Laagdrempelig verwijzen naar de bedrijfsarts
Uitgangsvraag
Van welke handvatten kan de klinisch zorgverlener in de tweede of derde lijn gebruik maken om aandacht te besteden aan arbeidsparticipatie van de patiënt?
Aanbeveling
Bespreek het thema werk door kort een aantal algemene vragen te stellen (eventueel door middel van een vragenlijst), zoals:
• Werkt u op dit moment of wilt u werken?
Zo ja:
• Wat voor werk doet u?
• Heeft u vragen over werk(en) in relatie tot uw klachten/ziekte of heeft u behoefte aan verdere begeleiding of ondersteuning?
Zo ja:
Exploreer de vraag en beantwoord deze of acteer er op. Indien u zelf de vraag niet kunt beantwoorden
• Informeer de patiënt over de mogelijkheden meer aandacht te geven aan betaald werk in relatie tot ziekte (gebruik hiervoor de informatie in Overwegingen Sub module: Laagdrempelig verwijzen naar de bedrijfsarts), bijvoorbeeld het overzicht “Arbocuratieve samenwerking: wie doet wat en voorwaarden voor samenwerking” (zie: ) en/of de informatie in de module Organisatie van arbeidsgerichte zorg (Module Organisatie van arbeidsgerichte zorg).
Neem – in het kader van samen beslissen – bij besluiten rondom diagnostiek en/of behandeling gevolgen voor werk als mogelijke uitkomst mee.
Adviseer over de leefadviezen (indien mogelijk concreet over belasting en activiteiten) om de behandeling/het herstel te bevorderen of achteruitgang zoveel mogelijk tegen te gaan, en benoem expliciet dat deze adviezen ook kunnen gelden voor werk.
Indien aan de orde, geef proactief informatie (zie hiervoor de informatie in Overwegingen Sub module: Informatievoorziening patiënt), bijvoorbeeld op Thuisarts.nl en/of over de patiëntenorganisatie. Deze hebben vaak informatie over werk in relatie tot de aandoening.
Extra informatie en praktische handvatten bij deze aanbevelingen zijn de te vinden in Overwegingen de Sub module: Kernboodschap: vraag naar werk
Overwegingen
De bedrijfsarts is een belangrijke partner in geval van ziekte en werk:
- de bedrijfsarts ziet zieke werkenden regelmatig, hiermee krijgt hij/zij een goed beeld van hoe het met iemand gaat en hoe de belastbaarheid voor werk zich ontwikkelt;
- de bedrijfsarts staat dicht bij de werknemer en diens werkplek en is op de hoogte van inhoud van werk, gezondheidsrisico’s in het werk en arbeidsomstandigheden;
- de bedrijfsarts is getraind om van ziekte en specialistische leef adviezen de vertaling naar functioneren, beperkingen in belastbaarheid en voorwaarden voor re-integratie te maken;
- de bedrijfsarts is bij uitstek de persoon voor begeleiding en coaching en is de spil in het web van ziekte/werkenden, werk en organisaties.
Sommige artsen in de bedrijfsgezondheidszorg zijn niet geregistreerd als bedrijfsarts. Deze zorgverleners gebruiken diverse namen en termen zoals de term “Arbo-arts”. Zij mogen alleen onder verantwoordelijkheid en supervisie van een geregistreerde bedrijfsarts werken. Daarnaast is het van belang dat de behandelend specialist zich realiseert dat patiënten kunnen denken dat ze contact hebben met een (bedrijfs)arts, terwijl het een praktijkondersteuner, verzuimcoach, casemanager, et cetera zonder medische achtergrond betreft. De werkgroep raadt daarom medisch specialist en patiënt aan: verstrek enkel medische informatie aan een BIG-geregistreerde zorgprofessional. Alle zorgprofessionals zijn verplicht om hun BIG-nummer te vermelden op brieven.
Verwijs bij zorgen over het werk en werkbehoud laagdrempelig door naar de bedrijfs- of verzekeringsarts of (arbeids)revalidatie ook wanneer er nog geen sprake is van verzuim. Meer informatie over wanneer een patiënt begeleid wordt door een bedrijfs- of verzekeringsarts is te vinden in de bijlage “Algemene informatie arbeidsongeschiktheidswetgeving en -uitkeringen”. Onder andere wanneer:
- Er langdurige uitval is of wordt verwacht;
- Er belemmeringen zijn voor de uitvoering van het werk vanwege de klachten/ziekte;
- Er factoren in het werk zijn die (volgens u of volgens de patiënt) de klachten/ziekte verergeren, onderhouden of hebben veroorzaakt;
- Behoefte is aan aanpassing van de werkplek;
- Behoefte is aan bedrijfsartsgeneeskundige expertise om op het werk (de gevolgen van) de klachten/ziekte te duiden;
- Afstemming van het beleid nodig is, bijvoorbeeld indien er een verschil van inzicht is tussen de klinisch medisch specialist en bedrijfsarts over het beleid/zorgplan.
Het kan lastig zijn om contact te leggen met de bedrijfsarts van de patiënt. Overweeg daarom om de patiënt te vragen om voor het eerstvolgende (telefonische) consult deze contactgegevens op te zoeken en te delen. Leg aan de patiënt zo nodig uit dat iedere bedrijfsarts aan de geheimhoudingsplicht gebonden is en voor de belangen van de werknemer op komt. Wanneer de situatie daarom vraagt kan een telefonisch driegesprek met medisch specialist, bedrijfsarts en patiënt behulpzaam zijn.
