Audiologische zorg voor slechthorende volwassenen

Initiatief: NVKF Aantal modules: 12

Additionele hoorhulpmiddelen

Uitgangsvraag

In welke situaties zijn welke additionele hoorhulpmiddelen voor mensen met een auditieve beperking geïndiceerd?

Aanbeveling

Aanbevelingen proces van hoorhulpmiddelverstrekking

  • Bespreek met de slechthorende in welke situaties de hoortoestellen onvoldoende verbetering geven (of niet gedragen kunnen worden). Daarbij is ook aandacht nodig voor de activiteiten die de slechthorende graag deed, maar daarmee is gestopt vanwege de hoorproblemen. Vraag ook naar toekomstplannen.
  • Bespreek de verschillende additionele hoorhulpmiddelen die in deze situaties zouden kunnen helpen.
  • Beoordeel of de slechthorende voldoende vaardig kan worden in het gebruik van het hoorhulpmiddel.
  • Bespreek ook of de patiënt open staat voor het gebruik van een additioneel hoorhulpmiddel.
  • Laat het proberen en aanschaffen van hoorhulpmiddelen die hoortoestelmerkgebonden zijn, zoveel mogelijk synchroon lopen met of direct aansluiten op de aanschaf van hoortoestellen.
  • Maak afspraken met de audicien of leverancier van de apparatuur over wie de volgende zaken uitvoert.
    • Een goede instructie over installatie, bediening én correct gebruik van de apparatuur.
    • Het oefenen van het correct gebruik met patiënt.
    • Het zo mogelijk betrekken van familie/betrokkenen die kunnen ondersteunen bij het succesvol installeren en (leren) gebruiken van het hoorhulpmiddel.
    • Een proefperiode voor hoorhulpmiddelen met aan het eind een goede evaluatie, indien zinvol voor het specifieke hoorhulpmiddel. Ga alleen over tot verstrekking als het hoorhulpmiddel goed gebruikt wordt en effectief is.
    • Zorg vooraf aan indicatie en gebruik van hoorhulpmiddelen i.c.m. hoortoestel(len) voor (een controle op) een adequate instelling van hoortoestel(len).

Aanbevelingen voor het verbeteren van verstaan in moeilijke luisteromstandigheden

  • Vraag na in welke situaties van de patiënt de luisteromstandigheden moeilijk zijn, hoe vaak deze voorkomen en hoe belangrijk ze voor de patiënt zijn.
  • Maak een inschatting van de patiënt-gerelateerde beperkingen voor spraakverstaan in de door de patiënt genoemde situaties, op basis van aard en grootte van het gehoorverlies, resultaten van spraak (in ruis) testen en de verwachte beperking in binaurale winst bij spatieel gescheiden spraak- en ruisbronnen.
  • Beoordeel de situatie-gerelateerde factoren (zoals nagalm, de geluidssterkte, de ruimtelijke verdeling en de afstand tot het gewenste en storende geluid) die het luisteren moeilijk kunnen maken.
  • Beoordeel op basis van de patiënt- en situatie-gerelateerde factoren of in de specifieke luistersituatie(s) van de patiënt het gebruik van externe microfoon(s) het auditief functioneren kan verbeteren en praktisch haalbaar is.
  • Bespreek wat in de verschillende situaties het meest passend is: een eenvoudige externe microfoon, één geavanceerde microfoon of meerdere microfoons en hoe de patiënt deze zou kunnen gebruiken. Bespreek ook de beperkingen van de apparatuur.
  • Bespreek wat van de patiënt verwacht wordt bij het gebruik van de externe microfoon(s) en of deze daarvoor gemotiveerd is.
  • Overweeg een gesprek met de maatschappelijk werker binnen het audiologisch centrum, als de patiënt bedenkingen heeft bij het gebruik van een externe microfoon, die te maken kunnen hebben met acceptatieproblemen of geringe copingvaardigheden.
  • Laat de patiënt de voorgestelde apparatuur proberen in een proefperiode en evalueer aan het eind hiervan of de externe microfoon goed gebruikt wordt en effectief is in de situaties waarvoor die voorgeschreven was.
  • Maak afspraken met de audicien of leverancier van de apparatuur over wie de volgende zaken uitvoert.
    • Zorg voor een geïndividualiseerde aanpassing van de relatieve versterking van de externe microfoon(s) ten opzichte van de hoortoestelmicrofoons, afhankelijk van de situatie(s) waarin de microfoon gebruikt wordt.
    • Als er klachten zijn over de verstaanbaarheid, luidheid of klank bij gebruik van de externe microfoon, verifieer dan met een real ear meting de output van het programma dat actief is als de externe microfoon ingeschakeld is.
    • Geef uitleg over de juiste plaatsing van de externe microfoon(s) per situatie en oefen dit zo mogelijk. Laat de slechthorende ook oefenen met het introduceren van de microfoon en geef daarbij zo nodig tips.
    • Zorg voor beschikbaarheid van ondersteuning na de proefperiode, voor een blijvend succesvol gebruik van de externe microfoon(s).

Aanbevelingen voor het verbeteren van het verstaan bij online-vergaderingen

Beoordeel of een generieke draadloze verbinding tussen computer en hoortoestellen mogelijk is. Zo niet, adviseer dan over een hoorhulpmiddel dat geschikt is om de hoortoestellen met de computer te verbinden, zodanig dat het geluid van de computer direct op de hoortoestellen hoorbaar is en de stem van de slechthorende hoorbaar is voor anderen.

 

Aanbevelingen voor het verbeteren van het verstaan van de televisie of de radio

  • Adviseer een TV-hulpmiddel en ondertiteling als het volgen van de TV op (voor anderen) normaal volume moeilijk is voor de patiënt.
  • Maak afspraken met de audicien of leverancier van de apparatuur over wie de volgende zaken uitvoert.
    • Zorg voor een geïndividualiseerde aanpassing van de relatieve versterking van de externe microfoon(s) ten opzichte van de hoortoestelmicrofoons, afhankelijk van de situatie(s).
    • Adviseer over de instelling van een audiovertraging voor de TV-luidsprekers (in de TV-instellingen) als een deel van het onversterkte geluid nog hoorbaar is voor de slechthorende.

Aanbevelingen voor het verbeteren van het verstaan van de telefoon

  • Adviseer een technische oplossing, passend bij de koppelmogelijkheden van telefoon én hoortoestel(len).
  • Bespreek of de microfoons van de hoortoestellen ingeschakeld moeten blijven, verzwakt of uitgeschakeld moeten worden, afhankelijk van de hinder van het omgevingsgeluid en het belang om omgevingsgeluid te monitoren.
  • Adviseer het gebruik van niet-technische communicatiestrategieën, specifiek voor telefoneren.

Aanbeveling voor het verbeteren van het waarnemen van waarschuwings- en weksignalen

  • Vraag na of de slechthorende voor hem/haar belangrijke wek- en waarschuwingssignalen niet hoort en schrijf indien gewenst een wek- en waarschuwingssysteem voor.

Overwegingen

Voor deze module is een systematische literatuuranalyse uitgevoerd. Er zijn vier artikelen geïncludeerd die voldoen aan de PICO, waaronder 1 systematische review. Door de lage aantallen van artikelen en participanten in de studies of het ontbreken van een voldoende nauwkeurige beschrijving van methoden en analyses, is er geen sterk wetenschappelijk bewijs beschikbaar om de effectiviteit van additionele hoorhulpmiddelen te onderbouwen.

De resultaten van de studies laten zien dat additionele hoorhulpmiddelen in het algemeen een positief effect hebben op de hoorbaarheid, spraakverstaan in ruis en kwaliteit van leven.

 

Hoortoestellen zijn de primaire behandeloptie voor blijvend gehoorverlies. Er zijn echter ook andere apparaten, zoals ondersteunende, additionele hoorhulpmiddelen of accessoires, die een persoon kunnen helpen geluiden te detecteren of spraak te verstaan. Ze kunnen worden gebruikt in combinatie met hoortoestellen of in plaats van hoortoestellen.

Voor een slechthorende die hoortoestellen draagt, kunnen er nog steeds situaties zijn, waarin het moeilijk is om te horen en te verstaan. Het gaat dan om situaties waarin één of meer van de volgende factoren een rol spelen:

  • Er is storend achtergrondgeluid;
  • Er zijn meerdere mensen tegelijk aan het praten;
  • De afstand tot de geluidsbron is relatief groot en/of er is een obstakel tussen (muur/kast/scherm etc);
  • De akoestiek van de ruimte is galmend;
  • De spreker en de hoortoesteldrager kunnen elkaar niet (steeds) aankijken of elkaar niet zien.

Daarnaast zijn er situaties waarin een hoortoestel niet gedragen kan worden (bijvoorbeeld in bed), maar men wek- en waarschuwingssignalen wel wil kunnen waarnemen. Voor al deze situaties kunnen additionele hoorhulpmiddelen ingezet worden.

 

Het aanbod van additionele hoorhulpmiddelen is divers, zodat niet elk hoorhulpmiddel besproken kan worden. Het is van belang dat ieder AC een recent overzicht heeft van de beschikbare hoorhulpmiddelen per (hoortoestel)merk, met daarbij de mogelijkheden, beperkingen en bijzonderheden. Zorg voor periodieke updates van dit overzicht, omdat de ontwikkeling van hoorhulpmiddelen snel gaat.

 

Voor alle hoorhulpmiddelen geldt dat moet worden beoordeeld of het door de fabrikant beoogd gebruik en het beoogd effect van het hoorhulpmiddel passend is voor het door de gebruiker gewenste effect in de specifieke situatie waarin de slechthorende problemen ervaart vanwege de auditieve beperking.

 

Overwegingen bij het proces van hoorhulpmiddelverstrekking

Southall (2006) beschrijven vier factoren die van belang zijn bij de inzet van additionele hoorhulpmiddelen:

  1. Herkennen dat gehoorproblemen de uitvoering van gewenste activiteiten en de gewenste participatie in sociale situaties bemoeilijkt,
  2. Weten en beseffen dat er technische hoorhulpmiddelen zijn die kunnen helpen,
  3. Kunnen proberen en verwerven van de hoorhulpmiddelen, en
  4. Adaptatie aan het gebruik van het hoorhulpmiddel en aanpassing van het gedrag.

Factor 1

Als de slechthorende zelf de beperkingen van het gehoorverlies als probleem ervaart en graag actief wil blijven, bevordert dat het zoeken naar een oplossing. Daarnaast helpt ook de aanmoediging of druk van familie en vrienden. Het kan zo zijn dat de slechthorende bepaalde activiteiten niet meer doet (bijvoorbeeld niet meer naar lezingen of verjaardagen gaat), omdat het niet lukt om de activiteit uit te voeren of te participeren in de sociale/maatschappelijke situatie. Bespreek of de persoon gemotiveerd is om met aanvullende hoorhulpmiddelen weer meer actief te worden en sociale isolatie te verminderen.

 

Factor 2

Het bestaan van additionele hoorhulpmiddelen is relatief onbekend. Volgens het EuroTrack Netherlands 2022 onderzoek is 68% van de hoortoestelgebruikers door de hoorzorg professional geïnformeerd over aanvullende hoorhulpmiddelen (Anovum, 2022). De informatie en aanbeveling van de hoorzorgprofessional over hoorhulpmiddelen is belangrijk, alsook de aanbeveling van andere slechthorenden die positieve ervaringen met een hoorhulpmiddel hebben (Southall, 2006). De hoorzorgprofessional moet met de slechthorende bespreken welke hoorhulpmiddelen op welke manier kunnen bijdragen aan het verminderen of oplossen van de specifieke hoorproblemen (waaronder ook luisterinspanning en vermoeidheid) die de slechthorende rapporteerde, ook na gebruik van goed ingestelde hoortoestellen.

