Anesthesie bij obesitas

Initiatief: NVA Aantal modules: 19

Postoperatieve Bewaking

Uitgangsvraag

Wat is de plaats van continue saturatiemeting ten opzichte van intermitterende saturatiemeting bij een patiënt met obesitas en obstructief slaapapneu (OSA) die een chirurgische interventie ondergaat?

Aanbeveling

Adequaat behandeld OSA:

Overweeg postoperatief af te zien van continue saturatiemeting (conform de module Anesthesie bij patiënten met OSA).

 

On(der)behandeld OSA:

Behandel patiënten met obesitas met on(der)behandeld OSA postoperatief op een verpleegafdeling met hulp van intermitterende/continue saturatiemeting indien er geen sprake is van risicofactoren.

 

Overweeg opname op een bewaakte afdeling of ICU indien er hiernaast sprake is van één of meerdere van de onderstaande extra risicofactoren:

  • BMI ≥60
  • Ernstige cardiopulmonale co-morbiditeit
  • Obesitas Hypoventilatie Syndroom (OHS)
  • Te verwachten forse opiaatbehoefte postoperatief

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

De werkgroep heeft een literatuuronderzoek verricht naar het effect van continue saturatiemonitoring op intensive care unit (ICU) ten opzichte van intermitterende saturatiemeting op de verpleegafdeling bij patiënten met obesitas en obstructief slaapapneu (OSA) die een chirurgische ingreep hebben ondergaan onder algehele anesthesie. Er werd geen literatuur gevonden die voldoet aan de PICO. Daarom kunnen er geen conclusies getrokken worden over de uitkomstmaten mortaliteit, heropname op de ICU of de afdeling, supplementele zuurstof, cardiale complicaties, intubatie en opnameduur. Er bestaat hier een kennislacune.

 

De adviezen vanuit de werkgroep zijn grotendeels gebaseerd zijn op expert opinie en de beperkte beschikbare data uit literatuur die niet voldeed aan de PICO.

 

Vanuit historisch perspectief is de gewoonte om patiënten met OSA die een chirurgische interventie ondergaan perioperatief te ondersteunen met een CPAP-masker. Echter, niet alle patiënten met obesitas en OSA verdragen hun CPAP-masker even goed. Het is gangbaar dat specifiek deze patiënten die geen CPAP-masker kunnen verdragen na een (grote abdominale of bariatrische) chirurgische interventie postoperatief naar een bewaakte afdeling gaan (ICU). Dit vanwege het risico op respiratoire complicaties, saturatiedalingen of ademstops bij gebruik van opiaten of postoperatieve pijnstilling anderszins. Patiënten die hun CPAP-masker wel kunnen verdragen worden bewaakt op de verpleegafdeling.

 

Uit retrospectieve studies (Nijland, 2023; Goucham, 2016) blijkt dat de kans op postoperatieve complicaties zoals ademstilstand, cardiopulmonale complicaties of zelfs desaturaties klein is in patiënten met obesitas en OSA. In de studie van Goucham (2016) wordt gesuggereerd dat de enige onafhankelijke variabele die desaturatie voorspelt een BMI ≥60 is.

Zelfs de ernst van de OSA, uitgedrukt in de AHI (bijvoorbeeld >30), lijkt hierbij dus geen significante rol te spelen.

In de studie van Van Veldhuisen (zie protocol 2020) wordt gesuggereerd dat niet-complexe patiënten (met OSA die onder controle is of zelfs zonder OSA-screening), veilig gemonitord kunnen worden op de verpleegafdeling met continue saturatiemeting. Dit sluit aan bij de OSA-richtlijn (module Anesthesie bij patiënten met OSA) en eerder verschenen literatuur (DeMaria, 2005; Helling, 2004).

Op dit moment moet de definitieve publicatie van de studie van Van Veldhuisen nog worden afgewacht. Het lijkt erop dat deze vorm van postoperatieve bewaking op de verpleegafdeling veilig lijkt, mede omdat deze studie niet voortijdig is beëindigd.

Wel is de werkgroep van mening dat, conform de OSA-richtlijn, patiënten met een combinatie van risicofactoren bij voorkeur niet bewaakt worden op de verpleegafdeling. Hierbij kan worden gedacht aan BMI ≥60 en/of cardiopulmonale voorgeschiedenis, zoals een ernstig beperkte longfunctie (Helling, 2004) of vormen van Obesitas Hypoventilatie Syndroom (Chindamporn, 2022).