Omgekeerd geldt ook dat contact tussen bedrijfsarts en medisch specialist, indien nodig, kan worden gefaciliteerd door aan de patiënt een standaard briefje mee te geven voor de bedrijfsarts met daarop de contactgegevens en de uitnodiging om omgekeerd hetzelfde te doen en elkaar te contacten als daar behoefte aan is. De werkgroep realiseert zich dat er ook patiënten zullen zijn zonder toegang tot een bedrijfsarts of met beperkt toegang (zoals in het MKB, waar de werkgever vaak slechts een minimaal contract heeft) en waarvoor laagdrempelig verwijzen op dit moment niet mogelijk is. Dit probleem en de oplossing ligt buiten de reikwijdte van de werkgroep.
Informatieverzoeken van bedrijfsartsen en verzekeringsartsen
Ten aanzien van informatieverzoeken van bedrijfsartsen en het vergemakkelijken van de communicatie tussen 2e/3e lijns zorgverlener en sociaal medisch artsen heeft de werkgroep de volgende aanbevelingen en overwegingen:
- Bedrijfsarts/verzekeringsarts formuleert een duidelijke en gerichte vraagstelling met betrekking tot wat hij/zij wil weten om de patiënt te kunnen begeleiden.
- De patiënt machtigt de bedrijfsarts/verzekeringsarts om deze vragen aan zijn medisch specialist te stellen.
- Het antwoord van de medisch specialist moet gericht zijn op de gestelde vragen. Het opsturen van een dossier of polibrief is vaak onvoldoende, omdat daarin a. vaak niet de specifieke antwoorden in staan en b. mogelijk ook te veel informatie wordt verstrekt die volgens de AVG niet verstrekt mag worden.
- het antwoord van de medisch specialist moet ook naar de patiënt worden gestuurd
Wanneer de medisch specialist de gerichte vragen beantwoordt, dan helpt hij de bedrijfsarts/verzekeringsarts en voorkomt hij een formeel datalek waar hij ook op aangesproken kan worden. Er ligt bij het uitwisselen/opvragen van informatie ook een belangrijke verantwoordelijkheid bij de bedrijfsarts/verzekeringsarts om dit zorgvuldig, verantwoord en effectief te doen.
Zorgprofessionals (naast bedrijfsarts) met als focus arbeidsparticipatie
De verzekeringsarts
Een verzekeringsarts geeft een sociaal-medische beoordeling van de functionele mogelijkheden van de werknemer in het kader van de (toegang tot) een arbeidsongeschiktheidsuitkering (Ziektewet, WIA, Wajong). Het gaat om personen die geen arbeidsrelatie hebben, om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt of om mensen die niet of beperkt kunnen werken vanwege arbeidsongeschiktheid. Net als de bedrijfsarts beoordeelt ook de verzekeringsarts – voor de onder zijn verantwoordelijkheid vallende mensen - de individuele belastbaarheid. De verzekeringsarts draagt onder andere zorg voor verzuimbegeleiding van mensen zonder arbeidsrelatie (Ziektewet) en voor claimbeoordeling (WIA, Wajong). De in de publieke sector werkzame verzekeringsarts heeft 4 kerntaken: beoordeling van de sociaal-medische voorgeschiedenis; beoordeling van de actuele functionele mogelijkheden ofwel de arbeidsmogelijkheden inclusief advisering over werkaanpassingen; beoordeling van het te verwachten beloop en beoordeling van de lopende en geïndiceerde behandeling en begeleiding.
Klinisch arbeidsgeneeskundige
De klinisch arbeidsgeneeskundige (KAG) is een in bepaalde ziektebeelden gespecialiseerde arbeids- en bedrijfsgeneeskundige en is idealiter onderdeel van het behandelteam. Als de medisch specialist, verpleegkundige/verpleegkundig specialist of maatschappelijk werker van het behandelteam op grond van hun eigen inventarisatie van mogelijke arbeidsgerichte knelpunten meent dat er reden is voor diepgaandere analyse en advisering kan dat in het mdo besproken worden, de KAG kan geconsulteerd worden of de patiënt kan verwezen worden naar het KAG-spreekuur.
De KAG heeft ziektespecifieke kennis over de gevolgen van de ziekte en behandeling voor de belastbaarheid en het functioneren in werk. De KAG heeft expertise in het diagnosticeren van een mogelijk oorzakelijk verband tussen factoren in het werk en het ontstaan van de desbetreffende aandoening (beroepsziektediagnostiek). Anderzijds is de KAG bekwaam in het opstellen van een multifactoriële probleemanalyse (gebaseerd op het ICF van menselijk functioneren) van alle medische en psychosociale factoren die een belemmering kunnen vormen voor de re-integratie in werk of voor behoud van werk. Op basis van de brede probleemanalyse maakt de KAG, in samenspraak met de patiënt, een arbeidsgericht interventieplan dat geïntegreerd wordt in het multidisciplinair behandelplan. Interventies kunnen zijn:
- empowerment van de patiënt door middel van voorlichting, instructie, advies en ondersteuning
- overleg in het zorgdomein over of verwijzing naar arbeidsgerichte behandeling (bijvoorbeeld aanpassing van medicatie, (arbeids)revalidatie, arbeidsergotherapie, Cognitieve GedragsTherapie (CGT))
- communicatie en afstemming met professionals in het werk- en re-integratiedomein (bedrijfsarts, verzekeringsarts, re-integratiebegeleider, arbeidsdeskundige, jobcoach) over interventies in het werk (aanpassing van werk en werkomstandigheden, inzet jobcoach, bedrijfsfysiotherapeut, arbeidshygiënist of gerichte training)
Het medisch maatschappelijk werk
In het behandelproces en alle keuzes die gemaakt dienen te worden om over te gaan tot een behandeling, kan de medisch specialist bij werkvragen van de patiënt, verwijzen naar het medisch maatschappelijk werk. Medisch maatschappelijk werkers zijn verbonden aan het ziekenhuis waar zij patiënten begeleiden. Zij worden ingezet op verschillende afdelingen, klinisch en poliklinisch. Ook zijn zij verbonden aan de revalidatieafdeling van het ziekenhuis. Alleen voor patiënten van het ziekenhuis kan het medisch maatschappelijk werk aangevraagd worden.