 

Naast het bespreken van het verminderen of oplossen van de specifieke hoorproblemen zullen ook de nadelen en beperkingen van de hoorhulpmiddelen besproken moeten worden. Hierdoor worden de verwachtingen reëler en is er een grotere kans van slagen.

Ook is het nodig om te beoordelen of de slechthorende voldoende vaardig kan worden in het gebruik van het hoorhulpmiddel. Er kunnen beperkingen zijn, zoals ernstige visusproblemen, motorische problemen, verminderde tastzin, cognitieve problemen, een verstandelijke beperking, waardoor het gebruik van hoorhulpmiddelen niet mogelijk blijkt.

 

Factor 3

Het is belangrijk dat de hoorhulpmiddelen uitgeprobeerd kunnen worden in de situatie(s) waarvoor ze bedoeld zijn, zodat de slechthorende kan ervaren wat de meerwaarde van het hoorhulpmiddel is. Voor een kosten-effectieve verstrekking van een hoorhulpmiddel is het belangrijk om het gebruik van het hoorhulpmiddel te evalueren aan het eind van de proefperiode en alleen tot verstrekking over te gaan als het hoorhulpmiddel goed gebruikt wordt en het auditief functioneren en participeren daadwerkelijk verbetert. Het gebruik van datalogging in het hoortoestel kan bij de evaluatie behulpzaam zijn.

 

Een deel van de additionele hoorhulpmiddelen werkt alleen samen met hoortoestellen van hetzelfde merk. Het voordeel is dat er dan een goede integratie is van hoorhulpmiddelen met hoortoestellen. Maar het nadeel is dat deze merkgebonden hoorhulpmiddelen niet met hoortoestellen van een ander merk zijn te gebruiken. Daarom is het aan te bevelen om de hoorhulpmiddelen samen met de hoortoestellen aan te schaffen en ze zo nodig ook gelijktijdig te vervangen. Er zijn hoortoestellen die geen of weinig mogelijkheden hebben voor koppeling met hoorhulpmiddelen. Het is daarom belangrijk om al bij het begin van een proef met hoortoestellen de mogelijkheden van hoorhulpmiddelen en draadloze verbindings­mogelijkheden te bespreken, zodat daarmee rekening gehouden kan worden bij de hoortoestelkeuze.

 

Factor 4

Een additioneel hoorhulpmiddel zal alleen een significante bijdrage aan een beter auditief functioneren leveren, als de gebruiker: 1) realistische verwachtingen heeft van de mogelijkheden en beperkingen van het hoorhulpmiddel, 2) het hoorhulpmiddel in de juiste situaties weet in te zetten en 3) communicatiepartners daaraan meewerken (voor zover nodig). Een positieve houding, vertrouwen in het apparaat en zelfwaardering helpen daarbij. Slechthorenden wegen de extra inspanning die nodig is voor succesvol hoorhulpmiddelgebruik, wel af tegen de verwachte voordelen (Southall, 2006; Scarinci, 2022). Voor een deel van de mensen is het installeren van het hoorhulpmiddel en/of het gebruik van het hoorhulpmiddel (te) moeilijk. Ondersteuning vanuit de leverancier en/of familie of andere betrokkenen is dan nodig. Ook kan later ondersteuning nodig zijn bij gewijzigd gebruik, koppeling met andere apparatuur etc. (Scarinci, 2022).

 

Overwegingen voor additionele hoorhulpmiddelen t.b.v. het verbeteren van verstaan in moeilijke luisteromstandigheden

Moeilijke luistersituaties zijn vaak situaties waarin verstaan moet worden in rumoer, bij achtergrondgeluid of meerdere sprekers, zoals bijvoorbeeld vergaderingen, verjaardagen, pauzemomenten.

 

Voor verbetering van verstaan in moeilijke luisteromstandigheden zijn externe microfoons beschikbaar, deels ook bekend onder de naam solo-apparatuur. Het werkingsprincipe is dat met zulke microfoons de verhouding tussen het niveau van de gewenste spraak en het ongewenste (achtergrond)geluid verbetert, vooral door de microfoon dichter bij de gewenste geluidsbron te plaatsen. Het geluid dat de externe microfoon opvangt, wordt draadloos via elektromagnetische transmissie naar het hoortoestel gezonden. Het hoortoestel geeft het ontvangen signaal weer, al dan niet gemengd met het signaal van de hoortoestelmicrofoons. Het effect van een externe microfoon wordt fysisch gezien bepaald door:

  • De signaal-ruisverhouding bij de externe microfoon
  • De signaal-ruisverhouding bij de hoortoestelmicrofoon (als die aan staat)
  • De mixverhouding van beide microfoons
  • Eventuele verandering van het geluid door beperkingen in de transmissie en/of processing van het geluid die vervorming introduceert.

De signaal-ruisverhouding bij de microfoons wordt vooral bepaald door het geluidsniveau van gewenste spraak, het niveau van de ongewenste spraak, de relatieve afstand van gewenst en ongewenst geluid tot de microfoon, de aanwezigheid van galm en het gebruik van richtinggevoelige microfoons (Norrix, 2016).

 

Audiologisch gezien wordt het effect van een externe microfoon ook bepaald door:

  • De mate van hoorbaarheid van het spraaksignaal (het spraakniveau t.o.v. de gehoordrempel) voor alle van belang zijnde frequenties zonder en met externe microfoon.
  • Het voor de slechthorende patiënt unieke verloop van de psychometrische verstaanscurve als functie van de spraak-ruis-verhouding. Dat unieke verloop wordt bepaald door de opschuiving (speech reception threshold, SRT), de benodigde SNR voor maximale verstaanbaarheid, en de aanwezigheid van discriminatieverlies in beide oren.

Studies laten winst in de spraak-ruisverhouding zien bij gebruik van een externe microfoon (Rodemerk, 2015; Lewis, 2004; Chen, 2021). De grootte van het effect verschilt tussen studies en studiedeelnemers. Dit is goed te verklaren met de vele beïnvloedende factoren. Er worden verschillende geluidsniveaus en afstanden van geluidsbronnen tot microfoons gebruikt, verschillende spraakmaterialen, verschillende ruimtes en verschillende gradaties van gehoorverlies. Hoewel de grootte van de gevonden winst verschilt, is er in alle studies wel een verbetering van de signaal-ruisverhouding. Dit leidt ook tot verbeterde spraakscores en subjectieve uitkomsten (Kim, 2014, Thibodeau, 2020; Chisolm, 2007; Lewis, 2005, Smith, 2014).

 

Indicatie externe microfoon

Er is een indicatie voor gebruik van een externe microfoon als de slechthorende goed verstaan in moeilijke luisteromstandigheden als probleem ervaart en de specifieke luistersituaties van de patiënt geschikt zijn voor inzet van een externe microfoon. Bij bepaalde patiëntengroepen is het zinvol om ter ondersteuning van de indicatie de moeite met verstaan te kwantificeren met een spraak-in-ruistest (zie module Spraak-in-ruistesten).

 

Bij veel vormen van slechthorendheid is de kans groot dat het verstaan in moeilijke luisteromstandigheden problemen op zal leveren, zoals bij een matig tot ernstig bilateraal gehoorverlies, een asymmetrisch gehoorverlies, een skislope verlies of een lagetonengehoorverlies.

 

De keuze voor een geschikt microfoontype hangt af van de luistersituatie waarvoor de microfoon bedoeld is. Externe microfoons met geavanceerde directionele werking en adaptieve relatieve versterking van de externe microfoon ten opzichte van de hoortoestelmicrofoons hebben vooral meerwaarde in de volgende situaties (Thibodeau, 2020, Miller, 2022; Wolfe, 2018):

  • Meerdere sprekers in een kleine groep rond een tafel
  • Situaties met hogere niveaus van het achtergrondgeluid
  • Bij gehoorverlies waarvoor een erg gunstige spraak-ruisverhouding nodig is om nog te kunnen verstaan.

Gebruik van meerdere externe microfoons heeft meerwaarde als er meerdere sprekers zijn met (vaste) posities relatief ver van de slechthorende en van elkaar (Miller, 2022).

Een eenvoudige externe microfoon is vooral te gebruiken om één persoon beter te verstaan in situaties waarin het achtergrondgeluidsniveau relatief laag is, bijvoorbeeld:

  • Verstaan in de auto/OV
  • Verstaan bij samen wandelen
  • Verstaan bij samen fietsen
  • Verstaan van terloopse communicatie in huis
  • Verstaan van gids bij rondleiding
  • Volgen van een lezing
  • Sporten o.l.v. een trainer

Externe microfoons zijn niet voor alle moeilijke luistersituaties geschikt. Denk aan situaties met veel verschillende mogelijke sprekers (bijvoorbeeld leerlingen in een klas met een slechthorende docent), of korte, wisselende gesprekken (bijvoorbeeld klantcontact bij kassa of bar), of een heel dynamisch gesprek met snelle wisselingen tussen sprekers (bijvoorbeeld een verjaardagsfeest). Het is daarom belangrijk om met de patiënt te bespreken of en hoe een externe microfoon in een bepaalde situatie gebruikt kan worden.

 

De toepassing van een externe microfoon voor zeer ernstig slechthorenden met een verlaagde maximale spraakdiscriminatie in stilte, vraagt extra aandacht:

  • Zij hebben aanvullend op de auditieve informatie ook visuele informatie nodig. Daarom moeten externe microfoons alleen zo worden toegepast, dat spraakafzien van de persoon/personen die men wil verstaan mogelijk is.
  • Zij hebben relatief snel moeite met verstaan van spraak over wat grotere afstand. Een microfoon op tafel kan hiervoor alleen helpen als er verder geen achtergrondgeluid is, de nagalmtijd laag is en de microfoon relatief dicht bij de gesprekspartners ligt. In deze situaties zijn één of meer externe directionele microfoon(s) nodig, die gedragen wordt door de persoon/personen die men wil verstaan.
  • In situaties met hogere geluidsniveaus is apparatuur met adaptieve relatieve versterking nodig.

Als er klachten zijn over de verstaanbaarheid, luidheid of klank bij gebruik van de externe microfoon, verifieer dan met een real ear meting de output van het programma dat actief is als de externe microfoon ingeschakeld is.

 

Gebruik

Het gebruik van een externe microfoon maakt de moeite met communiceren heel zichtbaar. Dit kan een drempel zijn voor slechthorenden die het moeilijk vinden om hun beperkingen te accepteren of er een ander mee te belasten. Een gesprek met de maatschappelijk werker binnen het audiologisch centrum is dan aan te bevelen.

Verder is medewerking van de communicatiepartners vereist. Niet iedereen wil meewerken en anderen kunnen denken dat een opname wordt gemaakt van hetgeen ze zeggen en willen dat liever niet. De slechthorende zal uitleg moeten geven over het gebruik van de microfoon. Dit kan voor patiënten een drempel zijn (Scarinci, 2022). Uitleg over het gebruik, het oefenen van het gebruik en zo nodig counseling bij door de patiënt ervaren drempels is nodig voor een succesvolle inzet (Scarinci, 2022).

