Chronische bekkenpijn

Initiatief: NVU Aantal modules: 19

Pijneducatie bij chronische bekkenpijn

Uitgangsvraag

Wat is de waarde van pijneducatie in de behandeling van patiënten met chronische bekkenpijn?

Aanbeveling

Geef pijneducatie aan elke patiënt met chronische bekkenpijn.

 

Zorg ervoor dat pijneducatie bij chronische bekkenpijn in ieder geval dezelfde elementen bevat als pijneducatie bij algemene chronische pijn.

 

In de ideale situatie bevat pijneducatie de volgende elementen:

  • Uitleg over pijnmechanismen.
  • Verschil tussen acute pijn en chronische pijn.
  • Ontstaan van sensitisatie.
  • Uitleg over de anatomie en functie van organen, waarbij uitleg wordt gegeven over mictie, defecatie, menstruatie en seksualiteit.
  • Uitleg pijncirkel.
  • Uitleg over de mogelijkheden en interventies en bijwerkingen.
  • Lange termijnperspectief en zelfmanagement

Overwegingen

De onderstaande overwegingen en aanbevelingen gelden voor het overgrote deel van de populatie waarop de uitgangsvraag betrekking heeft.

 

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Er werden geen studies opgenomen in de literatuuranalyse. Wegens het gebrek aan literatuur kon de bewijskracht niet worden gegradeerd door middel van GRADE. Er is hier sprake van een kennislacune.

 

Pijneducatie is meer dan voorlichting. Het gaat over het ontstaan van de chronische pijn, factoren die de klachten beïnvloeden en over hoe om te gaan met de gevolgen van het ziekteverloop (Zorgstandaard Chronische Pijn - versie 28 maart 2017). Bij pijneducatie wordt informatie gegeven over het verschil tussen acute pijn, wat een alarmfunctie heeft, en chronische pijn, waarbij door sensitisatie overgevoelig op prikkels wordt gereageerd. De patiënt gaat met behulp van pijneducatie actief aan de slag met eigen kunnen en leert omgaan met de klachten en beperkingen. Pijneducatie kan gegeven worden door een arts, gezondheidszorgpsycholoog, pijnverpleegkundige of fysiotherapeut met ervaring in pijneducatie. De patiënt leert door middel van pijneducatie het dagelijks leven voor zover mogelijk te hervatten. Goede educatie stelt de patiënt in staat om meer verantwoordelijkheid voor zijn ziekte te nemen en de kwaliteit van zijn leven zo goed mogelijk te houden. Een goed geïnformeerde patiënt heeft kennis over en inzicht in zijn aandoening, zijn behandeling, in de gevolgen voor zijn dagelijks leven en welke mogelijkheden hij zelf heeft om met de pijn en de gevolgen om te gaan. (Zorgstandaard Chronische pijn, 2017).

 

Zowel in de (multidisciplinaire) Zorgstandaard Chronische Pijn (versie 28 maart 2017) als in de NHG standaard M106 Pijn (2018) wordt aandacht besteed aan het belang van pijneducatie. Op basis van de hierin geciteerde literatuur over chronische pijn in het algemeen, waarbij de meeste literatuur over rugklachten gaan, blijkt dat pijneducatie en e-health soms een gunstig effect op de klachten kunnen geven. Aangenomen wordt dat dit ook geldt voor patiënten met chronische bekkenpijn.

In de NHG standaard M 106 Pijn wordt beschreven dat pijneducatie een positief effect heeft op door de patiënt gerapporteerde beperkingen. Pijneducatie is belangrijk om een actieve leefstijl te realiseren en te onderhouden (NHG, 2018). Bij chronische lage rugpijn is het bekend dat pijneducatie een positief effect heeft op catastroferen. Het verbetert de passieve copingstrategie en geeft een geringe verbetering van de pijnattitude (Clarke, 2011). Louw (2011) concludeert op basis van een systematische review dat er voor patiënten met chronische musculoskeletale pijn evidence is voor een positief effect voor neuroscience education op zowel actief als passief bewegen. Ook e-health kan een belangrijke bijdrage leveren. Een open studie van Lee (2014) bij patiënten met blaaspijnsyndroom en/of interstitiële cystitis suggereert dat e-health als educatie ook een gunstig effect kan hebben op de kwaliteit van leven en pijnklachten.