Het medisch maatschappelijk werk heeft aandacht voor de impact van de ziekte en behandeling op verschillende leefgebieden zoals het lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden van de patiënt en diens omgeving. Daarnaast is er aandacht voor de impact op het gebied van arbeid, financiën en de daarbij horende wet- en regelgeving.
Rondom arbeid bespreekt het medisch maatschappelijk werk de impact van de ziekte en behandeling op het arbeidsproces en welke gevolgen dit vervolgens heeft. Het medisch maatschappelijk werk informeert en maakt de patiënt wegwijs in dit proces, waarin meerdere partijen betrokken zijn. Zij informeert de patiënt over de rechten en plichten tijdens de ziekte- dan wel behandelperiode, de Wet verbetering Poortwachter, verzuim, re-integratie, financiële gevolgen en verwijst bij vragen eventueel door naar de juiste instanties. Het medisch maatschappelijk werk is in staat om patiënten voor te bereiden en te begeleiden in dit proces.
Binnen de revalidatie is het takenpakket overigens breder dan zoals hier beschreven. Het coördineren en afstemmen van behandel- en re-integratieplannen en activiteiten bijvoorbeeld. Daarnaast worden de hierboven beschreven taken ook wel uitgevoerd door een arbeidsconsulent binnen het team en soms door een ergotherapeut.
Het is van belang dat de medisch specialist, bij werkvragen en onzekerheden betreffende werk(hervatting) en verzuim, tijdig verwijst naar het medisch maatschappelijk werk. Vragen dienen zo snel mogelijk verhelderd te worden zodat de patiënt tijdig de juiste acties weet te ondernemen en hierin zoveel mogelijk zelf zijn “eigen regie” weet te nemen om zijn mogelijkheden en wensen ten aanzien van het werk en/of verzuim bespreekbaar te maken op de juiste plek.
Bedrijfsfysiotherapeut
De bedrijfsfysiotherapeut (waar hieronder bedrijfsfysiotherapeut staat wordt zowel bedrijfs- als arbeidsfysiotherapeut bedoeld) is een fysiotherapeut met een vervolgopleiding gericht op arbeid. De indicatie voor fysiotherapie is een stoornis of beperking in het bewegend functioneren van de patiënt. De indicatie voor bedrijfsfysiotherapie is:
- een hulpvraag gericht op een stoornis of beperking in het bewegend functioneren die het fysiek uitvoeren van arbeid belemmert; of
- een hulpvraag gericht op een stoornis of beperking in het bewegend functioneren ten gevolge van het fysiek uitvoeren arbeid.
De bedrijfsfysiotherapeut ondersteunt de werkende en de werkgever bij het vinden van de juiste balans tussen de fysieke belastbaarheid van de werkende in iedere fase van ziekte of herstel en de fysieke arbeidsbelasting.
De bedrijfsfysiotherapeut onderscheidt zich van de reguliere fysiotherapeut door het systematisch analyseren, beoordelen en opstellen van verbetervoorstellen voor de fysieke arbeidsbelasting. Daarnaast wordt de lokale of algehele fysieke belastbaarheid van de werkende beoordeeld in relatie tot de vastgestelde fysieke arbeidsbelasting. Met de werkende en de werkgever worden verbetervoorstellen op een participatieve manier besproken met inachtneming van de privacy en de vertrouwelijkheid van medische gegevens. De bedrijfsfysiotherapeut kan, indien gewenst en met toestemming van de patiënt, gegevens uitwisselen met (para)medici (wet BIG). Registratie en toetsing van eisen wordt uitgevoerd door de Stichting Registratie Bedrijfsfysiotherapeuten (SRBF) en het Kwaliteitsregister Fysiotherapie.
De bedrijfsfysiotherapeut valt onder de arbozorg. Dit betekent dat de kosten (doorgaans) niet vergoed worden door de ziektekostenverzekering maar betaald worden door de werkgever. Steeds vaker worden kosten vergoed door de arbeidsongeschiktheidsverzekering van de werkende/werkgever, een verzuimverzekering of een collectieve ziektekostenverzekering.
Rationale voor de aanbevelingen
In deze module worden de medisch specialistische, klinische zorgverleners handvatten geboden om aandacht te besteden aan ‘arbeid’ in de spreekkamer. Voor hen die nog geen arbeidsgerichte zorg leveren, biedt de module aanknopingspunten om hier middels één of twee gerichte vragen mee te starten. Deze module biedt daarnaast ook handvatten om deze zorg te verbreden en verdiepen in het kader van een systematische, integrale benadering.
Onderbouwing
Achtergrond
De module sluit aan bij de principes van passende zorg, onder andere gericht op beperking (van stijging) van zorgkosten, meer aandacht voor bevordering van gezondheid en het voorkomen van (gevolgen van) ziekte.
In order to facilitate international knowledge exchange, the following part of this guideline module is written in English.
Conclusies / Summary of Findings
Generic
- |
We did not find aggregated evidence about the effects of interventions in a generic clinical patient population (i.e. not disease-specific) for clinicians that aim to help patients with work participation.