 

Overwegingen voor het verbeteren van het verstaan bij online-vergaderingen

Het volgen van online vergaderingen kan lastig zijn voor slechthorenden. Voor een deel komt dat, omdat de geluidskwaliteit van het binnenkomende signaal niet optimaal is. Ook komt het voor dat het beeld onduidelijk is of asynchroon loopt, waardoor spraakafzien lastiger kan zijn. Hoorhulpmiddelen zijn niet in staat om de kwaliteit van het binnenkomende signaal te verbeteren. Ze kunnen wel effectief zijn als de geluidskwaliteit beperkt wordt door een matige weergave via (computer)luidsprekers, het effect van de akoestiek van de ruimte, en achtergrondgeluid in de ruimte. Voordat een hoorhulpmiddel voorgeschreven wordt, moet eerst nagegaan worden of een generieke directe draadloze koppeling tussen computer en hoortoestellen mogelijk is. Als een generieke oplossing niet mogelijk is, dan is een geschikt hoorhulpmiddel geïndiceerd, dat het mogelijk maakt om de computer-audio met de hoortoestellen te verbinden. Dit kan bijvoorbeeld met een streamer, externe microfoon of een ander hoorhulpmiddel met audio-input.

 

Bij gebruik van hoorhulpmiddelen voor computer-audio is een aandachtspunt dat de stem van de slechthorende via de microfoon van de computer of van het hoorhulpmiddel hoorbaar moet zijn voor de anderen in de vergadering. Eventueel kan als ondersteuning de automatische ondertiteling van de gebruikte (vergader)software als ondersteuning gebruikt worden. Tevens bestaan er werkplekaanpassingen die het verstaan visueel ondersteunen (tolk voorzieningen), zie module Communicatietraining.

 

Overwegingen voor het verbeteren van het verstaan van de televisie of de radio

Het horen en verstaan van de TV op normaal volume kan voor een slechthorende te moeilijk zijn. Voor een deel heeft dit te maken met het uitgezonden geluid: er wordt regelmatig snel gesproken, de spraakopname is niet altijd optimaal, er is achtergrondgeluid in de opname en het signaal kan gecomprimeerd zijn. Maar vooral de aanwezigheid van gelijktijdige andere geluiden in de kamer, de afstand tot de TV en de invloed van de ruimte (akoestiek) zorgen voor een niet optimale perceptie van het TV-geluid (Shetty, 2023).

Er zijn TV-streamers beschikbaar die het TV-geluid via elektromagnetische transmissie naar het hoortoestel streamen. In aanwezigheid van achtergrondgeluid leidt gebruik van een TV-streamer tot beter spraakverstaan (Kuk, 2012; Duke, 2016), ook als de hoortoestelmicrofoon tegelijkertijd ingeschakeld blijft. Naast een zo goed mogelijk spraakverstaan is het voor slechthorenden ook belangrijk dat het TV-geluid dat via een TV-streamer beluisterd wordt, een goede subjectieve geluidskwaliteit heeft (Legarth, 2017, 2018). Voor patiënten die hoortoestellen dragen en een relatief grote venting in het oorstukje hebben, is het belangrijk om na te gaan of de weergave van de lagere frequenties in het gestreamde geluid voldoende is. Voor deze patiënten dienen de TV-luidsprekers aan te blijven. Ook kan het nodig zijn om de audiovertraging van de luidsprekers van de TV aan te passen (in het TV-menu), omdat TV-streamers een kleine merkbare vertraging bevatten.

Als er geen hoortoestellen gedragen (kunnen) worden en er zijn toch problemen met het verstaan van de TV of radio, dan kan een draadloze hoofdtelefoon een oplossing zijn.

Naast hoorhulpmiddelen voor optimalisatie van het TV-geluid is het gebruik van ondertiteling mogelijk. Dat bevordert het begrijpen van wat gezegd wordt. Het doet enerzijds een beroep op de concentratie en aandacht, anderzijds wordt het makkelijker om spreker(s) te volgen, waardoor het TV-kijken minder inspannend kan zijn. Ondertiteling is niet altijd beschikbaar en ook niet altijd van goede kwaliteit, wat betreft inhoud en synchroniciteit. Ongeacht de mogelijkheid van ondertiteling, blijft het van belang om de auditieve input te optimaliseren.

 

Indicatie

Er is een indicatie voor gebruik van een TV-hulpmiddel als de slechthorende moeite heeft met het verstaan van de TV op (voor anderen) normaal volume en de specifieke luistersituatie van de patiënt.

 

Alleen als het verstaan van vlot gesproken spraak, zonder bijgeluiden of galm, nauwelijks mogelijk is en ondergeschikt is aan de visuele communicatie, is er niet langer een indicatie voor een TV-hulpmiddel.

 

Overwegingen voor hoorhulpmiddelen om het verstaan van de telefoon te verbeteren

Het telefoneren met een telefoon(hoorn) bij het oor is met hoortoestellen moeilijker, omdat de geluidsoverdracht erg afhankelijk is van de plaatsing van de telefoon(hoorn) ten opzichte van het hoortoestel. Het kan lastig zijn om de goede positie te vinden en de telefoon daarin te houden. Ook kan achtergrondgeluid een goed verstaan (ver)hinderen. Er zijn meerdere opties om het telefoneren te verbeteren (Koerber, 2020).

  • Adviseer één van de volgende opties:
    • Een telefoon met versterking;
    • Gebruik van de ringleidingstand van het hoortoestel als het telefoontoestel ook een zendspoel heeft.
    • Voor bedrade (bureau)telefoons: ga na of er een generieke directe draadloze koppeling mogelijk is eventueel via een adapter in de telefoon. Indien dit niet mogelijk is, overweeg dan een hoorhulpmiddel dat het mogelijk maakt om de telefoon via het hoorhulpmiddel met de hoortoestellen te verbinden.
    • Voor mobiele telefoons:
      • Gebruik hoortoestellen, waarmee een bluetooth verbinding voor streaming van telefoongesprekken met een smartphone mogelijk is.
      • Of gebruik een telefoonaccessoire uit het ecosysteem van de hoortoestel­fabrikant voor een bluetooth verbinding.

Om de effectiviteit van de genoemde hoorhulpmiddelen te optimaliseren is ook het volgende nodig:

  • Bespreek of de microfoons van de hoortoestellen ingeschakeld moeten blijven, verzwakt of uitgeschakeld moeten worden, afhankelijk van de hinder van het omgevingsgeluid, het belang om omgevingsgeluid te monitoren.
  • Bespreek communicatiestrategieën, zoals:
    • Luister zo mogelijk met beide oren;
    • Verminder zo mogelijk achtergrondgeluid of zoek een stillere plaats om te telefoneren;
    • Vraag de ander langzaam en duidelijk te spreken;
    • Maak indien nodig gebruik van videobellen/beeldbellen via de mobiele telefoon of computer, voor aanvullende ondersteuning d.m.v. spraakafzien.

Overwegingen voor apparatuur t.b.v. het waarnemen van wek- en waarschuwingssignalen

Het horen van wek- en waarschuwingssignalen kan lastig zijn in geval van een gehoorverlies. Vooral wanneer de hoortoestellen niet gedragen worden, zoals in de nacht. Soms kan de frequentie of de luidheid van een signaal aangepast worden, zodat de slechthorende het geluid beter hoort. Maar vaak is dat niet mogelijk. Een signaleringssysteem (ook wek- en waarschuwingssysteem genoemd) kan dan zorgen dat deze signalen toch waargenomen kunnen worden via flitslampen of een trilblokje.

Er is zoveel variatie in type signalen en in de situaties en omstandigheden waarin de signalen gehoord moeten worden, dat er geen indicatie op basis van het gehoorverlies alleen is te geven.

Bespreek:

  • Of de patiënt voor hem/haar belangrijke waarschuwingssignalen hoort, zoals de deurbel, telefoon, brandalarm en wekker. Vraag ook na of er waarschuwingsgeluiden in de nacht zijn die de patiënt moet kunnen horen, denk hierbij bijvoorbeeld aan jonge kinderen of een hulpbehoevende partner.
  • In hoeverre is het niet horen van deze signalen een probleem voor de patiënt. Dit hangt af van de specifieke situatie en persoonlijkheid. Vraag expliciet na of er sprake is van angst en/of onrust omdat de patiënt bang is om signalen te missen.

Overwegingen voor hoorhulpmiddelen op de werkplek

Op een auditief uitdagende werkplek kan nader onderzoek nodig zijn, om te bezien welke hoorhulpmiddelen passend zijn. Ook is er soms een specifieke koppeling met communicatie en/of signaleringssystemen nodig. Onderzoek ter plaatse kan dan meerwaarde hebben, maar de patiënt kan ook een korte video van zijn werksituatie tonen bij een bezoek aan het AC en informatie verstrekken over de systemen. Voor dergelijke uitgebreide advisering kan de werkgever verzocht worden de kosten daarvan te dragen. Het onderzoek en advies kan dan worden uitgevoerd door een deskundige van een AC met arbo-expertise, of eventueel van een andere partij. Overweeg om hierbij ook de bedrijfsarts te betrekken via een preventief consult en/of de maatschappelijk werker van het audiologisch centrum.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Voor patiënten is het belangrijk dat hoorhulpmiddelen makkelijk in het gebruik zijn en snel zijn in te schakelen. Ook een goede accu/batterijduur wordt erg gewaardeerd. hoorhulpmiddelen kunnen de moeite met horen en verstaan zichtbaarder maken en aanleiding geven tot vragen. Dat is voor een aantal patiënten een belemmering om de apparatuur te gebruiken.

 

Overwegingen voor spraak-naar-tekst hulpmiddelen

Deze module beschrijft additionele hoorhulpmiddelen en gaat er impliciet vanuit dat met een hoorhulpmiddel voldoende spraakdiscriminatie mogelijk is. Bij een geringe maximale spraakdiscriminatie is de inzet van hoorhulpmiddelen ter verbetering van spraak niet meer zinvol, maar waar de grens ligt, is individueel bepaald en afhankelijk van spraakafzien, inzet communicatiestrategieën, vermogen om context te gebruiken etc.

Spraak-naar-tekst hulpmiddelen zijn dan een alternatief, maar het zijn geen hoorhulpmiddelen en vallen daarom buiten deze module. Deze worden besproken in module Communicatietraining.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Voor patiënten is het belangrijk dat hoorhulpmiddelen makkelijk in het gebruik zijn en snel zijn in te schakelen. Ook een goede accu/batterijduur wordt erg gewaardeerd. hoorhulpmiddelen kunnen de moeite met horen en verstaan zichtbaarder maken en aanleiding geven tot vragen. Dat is voor een aantal patiënten een belemmering om de apparatuur te gebruiken.

 

Kosten (middelenbeslag)

De kosten van additionele hoorhulpmiddelen zijn duidelijk. De opbrengsten in verbetering van kwaliteit van leven, verbeterde inzetbaarheid e.d. zijn lastig in kaart te brengen. Voor zover bekend is hier geen onderbouwing of berekening voor beschikbaar. Wel kan getoetst worden op de mate van gebruik. Vraag bij de evaluatie daarom expliciet na of en hoe vaak het hoorhulpmiddel is gebruikt in de proefperiode.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Het gebruik van additionele hoorhulpmiddelen wordt in het algemeen aanvaard door de mensen die ermee in aanraking komen, hoewel patiënten zelf zich soms wel ongemakkelijk kunnen voelen over het gebruik ervan en de aandacht die ze daarmee op hun auditieve beperking richten. Er zijn voldoende hoorhulpmiddelen beschikbaar. Wel zijn er beperkingen als patiënten hoortoestellen hebben die weinig koppelmogelijkheden hebben of waarvoor weinig hoorhulpmiddelen beschikbaar zijn.

