Screening buiten BVO tijdens zwangerschap en borstvoeding
Uitgangsvraag
Hoe kunnen vrouwen met een verhoogd risico op borstkanker in de periode van actieve kinderwens, tijdens zwangerschap en borstvoeding buiten het bevolkingsonderzoek (BVO) gescreend worden?
Aanbeveling
- Screen vrouwen met actieve kinderwens met MRI en/of mammografie volgens aanbevelingen in module 'Screening buiten het BVO'.
- Screen vrouwen in de periode van zwangerschap en borstvoeding niet door middel van MRI, mammografie, echografie, en ook niet door klinisch borstonderzoek.
- Indien in geval van sterke verdenking op of bewezen maligniteit in de periode van borstvoeding een MRI-onderzoek geïndiceerd is, wordt dit veilig geacht omdat de hoeveelheid gadolinium die door het kind wordt opgenomen verwaarloosbaar klein is. Borstvoeding hoeft niet onderbroken te worden na een MRI-onderzoek met gadolinium
- Continueer het contact van vrouwen met een verhoogd risico in de periode van zwangerschap of borstvoeding met een polibezoek of een telefonisch consult eens in de zes maanden, om laagdrempelig eventuele vragen en klachten aan de orde te laten komen en zo nodig actie te ondernemen.
- Verricht echografie als beeldvorming van eerste keus in geval van een palpabele afwijking tijdens zwangerschap of de periode van borstvoeding om een onderscheid te maken tussen (onverdachte) cysteuze en (mogelijk verdachte) solide laesies.
- In geval van bewezen maligniteit in de periode van zwangerschap (behalve in het eerste trimester) en borstvoeding is optimale beeldvorming door middel van MRI geïndiceerd als voorbereiding op de behandeling.
- Screening met beeldvorming kan circa 2 maanden na het staken van de borstvoeding weer hervat worden
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
MRI
De sterk toegenomen vascularisatie van de borsten in de periode van zwangerschap en borstvoeding zorgt voor sterke contrastopname door het borstklierweefsel op een MRI-onderzoek van de borsten. Een aantal kleine studies laat zien dat bij vrouwen met borstkanker tijdens de periode van borstvoeding de maligniteit zich wel onderscheidt op het MRI-onderzoek (Langer, 2014; Espinosa, 2005; Oh, 2017; Taylor, 2011).
Er zijn echter geen studies die de effectiviteit van MRI-screening in de periode van zwangerschap en borstvoeding hebben onderzocht. De sterke achtergrondaankleuring benadeelt in hoge mate een betrouwbare beoordeling van het MRI-onderzoek en zal tot gevolg hebben dat kleinere invasieve laesies en DCIS gemist zullen worden, terwijl er ook sprake lijkt van een hogere kans op fout-positieve uitkomsten. Screening met MRI tijdens de periode van zwangerschap en borstvoeding wordt daarom niet geadviseerd.
Voor het MRI-onderzoek van de borsten is gadolinium houdend intraveneus contrast noodzakelijk. Dit gadolinium passeert de placenta. Een oudere grote Canadese studie (Ray, 2016) liet zien dat MRI-onderzoek uitgevoerd met gadolinium (niet per se MRI mammae onderzoeken) ongeacht het moment in de zwangerschap, geassocieerd was met een verhoogd risico op een breed scala aan reumatologische aandoeningen, inflammatoire aandoeningen en huidaandoeningen bij het kind (periode 0-4 jaar), en met een verhoogd risico op prenatale en neonatale sterfte. Echter in deze studie is gebruik gemaakt zogenaamde lineaire gadoliniumverbindingen die nu niet meer gebruikt worden. Tegenwoordig worden de stabielere macrocyclische gadoliniumverbindingen gebruikt waardoor foetale risico’s lager worden ingeschat (Symons, 2016)
Volgens het Expert Panel on Breast Imaging van de American College of Radiology (di Florio-Alexander, 2018) kan bij vrouwen met een sterk verhoogd risico op borstkanker die voor een langere periode borstvoeding willen geven, screening met MRI overwogen worden.
Tijdens lactatie wordt een MRI-onderzoek, bij sterke verdenking op of bewezen maligniteit, veilig geacht omdat slechts 0,04% van een intraveneuze dosis gadolinium in de moedermelk terecht komt. Van deze hoeveelheid zal het kind minder dan 1% absorberen via het maagdarmkanaal. De hoeveelheid gadolinium die door het kind wordt opgenomen is dus verwaarloosbaar klein en borstvoeding hoeft niet onderbroken te worden na een MRI-onderzoek met gadolinium (The American College of Obstetricians and Gynecologists Obstetrics & Gynecology, 2017).
