons for the future - geen projectleider

* KWF - Coexistence with metastases: influence of microbiome on CRC metastases - geen projectleider

* Hanarth fonds - CUP fight: detecting the origin of metastatic disease - Projectleider

Geen actie ondernomen.

 

Subsidies zijn van ZonMw/KWF, onwaarschijnlijk dat dit een belang oplevert. Daarom geen actie ondernomen.

Dr. M. (Mark) Roef

Nucleair geneeskundige

Penningmeester NVNG Commissie Wetenschappelijke Ontmoetingen, onbetaald

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. P. (Petur) Snaebjornsson

 

Patholoog

Bestuurslid Dutch Colorectal Cancer Group (onbetaald).

 

 

1. Op 1 oktober 2020: online Expert Input Forum, georganiseerd door MSD. Onderwerp: HSI-H colorectaalcarcinoom. Hiervoor betaling aan AVL. Hoofdstuk/module over MMR/MSI status en moleculaire pathologie is hiervoor al geschreven

2. Op 8 oktober 2020: deelname als expert aan nascholing Colorectaal carcinoom (talkshow). Onderwerp: gemetastaseerd colorectaalcarcinoom. Georganiseerd door MEDtalks. Hiervoor betaling aan ALV. Hoofdstuk/module over MMR/MSI status en moleculaire pathologie is hiervoor al geschreven

 

Andere:

Betrokken bij COLOPEC trials en CAIRO6 trial.

Geen actie ondernomen.

I. (Iris) van der Veeken, Msc.

Coloncare verpleegkundige

Deelname V&VN tumorwerkgroep colorectaal - onbetaald

Geen.

Geen actie ondernomen.

Prof. Dr. H. (Henk) Verheul

Internist oncoloog Radboudumc Nijmegen,

Professor Translation Cancer Research

Geen.

Externe financiering:

Philips Diagnostics, Roche

Pfizer, Frame Therapeutics

Om mogelijk te maken dat geen van de modules/ aanbevelingen worden opgesteld door één werkgroeplid met indirecte belangen door sponsoring uit derde geldstroom van private instellingen, zijn extra werkgroepleden toegevoegd aan de werkgroep.

Prof. dr. C. (Kees) Verhoef

 

Oncologisch chirurg

Wetenschappelijke adviesraad KWF (onbetaald).

 

Wetenschappelijk raad Livermetsurvey (onbetaald).

 

Voorzitter Nederlandse Vereniging voor Chirurgische Oncologie (onbetaald).

 

Lid Algemeen Bestuur Nederlandse Vereniging van Heelkunde (onbetaald).

 

Voorzitter "Dutch chapter E-AHPBA" (onbetaald).

 

Nederlands TNM comite (onbetaald).

 

Adviesraad IKNL (onbetaald).

 

Nederlandse wetenschappelijke Sarcoom Werkgroep (onbetaald).

 

Bestuur Dutch Hepatocellular Carcinoma Group (onbetaald).

 

Bestuur Familiehuis, Daniel den Hoed Kliniek (onbetaald).

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. Marianne de Vries

 

Radioloog

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. H.L. (Erik) Van Westreenen

 

Gastrointestinaal en oncologisch chirurg

Penningmeester werkgroep Coloproctologie (onbetaald)

PI Limeric study (endoscopisch geassisteerde laparoscopische wigresectie van het colon).

 

Locale PI en mede aanvrager FORCE study (Zon-MW)

(Randomisatie tussen best-supportive care of bekkenfysiotherapie na low-anterior resectie)

 

Locale PI TESAR study

 

Locale PI StarTrec study

 

Locale PI FIT trial

Geen actie ondernomen.

 

Mede-aanvrager van ZonMW subsidie, onwaarschijnlijk dat dit een belang oplevert. Daarom geen actie ondernomen.

 

Voormalige werkgroepleden

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Prof. dr. R.G.H. (Regina) Beets-Tan

 

Radioloog / Hoofd radiologie NKI/AVL

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

C.M.J. (Christel) Gielen MSc.

 

Verpleegkundig specialist Coloncare

Geen.

Werkt mee aan de inclusie voor de ENCORE studie (energie voor het leven na colorectaalkanker).

Geen actie ondernomen.

Dr. C.J. (Corneline) Hoekstra

 

Nucleair geneeskundige

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Prof. dr. C.J.A. (Kees) Punt

 

Medisch oncoloog

Voorzitter werkgroep medische oncologie, Dutch Colorectal Cancer Group (DCCG) (onbetaald).

 

Voorzitter Dutch Oncology Research Platform (onbetaald).

Lid raad van advies SPKS

 

Unrestricted scientific grants van Roche en Amgen voor DCCG CAIRO5 studie.

Om mogelijk te maken dat geen van de modules/ aanbevelingen worden opgesteld door één werkgroeplid met indirecte belangen door sponsoring uit derde geldstroom van private instellingen, zijn extra werkgroepleden toegevoegd aan de werkgroep.

Dr. A.J. (Bert Jan) ten Tije

Internist-oncoloog

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van de Stichting voor Patiënten met Kanker aan het Spijsverteringskanaal (SPKS) voor de invitational conference. Daarnaast hebben patiëntvertegenwoordigers (dr. L. Meerman, mw. M. v.d. Bosch-Scholts en tot 2021 mw. A. van Heijst; Stomavereniging, anno 2022 Stichting Darmkanker, Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties, NFK) modules meegelezen en de werkgroep van feedback vanuit het patiëntenperspectief voorzien. De conceptrichtlijn is tevens ter commentaar voorgelegd aan Stichting Darmkanker en NFK.