 

Op basis van expert opinion bevat pijneducatie bij patiënten met chronische bekkenpijn idealiter:

  • Uitleg over pijnmechanismen.
  • Verschil tussen acute pijn en chronische pijn.
  • Ontstaan van sensitisatie.
  • Uitleg over de anatomie en functie van organen, waarbij uitleg wordt gegeven over urineren, defecatie, seksualiteit.
  • Uitleg pijncirkel.
  • Uitleg over de mogelijkheden en interventies en bijwerkingen.
  • Lange termijnperspectief.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Een van belangrijkste motieven van de patiënt is gehoord worden over zijn klacht en erkenning van de klachten. Vaak zijn vermindering van de klachten en normaal functioneren de belangrijkste doelen. Naast de behandeling van herstel belemmerende factoren, kan men ook uitleg en voorlichting geven over het ‘leren leven met chronische pijn’, het ‘optimaal benutten van de functionele mogelijkheden’ en de ‘participatie in de maatschappij’. Om de patiënt en begeleiders te ondersteunen kan ook verwezen worden naar websites waarvan uit patiëntenperspectief informatie gegeven wordt over het omgaan met chronische pijn, zoals Thuisartsinformatie. (Deze websites zijn onder andere te vinden als bijlage bij de Zorgstandaard Chronische pijn, versie 28 maart 2017: https://www.zorginzicht.nl/kwaliteitsinstrumenten/chronische-pijn).

 

Pijneducatie is belangrijk voor het onderhouden van een actieve leefstijl en heeft een positief effect op het omgaan met de pijn. Communicatiemiddelen dienen zorgvuldig te worden uitgezocht en afgestemd op de patiënt. Niet elke patiënt heeft de mogelijkheid of vaardigheden om de juiste informatie op internet te vinden. Daarnaast hebben sommige patiënten, vanwege laaggeletterdheid of een taalbarrière, moeite om de aangereikte informatie te begrijpen en in te vullen, zoals vragenlijsten en dagboeken.

 

Kosten (middelenbeslag)

Er zijn geen gegevens bekend over de kosteneffectiviteit van pijneducatie bij patiënten met chronische bekkenpijn.

 

Aanvaardbaarheid voor de overige relevante stakeholders

Er zijn geen relevante bezwaren van overige relevante stakeholders bekend.

 

Haalbaarheid en implementatie

Een belangrijke voorwaarde voor implementatie is dat de zorgverlener bekwaam is in het verlenen van pijneducatie dan wel kan verwijzen binnen het multidisciplinaire team naar iemand die hierin geschoold is. Veelal zijn bekkenfysiotherapeuten en fysiotherapeuten toegerust om pijneducatie te geven. Belangrijk is dat tijdens de (para)medische opleiding hier passend aandacht aan gegeven wordt.

 

Rationale/ balans tussen de argumenten voor en tegen de interventie

In de literatuuranalyse werden geen studies gevonden voor beantwoorden van de vraag.

 

Bij andere chronische pijnsyndromen, zoals patiënten met chronische musculoskeletale pijn, wordt effect gezien van pijneducatie. Gezien de positieve effecten van pijneducatie bij andere soorten chronische pijn wordt aanbevolen ook bij bekkenpijn, naast goede voorlichting over de pijn, ook pijneducatie te geven.