Mammografie
Vanwege de lage sensitiviteit en de stralenbelasting wordt screening met mammografie niet geadviseerd voor vrouwen met een verhoogd risico op borstkanker jonger dan 40 jaar. Het aspect van stralenbelasting weegt extra bij BRCA1/2 en TP53-genmutatiedraagsters. De toegenomen densiteit van het klierweefsel tijdens zwangerschap en borstvoeding geeft een verdere verslechtering van de toch al lage sensitiviteit van mammografie bij jonge vrouwen, met tevens een verhoogde kans op zowel fout-positieve als fout-negatieve uitkomsten. (Carmichael, 2017). De werkgroep adviseert vrouwen tijdens de zwangerschap en tijdens de periode van borstvoeding niet met mammografie te screenen.
Bij hoge verdenking op of bij vastgestelde maligniteit tijdens zwangerschap of borstvoeding kan een mammogram als onderdeel van de diagnostische work-up wel geïndiceerd zijn. De foetale stralingsdosis van mammografie in de zwangerschap is te verwaarlozen (Robbins, 2011).
Echografie
De lage sensitiviteit en het hoge percentage fout-positieve uitkomsten maken dat echografie bij niet-zwangere vrouwen ongeschikt is als screeningsmodaliteit. Tijdens zwangerschap en tijdens borstvoeding zal de kans op fout-positieve diagnoses en biopten alleen maar toenemen (Carmichael, 2017; di Florio-Alexander, 2018). Een retrospectieve Israëlische studie (Faermann, 2022) beschrijft de resultaten van driemaandelijks klinisch en echografisch onderzoek bij BRCA1/2 genmutatiedraagsters gedurende zwangerschap (n=292) en borstvoeding (n=175). Bij 6 van de 36 gebiopteerde vrouwen wordt hooggradige invasieve maligniteit vastgesteld. Vier van de 6 maligniteiten zijn met screening gevonden als laesies met diameters variërend tussen 9 en 15 mm, allen zonder uitzaaiingen naar de lymfklieren. De waarde van dit intensieve schema zal eerst in een grotere studie bevestigd moeten worden alvorens screening met echografie tijdens zwangerschap en borstvoeding zal worden geadviseerd door de Nederlandse Richtlijn Borstkanker.
Echter, in geval van een palpabele afwijking tijdens zwangerschap of de periode van borstvoeding is echografie de beeldvorming van eerste keus om een onderscheid te maken tussen (onverdachte) cysteuze en (mogelijk verdachte) solide laesies (Robbins AJR 2011). Zo nodig kan echogeleid gepuncteerd of gebiopteerd worden.
Klinisch borstonderzoek
Over het effect van klinisch borstonderzoek tijdens zwangerschap en borstvoeding bij vrouwen met een verhoogd borstkankerrisico is, behalve de bovengenoemde studie van Faernann (2022) geen literatuur beschikbaar. Carmichael (2017) adviseert om bij vrouwen met een sterk verhoogd risico op borstkanker in de eerste termijn van de zwangerschap klinisch borstonderzoek te verrichten, om zo een uitgangssituatie te hebben en om dit vervolgens ieder half jaar te herhalen in de periode van zwangerschap en borstvoeding. Echter, de sensitiviteit en specificiteit van klinisch borstonderzoek zijn in het algemeen laag, en de kans op fout-positieve bevindingen leidend tot onzekere echografische uitkomsten zal tijdens zwangerschap en borstvoeding nog groter zijn.
Hoewel de meeste palpabele afwijkingen overigens benigne en zwangerschap gerelateerd zullen zijn, is het belangrijk dat de vrouw in geval van twijfel naar het ziekenhuis gaat. Voor diagnostiek van een mogelijk verdachte bevinding is echografische evaluatie geïndiceerd met zo nodig biopt en verdere beeldvorming om maligniteit aan te tonen dan wel uit te sluiten en delay te voorkomen (Vashi AJR 2013).
Klinisch borstonderzoek tijdens zwangerschap en borstvoeding heeft dus mogelijk meer nadelen dan voordelen.
Alhoewel in de periode van zwangerschap en borstvoeding geen screening wordt geadviseerd lijkt in deze periode het continueren van het contact van vrouwen met een verhoogd risico met een polibezoek of een telefonisch consult eens in de 6 maanden waardevol, om laagdrempelig eventuele vragen en klachten aan de orde te laten komen en zo nodig actie te ondernemen.