Sources: (Kluit, 2022; Effectiveness of interventions to enhance work participation for patients in clinical health care: a systematic review of reviews) |
Cancer
Source: (de Boer, accepted for publication; Interventions to enhance return-to-work for cancer patients (Review))
Moderate GRADE |
Psycho-educational interventions probably result in little to no difference in return to work at 12 months when compared with usual care in cancer patients. |
Moderate GRADE |
Physical interventions likely increase return to work at 12 months when compared with usual care in cancer patients. |
Moderate GRADE |
Multidisciplinary interventions likely increase return to work at 12 months when compared with usual care in cancer patients. |
Coronary heart disease
Source: (Hegewald, 2019; Interventions to support return to work for people with coronary heart disease (Review))
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of psychological intervention on return to work in medium term (6 months to 1 year) when compared with usual care in patients with coronary heart disease. |
Low GRADE |
Work-directed counseling may result in little to no difference in return to work in medium term (6 months to 1 year) when compared with usual care in patients with coronary heart disease. |
Low GRADE |
Physical interventions may result in little to no difference in return to work in medium term (6 months to 1 year) when compared with usual care in patients with coronary heart disease. |
Low GRADE |
Combined interventions may result in little to no difference in return to work in medium term (6 months to 1 year) when compared with usual care in patients with coronary heart disease. |
Chronic pain (including musculoskeletal and low back pain)
Source: (Wegrzynek, 2020; Return to work interventions for chronic pain: a systematic review; GRADE assessment by L Kluit)
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of psycho-educational interventions on work participation when compared with usual care or a brief intervention in patients with chronic pain. |
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of vocational interventions on work participation when compared with multidisciplinary interventions (usual care) in patients with chronic pain. |
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of physical training interventions on work participation when compared with usual care in patients with chronic pain. |
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of multidisciplinary interventions on work participation when compared with usual care in patients with chronic pain. |
Inflammatory arthritis
Low GRADE |
Job loss prevention interventions may result in little to no difference in job loss at 6 and 9 months compared with usual care in patients with inflammatory arthritis.
Sources: (Madsen, 2021; A systematic review of job loss prevention interventions for persons with inflammatory arthritis; GRADE assessment by L Kluit) |
Pregnant women
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of physical training on work participation when compared with usual care in healthy pregnant women.
Sources: (Pedersen, 2018; Systematic review of interventions targeting sickness absence among pregnant women in healthcare settings and workplaces; GRADE assessment by L Kluit) |
Spinal cord injury
Low GRADE |
Supported employment may increase work participation at one year follow-up when compared to usual care in unemployed people spinal cord injury.
Sources: (Roels, 2016; Hospital- and community-based interventions enhancing (re)employment for people spinal cord injury: a systemic review; GRADE assessment by L Kluit) |
Traumatic brain injury
Source: (Kumar, 2017; Cognitive rehabilitation for adults with traumatic brain injury to improve occupational outcomes (Review))
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of cognitive rehabilitation on return to work in short term (14 weeks) when compared with no cognitive rehabilitation in patients with traumatic brain injury. |
Low GRADE |
Cognitive rehabilitation may result in little to no difference in return to work in medium term (6 months) when compared with conventional treatment in patients with traumatic brain injury. |
Moderate GRADE |
Hospital-based cognitive rehabilitation likely results in little to no difference in return to work in long term (2 years) when compared with a home program in patients with traumatic brain injury. |
Moderate GRADE |
Cognitive rehabilitation likely results in little to no difference in return to work in medium term (1 year) when compared with another cognitive strategy in patients with traumatic brain injury. |
Overall conclusions
We did not find aggregated evidence about the effects of interventions in a generic clinical patient population (i.e. not disease-specific, single interventions) for clinicians that aim to help patients with work participation. However, for some disease-specific patient populations there may be positive effects on work participation.
The working group concluded that so far scientific evidence for interventions focusing on work participation in a clinical patient population in general is not conclusive. The overall certainty of evidence is very low. We can neither confirm nor deny that generic interventions in clinical care that focus on work participation have an effect on work participation.
Zoeken en selecteren
The working group used a systematic literature review to answer the following questions:
- What is the effectiveness of interventions that primarily aim to improve work participation (i.e. non-pharmacological or surgical interventions) for patients within clinical health care as compared to care as usual or other interventions that focus on work participation?
- What interventions aimed at improving the knowledge of medical specialists about clinical work-integrating care are there? What are the effects on knowledge and (shared) decision-making?
Search and select (Methods)
All search details and methods of the systematic literature analysis carried out by the research team at AmsterdamUMC (L. Kluit, A. de Wind, A. de Boer, J. Hoving) can be found in the Appendix.
Based on feedback received in 2024, the following studies will be assessed for a future update of the literature. Those studies are awaiting classification:
Cullen KL, Irvin E, Collie A, Clay F, Gensby U, Jennings PA, et al. Effectiveness of Workplace Interventions in Return-to-Work for Musculoskeletal, Pain-Related and Mental Health Conditions: An Update of the Evidence and Messages for Practitioners. J Occup Rehabil. 2018 Mar;28(1):1-15. doi: 10.1007/s10926-016-9690-x. PMID: 28224415; PMCID: PMC5820404.
Verhoef JAC, Bal MI, Roelofs PDDM, Borghouts JAJ, Roebroeck ME, Miedema HS. Effectiveness and characteristics of interventions to improve work participation in adults with chronic physical conditions: a systematic review. Disabil Rehabil. 2022 Apr;44(7):1007-1022. doi: 10.1080/09638288.2020.1788180. Epub 2020 Jul 20. PMID: 32686963.
Results
All results and full details can be found in the Appendix.
Referenties
- Butink MHP, Webers C, Verstappen SMM, Falzon L, Betteridge N, Wiek D, Woolf AD, Stamm TA, Burmester GR, Bijlsma JWJ, Christensen R, Boonen A. Non-pharmacological interventions to promote work participation in people with rheumatic and musculoskeletal diseases: a systematic review and meta-analysis from the EULAR taskforce on healthy and sustainable work participation. RMD Open. 2023 Jan;9(1):e002903. doi: 10.1136/rmdopen-2022-002903. PMID: 36596655; PMCID: PMC10098260.
- Kluit L, de Wind A, Oosting IJ, van Velzen JM, Beumer A, Sluman MA, van Bennekom CAM, de Boer AGEM. Current practices, needs, and expectations of discussing work with a medical specialist from a patient's perspective: a qualitative study. Disabil Rehabil. 2022 Dec 23:1-14. doi: 10.1080/09638288.2022.2157500. Epub ahead of print. PMID: 36564948.