Onderbouwing

In de huidige situatie is het onduidelijk of er bij (aanvang van) de behandeling van chronische bekkenpijn pijneducatie wordt gegeven. Het is bekend dat het geven van pijneducatie bij andere chronische pijnklachten effect heeft. Pijneducatie is gericht op het veranderen van maladaptieve pijncognities, bijvoorbeeld de gedachte dat pijn altijd een teken is van weefselschade, die kunnen leiden tot catastroferen. Er is bewijs voor de werkzaamheid van pijneducatie op catastroferen (NHG standaard pijn M106).

-

GRADE

Vanwege het ontbreken van studies waarin een specialistisch pijneducatie programma werd vergeleken met een standaard pijneducatieprogramma is het onduidelijk wat het effect hiervan is op de pijnintensiteit, patiënttevredenheid, complicaties, kwaliteit van leven van patiënten met chronische bekkenpijn.

Er werden geen onderzoeken opgenomen in de literatuuranalyse. Hierdoor kon er geen GRADE-beoordeling worden uitgevoerd.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag:

Wat is de effectiviteit van een specialistisch pijneducatieprogramma vergeleken met standaard pijneducatie (gesprek + folder) bij patiënten met chronische bekkenpijn?

 

P: patiënten met chronische bekkenpijn (duur van de pijn ≥ 6 maanden);

I: specialistisch pijneducatieprogramma;

C: standaard pijneducatie (gesprek en folder);

O: pijnintensiteit, patiënttevredenheid, complicaties, kwaliteit van leven.

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep achtte pijnintensiteit een voor de besluitvorming cruciale uitkomstmaat; en patiënttevredenheid, complicaties, kwaliteit van leven voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaten.

 

De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities.

 

De werkgroep hield de GRADE-default grenzen (25% voor dichotome uitkomstmaten en 0,5 SD voor continue uitkomstmaten) aan als een klinisch (patiënt) relevant verschil (Schüneman, 2013).

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de database Medline (via OVID) is op 26 augustus 2019 met relevante zoektermen gezocht naar systematische reviews, randomized controlled trials (RCT’s) en observationele cohortstudies waarin was gekeken naar de waarde van een specialistisch pijneducatieprogramma vergeleken met een standaard pijnprogramma (folder en gesprek) bij mensen met chronische bekkenpijn is. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 101 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: 1) studie betrof patiënten met chronische bekkenpijn (duur pijn ≥ 6 maanden); 2) studie betrof een vergelijkend onderzoek waarin specialistisch pijneducatieprogramma werd vergeleken met alleen een standaard pijneducatieprogramma (gesprek en folder). Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 23 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 23 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en 0 studies definitief geselecteerd.

 

Resultaten

Er werden geen onderzoeken opgenomen in de literatuuranalyse.

  1. Clarke CL, Ryan CG, Martin DJ. Pain neurophysiology education for the management of individuals with chronic low back pain: systematic review and meta-analysis. Man Ther 2011;16:544-9.
  2. Lee MH, Wu HC, Lin JY, Tan TH, Chan PC, Chen YF. Development and evaluation of an E-health system to care for patients with bladder pain syndrome/interstitial cystitis. Int J Urol. 2014 Apr;21 Suppl 1:62-8.
  3. Louw A, Diener I, Butler DS, Puentedura EJ. The effect of neuroscience education on pain, disability, anxiety, and stress in chronic musculoskeletal pain. Arch Phys Med Rehabil 2011;92:2041-56.
  4. Nederlands Huisartsen Genootschap. NHG standaard Pijn (2018). https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-pijn (bezocht op 8-1-2020).
  5. Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
  6. Zorgstandaard Chronische pijn (versie 28-03-2017). https://www.pijnpatientennaar1stem.nl/wp-content/uploads/2017/04/ZorgStandaard_Chronische_Pijn_versie_2017_03_28.pdf

Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel

Auteur en jaartal

Redenen van exclusie

Allaira 2018

geen interventieonderzoek

Barbosa 2016

voldoet niet aan PICO (cross-sectionele studie patiëntkenmerken)

Bharucha 2016

narrative review

Bugg 2016

narrative review

Cheong 2014

Voldoet niet aan PICO (geen vergelijking van pijneducatie interventies)

Edwards 2003

narrative review

Groysman 2010

narrative review

Jeyarajah 2010

narrative review

Lee 2015

Voldoet niet aan PICO (betreft interventie met algemene gezondheidsvoorlichting bij IC/BP, niet pijneducatie).