Duur van de periode van borstvoeding
Uit de grote internationale cohortstudie studie van Terry (2018) blijkt dat ook bij BRCA1/2 genmutatiedraagsters het geven van vooral langdurige borstvoeding het borstkankerrisico verlaagt. Onderzoek van TNO laat zien dat in Nederland in 2015 80% van de moeders na de geboorte startte met borstvoeding. Na drie maanden was dit afgenomen tot 47% en na zes maanden gaf nog 39% van de moeders borstvoeding (Peeters, 2015).
Indien een vrouw met een sterk verhoogd risico op borstkanker kiest voor drie tot zes maanden borstvoeding, kan twee maanden na beëindiging hiervan de screening met MRI en/of mammografie weer worden hervat, zal er maximaal één screeningsronde zijn overgeslagen.
Een langere periode van borstvoeding betekent dat gedurende een deze periode geen adequate screening mogelijk is.
Echter, het continueren van het contact met vrouwen met een verhoogd risico (LTR > 20%) door een arts of verpleegkundig specialist in deze periode lijkt waardevol. Dit kan door middel van een polibezoek of een telefonisch consult. Er kunnen dan laagdrempelig vragen en klachten aan de orde komen. Zo nodig kan actie ondernomen worden.
Waarden en voorkeuren van vrouwen (en evt. hun verzorgers)
Tijdens de polibezoeken voorafgaand aan de actieve kinderwens moeten de gevolgen van een eventuele zwangerschap en periode van borstvoeding op de screening besproken worden.
Continueren van het contact van vrouwen met een verhoogd risico in de periode van zwangerschap en borstvoeding wordt geadviseerd, om laagdrempelig eventuele vragen en klachten aan de orde te laten komen en zo nodig actie te ondernemen. Dit contact kan door middel van een polibezoek of een telefonisch consult, eens in de 6 maanden.
In geval van borstvoeding over een lange periode (meer dan een jaar) kan het hervatten van screening door middel van beeldvorming worden besproken met de vrouw om te voorkomen dat er een te lang screeningsinterval ontstaat. De voor- en nadelen hiervan kunnen met de vrouw besproken worden in het kader van samen beslissen. De screeningsmodaliteit zal afhangen van de specifieke situatie.
Kosten (middelenbeslag)
De aanbevelingen zullen geen impact hebben op de kosten.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Er worden geen problemen verwacht bij de aanvaardbaarheid en implementatie van deze aanbevelingen.
Aanbevelingen
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Samenvattend blijkt er geen goede screening op borstkanker mogelijk tijdens de periode van zwangerschap en borstvoeding. Voor iedere vrouw met een verhoogd risico is het van belang om met de controlerende zorgprofessional de actieve kinderwens te bespreken en of ze borstvoeding wil geven en hoelang. Het voordeel van borstvoeding geven (een reductie van het Life Time Risk voor borstkanker) kan gezamenlijk worden gewogen tegen het nadeel dat een langere duur van borstvoeding de periode zonder adequate borstkankerscreening verlengt.
Voortzetting van het contact met de vrouw zonder de reguliere beeldvorming is van belang voor het laagdrempelig inventariseren van vragen en/of klachten, zodat de vrouw zelf alert blijft en in geval van twijfel naar het ziekenhuis gaat.
In geval van verdenking op maligniteit is echografie het onderzoek van eerste keus, zo nodig gevolgd door biopt en andere beeldvorming.
In geval van een bewezen maligniteit tijdens de zwangerschap en periode van borstvoeding kan MRI (met gadolinium) wel vervaardigd worden na afweging van voor en nadelen (zie module Zwangerschap en fertiliteit en module Veilig gebruik van contrastmiddelen tijdens de zwangerschap)
Onderbouwing
Achtergrond
Vrouwen met een verhoogd risico op borstkanker starten vaak met borstkankerscreening op jonge leeftijd. Zwangerschap en borstvoeding kunnen dan samenvallen met de periode van intensieve screening. Landelijke screeningsadviezen voor de periode tijdens zwangerschap en lactatie ontbreken en literatuur hierover is beperkt. Deze module geeft screeningsadviezen voor deze subgroep in de periode van actieve kinderwens, tijdens zwangerschap en borstvoeding.
Conclusies
Not applicable.
Samenvatting literatuur
Not applicable.
Zoeken en selecteren
For this clinical question, no systematic search of the literature was performed, because of the nature of the question, which cannot be searched for using PICO. Relevant scientific publications, combined with the expertise of the group members, are summarized and used to answer this question.
Referenties
- 1 - Carmichael H, Matsen C, Freer P, Kohlmann W, Stein M, Buys SS, Colonna S. Breast cancer screening of pregnant and breastfeeding women with BRCA mutations. Breast Cancer Res Treat. 2017 Apr;162(2):225-230. doi: 10.1007/s10549-017-4122-y. Epub 2017 Jan 30. PMID: 28138892.