- Olischläger DLT, den Boer LXY, de Heus E, Brom L, Dona DJS, Klümpen HJ, Stapelfeldt CM, Duijts SFA. Rare cancer and return to work: experiences and needs of patients and (health care) professionals. Disabil Rehabil. 2022 Jul 18:1-12. doi: 10.1080/09638288.2022.2099589. Epub ahead of print. PMID: 35850601.
- van der Noordt M, IJzelenberg H, Droomers M, Karin I Proper. Health effects of employment: a systematic review of prospective studies. Occup Environ Med 2014;71:730-736.
- Saunders S, Nedelec B, MacEachen E. Work remains meaningful despite time out of the workplace and chronic pain. Disabil Rehabil. 2018 Sep;40(18):2144-2151. doi: 10.1080/09638288.2017.1327986. Epub 2017 May 24. PMID: 28539092.
- Zegers AD, Coenen P, van Belzen M, Engelen V, Richel C, Dona DJS, van der Beek AJ, Duijts SFA. Cancer survivors' experiences with conversations about work-related issues in the hospital setting. Psychooncology. 2021 Jan;30(1):27-34. doi: 10.1002/pon.5529. Epub 2020 Oct 19. PMID: 33037828; PMCID: PMC7894286.
- Zhao JY, Que WQ, Tang J, Li JM, Su XQ, Guo YJ. Colorectal cancer survivors' experiences of return-to-work: A meta-synthesis of qualitative studies. Eur J Oncol Nurs. 2023 Apr;63:102284. doi: 10.1016/j.ejon.2023.102284. Epub 2023 Feb 11. PMID: 36893577.
- Waddell, G., & Burton, A. (2006). Is work good for your health and well-being? TSO-Report.
- Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2020).
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 30-05-2024
Algemene gegevens
De ontwikkeling van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid via de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB). Patiëntenparticipatie bij deze richtlijnmodule werd medegefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten (SKPC). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Adhesie
Bij aanvang van het ontwikkelingstraject hebben de volgende beroepsverenigingen hun steun gegeven voor dit project, maar zijn niet vertegenwoordigd in de werkgroep of klankbordgroep:
- Nederlands Huisartsen Genootschap
- Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
- Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
- Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
- Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
- Nederlandse Vereniging voor Urologie
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep en klankbordgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van geïnteresseerde specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep en klankbordgroep) die betrokken zijn bij de behandeling en nazorg voor patiënten in de werkzame leeftijd en patiëntenorganisaties.
Werkgroep
- Dr. A. (Annechien) Beumer, orthopedisch en handchirurg, NOV (voorzitter)
- Prof. dr. A.E.R.C.H. (Annelies) Boonen, reumatoloog, NVR
- Drs. T. (Taco) Otto, chirurg, NVvH
- Prof. dr. M.F. (Michiel) Reneman, Hoogleraar revalidatie / Fysiotherapeut, VRA
- Prof. dr. T. (Thomas) Rustemeyer, dermatoloog, NVDV
- Dr. A. (Anil) Tuladhar, neuroloog, NVN
- Drs. N.M. (Nicole) Verheijen, longarts, NVALT
- Drs. Th.C. (Don) de Winter, bedrijfsarts/toegevoegd sportarts, VSG
- Drs. D. (Desiree) Dona, klinisch arbeidsgeneeskundige/ bedrijfsarts, NVKA/NVAB
- Dr. I. (Ingrid) Fakkert, verzekeringsarts in opleiding, NVvG
- Drs. C. (Caroline) Horikx, psycholoog NIP, Arbeid en Gezondheid, NIP
- K. (Karin) Kanselaar, verpleegkundig specialist, V&VN
- Drs. A. (Asahi) Oehlers-Wetzel, bedrijfsarts, NVAB, in samenwerking met:
- Drs. H.W.P.C. (Henk) van de Meerendonk, internist en arts in opleiding tot bedrijfsarts, NVAB
- Prof. dr. F. (Frederieke) Schaafsma, bedrijfsarts, NVAB
- Drs. T.F. (Theo) Senden, klinisch arbeidsgeneeskundige/ bedrijfsarts, NVKA/NVAB
- H. (Harma) van der Veen, medisch maatschappelijk werker, BPSW
- Dr. N. (Nina) Wijnands, verzekeringsarts, NVvG
- Drs. Y. (Yvonne) de Leeuw-van Zaanen, bedrijfsfysiotherapeut, KNGF
- Drs. J. (Jeannette) van Zee, senior adviseur patiëntbelang, Patiëntenfederatie Nederland, in samenwerking met:
- S. (Sultan) Ates, sociaal raadsvrouw/jurist, NVN
- A. (Anneke) Berkhout, themacoördinator, Oogvereniging
- Ir. A. (Annemieke) Fransz, patiëntvertegenwoordiger, Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland
- Drs. Y. (Ynske) Jansen, beleidsmedewerker, Steungroep ME en Arbeidsongeschiktheid
- I. (Irma) Visser, patiëntvertegenwoordiger, Vereniging van Mensen met Brandwonden
- A. (Alex) Schoonewille, patiëntvertegenwoordiger, Hoofdpijnnet (tot en met de voorbereidingsfase van dit project)
- Mr. drs. E.M.M. (Noor) van Willegen, belangenbehartiger, NFK
- T. (Thea) Zaal, vrijwilligster, Osteoporose Vereniging
- S. (Sabah) Ziani, patiëntvertegenwoordiger, NVN
Klankbordgroep
- Dr. W. (Wip) Bakx, revalidatiearts, VRA
- prof.dr. C.A.M. (Coen) van Bennekom, revalidatiearts, VRA
- Dr. P. (Petra) Boelens, revalidatiearts, VRA
- Dr. R. (Ruben) Dammers, neurochirurg, NVvN
- Dr. M. (Marjolijn) Duijvestein, MDL-arts, NVMDL
- Dr. N. (Nienke) Schmidt-Grotenhuis, KNO-arts, NVKNO
- B. (Bianca) Hesse, bedrijfsmaatschappelijk werker, BPSW