De postoperatieve opiaatbehoefte is ook een potentiële risicofactor voor de patiënt met ernstig obesitas. In belangrijke mate bepaalt het de kans op apneus en/of desaturaties. Hierbij dient te worden opgemerkt dat dat de opiaatbehoefte postoperatief in de bariatrische en metabole chirurgie lijkt af te nemen, maar voor andere typen chirurgie hoeft dat niet te gelden. Daarom dient de behandelend arts dit ook mee te nemen in de risico-inschatting.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Vanuit de literatuur zijn er geen wensen of voorkeuren van patiënten of verzorgers bekend. Echter, het is bekend dat een opname op een bewaakte afdeling, met name de ICU een grote impact heeft op de patiënt. Als het risico dusdanig laag is voor een patiënt met obesitas en OSA, dan heeft opname op de verpleegafdeling de voorkeur.

 

Kosten (middelenbeslag)

Er zijn geen kosteneffectiviteit studies bekend naar de vergelijking tussen continue saturatiemeting (op de ICU) en intermitterende saturatiemeting (op de verpleegafdeling) bij patiënten met obesitas en OSA. Echter, het is bekend dat een IC-opname kostbaar is. Als het risico dusdanig laag is voor een patiënt met obesitas en OSA, dan heeft opname op de verpleegafdeling de voorkeur.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Uitgaande van de enorme ontwikkeling die de postoperatieve zorg voor de bariatrische patiënt heeft doorgemaakt de afgelopen jaren lijkt het advies dat een patiënt met OSA voor postoperatieve bewaking naar een ICU verwezen wordt niet meer van deze tijd. ‘Enhanced Recovery after Bariatric Surgery’ (ERABS) heeft ertoe geleid dat niet alleen de ingreep zelf sneller verloopt, maar ook worden er vaker kortwerkende anesthetica toegepast, minder gebruik van opioïden of zelfs opioïdvrije operaties, lagere buikdrukken en betere verslapping. Dit leidt allemaal tot een beter en sneller herstel, met meer kans tot vroege mobilisatie. In dit soort omstandigheden lijkt er geen plaats te zijn voor de postoperatieve zorg op een bewaakte afdeling voor deze patiëntencategorie. Hiernaast zijn er in toenemende mate ondersteunde vormen van monitoring mogelijk op een gewone verpleegafdeling. Een toenemend aantal operaties bij patiënten met obesitas (bijvoorbeeld cholecystectomie en ook bariatrische chirurgie) in de zorg vindt momenteel zelfs plaats in dagbehandeling in Nederland waarmee de postoperatieve monitoring zelfs ontbreekt of op afstand wordt verzorgd.

Dit maakt dat de haalbaarheid postoperatieve bewaking op de ICU van alleen de hoog-risicogroep realistisch is in het huidige zorglandschap. Hiervoor dient een zorgvuldige selectie plaats te vinden, onder meer omdat ICU-bedden schaars zijn. De juiste criteria dienen te worden gehanteerd voor een dergelijke selectie.

Het is van belang dat de verpleegafdeling voldoende kennis en kunde heeft om de patiënt postoperatief te bewaken. Het verpleegkundig personeel op de afdeling dient goed geschoold te zijn in de interpretatie van de waarden, goed weten om te gaan met desaturaties en de bijbehorende alarmen, en er dienen duidelijke afspraken gemaakt te worden in een ziekenhuis hoe en wanneer de intensivist in consult te roepen.

Kortom, er lijkt dus behoefte vanuit de kliniek om beschikbare alternatieve vormen van postoperatieve bewaking te onderbouwen in een nieuwe richtlijn.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Vanuit de literatuur kunnen geen conclusies getrokken worden over het effect van continue saturatiemeting op de ICU vergeleken met een intermitterende saturatiemeting op de verpleegafdeling bij patiënten met obesitas en OSA.