De vergoedingsmogelijkheden voor eenvoudige externe microfoons zijn beperkt, omdat de regelgeving (nog) niet voorziet in differentiatie tussen eenvoudige externe microfoons en meer complexe externe microfoons die nu vallen onder de categorie ‘solo-apparatuur’. Aanpassing van de categorieën apparatuur die in aanmerking komen voor vergoeding is gewenst.

 

Hoewel alle patiënten gelijke toegang hebben tot deze hoorhulpmiddelen, zien we in de praktijk wel verschillen ontstaan door bijvoorbeeld verschil in hoe handig patiënten zijn met dit soort apparaten.

 

Het kunnen uitproberen van een hoorhulpmiddel tijdens een proefperiode en een evaluatie daarna heeft meerwaarde, hoewel die meerwaarde verschilt per type hoorhulpmiddel. Vooral bij externe microfoons is een proefperiode heel zinvol. Ook bij oplossingen voor de TV, de telefoon en vergaderen is het fijn om een hoorhulpmiddel eerst te kunnen testen. Maar bij wek- en waarschuwingssystemen wordt er apparatuur geïnstalleerd en is een proefperiode niet zo goed mogelijk en ook niet gebruikelijk. Er is ook een mogelijkheid om een hoorhulpmiddel eerst uit te proberen in een vestiging van een Hoorinfotheek (www.hoorinfotheek.nl).

De evaluatie van de meerwaarde en het daadwerkelijk gebruik van de apparatuur moet goed georganiseerd worden voor iedere optie van voorschrijven en levering. Als een Audiologisch Centrum zelf de apparatuur voorschrijft, aanvraagt en levert, dan dient het AC een evaluatie na een proefperiode te plannen. Als het Audiologisch Centrum de apparatuur voorschrijft, maar een audicien vraagt het aan en levert het, dan is er een afspraak nodig over wie de evaluatie doet: de audicien of het AC. Een belemmerende factor hierbij is dat een audicien alleen een vergoeding krijgt voor de levering en evaluatie als de apparatuur wordt aangeschaft.

 

Rationale

Voor verschillende veel voorkomende luistersituaties worden aanbevelingen gegeven hoe (aanvullende) hoorhulpmiddelen effectief kunnen worden toegepast. Het correct gebruik van de apparatuur is niet vanzelfsprekend en daarom is er in de aanbevelingen aandacht voor het verstrekkingsproces.

Onderbouwing

Mensen met een auditieve beperking zijn zelf niet altijd bekend met additionele hoorhulpmiddelen of overzien niet wat een hoorhulpmiddel zou kunnen betekenen in de persoonlijke situatie. Zij zijn gebaat bij deskundig advies. In de huidige situatie is er praktijkvariatie in het adviseren van additionele hoorhulpmiddelen. Binnen AC’s is er geen vast kader om na te gaan of een hoorhulpmiddel effectief is voor mensen met een auditieve beperking. Er is ook geen wegingskader om een goede kosten/batenafweging te kunnen maken.

Comparison 1: Hearing aids + FM system vs hearing aids alone

1.1   Speech intelligibility

No GRADE

No conclusions could be drawn regarding the effect of hearing aids + FM system on speech intelligibility when compared with hearing aids alone in patients with hearing loss.

 

1.2   Hearing-specific health related-QoL

No GRADE

No conclusions could be drawn regarding the effect of hearing aids + FM system on Hearing-specific health related-QoL when compared with hearing aids alone in patients with hearing loss.

 

1.3   Listening ability

No GRADE

No conclusions could be drawn regarding the effect of hearing aids + FM system on listening ability when compared with hearing aids alone in patients with hearing loss.

 

1.4   Feasability

No GRADE

No conclusions could be drawn regarding the effect of hearing aids + FM system on feasability when compared with hearing aids alone in patients with hearing loss.

 

Comparison 2: Hearing aids + Bluetooth system vs hearing aids alone

2.1   Speech intelligibility

No GRADE

No conclusions could be drawn regarding the effect of hearing aids + bluetooth system on speech intelligibility when compared with hearing aids alone in patients with hearing loss.

 

2.2   Hearing-specific health related-QoL

No GRADE

No conclusions could be drawn regarding the effect of hearing aids + bluetooth system on hearing-specific health related QoL when compared with hearing aids alone in patients with hearing loss.

 

2.3   Listening ability

No GRADE

No conclusions could be drawn regarding the effect of hearing aids + bluetooth system on listening ability when compared with hearing aids alone in patients with hearing loss.

 

2.4   Feasability

No GRADE

No conclusions could be drawn regarding the effect of hearing aids + bluetooth system on feasability when compared with hearing aids alone in patients with hearing loss.

 

Comparison 3: Hearing aid alone vs hearing aid + closed caption

No GRADE

No conclusions could be drawn regarding the effect of hearing aids + closed caption system on percentage words and sentences correct when compared with hearing aids alone in patients with hearing loss.

 

Description of studies

Maidment (2018) performed a systematic review to investigate the effectiveness of alternative listening devices to conventional hearing aids in adults with hearing loss. The databases CINAHL (via EBSCO host), Cochrane Library, EMBASE (via Ovid SP), MEDLINE (via Ovid SP), PubMed, Scopus, Citations Indexes of Web of Science, ISRCTN Registry, ClinicalTrials.Gov and WHO International Clinical Trials Registry Platform were searched on 7 March 2018. Included were retrospective or prospective studies, randomised controlled trials, non-randomised controlled trials, and before and after studies. Excluded were expert opinions, practice guidelines, case reports, case series, conference abstracts and book chapters. The PICO was defined as follows: patients ≥18 years old with a mild to moderate hearing loss (0.25–4 kHz ≥20 and ≤70 dB HL); intervention: an alternative listening device to a conventional hearing aid was considered to be non-medical standalone product (e.g. Smartphone app, PSAP, hearable) or an assistive listening device that provides additional functionality to a conventional hearing aid; comparison: either passive (e.g. unaided) or active control (e.g., conventional hearing aid); and outcomes associated with the consequences of hearing loss. In total, 2198 records were identified, of which 11 were included in qualitative analysis. Of those studies, two report on Personal Sound Amplification Products (PSAPs), and nine on remote microphone systems. Only the articles reporting on remote microphone systems were included in our analysis.

 

Jerger (1996) performed a before and after randomized study to compare the effect of conventional amplification and an assistive listening device in elderly persons. Inclusion criteria were: >60 years old; high-frequency sensitivity loss, quantified as the average of the PTA threshold levels at 1000, 2000, and 4000 Hz, greater than 15 dB in both ears; normal middle ear status by immittance audiometry; average score of 3 or less on a 5 point, self-reported scale of physical health; normal score (24 or more) on the Mini-Mental State Exam and no previous history of neurologic or psychiatric disorder. No exclusion criteria were mentioned. Over the course of 6 months, patients were randomly assigned to follow each of 4 conditions in different orders. The four conditions (next to baseline) were: 1) HA alone, 2) ALD alone, 3) HA + ALD, 4) no amplification). Each condition lasted 4 weeks. Patients were divided into new users (n=80, 37% women) and previous users (n=100, 33% women). Outcome measures included hearing handicap (Hearing Handicap Inventory for the Elderly, HHIE), aided speech understanding (Speech Perception in Noise, SPIN), emotional status (Brief Symptom Inventory, BSI), social activity (Activity Scale), life satisfaction (the Life Satisfaction in the Elderly Scale, LSES), affect balance scale, and use of amplification. ALD consisted of a Comtek remote microphone. This study was not included in the systematic review of Maidment (for unknown reasons) but is included in our analysis.

 

Gordon-Salant (2009) conducted a randomized study to evaluate the benefit of hearing aids (HAs) and closed captioning (CC) for television viewing by a sample of older adults with hearing loss who use HAs. Inclusion criteria were bilateral, sensorineural hearing loss, currently used binaural HAs, HA user >2 months, >60 years old, native speakers of American English, > high school graduate, and 20/20 vision (corrected). In total, 22 participants were included, of which 15 were included in analysis (age: 59 to 82 yr (mean age=74.53 yr, SD=7.33); sex: 9 men and 6 women). Participants had to undergo tests in 4 settings: baseline, hearing aid alone, closed caption alone, and hearing aid and closed caption. The percentage of words and sentences correct was reported. For this analysis, only the comparison between hearing aid alone and hearing aid + closed caption is reported.

 

Chen (2021) performed an experimental study to investigate the effects of wireless remote microphone on speech recognition in noise for hearing aid users in China. Twenty-three adults (aged 19–80 years old) and fourteen children (aged 8–17 years old) with bilateral sensorineural hearing loss were recruited. For this analysis, only results on the adult populaton are included. The Mandarin hearing in noise test was used to test speech recognition ability. The subjects’ perceived SNR was measured using sentence recognition ability at three different listening distances of 1.5, 3, and 6m. Results were obtained from participants using hearing aids alone, hearing aids plus remote microphone, and remote microphone alone. Participants were fitted with two ReSound LiNX2 962 Receiver-In-The-Ear (RIE) hearing aids and a ReSound Mini Microphone. For this analysis, only the comparison between hearing aid alone and hearing aid + remote microphone was used. Outcome of interest was understanding of speech in noise.

 

Results

Comparison 1: Hearing aids + FM system vs hearing aids alone

1.1   Speech intelligibility

Lewis (2004) and Rodemerk and Galster (2015) (n=61 participants) showed that performance on a hearing in noise test favoured the hearing aids+FM system compared to hearing aids alone (see table 1).

Study

N

Mean difference

95% CI

 
 

Lewis (2004)

45

-20.44

-22.07, -8.81

 

Rodemerk & Galster (2015)

16

-14.00

-16.52, -1.48

 

Total

61

 

 

 

 

Table 1. overview of results from Lewis (2004) and Rodemerk & Galster (2015) on the comparison of hearing aids + FM system and hearing aids alone.

 

Jerger (1996) reported Speech Perception in Noise scores for previous HA users (n=100). For SPIN low-context 60 dB SPL, mean score for hearing aid only was 23.3%, while hearing aid + ALD scored a mean of 58.2%. For SPIN high-context 60 dB SPL, mean score for hearing aid only was 55.3%, and hearing aid + ALD was 86.4%. This means participants using the ALD + hearing aids performed better on both SPIN tests, compared to wearing hearing aids alone.

 

Chen (2021) reported the following speech recognition in noise scores (n=24):

 

HA alone

HA + remote microphone

1.5 m

5.55 ± 5.90

-2.23 ± 6.87

3 m

11.77 ± 6.90

-3.30 ± 6.99

6 m

13.11 ± 7.08

-4.87 ± 5.96

 

1.2   Hearing-specific health related-QoL

Chisolm (2007) compared the hearing aids+FM system and hearing aids alone, using the MarkeTrak VI survey (n=36). No differences were found (data not shown). In total, 17 participants said the hearing aids always improved quality of life, 14 participants reported that hearing aids most of the time improved quality of life, and 5 participants reported that hearing aids sometimes improved quality of life.

 

Jerger (1996) used the HHIE questionnaire (Hearing Handicap Inventory for the Elderly) and reported that at baseline, the HHIE score was 44.8% for previous HA users. A decrease of 7.4% was observed after 6 weeks of conventional HA use, and a decrease of 5.9% was observed after 6 weeks of HA and ALD use.