- 2 - Committee Opinion No. 723: Guidelines for Diagnostic Imaging During Pregnancy and Lactation. Obstet Gynecol. 2017 Oct;130(4):e210-e216. doi: 10.1097/AOG.0000000000002355. Erratum in: Obstet Gynecol. 2018 Sep;132(3):786. PMID: 28937575.
- 3 - Espinosa LA, Daniel BL, Vidarsson L, Zakhour M, Ikeda DM, Herfkens RJ. The lactating breast: contrast-enhanced MR imaging of normal tissue and cancer. Radiology. 2005 Nov;237(2):429-36. doi: 10.1148/radiol.2372040837. PMID: 16244250.
- 4 - Expert Panel on Breast Imaging:; diFlorio-Alexander RM, Slanetz PJ, Moy L, Baron P, Didwania AD, Heller SL, Holbrook AI, Lewin AA, Lourenco AP, Mehta TS, Niell BL, Stuckey AR, Tuscano DS, Vincoff NS, Weinstein SP, Newell MS. ACR Appropriateness Criteria® Breast Imaging of Pregnant and Lactating Women. J Am Coll Radiol. 2018 Nov;15(11S):S263-S275. doi: 10.1016/j.jacr.2018.09.013. PMID: 30392595.
- 5 - Faermann R, Friedman E, Kaidar-Person O, Brodsky M, Neiman OH, Shalmon A, Gotlieb M, Yagil Y, Samocha D, Feldman DM, Weidenfeld J, Sklair-Levy M. Pregnancy Associated Breast Cancer Among Israeli BRCA1/BRCA2 Carriers in a High-Risk Clinic. Acad Radiol. 2023 Feb;30(2):248-254. doi: 10.1016/j.acra.2022.03.030. Epub 2022 May 6. PMID: 35527100.
- 6 - Heemskerk-Gerritsen BAM, Jager A, Koppert LB, Obdeijn AI, Collée M, Meijers-Heijboer HEJ, Jenner DJ, Oldenburg HSA, van Engelen K, de Vries J, van Asperen CJ, Devilee P, Blok MJ, Kets CM, Ausems MGEM, Seynaeve C, Rookus MA, Hooning MJ. Survival after bilateral risk-reducing mastectomy in healthy BRCA1 and BRCA2 mutation carriers. Breast Cancer Res Treat. 2019 Oct;177(3):723-733. doi: 10.1007/s10549-019-05345-2. Epub 2019 Jul 13. PMID: 31302855; PMCID: PMC6745043.
- 7 - Langer A, Mohallem M, Stevens D, Rouzier R, Lerebours F, Chérel P. A single-institution study of 117 pregnancy-associated breast cancers (PABC): Presentation, imaging, clinicopathological data and outcome. Diagn Interv Imaging. 2014 Apr;95(4):435-41. doi: 10.1016/j.diii.2013.12.021. Epub 2014 Jan 31. PMID: 24485752.
- 8 - Oh SW, Lim HS, Moon SM, Kim JW, Shin SS, Heo SH, Lee JS, Park MH. MR imaging characteristics of breast cancer diagnosed during lactation. Br J Radiol. 2017 Oct;90(1078):20170203. doi: 10.1259/bjr.20170203. Epub 2017 Aug 22. PMID: 28830193; PMCID: PMC5853355.
- 9 - Peeters D, Lanting CI, van Wouwe JP. Peiling melkvoeding van zuigelingen 2015. Leiden: TNO; 2015
- 10 - Ray JG, Vermeulen MJ, Bharatha A, Montanera WJ, Park AL. Association Between MRI Exposure During Pregnancy and Fetal and Childhood Outcomes. JAMA. 2016 Sep 6;316(9):952-61. doi: 10.1001/jama.2016.12126. PMID: 27599330.
- 11 - Robbins J, Jeffries D, Roubidoux M, Helvie M. Accuracy of diagnostic mammography and breast ultrasound during pregnancy and lactation. AJR Am J Roentgenol. 2011 Mar;196(3):716-22. doi: 10.2214/AJR.09.3662. Erratum in: AJR Am J Roentgenol. 2011 May;196(5):1237. PMID: 21343518.
- 12 - Symons SP, Heyn C, Maralani PJ. Magnetic Resonance Imaging Exposure During Pregnancy. JAMA. 2016 Dec 6;316(21):2275. doi: 10.1001/jama.2016.17296. PMID: 27923085.
- 13 - Taylor D, Lazberger J, Ives A, Wylie E, Saunders C. Reducing delay in the diagnosis of pregnancy-associated breast cancer: how imaging can help us. J Med Imaging Radiat Oncol. 2011 Feb;55(1):33-42. doi: 10.1111/j.1754-9485.2010.02227.x. PMID: 21382187.