Vanuit historisch perspectief is het gangbaar om alleen patiënten die een CPAP-masker niet kunnen verdragen te bewaken op de ICU. Echter zijn er aanwijzingen dat ook voor deze patiënten er slechts een zeer laag risico is op postoperatieve complicaties. Opname op een bewaakte afdeling, met name de ICU, heeft een grote impact op de patiënt, brengt hoge kosten met zich mee en de ICU-bedden hebben een beperkte beschikbaarheid. Het is wel van belang om de patiënt met serieuze risicofactoren te onderscheiden en/of selecteren voor de adequate postoperatieve zorg of bewaking.

 

De werkgroep pleit om bovenstaande redenen ervoor dat alleen patiënten naar een bewaakte afdeling dienen te gaan of continue saturatiebewaking moeten krijgen als er sprake is van meerdere risicofactoren. Hierbij kan worden gedacht aan BMI ≥60 en/of cardiopulmonale voorgeschiedenis, zoals een ernstig beperkte longfunctie (Helling, 2004) of vormen van Obesitas Hypoventilatie Syndroom (Chindamporn, 2022). De werkgroep heeft zich hierbij alleen kunnen beroepen op retrospectieve studies in de bariatrische chirurgie en ervaringen uit de praktijk. Hierbij lijkt de ernst van OSA op basis van de AHI geen echte rol te spelen (Goucham, 2016). Hierbij dient men ook in overweging te nemen dat postoperatieve opiaatbehoefte in belangrijke mate de kans op apneus en/of desaturaties bepaalt. Dit kan, zeker bij niet-metabole chirurgie een potentieel risico vormen. Omdat het hier om een zorgvuldig te overwegen selectieproces gaat vindt de werkgroep het van belang deze potentiële risicofactoren wel te benoemen. Uiteindelijk gaat het om een risico-inschatting waarbij de behandelende artsen bij voorkeur gezamenlijk (shared decision) een keuze maken.

 

In afwachting van goede gerandomiseerde studies, waarvan we verwachten dat die in 2024 gepubliceerd worden, kan worden overwogen om patiënten met obesitas, OSA en een enkele serieuze risicofactor, of meerdere beperkte risicofactoren postoperatief op een verpleegafdeling te bewaken met continue saturatiemeting eventueel in combinatie met minimale zuurstof ondersteuning. Gezien het feit dat deze vorm van postoperatieve bewaking op een verpleegafdeling minder streng bewaakt is, en er minder continue toezicht is op de saturatie door verpleegkundigen dan op een Intensive Care afdeling, moet deze vorm van bewaking dan ook worden gezien als een intermitterende saturatiemeting.

Hierbij is van belang dat het personeel op de verpleegafdeling goed geschoold, weet om te gaan met desaturaties, en dat er duidelijke afspraken gemaakt moeten worden in een ziekenhuis hoe en wanneer de intensivist in consult te roepen.

 

Gezien het ontbreken van hard bewijs lijkt het voor de hand liggend dat deze beslissing uiteindelijk moet worden genomen door de behandelend anesthesioloog in samenspraak met behandelend chirurg of operateur, eventueel in combinatie met een intensivist.

Onderbouwing

Door postoperatief de saturatie te meten kan een zuurstofdesaturatie worden opgemerkt en een consequente actie ondernomen worden. De methode van saturatiemetingen om complicaties te voorkomen is niet vast omschreven in de huidige praktijk. Inadequate monitoring kan leiden tot onnodig risico op complicaties, te extensieve monitoring tot onnodige arbeid en kosten.

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of continuous pulse oximetry monitoring on the ICU on mortality, readmission to ICU or hospital, oxygen need, cardiac events, intubation, hospital length of stay when compared with intermittent pulse oximetry monitoring on the ward in obese patients with sleep apnea (OSA) undergoing surgery requiring general anesthesia.

 

Source: -

Description of studies

No studies reporting the effect of continuous pulse oximetry monitoring on the ICU compared with intermittent pulse oximetry monitoring on the ward were found.

 

Results

 

Mortality

No results could be reported as no studies were included in the current analysis.

 

Readmission to ICU or hospital

No results could be reported as no studies were included in the current analysis.

 

Oxygen need

No results could be reported as no studies were included in the current analysis.

 

Cardiac events

No results could be reported as no studies were included in the current analysis.

 

Intubation

No results could be reported as no studies were included in the current analysis.