 

1.3   Listening ability

Two studies (Chisolm, 2007; Lewis, 2005) showed that listening abilities (n=59 participants), were better for the hearing aids+FM system compared to hearing aids alone for social, work, and home situations, using different variants of the Communication Profile for the Hearing Impaired (CPHI, Demorest and Erdman 1987) (data not shown).

 

1.4   Feasability

Chisolm (2007) found improvements favouring the hearing aids+FM system for satisfaction in ‘noisy’ listening situations (e.g., restaurant, large group, leisure activities) and ‘ability to hear soft sounds’ using the MarkeTrak VI survey (n=36, data not shown). About 64% of users reported use of the FM system as satisfied to very satisfied. Only 8% were dissatisfied.

 

Comparison 2: Hearing aids + Bluetooth system vs hearing aids alone

2.1   Speech intelligibility

Kim (2014) and Rodemerk and Galster (2015) (n=46 participants) showed performance favoured the hearing aids+Bluetooth system relative to the when the hearing aid was used alone (see table 2).

 

Study

N

Standardized Mean difference

95% CI

 
 

Kim (2014)

30

-3.77

-4.79, -2.75

 

Rodemerk & Galster (2015)

16

-2.20

-3.11, -1.29

 

Total

46

 

 

 

Table 2. overview of results from Kim (2014) and Rodemerk & Galster (2015) on the comparison of hearing aids + Bluetooth system and hearing aids alone.

 

2.2   Hearing-specific health related-QoL

Smith and Davis (2014) (n=12 participants) compared hearing aids+Bluetooth accessories to hearing aids alone, using the International Outcome Inventory for Hearing Aids (IOI-HA, Cox and Alexander 2002). An improvement favouring hearing aids+Bluetooth accessories was found for residual participation restrictions (data not shown).

 

2.3   Listening ability

Smith and Davis (2014) (n=12 participants) compared listening abilities between hearing aids+Bluetooth accessories and hearing aids alone using the IOI-HA, GHABP and the Speech, Spatial and Qualities of Hearing Scale (SSQ, Gatehouse and Noble 2004). Improvements favouring hearing aids+Bluetooth accessories were found for residual activity limitations and residual disability subscales (IOI-HA, GHABP) (data not shown). No differences across all sub-scales were found between conditions when listening abilities were measured using the SSQ (data not shown).

 

2.4   Feasability

Smith and Davis (2014) (n=12 participants) reported that most participants (data not reported) reported that Bluetooth accessories ‘quite easy’ to use and improved the quality of sound when viewing the TV and using a cell phone.

 

Comparison 3: Hearing aid alone vs hearing aid + closed caption

Gordon-Salant (2009) reported the following percentages sentences correct (HA vs HA+CC): game: 48% vs 80% correct; drama: 33% vs 80% correct; and news: 30% vs 81% correct.

 

Level of evidence of the literature

Due to the limited or absence of data for the comparisons, the level of evidence could not be determined using GRADE methodology.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question: What is the effect of additional hearing devices in adults with hearing impairment and hearing aids?

 

P: Adults with hearing impairment and hearing aids

I: Additional hearing devices (such as: remote microphone technology, FM systems, alerting devices, signaling devices)

C: No additional hearing devices

O: Auditive functioning, understanding, detection

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered auditive functioning as a critical outcome measure for decision making; and understanding and detection as an important outcome measure for decision making.

 

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies. The working group defined a limit of 25% difference for dichotomous outcomes (RR < 0.8 or > 1.25), and 10% for continuous outcomes as a minimal clinically (patient) important difference.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 22 February 2023. The search strategy is available upon reasonable request via info@richtlijnendatabase.nl. The systematic literature search resulted in 693 hits. Studies were selected based on the following criteria:

  • Systematic review (detailed search strategy, risk of bias assessment, and results of individual comparative studies available), randomized control trial or observational comparative study;
  • Research question includes all elements of the PICO;
  • Full text available;
  • Full text written in English or Dutch.

132 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 128 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and four studies were included.

 

Results

Three studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.

  1. Anovum. (2022). EuroTrak Netherlands 2022. 
  2. Chen J, Wang Z, Dong R, Fu X, Wang Y, Wang S. Effects of Wireless Remote Microphone on Speech Recognition in Noise for Hearing Aid Users in China. Front Neurosci. 2021 Apr 12;15:643205. doi: 10.3389/fnins.2021.643205. PMID: 33912004; PMCID: PMC8072043.
  3. Chisolm TH, Noe CM, McArdle R, Abrams H. Evidence for the use of hearing assistive technology by adults: the role of the FM system. Trends Amplif. 2007 Jun;11(2):73-89. doi: 10.1177/1084713807300879. PMID: 17494874; PMCID: PMC4111410.
  4. Duke, M. M., Wolfe, J., & Schafer, E. (2016). Recognition of speech from the television with use of a wireless technology designed for cochlear implants. Journal of the American Academy of Audiology, 27(05), 388-394.
  5. Jerger J, Chmiel R, Florin E, Pirozzolo F, Wilson N. Comparison of conventional amplification and an assistive listening device in elderly persons. Ear Hear. 1996 Dec;17(6):490-504. doi: 10.1097/00003446-199612000-00005. PMID: 8979037.
  6. Kim MB, Chung WH, Choi J, Hong SH, Cho YS, Park G, Lee S. Effect of a Bluetooth-implemented hearing aid on speech recognition performance: subjective and objective measurement. Ann Otol Rhinol Laryngol. 2014 Jun;123(6):395-401. doi: 10.1177/0003489414526847. PMID: 24687593.
  7. Koerber, R., & Jennings, M. B. (2020). Increasing telephone accessibility for workers with hearing loss: a scoping review with recommendations. International Journal of Audiology, 59(10), 727-736.
  8. Kuk, F., Lau, C., Crose, B., Keenan, D., & Schumacher, J. (2012). Efficacy of a Wireless TV Listening Device. Hearing Review, 19(09), 38-45.
  9. Legarth, S. V., Latzel, M. & Appleton-Huber, J. September 2017. TV Connector – superior listening to television programs containing speech. Phonak Field Study News.
  10. Legarth, S. V., Latzel, M. & Rodrigues, T., 2018. Media streaming: The sound quality preferred by hearing aid users. Phonak Field Study News.
  11. Lewis MS, Crandell CC, Valente M, Horn JE. Speech perception in noise: directional microphones versus frequency modulation (FM) systems. J Am Acad Audiol. 2004 Jun;15(6):426-39. doi: 10.3766/jaaa.15.6.4. PMID: 15341224.
  12. Lewis MS, Valente M, Horn JE, Crandell C. The effect of hearing aids and frequency modulation technology on results from the communication profile for the hearing impaired. J Am Acad Audiol. 2005 Apr;16(4):250-61. doi: 10.3766/jaaa.16.4.6. PMID: 16050335.
  13. McGrath, M., & Summerfield, Q. (1985). Intermodal timing relations and audio-visual speech recognition by normal-hearing adults. The Journal of the Acoustical Society of America, 77,678-685. https://doi.org/10.1121/1.392336
  14. Maidment DW, Barker AB, Xia J, Ferguson MA. A systematic review and meta-analysis assessing the effectiveness of alternative listening devices to conventional hearing aids in adults with hearing loss. Int J Audiol. 2018 Oct;57(10):721-729. doi: 10.1080/14992027.2018.1493546. PMID: 30388942.
  15. Miller, S., Wolfe, J., Neumann, S., Schafer, E. C., Galster, J., & Agrawal, S. (2022). Remote Microphone Systems for Cochlear Implant Recipients in Small Group Settings. Journal of the American Academy of Audiology, 33(03), 142-148.
  16. Norrix, L. W., Camarota, K., Harris, F. P., & Dean, J. (2016). The effects of FM and hearing aid microphone settings, FM gain, and ambient noise levels on SNR at the tympanic membrane. Journal of the American Academy of Audiology, 27(02), 117-125.
  17. Rodemerk KS, Galster JA. The Benefit of Remote Microphones Using Four Wireless Protocols. J Am Acad Audiol. 2015 Sep;26(8):724-731. doi: 10.3766/jaaa.15008. PMID: 26333880.
  18. Scarinci, N., Nickbakht, M., Timmer, B. H., Ekberg, K., Cheng, B., & Hickson, L. (2022). A Qualitative Investigation of Clients, Significant Others, and Clinicians' Experiences of Using Wireless Microphone Systems to Manage Hearing Impairment. Audiology Research, 12(6), 596-619.
  19. Smith P, Davis A. The benefits of using bluetooth accessories with hearing aids. Int J Audiol. 2014 Oct;53(10):770-3. doi: 10.3109/14992027.2014.941075. Epub 2014 Aug 27. PMID: 25158607.
  20. Southall, K., Gagné, J. P., & Leroux, T. (2006). Factors that influence the use of assistance technologies by older adults who have a hearing loss: Factores que influyen en el uso de tecnologías de asistencia en adultos mayores con hipoacusia. International journal of audiology, 45(4), 252-259.
  21. Shetty, H. N., Kumar, S. D., & Vijayasarathy, S. (2023). Bluetooth Coupling in Hearing Aids: Effect on Audiovisual Speech Recognition and Quality Rating of Compressed Speech in Older Individuals with Sloping Hearing Loss. International Archives of Otorhinolaryngology, 27(02), e302-e308.
  22. Thibodeau, L. Comparison of speech recognition with adaptive digital and FM remote microphone hearing assistance technology by listeners who use hearing aids. American journal of audiology. 2014; 23 (2) :201-210
  23. Thibodeau, L. M. Benefits in Speech Recognition in Noise with Remote Wireless Microphones in Group Settings. Journal of the American Academy of Audiology. 2020; 31 (6) :404-411
  24. Wolfe, J. (2018). Evaluation of modern remote microphone technologies. AudiologyOnline, Article 23681. 

 

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison / control (C)

 

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Maidment, 2018

 

PS., study characteristics and results are extracted from the SR (unless stated otherwise)

SR and meta-analysis of RCTs / cohort / case-control studies

 

Literature search up to 7 March 2018

 

A: Chisolm (2007)

B: Kim (2014)

C: Lewis (2004)

D: Lewis (2005)

E: Lewis (2010)

F: Norrix (2016)

G: Rodemerk & Galster (2015)

H: Smith & Davis (2014)

I: Thibodeau (2014)

 

Study design: see evidence table Maidment supplement 2

 

Setting and Country:

see evidence table Maidment supplement 2

 

Source of funding and conflicts of interest:

[commercial / non-commercial / industrial co-authorship]

 

Inclusion criteria SR:

- adhering to the PICO

- Retrospective or prospective studies, randomised controlled trials, non-randomised controlled trials, before and after studies

 

Exclusion criteria SR:

- Articles reporting expert opinions, practice guidelines, case reports, case series, conference abstracts and book chapters

 

11 studies included, of which 9 included in this analysis

 

Important patient characteristics at baseline:

A: N=36 (all M), Mean age= 79y (68-80), Mean PTA=69.7 dB HL

B: N=30 (15 F; 15 M), Mean age= 57.2y (21-76), Mean PTA=33.17 dB HL

C: N=35 (17 F; 18 M), Median age= 73y (24-84), Mean PTA=43.1 dB HL

D: N=23 (10 F; 13 M), Median age= 73y (34-81), Mean PTA=55.2 dB HL

E: N=10 (1 F; 9 M), Mean age= 72y (SD=9), Mean PTA=44.54 dB HL

F: N=10 (3 F; 7 M), Mean age= 49.6y (SD=14.1), Mean PTA=27.3 dB HL

G: N=16 (10 F; 6 M), Mean age= 56y (SD=18.9), Mean PTA=65.9 dB HL

H: N=12 (4 F; 8 M), Mean age= 56y (SD=18.9), Mean PTA=65.9 dB HL

I: N=11 (8 F; 3 M), Mean age=16-78y, Mean PTA=58.4 dB HL

see evidence table Maidment supplement 2

 

see evidence table Maidment supplement 2

 