- 14 - Vashi R, Hooley R, Butler R, Geisel J, Philpotts L. Breast imaging of the pregnant and lactating patient: imaging modalities and pregnancy-associated breast cancer. AJR Am J Roentgenol. 2013 Feb;200(2):321-8. doi: 10.2214/ajr.12.9814. PMID: 23345353.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-11-2021
Laatst geautoriseerd : 01-12-2023
Geplande herbeoordeling : 01-01-2024
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Doel en doelgroep
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen en handelingsinstructies ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Er wordt aangegeven wat in het algemeen de beste zorg is voor de patiënt met (verdenking op) borstkanker of voor hen die voor screening in aanmerking komen. De richtlijn beoogt een leidraad te geven voor de dagelijkse praktijk van de screening, diagnostiek, behandeling en nazorg van borstkanker. Tevens wordt deze richtlijn gebruikt voor het maken van informatiemateriaal voor patiënten, in samenwerking met kanker.nl en thuisarts.nl. Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die aan de ontwikkeling van deze richtlijn hebben bijgedragen.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met borstkanker.
Werkgroeplid |
Namens |
dr. M.A.W.M.C. (Marlene) Hoynck van Papendrecht |
BVN |
drs. C. (Cristina) Guerrero Paez |
BVN |
drs. M.A. (Marjolein) Scholten |
BVN |
C.M. (Marco) van Esterik |
Contactgroep Phyllodes |
M. (Michelle) Verseveld MSc |
KNGF |
prof. dr. G.H. (Truuske) de Bock |
NHG |
dr. B.E.P.J. (Birgit) Vriens |
NIV |
dr. A. (Agnes) Jager |
NIV |
dr. C.H. (Carolien) Smorenburg, voorzitter |
NIV |
dr. H. (Hiltje) de Graaf |
NIV |
dr. J.R. (Judith) Kroep |
NIV |
dr. H.H. (Huub) van Rossum |
NVKC |
dr. ir. C. (Christiaan) van Swol |
NVKF |
dr. F. (Frederiek) van den Bos |
NVKG |
dr. C.D.L. (Carine) Bavelaar-Croon |
NVNG |
dr. L.A.E. (Leonie) Woerdeman |
NVPC |
prof. dr. M.A.M. (Marc) Mureau |
NVPC |
dr. A.N. (Astrid) Scholten |
NVRO |
dr. H.J.G.D. (Desiree) van den Bongard |
NVRO |
dr. J.H. (John) Maduro |
NVRO |
dr. M.J.C. (Maurice) van der Sangen |
NVRO |
dr. N. (Nina) Bijker |
NVRO |
prof. dr. L.J. (Liesbeth) Boersma |
NVRO |
dr. D.J.P. (Dominique) van Uden |
NVvH |
dr. E.L. (Emily) Postma |
NVvH |
dr. J.H. (José) Volders |
NVvH |
dr. L.J.A. (Luc) Strobbe |
NVvH |
mr. dr. F.H. (Frederieke) van Duijnhoven |
NVvH |
drs. E.M. (Elise) Bekers |
NVVP |
dr. A.I.M. (Inge-Marie) Obdeijn |
NVvR |
dr. C.E. (Claudette) Loo |
NVvR |
dr. M.B.I. (Marc) Lobbes |
NVvR |
dr. C. (Carla) Meeuwis |
NVvR |
drs. L.M.H. (Lidy) Wijers |
NVvR |
drs. M.W. (Mechli) Imhof-Tas |
NVvR |
A. (Angelie) van den Bosch |
V&VN |
C. (Celine) Zoetbrood |
V&VN |
A.M.J. (Antoinette) Holterman |
V&VN oncologie |
drs. J.M. (Margriet) Collée |
VKGN |
Met ondersteuning van
Drs. S.N. (Sarah) van Duijn
Dr. L. (Linda) Oostendorp
Drs. M. (Miriam) te Lintel Hekkert
Dr. N. (Nadine) Zielonke
Dr. J. (Joppe) Tra
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Clusterstuurgroep
Clusterlid |
Functie |
Nevenwerkzaamheden |
Gemelde belangen |
Smorenburg (voorzitter) |
* Internist-oncoloog Antoni van Leeuwenhoek (0,9 fte - betaald) |
Lid Bestuur gasthuis Antoni van Leeuwenhoek (onbetaald) |
In 2018 een vergoeding van €1,307,00 ontvangen van Pfizer.