 

Hospital length of stay

No results could be reported as no studies were included in the current analysis.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measures mortality, readmission to ICU or hospital admission, oxygen need, cardiac events, intubation and hospital length of stay could not be graded as no studies reporting the effect of continuous pulse oximetry monitoring on the ICU compared with intermittent pulse oximetry monitoring on the ward were found.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

What are the favorable and unfavorable effects of continuous pulse oximetry on the intensive care unit compared with intermittent pulse oximetry on the ward on mortality, readmission to ICU or hospital, oxygen need, cardiac events, intubation and hospital length of stay?

P: Patients with obesity (BMI ≥30) and sleep apnea (OSA) undergoing surgery requiring general anesthesia
I: Continuous pulse oximetry (in ICU)
C: Intermittent pulse oximetry (on the ward)
O: Mortality, readmission to ICU or hospital, oxygen need, cardiac events, intubation, hospital length of stay

Relevant outcome measures

The guideline development group considered mortality, readmission to ICU or hospital, oxygen need, cardiac events, and intubation as a critical outcome measure for decision making; and hospital length of stay as an important outcome measure for decision making.

 

The working group defined the outcome measure ‘cardiac events’ as incidence of myocardial infarction or arrhythmias.

 

A priori, the working group did not define the other outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

The working group defined the following minimal clinically (patient) important differences:

Mortality: 0.95 ≥ relative risk (RR) ≥ 1.05

Readmission to ICU or hospital: 0.91≥RR≥1.10

Oxygen need: 0.91≥RR≥1.10

Cardiac events: 0.95≥RR≥1.05

Intubation: 0.91≥RR≥1.10

Hospital length of stay: MD ≥ 1 day

 

Search and select (Methods)

A combined search for the current question and research question concerning remote monitoring (module Thuisregistratie) was performed. The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 27-10-2023. The detailed strategy for the combined search is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 500 hits. Studies were selected based on the following criteria: 1) a systematic review of comparative studies, a randomized controlled trial (RCT) or observational study, 2) including only patients with obesity (BMI≥30 kg/m²) and sleep apnea (OSA) undergoing a surgical procedure requiring general anesthesia 3) comparing continuous pulse oximetry in the intensive care unit (ICU) with intermittent pulse oximetry on the ward, 4) reporting at least one of the previously defined outcome measures.

Four studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, four studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and no studies were included for the current research question.

 

Results

No studies were included in the analysis of the literature.

  1. Chindamporn P, Wang L, Bena J, Zajichek A, Milinovic A, Kaw R, Kashyap SR, Cetin D, Aminian A, Kempke N, Foldvary-Schaefer N, Aboussouan LS, Mehra R. Obesity-associated sleep hypoventilation and increased adverse postoperative bariatric surgery outcomes in a large clinical retrospective cohort. J Clin Sleep Med. 2022 Dec 1;18(12):2793-2801. doi: 10.5664/jcsm.10216. PMID: 35959952; PMCID: PMC9713925.
  2. DeMaria EJ, Carmody BJ. Perioperative management of special populations: obesity. Surg Clin North Am. 2005 Dec;85(6):1283-9, xii. doi: 10.1016/j.suc.2005.09.002. PMID: 16326208.
  3. Goucham AB, Coblijn UK, Hart-Sweet HB, de Vries N, Lagarde SM, van Wagensveld BA. Routine Postoperative Monitoring after Bariatric Surgery in Morbidly Obese Patients with Severe Obstructive Sleep Apnea: ICU Admission is not Necessary. Obes Surg. 2016 Apr;26(4):737-42. doi: 10.1007/s11695-015-1807-3. PMID: 26210193.
  4. Helling TS, Willoughby TL, Maxfield DM, Ryan P. Determinants of the need for intensive care and prolonged mechanical ventilation in patients undergoing bariatric surgery. Obes Surg. 2004 Sep;14(8):1036-41. doi: 10.1381/0960892041975488. PMID: 15479591.
  5. Nijland LMG, van Veldhuisen SL, van Veen RN, Hazebroek EJ, Bonjer HJ, de Castro SMM. Complications and predictors associated with moderate to severe obstructive sleep apnoea in bariatric surgery: Evaluation of routine obstructive sleep apnoea screening. Surgeon. 2023 Dec;21(6):e361-e366. doi: 10.1016/j.surge.2023.07.002. Epub 2023 Aug 14. PMID: 37587004.
  6. Pornprapa Chindamporn, Lu Wang, James Bena, et al. Obesity-associated sleep hypoventilation and increased adverse postoperative bariatric surgery outcomes in a large clinical retrospective cohort. J Clin Sleep Med. 2022 Dec 1; 18(12): 2793–2801. Published online 2022 Dec 1. doi: 10.5664/jcsm.10216
  7. Van Veldhuisen SL, Arslan I, Deden LN, Aarts EO, Hazebroek EJ. Safety of Continuous Postoperative Pulse Oximetry Monitoring Without Obstructive Sleep Apnea Screening in > 5000 Patients Undergoing Bariatric Surgery. Obes Surg. 2020 Mar;30(3):1079-1085. doi: 10.1007/s11695-019-04297-2. PMID: 31760605.