Mao 2010

narrative review

Niesen 2018

Voldoet niet aan PICO (functionele buikklachten en cognitieve gedragstherapie)

Pearce 2007

narrative review

Price 2006

Voldoet niet aan PICO (kwalitatief onderzoek zorgvoorkeuren)

Radovanovic 2018

Voldoet niet aan PICO (narrative review IBS)

Ryan 2002

narrative review over MS

Senapati 2016

narrative review

Showghi 2012

narrative review

Stones 2000

oudere versie van Cochrane review van Stones

Stones 2000

dubbele Stones 2000

Stones 2006

Voldoet niet aan PICO (geen interventie)

Stones 2006

voldoet niet aan PICO (cross-sectionele studie patiëntkenmerken)

Vercellini 2009

narrative review

Woodworth 2015

Voldoet niet aan PICO (micro structurele breinverschillen IC/bps-patiënten)

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 31-08-2021

Laatst geautoriseerd  : 31-08-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2025 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU) of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De NVU is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

 

Module[1]

Regiehouder(s)[2]

Jaar van autorisatie

Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijn[3]

Frequentie van beoordeling op actualiteit[4]

Wie houdt er toezicht op actualiteit[5]

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling[6]

Pijneducatie

NVU

2020

2025

Elke 5 jaar

NVU

Nieuwe literatuur


[1] Naam van de module

[2] Regiehouder van de module (deze kan verschillen per module en kan ook verdeeld zijn over meerdere regiehouders)

[3] Maximaal na vijf jaar

[4] (half)Jaarlijks, eens in twee jaar, eens in vijf jaar

[5] regievoerende vereniging, gedeelde regievoerende verenigingen, of (multidisciplinaire) werkgroep die in stand blijft

[6] Lopend onderzoek, wijzigingen in vergoeding/organisatie, beschikbaarheid nieuwe middelen

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
  • Endometriose Stichting

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

 

De richtlijn is ontwikkeld in samenwerking met:

  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Bekkenfysiotherapie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging voor Seksuologie
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Landelijke Vereniging Medische Psychologie
  • Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
  • Stichting Bekkenbodem4All
  • Interstitiële Cystitis Patiëntenvereniging

Doel en doelgroep

Doel

Het ontwikkelen van een evidence based richtlijn over chronische bekkenpijn volgens richtlijnen 2.0.

 

Doelgroep

Patiënten met chronische bekkenpijn. Alle zorgverleners die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met chronische bekkenpijn.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in december 2018 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met chronische bekkenpijn.

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname.

 

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroep

  • Dr. E.J. (Bert) Messelink, uroloog-seksuoloog NVVS, NVU (voorzitter).
  • Dr. A. (Afina) Glas, uroloog, NVU
  • Dr. J. (Jacqueline) Groeneweg, gynaecoloog, NVOG
  • Dr. D. (Dick) Janssen, arts-onderzoeker urologie, NVU
  • Drs. K. (Karlijn) Schweitzer, gynaecoloog, NVOG
  • Drs. V. (Wafa) Rezvani, anesthesioloog-pijnbestrijder, NVA
  • Dr. R.J.F. (Richelle) Felt-Bersma, maag-darm-leverarts, NVMDL
  • Dr. R.J. (Remmie) Hammers, huisarts, kaderarts urogynaecologie, NHG
  • Drs. G. (Gidia) Jacobs, gezondheidszorgpsycholoog, pedagoog, seksuoloog NVVS, NVVS, NIP, LVMP.
  • Drs. C. (Corine) Adamse, geregistreerd bekkenfysiotherapeut, NVFB
  • (Ana) dos Santos, MSc, geregistreerd bekkenfysiotherapeut, NVFB
  • H.J. (Henk-Jan) Mulder, verpleegkundig specialist urologie, V&VN
  • C.W.L. (Tine) van den Bos, MSPT, belangenbehartiger patiënten namens Stichting Bekkenbodem4All, voorzitter Stichting Bekkenbodem4All, geregistreerd bekkenfysiotherapeut, Stichting Bekkenbodem4All