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de herziene richtlijnmodules en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten. De werkgroep heeft geen interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld, omdat interne en externe kwaliteitsindicatoren al ontwikkeld worden binnen de Dutch Colorectal Audit (DCRA), de clinical audit board betreffend colorectaal carcinoom onder de Dutch Institute for Clinical Auditing (DICA).

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseurs de knelpunten. De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn (NVRO, 2014) op noodzaak tot revisie. De werkgroep stelde vervolgens een long list met knelpunten op en prioriteerde de knelpunten op basis van: (1) klinische relevantie, (2) de beschikbaarheid van nieuwe evidence, (3) en de te verwachten impact op de kwaliteit van zorg, patiëntveiligheid en (macro)kosten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door verschillende partijen via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en werkgroepleden concept-uitgangsvragen opgesteld. Gedurende het richtlijnherzieningstraject heeft de werkgroep de definitieve uitgangsvragen in een hernieuwd raamwerk (de inhoudsopgave, zie ook de algemene inleiding) van de richtlijn vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep baseerde de keuze voor uitkomstmaten mede op basis van de “core outcome set” gepubliceerd door Zerillo (2017). De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden. Hiervoor sloot de werkgroep zich, waar mogelijk, aan bij de grenzen voor klinische besluitvorming volgens de PASKWIL criteria uit 2016. Wanneer er geen grenzen voor klinische besluitvorming conform de PASKWIL criteria geformuleerd konden worden (bijvoorbeeld bij non-inferioriteitsvraagstukken) werden de standaard GRADE grenzen gehanteerd, tenzij anders vermeld.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

De werkgroep raadpleegde voor de afzonderlijke uitgangsvragen reeds gepubliceerde systematische reviews (SRs). SRs kwamen in aanmerking indien: i) systematisch was gezocht in één of meerdere databases; ii) transparante in- en exclusiecriteria zijn toegepast en iii) idealiter de kwaliteit van de geïncludeerde literatuur was beoordeeld. De voor de uitgangsvragen relevante internationale richtlijnen en consensusdocumenten werden eveneens geraadpleegd. Overige literatuur, waar niet systematisch naar werd gezocht, is als bewijsvoering in de overwegingen opgenomen.

 

Relevante beschikbare populatiegegevens uit Nederland werden gebruikt voor het bepalen van knelpunten, praktijkvariatie en externe validiteit van internationale richtlijnen en gepubliceerde literatuur.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

De (risk of bias) kwaliteitsbeoordelingen van de individuele studies uit de gebruikte SRs werden gebruikt, tenzij deze afwezig waren of onbruikbaar waren voor het beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs. Indien afwezig of onbruikbaar werd aangenomen dat er een risico op bias aanwezig zou kunnen zijn. In enkele gevallen, wanneer studies informatie verschaften over de cruciale uitkomstma(a)t(en), werd er een nieuwe kwaliteitsbeoordeling van individuele studies uitgevoerd.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van de geselecteerde SRs werden weergegeven in ‘Summary of Findings’ tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden kort beschreven onder “Samenvatting literatuur” (kopjes “Samenvatting van internationale richtlijnen en consensusdocumenten” en “Samenvatting van systematische reviews en meta-analyses”) en onder “Overwegingen”. Bestaande meta-analyses uit de gebruikte systematische reviews werden beschreven. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A)        Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013). Het resultaat van de gradering van het wetenschappelijk bewijs werd opgenomen in de ‘Summary of Findings’ tabellen.

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk*

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaalt dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’.

 

B)        Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek (te vinden in de ‘Summary of Findings’ tabellen). De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje Overwegingen.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Aanbevelingen uit de richtlijn Colorectaal carcinoom 2014

De werkgroep beoordeelde alle aanbevelingen in de richtlijn Colorectaal carcinoom uit 2014 op geldigheid. De werkgroep heeft aanbevelingen gehandhaafd die als nog steeds geldig werden beschouwd. De werkgroep heeft deze aanbevelingen tekstueel opgefrist met als doel de implementeerbaarheid te vergroten. De aanbevelingen zijn niet inhoudelijk veranderd. De werkgroep heeft in het modulair onderhoudsschema vastgesteld wanneer herziening van deze modules gepland is. De werkgroep verwacht dat eind 2020 de gehele richtlijn is herzien.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van Zorg.

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. De werkgroep conformeert zich aan de SONCOS normen en de DICA-DCRA indicatoren.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de bijlage Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en patiëntorganisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.

Zerillo JA, Schouwenburg MG, van Bommel ACM, Stowell C, Lippa J, Bauer D, Berger AM, Boland G, Borras JM, Buss MK, Cima R, Van Cutsem E, van Duyn EB, Finlayson SRG, Hung-Chun Cheng S, Langelotz C, Lloyd J, Lynch AC, Mamon HJ, McAllister PK, Minsky BD, Ngeow J, Abu Hassan MR, Ryan K, Shankaran V, Upton MP, Zalcberg J, van de Velde CJ, Tollenaar R; Colorectal Cancer Working Group of the International Consortium for Health Outcomes Measurement (ICHOM). An International Collaborative Standardizing a Comprehensive Patient-Centered Outcomes Measurement Set for Colorectal Cancer. JAMA Oncol. 2017 May 1;3(5):686-694. doi: 10.1001/jamaoncol.2017.0417. PubMed PMID: 28384684.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Primaire behandeling rectumcarcinoom