Table of excluded studies

Reference

Reason for exclusion

El Shobary H, Backman S, Christou N, Schricker T. Use of critical care resources after laparoscopic gastric bypass: effect on respiratory complications. Surg Obes Relat Dis. 2008 Nov-Dec;4(6):698-702. doi: 10.1016/j.soard.2008.02.003. Epub 2008 Jun 9. PMID: 18539544.

Wrong comparison

Tian C, Hawryluck L, Tomlinson G, Chung F, Beattie S, Miller M, Hassan N, Wong DT, Wong J, Hudson J, Jackson T, Singh M. Impact of a continuous enhanced cardio-respiratory monitoring pathway on cardio-respiratory complications after bariatric surgery: A retrospective cohort study. J Clin Anesth. 2022 May;77:110639. doi: 10.1016/j.jclinane.2021.110639. Epub 2021 Dec 23. PMID: 34953279.

wrong comparison

Wickerts L, Forsberg S, Bouvier F, Jakobsson J. Monitoring respiration and oxygen saturation in patients during the first night after elective bariatric surgery: A cohort study. F1000Res. 2017 May 22;6:735. doi: 10.12688/f1000research.11519.2. PMID: 28794858; PMCID: PMC5538033.

Wrong setting of study

van Ede ES, Scheerhoorn J, Bonomi AG, Buise MP, Bouwman RA, Nienhuijs SW. Continuous remote monitoring in post-bariatric surgery patients: development of an early warning protocol. Surg Obes Relat Dis. 2022 Nov;18(11):1298-1303. doi: 10.1016/j.soard.2022.06.018. Epub 2022 Jun 21. PMID: 35850957.

no comparison

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 09-04-2025

Laatst geautoriseerd  : 09-04-2025

Geplande herbeoordeling  : 09-04-2030

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers
  • Nederlandse Stichting Over Gewicht
  • Netwerk Diëtisten Bariatrische Chirurgie

Algemene gegevens

De ontwikkeling van deze richtlijn werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de anesthesiologische zorg voor patiënten met obesitas.

 

Werkgroep

Dr. T.A. Brouwer, anesthesioloog, NVA

Drs. M.A.M. Siepel, anesthesioloog, NVA

Drs. A.D. Pot, anesthesioloog, NVA

Drs. S.D.X. Oei, AIOS anesthesiologie, NVA (vanaf september 2022)

Dr. B. Torensma, PhD, anesthesiemedewerker, NVAM

Drs. J.A. Apers, chirurg, NVvH

Dr. L. Freeman, gynaecoloog, NVOG (tot oktober 2022)

Dr. D.D.C.A. Henriquez, gynaecoloog, NVOG (vanaf oktober 2022)

Prof. dr. C. A. J. Knibbe, ziekenhuisapotheker, NVZA

Drs. M.A. Damhof, ziekenhuisapotheker, NVZA (vanaf december 2023)
Dr. H.J. Reesink, longarts, NVALT
Drs. H.L. Lutgers, internist-endocrinoloog, NIV (vanaf april 2023)
N.G. Cnossen, patiëntvertegenwoordiger, Nederlandse Stichting Over Gewicht

 

Klankbordgroep
Dr. M. Klemt-Kropp, MDL-arts, NVMDL
Drs. Ö. Engin, oogarts, NOG
Dr. H. Buter, internist-intensivist, NVIC