 

Klankbordgroep

  • Prof. dr. E.J.C. (Esther) Consten, chirurg, NVvH
  • B.B.M. (Brigitte) Tebbe, verloskundige, KNOV
  • H.M.T. Andriesse-Walhain, patiëntvertegenwoordiger, ICP

 

Met ondersteuning van

  • Dr. I. (Irina) Mostovaya, senior-adviseur en teamleider, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. A (Anne) Bijlsma-Rutte, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. J. (Janneke) Hoogervorst-Schilp, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. J. (José) Maas, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Y.J. (Yvonne) Labeur, MSc, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • M. (Monique) Wessels, MSc, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

* Messelink

Uroloog - Seksuoloog NVVS

Medisch Centrum Leeuwarden

Verzorgen onderwijs:

SOMT Amersfoort. Opleiding Bekkenfysiotherapeuten, 1,5 dag/jaar. Betaald

RINO Utrecht. Opleiding seksuologie, 0,5 dag/jaar. Betaald

Opleiding Stomaverpleegkundige Groningen. 2 uur/jaar. Betaald

 

Europese cursus:

Chronic Pelvic Pain, European Association of Urology. Halve dag 1x/jaar. Betaald

* Voorzitter Pelvic Floor Network, een non-profit organisatie die zich inzet voor het structureren van landelijk onderwijs en het opzetten van een zorg-netwerk betreffende chronische bekkenpijn.

* Lid medische adviesraad van de patiëntenverenigingen: BB4All, PVVN.

* Vice-chairman EAU Guideline panel Chronic Pelvic Pain.

Geen

Groeneweg

gynaecoloog IJsselland ziekenhuis 0,625 fte

expert gynaecologie Zorginstituut Nederland 0,2 fte

bestuurslid werkgroep Bekkenbodem NVOG onbetaald

 

vanuit werkgroep Bekkenbodem ben ik de contactpersoon voor de patiëntenorganisatie BB4all

Geen

Schaapveld

Voorzitter Bekkenbodem4all

Lid cliëntenraad Residentie Molenwijck

Niet van toepassing

Geen

Glas

Uroloog, vrij gevestigd. ZaansMC

Geen

Ben betrokken bij opzet onderzoek naar blaasspoelingen bij preventie van urineweginfecties. Dit onderzoek wordt mogelijk gefinancierd (aanvraag unrestricted grant) door bedrijf dat ook blaasspoelingen verkoopt voor indicatie chronische bekkenpijn

 

Ik hoop dat eerder ontwikkelde standpunt BPS/ic waar ik actief betrokken bij ben geweest een plaats krijgt, qua inhoud, inde de nieuw te ontwikkelen richtlijn bekkenpijn.

 

Het meehelpen bij ontwikkelen van een dergelijke richtlijn, zal voor mij persoonlijke een intellectueel gewin opleveren. In die zin dat ik er ook iets hoop van te leren.

 

Het mee ontwikkelen van de richtlijn zal denk ik een gunstige invloed hebben op mijn rol als specialist met affiniteit voor de patiëntengroep en het ziektebeeld.