|
Guerrero Paez |
Directeur Borstkanker Vereniging Nederland |
Lid Raad van Toezicht SPL te Leiden (onbetaald) |
Als patiëntenorganisatie leveren wij vanuit patïëntenperspectief advies aan. Persoonlijk ben ik alleen betrokken bij het Covid consortium waar we onderzoek doen naar Covid en Borstkanker. Trekker is IKNL (geen rol als projectleider). Verder werken wij met de PAG samen en allerlei vrijwilligers. Wij ontvangen van de farmacie gelden voor specifieke projecten op het gebied van informatievoorziening en/of lotgenotencontact. Deze zijn multisponsored en worden altijd opgenomen in het transparantieregister. |
Vriens |
Internist-oncoloog Catherinaziekenhuis Eindhoven |
In 2018 een vergoeding van €870,00 ontvangen van Novartis. |
|
Mureau |
Plastisch chirurg, Erasmus MC, Universitair Medisch Centrum Rotterdam |
* Maatschapslid AZR>SFG, werkzaamheden als plastisch chirurg (betaald) |
Polytech Health & Aesthetics GmbH - Long-term results of breast reconstruction with polyurethane covered implants: a multicenter randomized controlled trial - Projectleider |
Lobbes |
* Radioloog - Zuyderland Medisch Centrum, afdeling Medische Beeldvorming (0,9 fte) |
Lid wetenschappelijke adviesraad LRCB - Lid wetenschappelijke raad Zuyderland Medisch Centrum |
* GE Healtcare - Rapid Access to Contrast-Enchanced mammography in Recalls form breast cancer screening (RACER) – Projectleider * Boegbeeldfunctie wereldwijd van contrast-enhance mammography (CEM) * Betrokkenen heeft financiële vergoedingen gekregen voor het verzorgen van workshops, presentatie en deelname van medical advisory boards van onder andere GE Healthcare, Hologic, Tromp Medical, Suazio, Bayer |
Bosch, van den |
Verpleegkundig specialist mammacarcinoom in het Catherinaziekenhuis te Eindhoven |
Gast-docent HBO-V studenten aan Fontys Hogeschool te Eindhoven (betaald) |
Geen |
Bongard, van den |
Radiotherapeut-oncoloog, Amsterdam UMC |
* Lid NABON bestuur (onbetaald) |
* KWF/ Pink Ribbon - Eenmalige hoge dosis radiotherapie mammacarcinooom (ABLATIVE project, 2013 en 2020) - Projectleider; VARIAN grant voor Adaptive Radiotherapy in Breast Cancer patients (BREAST-ART, 2020) - Projectleider. * Lid landelijke werkgroep hypofractionering mammacarcinoom |
Van Swol |
* Klinisch Fysicus, St. Antonius Ziekenhuis (0,9 fte) |
Voorzitter Bestuur Stichting Opleiding Klinische Fysica - onbetaald. Zie www.stichtingokf.nl |
Geen |
Van Duijnhoven |
Chirurg-oncoloog, Nederlands Kanker Instituut / Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis |
* European Organization for Research and Treatment of Cancer, secretary of the Breast Cancer Group |
* Innovatiefonds Zorgverzekeraars - Towards omitting breast surgery in patients with a complete response to neoadjuvant chemotherapy - biopten past NAC ter evaluatie respons onderzoek inmiddels afgerond- Geen projectleider, co-PI * KWF - Management of low risk ductal carcinoma in situ (low-risk DCIS): a non-randomized, multicenter, non-inferiority trial between standard therapy approach versus active surveillance - clinical trial ongoing - Geen projectleider, co-PI * KWF - Clinically node negative breast cancer patients undergoing breast conserving therapy: Sentinel lymph node procedure versus follow-up - randomized clinical trial, accural complete January 2022 - Geen projectleider, local PI * EORTC-quality of life group - Follow-up in Early and Locally Advanced Breast Cancer Patients: An EORTC QLG-BCG-ROG Protocol - clinical study in which quality of life data are registered in patients treated for breast cancer < 3 years ago - Geen projectleider, local PI * Als arts ook betrokken bij de patiëntenvereniging voor Phyllodes tumoren van de borst, wat 1 van de geformuleerde knelpunten vanuit onze beroepsvereniging is. |
Volders |
Oncologische chirurg |
* Bestuurslid werkgroep Mammachirurgie NVCO - onbetaald |
Geen |
Van der Sangen |
Radiotherapeut-oncoloog, afdeling Radiotherapie, Catharina Ziekenhuis Eindhoven |
Bestuurslid BOOG (Borstkanker Onderzoeksgroep Nederland), onbetaald |
NVRO/IKNL - Retrospectief onderzoek naar het gebruik van radiotherapie in Nederland - Geen projectleider |
Clusterexpertisegroep
Clusterlid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Bavelaar-Croon |
Nucleair Geneeskundige - Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede |
* Voorzitter werkgroep mammacarcinoom NVNG (Nederlandse Vereniging Nucleaire Geneeskunde) |
Geen |
Imhof-Tas |
Mammaradioloog en screeningsradioloog Radboud UMC (100%) |
Geen |
Geen |
Obdeijn |
Mammaradioloog in het Erasmus MC |
Geen |