End-point of follow-up:

see evidence table Maidment supplement 2

 

 

Outcome measure-1

see evidence table Maidment supplement 2

 

 

 

 

Risk of bias (high, some concerns or low):

Tool used by authors: Cochrane risk of bias tool

 

Overall study quality; sequence generation; allocation concealment; blinding of participants and personnel; blinding of outcome assessors; incomplete outcome data; selective outcome reporting; other sources of bias

 

A: (fair), High, High, High, Low, Low, High, Unclear

B: (poor), High, High, High, High, Low, High, Low

C: (good), High, High, High, High, Low, High, Unclear

D: (good), High, High, High, Low, Low, High, Unclear

E: (fair), High, High, High, High, Low, High, Unclear

F: (poor), High, High, High, High, Low, High, Low

G: (fair), High, High, High, High, Low, High, Unclear

H: (poor), High, High, High, High, Low, High, Unclear

I: (fair), High, High, Low, Low, Low, High, Unclear

 

Facultative:

 

Brief description of author’s conclusion

 

Personal remarks on study quality, conclusions, and other issues (potentially) relevant to the research question

 

Level of evidence: GRADE (per comparison and outcome measure) including reasons for down/upgrading

 

Sensitivity analyses (excluding small studies; excluding studies with short follow-up; excluding low quality studies; relevant subgroup-analyses); mention only analyses which are of potential importance to the research question

 

Heterogeneity: clinical and statistical heterogeneity; explained versus unexplained (subgroupanalysis)

 

 

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I)

Comparison / control (C) 3

 

Follow-up

Outcome measures and effect size 4

Comments

Gordon-Salant, 2009

Type of study: randomized, repeated measure design

 

Setting and country: USA

 

Funding and conflicts of interest:

This work was supported in part by the National Institute on Aging (R37AG09191).

Inclusion criteria:

- bilateral, sensorineural hearing loss, currently used binaural HAs

- HA user >2 months

- >60 years old

- native speakers of American English

- > high school graduate

- 20/20 vision (corrected)

 

Exclusion criteria:

- none mentioned

 

N total at baseline: 22

 

Important prognostic factors2:

age: 59 to 82 yr (mean age=74.53 yr, SD=7.33)

Sex: 9 men and 6 women

Describe intervention (treatment/procedure/test):

Hearing aid alone

Describe control (treatment/procedure/test):

Hearing aid + closed caption (tv)

 

3 categories:

Game

Drama

News

 

Length of follow-up:

Not applicable

 

Loss-to-follow-up:

N (%)

Reasons (describe)

 

Incomplete outcome data:

N (%): 7

Reasons (describe): 6 adults were excluded because these individuals had a significant conductive component in their hearing loss, and the data of an additional participant were excluded because this individual was considerably younger than the others.

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

Percent correct of sentences. Four lists of 10 sentences each were recorded for each of the three shows (N=12 lists), yielding 120 scoreable sentences. Four additional practice sentences were recorded for screening purposes.

 

HA: F[2,42]= 1.45, p>0.05

HA+CC: F[2,42]= 0.01, p>0.05

 

HA vs HA+CC

Game: 48% vs 80% correct

Drama: 33% vs 80% correct

News: 30% vs 81% correct (webplotdigitizer)

 

Jerger, 1996

Type of study: before and after randomized study

 

Setting and country: USA

 

Funding and conflicts of interest: This work was supported by research grant AG-08958 from the National Institute on Aging.

Inclusion criteria:

- >60 years old

- hig-frequency sensitivity loss, quantified as the average of the PTA threshold levels at 1000, 2000, and 4000 Hz, greater than 15 dB in both ears

- normal middle ear status by immittance audiometry

- average score of 3 or less on a 5 point, self-reported scale of physical health.

- normal score (24 or more) on the Mini-Mental State Exam

No previous history of neurologic or psychiatric disorder.

 

Exclusion criteria:

- none mentioned

 

N total at baseline: 180

 

Important prognostic factors2:

age ± SD:

Sex:

Describe intervention (treatment/procedure/test):

1) HA alone

2) ALD alone

Describe control (treatment/procedure/test):

 

3) HA + ALD

4) no amplification

Length of follow-up:

6 months

 

Loss-to-follow-up:

N (%)

Reasons (describe):

 

Incomplete outcome data:

N (%)

Reasons (describe):

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

Hearing handicap inventory for elderly (HHIE)

 

Speech Perception in Noise (SPIN)

 

Brief Symptom Inventory Anxiety

 

 

Chen, 2021

Type of study: comparative study

 

Setting and country: China

 

Funding and conflicts of interest: This work was funded in part by grants from the Natural Science Foundation of China (Grant Nos. 81870715 and 81200754), the Promotion Grant for High-Level Scientific and Technological Elites in Medical Science from the Beijing Municipal Health Bureau (Grant No. 2015-3-012), the 2017 Excellent Talents in Medical Science from the Dongcheng District of Beijing.

Inclusion criteria:

- history of digital hearing aids use for more than 1 year but no experience with HAT in combination with their hearing devices

 

Exclusion criteria:

- none mentioned

 

N total at baseline: 23

 

Important prognostic factors2::

Sex: (6 females and 17 males)

age: 19 - 80 years old (Mean = 63.4, SD = 18.7)

Describe intervention (treatment/procedure/test):

1) HA alone

 

Describe control (treatment/procedure/test):

 

3) HA +remote microphone

Length of follow-up:

Not applicable

 

Loss-to-follow-up:

N (%): 0

Reasons (describe):

 

Incomplete outcome data:

N (%): 0

Reasons (describe):

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

Speech in Noise recognition

                HA alone       HA + remote microphone

1.5 m       5.55 ± 5.90         -2.23 ± 6.87

3 m          11.77 ± 6.90      -3.30 ± 6.99

6 m          13.11 ± 7.08      -4.87 ± 5.96

 

 

Table of excluded studies

Reference

Reason for exclusion

Alfakir R, Holmes AE, Kricos PB, Gaeta L, Martin S. Evaluation of Speech Perception via the Use of Hearing Loops and Telecoils. Gerontol Geriatr Med. 2015 Jul 8;1:2333721415591935. doi: 10.1177/2333721415591935. PMID: 28138458; PMCID: PMC5119799.

no comparison

Bell, D. and Foiret, J. A rapid review of the effect of assistive technology on the educational performance of students with impaired hearing. Disability and rehabilitation. Assistive technology. 2020; 15 (7) :838-843

wrong publication type (rapid review)

Blakely, M. L. and McKnight, K. D. and Darling, R. A. and Moody, E. J. Using an OSCE to assess the potential for assistive technology to enhance communication between student pharmacists and simulated patients who are deaf/hard of hearing. Journal of the American Pharmacists Association. 2020; 60 (6) :1044-1049

wrong study design (simulation study)

Boothroyd, A. Hearing Aid Accessories for Adults: The Remote FM Microphone. Ear and Hearing. 2004; 25 (1) :22-33

no comparison

Castro, A. and Lassaletta, L. and Bastarrica, M. and Perez-Mora, R. and Josefa De Sarriá, M. and Gavilán, J. Benefits from a mobile telephone adapter in Combi40+ cochlear implant users. Acta Oto-Laryngologica. 2008; 128 (6) :661-665

wrong population (CI users)

Chen CH, Huang CY, Cheng HL, Lin HH, Chu YC, Chang CY, Lai YH, Wang MC, Cheng YF. Comparison of personal sound amplification products and conventional hearing aids for patients with hearing loss: A systematic review with meta-analysis. EClinicalMedicine. 2022 Apr 7;46:101378. doi: 10.1016/j.eclinm.2022.101378. PMID: 35434580; PMCID: PMC9006672.

wrong comparison (hearing aids)

Chen CH, Huang CY, Cheng HL, Lin HH, Chu YC, Chang CY, Lai YH, Wang MC, Cheng YF. Comparison of personal sound amplification products and conventional hearing aids for patients with hearing loss: A systematic review with meta-analysis. EClinicalMedicine. 2022 Apr 7;46:101378. doi: 10.1016/j.eclinm.2022.101378. PMID: 35434580; PMCID: PMC9006672.

dubbel

Chisolm, T. H. and Noe, C. M. and McArdle, R. and Abrams, H. Evidence for the use of hearing assistive technology by adults: The role of the FM system. Trends in Amplification. 2007; 11 (2) :73-89

in systematic review

Dawes, P. and Wolski, L. and Himmelsbach, I. and Regan, J. and Leroi, I. Interventions for hearing and vision impairment to improve outcomes for people with dementia: A scoping review. International Psychogeriatrics. 2019; 31 (2) :203-221

wrong publication type (scoping review)

De Ceulaer, G. and Bestel, J. and Mülder, H. E. and Goldbeck, F. and de Varebeke, S. P. J. and Govaerts, P. J. Speech understanding in noise with the Roger Pen, Naida CI Q70 processor, and integrated Roger 17 receiver in a multi-talker network. European Archives of Oto-Rhino-Laryngology. 2016; 273 (5) :1107-1114

wrong population (CI users)

De Ceulaer, G. and Pascoal, D. and Vanpoucke, F. and Govaerts, P. J. The use of cochlear's SCAN and wireless microphones to improve speech understanding in noise with the Nucleus6® CP900 processor. International journal of audiology. 2017; 56 (11) :837-843

wrong population (CI users)

Duke, M. M. and Wolfe, J. and Schafer, E. Recognition of speech from the television with use of a wireless technology designed for cochlear implants. Journal of the American Academy of Audiology. 2016; 27 (5) :388-394

wrong population (CI users)

Fitzpatrick, E. M. and Séguin, C. and Schramm, D. R. and Armstrong, S. and Chénier, J. The benefits of remote microphone technology for adults with cochlear implants. Ear and Hearing. 2009; 30 (5) :590-599

wrong population (CI users)

Fogels, J. and Jönsson, R. and Sadeghi, A. and Flynn, M. and Flynn, T. Single-Sided Deafness-Outcomes of Three Interventions for Profound Unilateral Sensorineural Hearing Loss: A Randomized Clinical Trial. Otology & neurotology : official publication of the American Otological Society, American Neurotology Society [and] European Academy of Otology and Neurotology. 2020; 41 (6) :736-744

wrong comparison (assistive listening device vs. normal hearing aid)

Forbes, W. F. and Hayward, L. M. and Agwani, N. Factors associated with self-reported use and non-use of assistive devices among impaired elderly residing in the community. Canadian Journal of Public Health. 1993; 84 (1) :53-57

wrong outcome (factors associated with non-use)

Gomez, R. and Habib, A. and Maidment, D. W. and Ferguson, M. A. Smartphone-Connected Hearing Aids Enable and Empower Self-Management of Hearing Loss: A Qualitative Interview Study Underpinned by the Behavior Change Wheel. Ear and hearing. 2021; 43 (3) :921-932

no comparison

Jacob RTS, Paccola ECM, Bucuvic ÉC, Salgado MH. Fitting Assistive Technology for People with Hearing Loss: The Importance of Remote Microphone Systems' Electroacoustic Verification. Int J Environ Res Public Health. 2021 Dec 16;18(24):13251. doi: 10.3390/ijerph182413251. PMID: 34948860; PMCID: PMC8701180.