Geen actie; NB-blaasspoelingen worden niet besproken in de richtlijn

Adamse

Bekkenfysiotherapeut en klinisch Epidemiologie Docent EBP en begeleider onderzoekstagiaires Antonius ziekenhuis Sneek

Bekkenfysiotherapeut: Alle klinische en poliklinische zorg rondom bekken patiënten deelname aan multidisciplinair overleg met gynaecologie, urologie en chirurgie. Deelname aan seksuologisch spreekuur en MDO. samenwerking met MDL-artsen en gespecialiseerde verpleegkundigen. klinisch epidemioloog/ docent EBP/ begeleider onderzoekstherapie lesgeven en ondersteunen van onderzoeksvragen op het gebied van EBP voor zowel fysiotherapeuten als verpleegkundigen. Evidence based practise docent (gastdocent) NHL/stenden hogeschool Leeuwarden

nee, behalve dat richtlijn mogelijk meer werk/aandacht oplevert voor bekkenfysiotherapie in het ziekenhuis

 

mogelijk meer aandacht voor bekkenfysiotherapie en de NVFB. Review gedaan naar chronische pijn en effectiviteit van e-health toepassingen en gepubliceerd (2017)

Geen

Santos

Geregistreerd bekkenfysiotherapeut MSc bij PelviCentrum- Centrum voor Bekkenfysiotherapie Leiden

Eigenaresse van PelviCentrum - Centrum l voor Bekkenfysiotherapie Leiden

Lid van NVFB Wetenschappelijke Commissie. Vergoeding van de reiskosten en bijwonen van vergaderingen.

 

In samenwerking met verloskundigenpraktijk en Mamacafe Leiden geef ik workshops aan zwangeren en vrouwen postpartum. Deze werkzaamheden zijn onbetaald.

Deelname aan het ontwikkelen van de richtlijn kan ervoor zorgen dat collega vaker gaan verwijzen naar mijn praktijk vanwege meer bekendheid.

Geen

Hammers

Waarnemend huisarts

Kaderhuisarts Urogyneacologie

Lid medische adviesraad stichting Bekkenbodem4All. Onkostenvergoeding

Ik ben de afgevaardigde vanuit de UgynHag (kaderhuisartsenartsen urogynaecologie)

Geen

Jacobs

Gezondheidszorgpsycholoog, seksuoloog NVVS in vrijgevestigde praktijk: centrum voor psychische, relationele en seksuele gezondheid te Voorschoten. Gezondheidspsycholoog seksuoloog NVVS in deeltijd bij proctosklinkiek te Bilthoven

Hoofdopleider post-big-opleiding seksuologie rino te Utrecht

Lid van Tuchtrechtcommissietucht van de NVVS onbezoldigd. Adviseur van het bestuur van PFN onbezoldigd. Lesgeven bij diverse organisaties bv. SOMT, ZEL. (bezoldigd)

Adviseur van het bestuur van PFN ik neem deel uit interesse voor het complexe vakgebied met als doelgroep patiëntenzorg te verbeteren.

Geen

Mulder

Verpleegkundig specialist urologie Martini Ziekenhuis Groningen

Lid van Adviesraad Hollister BV.

 

Geen actie; NB (thuiszorg) hulpmiddelen worden niet besproken in de richtlijn

Rezvani

Anesthesioloog/pijnbestrijder, werkzaam in het St. Antonius ziekenhuis Nieuwegein/Utrecht in een maatschap

Lid ledenraad NVA-sectie pijnbestrijding, onbetaald.

 

Geen

Janssen

Arts bij Gynos vrouwenkliniek Den Haag, blaaspijn/bps-spreekuur (onderdeel van Andros klinieken)

 

Arts-onderzoeker, afdeling urologie, Radboudumc

 

Coördinator en docent Technische Geneeskunde Faculteit, Universiteit Twente.

 

- Medische adviesraad (MAR) patiëntenvereniging ICP

Te vermelden voor openheid van zaken:

 

- Werkzaam in 2 medische centra (Radboudumc & Gynos vrouwenkliniek) die patiëntenzorg op dit deelgebied verlenen.

 

Meegeschreven aan NVU-standpunt BPS 2017 (onbetaald).