* ZonMw - KWF, Sisters Hope, Pink Ribbon Stichting… - MRI versus mammography for breast cancer screening in women with familial risk (FAMRIsc: a multicentre randomised, controlled trial (Lancet Oncology 2019) |
Wijers |
Mamma- en neuroradioloog Alrijne Zorggroep (Leiderdorp - Leiden - Alphen) |
* Lid NABON |
In 2020 een vergoeding van €1270,00 ontvangen van Bayer. |
Collée |
Klinisch geneticus, Erasmus MC Rotterdam |
Geen |
* KWF - Nationwide infrastructure integrating research and health care to improve management for Dutch women with familial breast cancer risk Infrastructure Initiatives – * KWF Building in the Archipelago of Ovarian Cancer Research - Geen projectleider |
Rossum, van |
Laboratorium specialist Klinische Chemie, Afdeling Algemeen Klinisch Laboratorium Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis Amsterdam |
* Eigenaar en directeur Huvaros B.V. (onbetaald) |
* Health Holland - Subsidie voor vingerprik bloedafname systeem voor Covid-19 serologie - Projectleider
|
Bock, de |
Hoogleraar oncologische epidemiologie en interim afdelingshoofd afdeling Epidemiologie van het UMCG (voltijds aanstelling) |
* Lid werkgroep herziening richtlijn familiaire en erfelijke eierstokkanker |
* W.J. Thijnstichting - STIC, het begin of het einde - Projectleider samen met gynaecoloog
|
Bos, van den |
Internist-ouderengeneeskunde LUMC |
Voorzitter kerngroep ouderen NIV (onbetaald) |
SKMS - Keuzehulpen nij patiënten met multimorbiditeit - Projectleider
|
Verseveld |
* Bestuurslid Nederlandse Vereniging voor fysiotherapie bij Lymfologie en Oncologie, portefeuilehouder Wetenschap Oedeem en Oncologie: 8 uur per week |
* NVFL: vrijwillige functie |
Geen |
Loo |
Radioloog, gespecialiseerd mammaradiologie & screening BVO (regio midden west). NKI-AVL (Nederlands Kanker Instituut, Antoni van Leeuwenhoek) en BVO midden west |
* Wetenschappelijke cie NBCA (deels betaals/vacatie) |
In 2019 een vergoeding van €1749,00 ontvangen van Bayer. |
Meeuwis |
Mammaradioloog Ziekenhuis Rijnstate |
* NABON - werkgroep standaardisatie verslaglegging (onbetaald) |
* SENO medical - Echografie gecombineerd met laserlicht voor de diagnostiek bij verdachte massa's in de borst - Projectleider
|
Louwe |
Gynaecoloog, 0,9 aanstelling Leids Universitair Medisch Centrum |
Geen |
Geen |
Graaf, de |
Internist-oncoloog MCL |
Lid commissie kwaliteit NVMO. Medisch manager Oncologisch Netwerk Friesland (ONF) Coach Coassistenten Lid raad van toezicht zorg en welzijn |
Geen |
Jager |
Internist-oncoloog Erasmus MC Kanker Instituut Rotterdam |
* Voorzitter Stichting BOOG (Borstkanker onderzoeksgroep) - onbezoldigd |
* KWF - Prediction of Breast Cancer chemotherapy response in patients by determination of chemosensitivity in tumor tissue ex vivo - Projectleider In 2019 een vergoeding van €980,00 ontvangen van Roche Pharma. |
Strobbe |
Borstkankerchirurg CWZ Nijmegen fulltime staflid |
Geen |
Geen |
Maduro |
Radiotherapeut oncoloog, Universitaire Medische Centrum Groningen en Prinses Maxima Centrum voor kinderoncologie |
Bestuur BOOG, onbetaald |
EU - HARMONIC, gevolgen straling bij kinderen - Geen projectleider
|
Boersma |
Radiotherapeut-oncoloog Maastro, Maastricht |
* Klinische werkzaamheden en wetenschappelijke werkzaamheden * Voorzitter van Landelijk Platform Protonentherapie en lid van commissie kwaliteit NVRO |
ZonMw - MOVE project: verbeteren zorgpaden protonentherapie; SKMS project: INNOVATE: verbeteren implementatie van innovaties. KWF: Descartes studie: de-escalatie van bestraling bij patiënten met pCR na Neoadjuvante chemotherapie
|
Scholten |
Radiotherapeut-oncoloog, NKI-AVL |
- |
KWF - PPAPBI-2 trial - Projectleider
|
Postma |
Oncologisch chirurg Antonius Ziekenhuis Nieuwegein |
Geen |
Geen |
Uden |
Fellow chirurgische oncologie: per 17-1-2022 te Gelre Ziekenhuizen (hiervoor fellow chirurgische oncologie in het Rijnstate Ziekenhuis) |
Niet van toepassing |
Onbetaald en ongefinancierd promotie onderzoek naar inflammatoir mammacarcinoom: nu geen aandachtspunt voor de revisie. |
Bijker |
Radiotherapeut-oncoloog Amsterdam UMC |
* Kartrekker lateralisatie mammazorg AmsterdamUMC, onbetaald |
* KWF 12900 - Reduction of organ motion during radiotherapy by non-invasive mechanical ventilation supported berating control - Geen projectleider
|
Kroep |
Internist-Oncoloog, LUMC |
Betaald adviseurschap: AstraZeneca, GSK, Eisai, Lilly, MSD, Novartis |