- Dr. S.E.J. (Suzanne) Kaal, internist, NIV/NVMO
- Dr. F.A.J. (Fred) de Laat, revalidatiearts, VRA
- Drs. C. (Cora) Reijerse, psycholoog, NIP
- Dr. E.H. (Ellen) Roels, revalidatiearts, VRA
- Dr. T.E.H. (Tessa) Römkens, MDL-arts, NVMDL
- Drs. A. (Annemarie) van der Steen, gynaecoloog, NVOG
- Dr. N. (Nynke) Stellingwerf, oogarts, NOG
- N. (Nanette) Nab, ergotherapeut, Ergotherapie Nederland
- Drs. M. (Madeleine) Zwezerijnen, programmacoördinator, NHG
Patiëntvertegenwoordiging:
- Dhr. R. (Reint) Alberts, fysiotherapeut/voorzitter RSI Vereniging
- Dhr. F. (Frank) Alfrink, voorzitter stichting ZZP Nederland
- D. (Daniëlle) van der Horst, beleidsmedewerker, Crohn & colitis NL
- Dr. A.J. (Betsy) van Oortmarssen, adviseur/projectleider, Steungroep ME en Arbeidsongeschiktheid
- P. (Patricia) Pennings, beleidsmedewerker patiëntenparticipatie, Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland
- A. (Annelies) Scheepens, beleidsmedewerker, Diabetesvereniging Nederland
- H. (Hendriët) Wanders, patiëntvertegenwoordiger, Vereniging voor mensen met Brandwonden
- F. (Femke) van Zoggel, patiëntvertegenwoordiger JongPit
Ondersteuning:
- Dr. J.S. (Julitta) Boschman, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Achternaam werkgroeplid |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
Getekend op |
Actie/restrictie |
|
Berkhout |
Themacoördinator Werk bij de Oogvereniging |
Niet van toepassing |
Nee |
Nee |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
19-10-2022 |
Geen |
|
Beumer |
* 80% Orthopedisch en Handchirurg, Vakgroep Orthopedie Amphia Ziekenhuis |
* Bestuurslid Handpols Werkgroep Nederlandse Orthopeden Vereniging (NOV) |
Geen |
Neen |
Geen |
Neen |
Neen |
1-9-2022 |
Geen |
|
Boonen |
Hoogleraar reumatologie in het Maastricht Universitair Medisch Centrum+ (MUMC+) |
Eénmalige deelnames aan Advisory Board voor Galapagos, Pfizer en Abbvie. Honoraria betaald aan de afdeling reumatologie |
Nee |
Nee |
Abbvie, ReumaNederland, Hy2Care, Vlaams Instituut voor Biotechnologie. |
Geen |
Ik doe onderzoek naar arbeid en effectiviteit van diverse interventies op arbeidsparticipatie als uitkomst. Op basis van deze bevindingen ontwikkel en test ik nu arbeidsgerichte zorg in de medisch specialistische praktijk. |
28-3-2023 |
Geen: - commercieel gesponsord onderzoek niet relevant voor deze generieke richtlijnmodule. - geen actie vanwege het doen van onderzoek op dit onderwerp. |
|
Dona |
|
Eigenaar DELEN ABC, dit betreft een onderwijs voor met name casemanagers in opleiding bij CS Opleidingen. |
geen |
nee |
Janssen Cilag (ondersteuning bij ontwikkeling arbeidsgerichte zorg in het kader van strategische alliantie tussen RU-Radboudumc-Janssen Cilag. Ondersteuning is in kind en betreft ontwikkeling zorg en niet het onderzoek daarvan) |
Principal Clinician van het Radboudumc (benoeming op basis van bewezen zorgvernieuwing), Daarmee heb ik een belang dat onze koploperspositie op het gebied van arbeidsgerichte zorg gewaarborgd blijft. |
geen |
28-3-2023 |
Geen. Er zijn voldoende werkgroepleden die deelnemen aan de besluitvorming zonder vergelijkbare belangen. |
|
Fakkert |
Verzekeringsarts in opleding, UWV |
* Bestuurslid A(N)IOS netwerk verzekeringsgeneeskunde, UWV, in werktijd |
Dienstverband bij UWV |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing. In 2018 gestopt met onderzoek. Gefinancierd door AstraZeneca |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
8-4-2022 |
Geen |
|
Fransz |
Functie: Informatiemanager |
Functie: Patiënt Advocate |
Geen |
Nee |
Ik word als consultant/patientvertegenwoordiger betrokken bij onderzoeken. - Lid van de begeleidingscommissie van programma De Werkende Centraal (De chronisch zieke - De Werkende Centraal) van de VU, AMC en UMCG. - Patientvertegen-woordiger bij project PGO on Air van de Patientenfederatie |
Nee |
Nee |
22-3-2022 |
Geen |
|
Horikx |
* Zelfstandig gevestigd psycholoog Arbeid en Gezondheid te Eindhoven (0,6) |
* Psychologische begeleiding, betaald |
Geen |
Voor zover ik weet, niet |
- |
Het zou mooi zijn als werk meer aandacht krijgt bij de medische specialisten, maar ik zie geen gewin voor mezelf |
- |
28-4-2022 |
Geen |
|
Jansen |
Beleidsmedewerker Steungroep ME en Arbeidsongeschiktheid (onbezoldigd) |
Lid programmacommissie biomedisch onderzoeksprogramma ME/CVS ZonMW (vacatiegeld) |
Geen |
Ik behartig de belangen van mensen met ME/CVS op het gebied van maatschappelijke participatie. Daarbij werk ik met een aantal van hen samen en ken ik velen persoonlijk. Zij kunnen baat hebben bij een richtlijnmodule arbeidsparticipatie voor medisch specialisten met aanbevelingen die ook voor hun situatie tot betere zorg kunnen leiden. |
VWS - Onderzoeksprogramma ME/CVS ZonMW. Als lid van de programmacommissie doe ik zelf geen onderzoek, maar beoordeel ik subsidieaanvragen |
Mijn unieke expertise bestaat uit ervaringsdeskundigheid vanuit patiëntenperspectief op het gebied van leven met arbeidsongeschiktheid en beoordeling van belastbaarheid, beperkingen en functionele mogelijkheden, in het algemeen en bij ME/CVS in het bijzonder (niet alle 'algemene inzichten' zijn geldig voor op alle patiëntengroepen en individuen). Mogelijkheden tot 'vermarkten' zie ik niet. |