N.J.C. Raeijmaekers, BSc, diëtist, NVD/NDBC

 

Met ondersteuning van

Drs. I. van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten

Dr. J.C. Maas, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten

Drs. I. van Dijk, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Tammo Brouwer (voorzitter)

Anesthesioloog, vrij ondernemer.
Lid van het MSB Anesthesiologie Leeuwarden,

Geen

Geen

Geen restricties

Alice Dorien Pot

Anesthesioloog in Meander Medisch Centrum Amersfoort

Co-auteur boek 'klinische kinderanesthesiologie in de praktijk', initiatief vanuit NVA, uitgeverij Prelum (onbetaald).

Geen

Geen restricties

Bart Torensma

Klinisch epidemioloog en data scientist via eigen bedrijf Torensma Research Consultancy BV.

"Dagelijks bestuurslid (penningmeester) Stichting COREON Algemeen bestuurslid Vereniging voor epidemiologen.

Lesgeven aan de research verpleegkundige Breederode hogeschool Rotterdam

 

Masterclass gemaakt samen met Medtronic AUE over ERABS en team samenwerkingen."

Voor PhD (<3 jaar geleden) onderzoek gedaan naar deep block verslapping bij patiënten met obesitas. Deze studie is destijds door MSD gesponsord in de vorm van gratis ampullen sugammadex.

 

Geen restricties

Catherijne A.J. Knibbe

Ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog, St. Antonius ziekenhuis Nieuwegein en Utrecht, afdeling Klinische farmacie
hoogleraar Grondslagen van de Individuele Farmacotherapie, LACDR, Universiteit Leiden

Lid CCMO, Lid Board ACCP

Diverse studies gefinancierd door ZonMw of Antonius Onderzoeksfonds. De onderzoeken zijn niet gerelateerd aan de richtlijn.

Geen restricties

Dacia Henriquez

Gynaecoloog, Amphia Ziekenhuis

Geen

Geen

Geen restricties

Helen Lutgers

Internist in Ommelander Ziekenhuis Groningen

Geen

Geen

Geen restricties

Herre Reesink

Longarts, OLVG Amsterdam

Geen

Geen

Geen restricties

Jan Apers

Chirurg Franciscus Gasthuis & Vlietland

NVGIC bestuur

Dutch Obesity Academy

Geen

Geen restricties

Liv Freeman

Gynaecoloog Ikazia Ziekenhuis Rotterdam

Voorzitter samenwerking obstetrie anesthesie (onbetaald)

 

Geen

Geen restricties

Michiel Damhof

 

Ziekenhuisapotheker Medisch Centrum Leeuwarden

Geen

Geen

Geen restricties

Muriel Arianne Michelle Siepel

Anesthesioloog OLVG Amsterdam

Geen

Geen

Geen restricties

Nienke Cnossen

Patiëntvertegenwoordiger

Geen

Geen

Geen restricties

Sander Oei

Aios anesthesiologie. ErasmusMC

SITdiensten Park Medisch Centrum, betaald. 1-2x/mnd

ANWdiensten verpleeghuizen, betaald. 1x/mnd

Geen

Geen restricties

Hanneke Buter

Intensivist

bestuurslid NVIC

Geen

Geen restricties

Michael Klemt-Kropp

MDL-arts

Geen

Geen

Geen restricties

Natascha Raeijmaekers

Diëtist Obesitas Centrum, ETZ. Betaald.

Bestuur Netwerk Diëtisten Bariatrische chirurgie, onbetaald.

Geen

Geen restricties

Ozlem Engin

Oogarts

Geen

Geen

Geen restricties

Irma van Dijk

Adviseur kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen restricties

José Maas

Adviseur kennisinstituut van de Federatie Medisch specialisten

Geen

Geen

Geen restricties

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van een afvaardiging van de Nederlandse ‘Stichting ‘Overgewicht’ in de werkgroep. Het verslag van de knelpunteninventarisatie [zie aanverwante producten] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Stichting en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijn op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Postoperatieve Bewaking

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

 

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de anesthesiologische zorg voor patiënten met obesitas. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door relevante partijen via een schriftelijke knelpunteninventarisatie. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effect model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Thuisregistratie