dubbel

Jacob RTS, Paccola ECM, Bucuvic ÉC, Salgado MH. Fitting Assistive Technology for People with Hearing Loss: The Importance of Remote Microphone Systems' Electroacoustic Verification. Int J Environ Res Public Health. 2021 Dec 16;18(24):13251. doi: 10.3390/ijerph182413251. PMID: 34948860; PMCID: PMC8701180.

no comparison

Jama, G. M. and Shahidi, S. and Danino, J. and Murphy, J. Assistive communication devices for patients with hearing loss: a cross-sectional survey of availability and staff awareness in outpatient clinics in England. Disability and rehabilitation. Assistive technology. 2020; 15 (6) :625-628

wrong study design (survey), wrong outcome (compliance)

Jennings, M. B. and Richert, F. Hearing rehabilitation for older adults: An update on hearing aids, hearing assistive technologies, and rehabilitation services. Geriatrics and Aging. 2006; 9 (10) :708-711

full text not available

Jennings, M. B. and Richert, F. Hearing rehabilitation for older adults: An update on hearing aids, hearing assistive technologies, and rehabilitation services. Geriatrics and Aging. 2006; 9 (10) :708-711

dubbel

Jiménez-Arberas E, Díez E. Psychosocial Impact of Assistive Devices and Other Technologies on Deaf and Hard of Hearing People. Int J Environ Res Public Health. 2021 Jul 7;18(14):7259. doi: 10.3390/ijerph18147259. PMID: 34299710; PMCID: PMC8303859.

dubbel

Jiménez-Arberas E, Díez E. Psychosocial Impact of Assistive Devices and Other Technologies on Deaf and Hard of Hearing People. Int J Environ Res Public Health. 2021 Jul 7;18(14):7259. doi: 10.3390/ijerph18147259. PMID: 34299710; PMCID: PMC8303859.

no comparison

Kitterick, P. T. and Lucas, L. and Smith, S. N. Improving health-related quality of life in single-sided deafness: A systematic review and meta-analysis. Audiology and Neurotology. 2015; 20 :79-86

wrong comparison (with and without HA)

Koerber, R. and Jennings, M. B. Increasing telephone accessibility for workers with hearing loss: a scoping review with recommendations. International journal of audiology. 2020; 59 (10) :727-736

wrong publication type (scoping review)

Kong, T. H. and Kwak, C. and Han, W. and Seo, Y. J. Evaluation of wireless Bluetooth devices to improve recognition of speech and sentences when using a mobile phone in bone conduction device recipients. European Archives of Oto-Rhino-Laryngology. 2019; 276 (10) :2729-2737

wrong comparison (BCD with and without HA)

Laplante-Lévesque, A. and Hickson, L. and Worrall, L. Rehabilitation of older adults with hearing impairment: a critical review. Journal of aging and health. 2010; 22 (2) :143-153

dubbel

Laplante-Lévesque, A. and Hickson, L. and Worrall, L. Rehabilitation of older adults with hearing impairment: a critical review. Journal of aging and health. 2010; 22 (2) :143-153

wrong publication type (review)

Lemos, I. C. and Jacob, R. T. and Gejão, M. G. and Bevilacqua, M. C. and Feniman, M. R. and Ferrari, D. V. Frequency modulation (FM) system in auditory processing disorder: an evidence-based practice?. Pró-fono : revista de atualização científica. 2009; 21 (3) :243-248

wrong language (article in portoguese)

Lewis, M. S. and Crandell, C. C. and Valente, M. and Horn, J. E. Speech perception in noise: directional microphones versus frequency modulation (FM) systems. Journal of the American Academy of Audiology. 2004; 15 (6) :426-439

in systematic review

Lewis, M. S. and Valente, M. and Horn, J. E. and Crandell, C. The effect of hearing aids and frequency modulation technology on results from the communication profile for the hearing impaired. Journal of the American Academy of Audiology. 2005; 16 (4) :250-261

in systematic review

Maidment DW, Barker AB, Xia J, Ferguson MA. Effectiveness of alternative listening devices to conventional hearing aids for adults with hearing loss: a systematic review protocol. BMJ Open. 2016 Oct 27;6(10):e011683. doi: 10.1136/bmjopen-2016-011683. PMID: 27789514; PMCID: PMC5093370.

wrong publication type (protocol)

Manchaiah, V. and Picou, E. M. and Bailey, A. and Rodrigo, H. Consumer Ratings of the Most Desirable Hearing Aid Attributes. Journal of the American Academy of Audiology. 2021; 32 (8) :537-546

dubbel

Manchaiah, V. and Picou, E. M. and Bailey, A. and Rodrigo, H. Consumer Ratings of the Most Desirable Hearing Aid Attributes. Journal of the American Academy of Audiology. 2021; 32 (8) :537-546

wrong outcome (preferability)

Matter, R. and Harniss, M. and Oderud, T. and Borg, J. and Eide, A. H. Assistive technology in resource-limited environments: a scoping review. Disability and rehabilitation. Assistive technology. 2017; 12 (2) :105-114

wrong publication type (scoping review)

McInerney, M. and Walden, P. Evaluating the use of an assistive listening device for communication efficiency using the Diapix task: a pilot study. Folia phoniatrica et logopaedica : official organ of the International Association of Logopedics and Phoniatrics (IALP). 2013; 65 (1) :25-31

wrong p (no hearing aid)

Miller, S. and Wolfe, J. and Neumann, S. and Schafer, E. C. and Galster, J. and Agrawal, S. Remote Microphone Systems for Cochlear Implant Recipients in Small Group Settings. Journal of the American Academy of Audiology. 2022; 33 (3) :142-148

wrong population (CI users)

Nelson, J. A. and LaRue, C. B. and Barr-O'Rourke, M. Personal FM systems offer consumers more than before. Hearing Journal. 2004; 57 (11) :36-42

dubbel

Nelson, J. A. and LaRue, C. B. and Barr-O'Rourke, M. Personal FM systems offer consumers more than before. Hearing Journal. 2004; 57 (11) :36-42

wrong comparison (HL vs. NH)

Norrix, Linda W. and Camarota, Kristen and Harris, Frances P. and Dean, James The Effects of FM and Hearing Aid Microphone Settings, FM Gain, and Ambient Noise Levels on SNR at the Tympanic Membrane. Journal of the American Academy of Audiology. 2016; 27 (2) :117-25

in systematic review

Özay, M. B. and Özay, H. and Gürkan, S. and Durankaya, S. M. and Başokçu, T. O. and Kirkim, G. The effect of induction loop system use training on adults with hearing aids. Turkish Journal of Medical Sciences. 2021; 51 (1) :280-287

wrong intervention (training of hearing aid)

Pedrozo Campos Antunes, T. and Souza Bulle de Oliveira, A. and Hudec, R. and Brusque Crocetta, T. and Ferreira de Lima Antão, J. Y. and de Almeida Barbosa, R. T. and Guarnieri, R. and Massetti, T. and Garner, D. M. and de Abreu, L. C. Assistive technology for communication of older adults: a systematic review. Aging & mental health. 2019; 23 (4) :417-427

wrong in- and exclusion criteria

Picou, E. M. and Ricketts, T. A. Comparison of wireless and acoustic hearing aid-based telephone listening strategies. Ear and hearing. 2011; 32 (2) :209-220

wrong comparison (hearing aids)

Picou, Erin M. and Ricketts, Todd A. Efficacy of hearing-aid based telephone strategies for listeners with moderate-to-severe hearing loss. Journal of the American Academy of Audiology. 2013; 24 (1) :59-70

no comparison

Putterman, Daniel B. and Valente, Michael Difference between the default telecoil (t-coil) and programmed microphone frequency response in behind-the-ear (BTE) hearing aids. Journal of the American Academy of Audiology. 2012; 23 (5) :366-78

wrong study design (simulation study)

Rey, P. and Cochard, N. and Rizzoli, M. and Laborde, M. L. and Tartayre, M. and Mondain, M. and Deguine, O. Technical aids for speech understanding in cochlear implanted adults using cell-phones. European Annals of Otorhinolaryngology, Head and Neck Diseases. 2016; 133 (4) :253-256

wrong population (CI users)

Rodemerk, Krishna S. and Galster, Jason A. The Benefit of Remote Microphones Using Four Wireless Protocols. Journal of the American Academy of Audiology. 2015; 26 (8) :724-731

in systematic review

Sanchez, V. A. and Arnold, M. L. and Reed, N. S. and Oree, P. H. and Matthews, C. R. and Clock Eddins, A. and Lin, F. R. and Chisolm, T. H. The Hearing Intervention for the Aging and Cognitive Health Evaluation in Elders Randomized Control Trial: Manualization and Feasibility Study. Ear and hearing. 2020; 41 (5) :1333-1348

wrong outcome (evaluation of intervention tool)

Saunders, G. H. and Frederick, M. T. and Arnold, M. L. and Silverman, S. C. and Chisolm, T. H. and Myers, P. J. A randomized controlled trial to evaluate approaches to auditory rehabilitation for blast-exposed veterans with normal or near-normal hearing who report hearing problems in difficult listening situations. Journal of the American Academy of Audiology. 2018; 29 (1) :44-62

wrong outcome (rehabilitation of normal hearing)

Saunders, G. H. and Frederick, M. T. and Chisolm, T. H. and Silverman, S. and Arnold, M. and Myers, P. Use of a frequency-modulated system for veterans with blast exposure, perceived hearing problems, and normal hearing sensitivity. Seminars in Hearing. 2014; 35 (3) :227-238

wrong publication type (case review)

Scarinci, N. and Nickbakht, M. and Timmer, B. H. and Ekberg, K. and Cheng, B. and Hickson, L. A Qualitative Investigation of Clients, Significant Others, and Clinicians’ Experiences of Using Wireless Microphone Systems to Manage Hearing Impairment. Audiology Research. 2022; 12 (6) :596-619

no comparison

Schafer, E. C. and Romine, D. and Musgrave, E. and Momin, S. and Huynh, C. Electromagnetic versus electrical coupling of personal frequency modulation (FM) receivers to cochlear implant sound processors. Journal of the American Academy of Audiology. 2013; 24 (10) :927-940

wrong population (CI users)

Schafer, E. C. and Thibodeau, L. M. Speech recognition abilities of adults using cochlear implants with FM systems. Journal of the American Academy of Audiology. 2004; 15 (10) :678-691

wrong population (CI users)

Schafer, E. C. and Wolfe, J. and Lawless, T. and Stout, B. Effects of FM-receiver gain on speech-recognition performance of adults with cochlear implants. International Journal of Audiology. 2009; 48 (4) :196-203

wrong population (CI users)

Schafer, Erin C. and Huynh, Christy and Romine, Denise and Jimenez, Rebecca Speech recognition and subjective perceptions of neck-loop FM receivers with cochlear implants. American journal of audiology. 2013; 22 (1) :53-64

wrong population (CI users)

Smith, P. and Davis, A. The benefits of using bluetooth accessories with hearing aids. International journal of audiology. 2014; 53 (10) :770-773

in systematic review

Sorri, M. and Piiparinen, P. and Huttunen, K. and Haho, M. and Tobey, E. and Thibodeau, L. and Buckley, K. Hearing aid users benefit from induction loop when using digital cellular phones. Ear and Hearing. 2003; 24 (2) :119-132

wrong comparison (phones)