Nee |
24-3-2022 |
Geen |
|
Kanselaar |
Verpleegkundig specialist, neurovasculaire aandoeningen Radboudumc Verpleegkundig programmaleider neurovasculaire aandoeningen Radboudumc |
* V&VN Bestuurslid en lid landelijke netwerkgroep vasculaire neurologie (onbetaald) * Gastdocent bijscholingen verpleegkundigen en master neurorevalidatie (betaald) |
nee |
nee |
ZonMW/JZOJP |
nee |
nee |
27-03-2023 |
Geen |
|
van den Meerendonk |
Internist, arts in opleiding tot bedrijfsarts bij VDM Medisch Consult |
* lid commisie Richtlijn Ontwikkeling en Wetenschap CROW van de NVAB * lid werkgroep Stoffengerelateerde Beroepsziekten NVAB |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
26-3-2023 |
Geen |
|
Oehlers-Wetzel |
Bedrijfsarts bij Laboritas/Vaardigwerk |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Nee |
Niet van toepassing |
Geen |
Nee |
20-4-2022 |
Geen |
|
Otto |
* Trauma- en algemeen chirurg, Dijklander ziekenhuis, Hoorn. *Part-time arboarts, Dokter Jones arbodienst, Houten tot 1 maart 2023 |
* ATLS instructeur, onkostenvergoeding * HMIMS instructeur, onkostenvergoeding |
Neen |
Neen |
Niet van toepassing |
Geen |
Geen |
26-3-2023 |
Geen |
|
Reneman |
* Hoogleraar revalidatie UMCG |
* Advisory member Fit for Work Netherlands |
Werkzaam in het veld van Arbeidsrevalidatie (dienstverband UMCG). Energetic Headset. International Patent Application No. PCT/NL2020/050492. Geen financieel belang. |
Nee |
* ZonMw - Perioperatief multidisciplinair zorgpad voor snellere re-integratie bij werkenden die een knieprothese krijgen - 2e promoter |
Arbeidsrevalidatie medisch specialistische revalidatie |
- |
23-3-2022 |
Geen |
|
Rustemeyer |
Medisch specialist (dermatoloog) en hoogleraar, Amsterdam UMC |
Docent NSPOH |
Nee |
Nee |
* Ypsomed - Huidreacties door insuline devices - Projectleider |
Nee |
Niet van toepassing |
21-3-2022 |
Geen, deze studies hebben geen raakvlak met deze generieke module over Arbeidsparticipatie. |
|
Schaafsma |
* Bedrijfsarts en Hoofd Polikiniek Mens & Arbeid, Amsterdam UMC |
Plaatsvervangend lid SER Commissie Klachtenafhandeling Aanstellingskeuringen; vacatiegelden |
Werkzaam en hoofd bij de Polikliniek Mens & Arbeid; deze poli richt zich op de klinische arbeidsgeneeskunde met name ten aanzien van de diagnostiek van complexe beroepsziekten, maar ook in het adviseren aan de bedrijfsarts bij complexe medische aandoeningen. Voor beide onderwerpen wordt nauw samengewerkt met medisch specialisten binnen een Academisch ziekenhuis. Deze poli is voor een deel afhankelijk van werkgevers die willen betalen voor deze diagnostiek en advies. |
Nee |
* ZonMw - Ontwikkeling MKB re-integratie tool ter ondersteuning van werkgevers in de begeleiding van verzuim - Geen projectleider |
Nee |
Nee |
22-3-2022 |
Geen |
|
Senden |
Bedrijfsarts/ klinisch arbeidsgeneeskundige Radboud Universiteit/ Radboudumc |
Voorzitter Cie. Richtlijn Ontwikkeling en Wetenschap NVAB (onbetaald) |
Geen |
Niet van toepassing |
Ik ben niet betrokken bij extern gefinancierd onderzoek. Wel is er sprake van extern gefinancierde steun voor de (door)ontwikkeling van onze zorginnovatie, maar daarover kon ik niets kwijt. Het betreft financiering door een aantal farmaceutische bedrijven voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van scholing voor zorgprofessionals, ontwikkeling van uitkomstparameters en gebruik van netwerkcontacten e.d. |
Ik ben mede ontwikkelaar van het ontwikkelde en in een aantal zorgpaden geïmplementeerde en verder uit te rollen zorgmodel waarbij arbeidsparticipatie als behandeldoel geïntegreerd wordt in zorgpaden voor patiënten met chronische aandoeningen. Tot mijn taken behoort het kwartiermakerschap voor klinisch-arbeidsgeneeskundige zorg als zorginnovatie in het Radboudumc en in regionale domeinoverstijgende netwerken. |
Niet van toepassing |
22-3-2022 |
Geen, genoemde activiteiten zijn niet relevant voor deze generieke richtlijnmodule. |
|
Tuladhar |
Neuroloo, Radboudumc |
Voorzitter ROAZ focusgroep acute neurologie, Acute Zorgregio Oost |
Geen |
Geen |
* Hartstichting - Life after ischemic stroke in young adults - Projectleider |
Geen |
Geen |
6-9-2022 |
Geen |
|
Veen, van der |
* Tot 1 mei Medisch Maatschappelijk werker Meander Medisch Centrum Amersfoort |
Niet van toepassing |
Er zijn geen mensen in mijn omgeving die baat kunnen hebben bij uitkomsten van de werkgroep |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Nee |
22-3-2022 |
Geen |
|
|
Verheijen |
* Longarts Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen (NKAL) (0.6 fte) |
Geen |
Het NKAL richt zich vooral op longaandoeningen die onstaan zijn door omstandigheden in de werksituatie (niet op reintegratie en arbeidsparticipatie). Ik verwacht daarom geen voordeel |
Nee |
- |