* AstraZeneca - FAB, DOMEC en MMRd-GREEN studie; behandeling ovariumca (FAB) en endometrium carcinoom (DOMEC en MMRd-GREEN) drugs (olaparib, durvalumab) en onregstricted grant - Projectleider * Novartis - NEOLBC studie met neoadjuvant chemotherapie vs ribociclib en letrozol in hormoongevoelig mammacarcinoom. ribociclib en unregstricted grant - Projectleider * Philips - NEOLBC studie met neoadjuvant chemotherapie vs ribociclib en letrozol in hormoongevoelig mammacarcinoom. unrestricted grant - Projectleider |
Woerdeman |
Plastisch chirurg Antoni van Leeuwenhoek Amsterdam |
* Hoofd afdeling plastische chirurgie Antoni van Leeuwenhoek |
Dutch Cancer Society, Grand/Award Number: - Ontwikkeling borst reconstructie keuzehulp - Projectleider
|
Esterik, van |
Tot 2014 zelfstandige als Invalbakker |
* Brood en Banker Bakker |
Geen |
Scholten, M |
* Belangenbehartiger bij BVN (Borstkankervereniging), 50% |
* Zitting in Medische Advies Raad Parkinsonvereniging (vrijwillig) |
Geen |
Hoynck van Papendrecht |
Vrijwilligster BVN |
* Gepensioneerd arts |
Geen |
Bekers |
Patholoog, Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Zoetbrood |
|
|
|
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de Borstkankervereniging Nederland (BVN) uit te nodigen voor de invitational conference en de werkgroep. Het verslag hiervan [zie aanverwante producten] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan BVN en de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK). De eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en waar mogelijk verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er [waarschijnlijk geen/ mogelijk] substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module HER2-gerichte therapie in adjuvante setting |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten met HER2-positieve borstkanker) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven |
Module HER2-gerichte therapie in gemetastaseerde setting |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten met HER2-positieve borstkanker) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven |
Module immuuntherapie in gemetastaseerde setting |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten met borstkanker en indicatie immuuntherapie in gemetastaseerde setting) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven |
Module directe borstreconstructie en radiotherapie |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten met borstkanker, directe borstreconstructie en radiotherapie) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven |
Module uitgestelde borstreconstructie en radiotherapie |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten met borstkanker, uitgestelde borstreconstructie en radiotherapie) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven |
Module nacontrole: detectie van nieuwe carcinoom manifestaties |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>5.000 patiënten jaarlijks in nacontrole voor borstkanker), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Phyllodestumoren – beeldvorming en pathologie |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten met Phyllodestumoren) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven |
Module phyllodestumoren - radiotherapie |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten met Phyllodestumoren) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven |
Module phyllodestumoren – resectiemarges |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten met Phyllodestumoren) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven |
Module phyllodestumoren – systemische therapie |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten met Phyllodestumoren) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven |
Phyllodestumoren - nacontrole |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten met Phyllodestumoren) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven |
Module screening buiten het bevolkingsonderzoek tijdens zwangerschap en borstvoeding |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten met indicatie screening buiten het bevolkingsonderzoek tijdens zwangerschap en borstvoeding) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven |
Module immuuntherapie in neoadjuvante setting |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten met borstkanker en indicatie immuuntherapie in neoadjuvante setting) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep schriftelijk de knelpunten in de zorg voor patiënten met borstkanker. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model met behulp van Review Manager 5.4. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
Definitie |
|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.