Sorri, M. and Piiparinen, P. and Huttunen, K. and Haho, M. and Tobey, E. and Thibodeau, L. and Buckley, K. Hearing aid users benefit from induction loop when using digital cellular phones. Ear and Hearing. 2003; 24 (2) :119-132

dubbel

Thibodeau, L. Benefits of adaptive FM systems on speech recognition in noise for listeners who use hearing aids. American journal of audiology. 2010; 19 (1) :36-45

no comparison

Thibodeau, L. Comparison of speech recognition with adaptive digital and FM remote microphone hearing assistance technology by listeners who use hearing aids. American journal of audiology. 2014; 23 (2) :201-210

in systematic review

Thibodeau, L. M. Benefits in Speech Recognition in Noise with Remote Wireless Microphones in Group Settings. Journal of the American Academy of Audiology. 2020; 31 (6) :404-411

wrong population (CI users)

Tittle, S. and Thibodeau, L. M. and Panahi, I. and Tokgoz, S. and Shankar, N. and Bhat, G. S. and Patel, K. Behavioral Validation of the Smartphone for Remote Microphone Technology. Seminars in Hearing. 2020; 41 (4) :291-301

not applicable: intervention not available

Tye-Murray, N. Preparing for communication interactions: The value of anticipatory strategies for adults with hearing impairment. Journal of Speech and Hearing Research. 1992; 35 (2) :430-435

wrong population (normal hearing)

Van Der Beek, F. B. and Soede, W. and Frijns, J. H. M. Evaluation of the benefit for cochlear implantees of two assistive directional microphone systems in an artificial diffuse noise situation. Ear and Hearing. 2007; 28 (1) :99-110

wrong population (CI users)

van Leeuwen, L. M. and Goderie, T. P. M. and van Wier, M. F. and Lissenberg-Witte, B. I. and Lemke, U. and Kramer, S. E. Uptake of Hearing Aids and Hearing Assistive Technology in a Working Population: Longitudinal Analyses of The Netherlands Longitudinal Study on Hearing. Ear and hearing. 2021; 42 (4) :793-802

wrong outcome (factors associated with use and non-use)

Vroegop, J. L. and Dingemanse, J. G. and Homans, N. C. and Goedegebure, A. Evaluation of a wireless remote microphone in bimodal cochlear implant recipients. International journal of audiology. 2017; 56 (9) :643-649

wrong population (CI users)

Vroegop, J. L. and Homans, N. C. and Goedegebure, A. and van der Schroeff, M. P. A directional remote-microphone for bimodal cochlear implant recipients. International journal of audiology. 2018; 57 (11) :858-863

dubbel

Vroegop, J. L. and Homans, N. C. and Goedegebure, A. and van der Schroeff, M. P. A directional remote-microphone for bimodal cochlear implant recipients. International journal of audiology. 2018; 57 (11) :858-863

wrong population (CI users)

Warren, C. D. and Nel, E. and Boyd, P. J. Controlled comparative clinical trial of hearing benefit outcomes for users of the Cochlear™ Nucleus® 7 Sound Processor with mobile connectivity. Cochlear implants international. 2019; 20 (3) :116-126

wrong population (CI users)

Wesarg, T. and Arndt, S. and Wiebe, K. and Schmid, F. and Huber, A. and Mülder, H. E. and Laszig, R. and Aschendorff, A. and Speck, I. Speech recognition in noise in single-sided deaf cochlear implant recipients using digital remote wireless microphone technology. Journal of the American Academy of Audiology. 2019; 30 (7) :607-618

wrong population (CI users)

Wolfe, J. and Morais, M. and Schafer, E. and Mills, E. and Mülder, H. E. and Goldbeck, F. and Marquis, F. and John, A. and Hudson, M. and Peters, B. R. and Lianos, L. Evaluation of speech recognition of cochlear implant recipients using a personal digital adaptive radio frequency system. Journal of the American Academy of Audiology. 2013; 24 (8) :714-724

wrong population (CI users)

Wolfe, J. and Morais, M. and Schafer, E. Speech Recognition of Bimodal Cochlear Implant Recipients Using a Wireless Audio Streaming Accessory for the Telephone. Otology & neurotology : official publication of the American Otological Society, American Neurotology Society [and] European Academy of Otology and Neurotology. 2016; 37 (2) :e20-e25

wrong population (CI users)

Wolfe, J. and Schafer, E. and Parkinson, A. and John, A. and Hudson, M. and Wheeler, J. and Mucci, A. Effects of input processing and type of personal frequency modulation system on speech-recognition performance of adults with cochlear implants. Ear and hearing. 2013; 34 (1) :52-62

wrong population (CI users)

Wolfe, J. and Schafer, E. C. and Heldner, B. and Mülder, H. and Ward, E. and Vincent, B. Evaluation of speech recognition in noise with cochlear implants and dynamic FM. Journal of the American Academy of Audiology. 2009; 20 (7) :409-421

wrong population (CI users)

Wolfe, J. Cochlear implants and remote microphone technology. Seminars in Hearing. 2014; 35 (3) :177-192

wrong publication type (review)

Yueh, B. and Souza, P. E. and McDowell, J. A. and Collins, M. P. and Loovis, C. F. and Hedrick, S. C. and Ramsey, S. D. and Deyo, R. A. Randomized trial of amplification strategies. Archives of Otolaryngology - Head and Neck Surgery. 2001; 127 (10) :1197-1204

wrong comparison (assistive listening device vs. normal hearing aid)

Zekveld, A. A. and Kramer, S. E. and Kessens, J. M. and Vlaming, M. S. M. G. and Houtgast, T. User evaluation of a communication system that automatically generates captions to improve telephone communication. Trends in Amplification. 2009; 13 (1) :44-68

dubbel

Zekveld, A. A. and Kramer, S. E. and Kessens, J. M. and Vlaming, M. S. M. G. and Houtgast, T. User evaluation of a communication system that automatically generates captions to improve telephone communication. Trends in Amplification. 2009; 13 (1) :44-68

no comparison

Zhao, Y. and Yen, K. C. and Soli, S. and Gao, S. and Vermiglio, A. On application of adaptive decorrelation filtering to assistive listening. Journal of the Acoustical Society of America. 2002; 111 (2) :1077-1085

wrong study design (simulation study)

Zhong, L. and Noud, B. P. and Pruitt, H. and Marcrum, S. C. and Picou, E. M. Effects of text supplementation on speech intelligibility for listeners with normal and impaired hearing: a systematic review with implications for telecommunication. International journal of audiology. 2022; 61 (1) :1-11

wrong comparison (HL vs. NH)

 

Beoordelingsdatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 11-04-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica
  • Hoormij / Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden
  • Landelijke Werkverband van Maatschappelijk werkers in de Audiologie

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de audiologische zorg voor slechthorende volwassenen.

 

Werkgroep

  • Drs. D.J.E.J. Pans, voorzitter, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
  • Dr. M. Boymans, vice-voorzitter, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
  • Dr. ir. N.J. Versfeld, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
  • Ir. M.B.A. Rodenburg, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
  • Dr. ir. K. Douma, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
  • M. van den Tillaart, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF), tot januari 2023
  • Dr. ir. J.G. Dingemanse, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
  • Ir. T.P.W. Thielemans, klinisch fysicus-audioloog, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF), vanaf maart 2023
  • Drs. C.P.A. Delsing, kno-arts, Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde (NVKNO), tot september 2023
  • M.P. van der Heijden, maatschappelijk werker, Landelijk Werkverband voor Maatschappelijk werkers In de Audiologie (LWMA)
  • Drs. H.W. Hofstee, patiëntvertegenwoordiger, Stichting Hoormij

Klankbordgroep

  • W.J. Dekker, patiëntvertegenwoordiger, Stichting Hoormij
  • Drs. A.G. Schriemer, bedrijfsarts, Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
  • C.P.W.M. van Daelen-Swinkels, logopedist, Nederlandse vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
  • Drs. B. van Oel, logopedist, Nederlandse vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
  • H.F.M. Bijsterveld, Geestelijke Gezondheidszorg en Maatschappelijke Dienstverlening voor doven en slechthorenden (GGMD)
  • M.E. Delreux, MSc, Master Audiologen actief in Nederland (MAaN)
  • A. Knoop, MSc, Master Audiologen actief in Nederland (MAaN)

Met ondersteuning van

  • Drs. A.E. Sussenbach, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. A.N. Nguyen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • L.H.M. Niesink-Boerboom, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • L.W.M. Boerboom, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Drs. D.J.E.J. Pans

Klinisch fysicus-audioloog, B-opleider KF-

Medisch manager,

Adelante-zorggroep in Hoensbroek

- Bestuurslid LAD (Landelijke Vereniging Artsen in Dienstverband)

- Onafhankelijk voorzitter Raad van Advies StAr (Stichting Audicienregister)

Geen

Geen actie vereist

Dr. ir. N.J. Versfeld

Klinisch fysicus-audioloog, Amsterdam UMC, locatie VUmc

Geen

Geen

Geen actie vereist

Ir. M.B.A. Rodenburg

Klinisch fysicus-audioloog bij Koninklijke Auris Groep, Audiologisch Centrum Rotterdam

Geen

Geen

Geen actie vereist

Dr. ir. K. Douma

Klinisch fysicus-audioloog

Geen

Geen

Geen actie vereist

Dr. M. Boymans

Klinisch fysicus-audioloog en medisch manager bij Libra Revalidatie en Audiologie

Patientenzorg en beleid

- Wetenschappelijk onderzoeker bij Amsterdam UMC locatie AMC

- Begeleiden promovendi

- MT lid van de FENAC

Geen

Geen actie vereist

M. van den Tillaart

Klinisch fysicus-audioloog bij Pento Audiologisch Centrum Amersfoort

Volwassen team en Kinderteam, Coördinator/kartrekker van Tinnitus zorgteam

Geen

Geen

Geen actie vereist

Dr. ir. J.G. Dingemanse

Klinisch fysicus-audioloog

Bij Erasmus MC

Lid werkgroep binnen NVKF

Geen

Geen actie vereist

Ir. T.P.W. Thielemans

Klinisch fysicus-audioloog, Hoortoestel Advies Centrum

- Docent audiologie-assistenten opleiding

- Docent audiciens opleiding

Verzorgen van audiologische trainingen via audicate.nl

Consultant zorgverzekeraar

Beheerder HT-database voor stichting SPHHM

- Audiologisch ondersteuner als ZZP'er bij ziekenhuis Elkerliek binnen de KNO-poli

Geen

Geen actie vereist

Drs. C.P.A. Delsing

KNO-arts/Fellowship otologie Sydney

Plug&Play

Geen

Geen actie vereist

M.P. van der Heijden

Audiologisch maatschappelijk werker, Libra Revalidatie en Audiologie

- Bestuurslid LWMA

- Opleidingscommissie FENAC

Geen

Geen actie vereist

Drs H.W. Hofstee

Ervaringsdeskundige Hoormij. NVVS

Geen

Geen

Geen actie vereist

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van Stichting Hoormij aan de werkgroep en deelname aan de klankbordgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Stichting Hoormij en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Additionele hoorhulpmiddelen

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II, Brouwers 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met langdurig of blijvend gehoorverlies. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de NVKF, NVLF, CVZA, Audined, Stichting Plots- en Laatdoven, Stichting Hoormij, Hoorprofs, NVAB, GGMD, LWMA en DKA via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann 2013, Hultcrantz 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit aanpalende specialismen KNO-heelkunde, geriatrie of bedrijfsgeneeskunde bijvoorbeeld, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello 2016a, Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas 2017, Neumann 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open 2017;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016, 353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in healthcare. CMAJ 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html

Volgende:
Psychosociale ondersteuning