Het NKAL richt zich vooral op longaandoeningen die onstaan zijn door omstandigheden in de werksituatie (niet op reintegratie en arbeidsparticipatie). Ik verwacht daarom geen voordeel |
Nee |
22-3-2022 |
Geen |
|
Visser |
Werkgroeplid. |
Werkzaam bij: Actief vrijwilliger bij de Vereniging van Mensen met Brandwonden - onbetaald |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Ik heb geen boegbeeldfunctie bij de Vereniging van Mensen met Brandwonden. Ik ben belangenbehartiger en ervaringsdeskundige. Dus niet van toepassing |
Nee |
22-3-2022 |
Geen |
|
Willegen, van |
Belangenbehartiger 'Goed leven met kanker' - Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) |
Geen |
Geen |
Nee |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Nee |
18-8-2022 |
Geen |
|
Wijnands |
Verzekeringsarts in taakdelegatie UWV SMZ |
* Bestuurslid Academisch Kenniscentrum Zuid-Oost Nederland (AKAG-ZON) - onbetaald |
Dienstverband bij UWV |
Nee |
* UWV - Positieve gezondheid, arbeidsparticipatie bij chronische MDL-patiënten - Co-promotor |
Nee |
Nee |
4-4-2022 |
Geen |
|
Winter, de |
Bedrijfsarts/ Toegevoegd Sportarts, full time functie Human Capital Care arbo dienst Den Haag |
Consultant Koninklijke Nederlandse Tennis Bond (KNLTB) ad hoc, betaald |
Geen |
Geen |
Niet van toepassing |
Geen |
Geen |
23-3-2022 |
Geen |
|
Leeuw, de - Zaanen, van |
* Voorzitter Ned. Ver. voor Bedrijfs- en arbeidsfysiotherapeuten (NVBF, aangesloten bij KNGF), deeltijd en onkostenvergoeding. |
Zie blokje Hoofdfunctie |
Als voorzitter van de NVBF ben ik vertegenwoordiger van de bedrijfs- en arbeidsfysiotherapeuten en zal verwijzing naar deze beroepsgroep inkomen voor de beroepsgroep genereren. Daar tegenover staat dat deze beroepsgroep een waardevolle bijdrage kan leveren voor de individuele patiënt middels het op elkaar afstemmen van individuele dan wel lokale belastbaarheid en arbeidsbelasting bij klachten aan het bewegingsapparaat. |
idem; belang als vertegenwoordiger NVBF. |
- |
idem; belang als vertegenwoordiger NVBF. |
- |
1-9-2022 |
Geen |
|
Zee, van |
Senior Adviseur Patiëntbelang |
Niet van toepassing |
Geen |
Geen |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
13-10-2022 |
Geen |
|
Gemelde belangen van de auteurs van de literatuuronderbouwing:
Achternaam werkgroeplid |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
Getekend op |
Actie/restrictie |
|
Wind, de |
Universitair docent arbeid en gezondheid bij Amsterdam UMC, afdeling Public & Occupational Health |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
|
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
24-5-2022 |
Geen |
|
Kluit |
PhD Arbeidsgerichte Medische Zorg bij Amsterdam UMC, department of Public & Occupational Health |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
|
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
24-5-2022 |
Geen |
|
Boer, de |
Hoogleraar, Amsterdam UMC |
- |
Geen |
Nee |
* KWF - IPS cancer survivors - Projectleider |
Geen |
Nee |
31-5-2022 |
Geen |
|
|
|
|
|
|
|
3-2-2023 |
|
|
|
|
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van patiëntvertegenwoordigers aan een Invitational conference, een enquête onder patiënten en afgevaardigden van patiëntenvereniging in de werkgroep.
Resultaten zijn besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijnmodule is tevens voor commentaar voorgelegd aan patiëntenorganisaties en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. De werkgroep realiseert zich dat de beschreven zorg (substantiële) financiële gevolgen met zich mee kan brengen en dat het buiten de scope van de richtlijn valt om hier een uitspraak over te doen. De werkgroep verwijst naar een reeds gestart initiatief (vanuit het Ministerie van Sport, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in samenwerking met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) dat onder andere deze financiële gevolgen in kaart moet brengen en de inrichting van arbeidsgerichte zorg in de huidige klinische (oncologische) zorg (naar aanleiding van de Motie van het lid Van Weyenberg 2020).
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten die (willen) deelnemen aan arbeidsproces. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door patiëntenorganisaties via een enquête en Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen als bijlage.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden in de bijlage “Literatuuronderbouwing”.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
Definitie |
|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg. De bestaande financiële en organisatorische kaders belemmeren arbeidsgerichte zorg en daarom zijn er ook lacunes en toekomstwensen op dat gebied geformuleerd.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en relevante stakeholders voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html.
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Tweede Kamer. 2020. Motie van het lid Van Weyenberg c.s. over integreren van klinische arbeidsgeneeskundige zorg in de reguliere oncologische zorg. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2020Z22135&did=2020D47093