 

- In verleden tegen betaling eenmalig advies gegeven voor Bene Arzneimittel GMBH farmaceuticals, producent van Elmiron, medicijn voor blaaspijn syndroom.

 

- In 2017 tegen eenmalige vergoeding gesproken op European Association of Urology congres op gesponsorde sessie door IBSA farmaceuticals (producent GAG-therapie voor blaaspijnsyndroom)

 

- Eigenaar eenmanszaak dr. Dr. D.A.W. Janssen, Urology Science & Healthcare (KvK nr. 77488881). Geen bezit van patenten, geen (incl. toekomstige beloften voor) financieel gewin door participatie aan deze richtlijn commissie.

 

Deelname aan deze commissie zou impact kunnen hebben op mijn aanzien als klinisch professional binnen mijn vakgebied. De mate van impact kan ik niet overzien

Geen actie; NB-blaasspoelingen worden niet besproken in de richtlijn

Schweitzer

Gynaecoloog UMC Utrecht, Bergman Clinics Hilversum vrouwenzorg

Trainer KNOV-hechtcursus. Trainer hechtcursus Leiderdorp NVOG voor beiden ontvang ik een vergoeding

Bij Bergman Clinics zien we patiënten met chronische pijn in buik en bekken mogelijk dat er een toename van pte gaat komen

 

Deelname aan deze het ontwikkelen van de richtlijn kan ervoor zorgen dat collega vaker gaan verwijzen vanwege meer bekendheid

Geen

Felt - Bersma

MDL-arts

Amsterdam UMC, locatie VUMC

MDL-arts Proctoskliniek te Bilthoven

MDL-arts MCV de Veluwe, Apeldoorn

ROAD-studie, een studie met een medicament versus placebo ter preventie van recidief

diverticulitis

Geen

Van den Bos

1. Bekkenfysiotherapeut MSPT (Master of Specialised Physical Therapy) bij AdFysio te De Lier 0.6 fte

2. Bekkenfysiotherapeut MSPT LUMC, afd. urologie 0.2 fte onbezoldigd

3. Voorzitter BB4All (Bekkenbodem4All), vrijwilliger

Lid MAR (Medische Advies Raad) Lichen Sclerosis Nederland: reiskostenvergoeding

Lid MAR Lichen Planus Vereniging Nederland: reiskostenvergoeding

Penningmeester zorggroep FEL (Fysiotherapie 1e Lijn) Zuid-Holland West: onkostenvergoeding

Geen

Geen

Klankbordgroep

 

 

 

 

Tebbe

(klankbordgroep)

Wetenschappelijk adviseur KNOV (ZZP)

verloskundige

Communicatie + tekstschrijver (ZZP)

Geen

Geen

Andriesse

(klankbordgroep)

Voorzitter van de Interstitiële cystitis vereniging, ICP

Ik ben vrijwilliger niet betaald

Geen

Geen

Consten

(klankbordgroep)

chirurg, meander medisch centrum MMC en hoogleraar universitair medisch centrum Groningen UMCG in de chirurgie aandachtsgebied robotica en computer geassisteerde chirurgie

voorzitter werkgroep coloproctologie opleideer heelkunde mmc

arts in tertiair bekkenbodem centrum van het meander medisch centrum te Amersfoort

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door middel van een afgevaardigde patiëntenvereniging in de werkgroep en in de klankbordgroep.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen. Er zijn geen indicatoren ontwikkeld bij deze richtlijn.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door verschillende partijen/vertegenwoordigers van relevante stakeholders via een Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen in de bijlagen.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Per uitgangsvraag werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen in de bijlagen.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II - voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk*

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van Zorg.

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen indicatoren ontwikkeld bij deze richtlijn.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de bijlage Kennislacunes beschreven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G.,... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.

Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten. Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Utrecht, 2015.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://www.demedischspecialist.nl/publicaties/medisch-specialistische-richtlijnen-20-rapport.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E.,... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Evaluatie