De Moeilijke Luchtweg
Uitgangsvraag
Hoe dient te worden om gegaan met een (on)verwachte moeilijke luchtweg in een patiënt met obesitas die een operatie moet ondergaan onder algehele anesthesie?
Aanbeveling
Aanbeveling-1
Aanbeveling voor een ’verwachte’ moeilijke luchtweg (conform de richtlijnen van American Society of Anesthesiologists en de Difficult Airway Society, zie algoritmes in Appendix 1 en 2).
Evalueer voorafgaand aan de ingreep de bovenste luchtweg en maak een inschatting van de moeilijkheidsgraad. De verantwoordelijke anesthesioloog die procedure uitvoert dient zich te vergewissen van de status van de bovenste luchtweg. Noteer het resultaat in het dossier van de patiënt.
Tref adequate voorbereidingen en neem voorzorgsmaatregelen bij de verwachte moeilijke luchtweg.
Omtrent het materiaal:
- Controleer of het materiaal voor een lastige maskerbeademing aanwezig is
- Controleer of het materiaal speciaal geschikt voor het veiligstellen van een moeilijke luchtweg direct beschikbaar is
Omtrent de procedure:
- Vraag om extra ondersteuning van een collega en zorg voor een goede taakverdeling
- Informeer en geef uitleg aan de patiënt
- Informeer het gehele team dat is betrokken bij de zorg rondom de operatie
- Bespreek een plan A, plan B en C.
- Positioneer de patiënt met obesitas in de HELP-positie (Head-Elevated Laryngoscopy Position)
- Pre-oxygeneer door extra zuurstof toediening door middel van een neuscanule, CPAP of door HFNC toe te passen
- Sluit de juiste monitoring aan
Maak gebruik van een van tevoren opgesteld protocol. Dit protocol is ten dele afhankelijk van de aard van de ingreep, conditie van de patiënt, of de patiënt kan of wil meewerken, en de vaardigheid van de anesthesioloog.
Identificeer de mogelijke strategieën voor:
- De wakkere flexibele intubatie
- De patiënt waarbij de verwachting is nog wel te ventileren maar mogelijk niet is te intuberen
- De patiënt waarbij de verwachting is niet kunnen ventileren en intuberen
- De patiënt waarbij een spoed invasieve luchtweg moet worden ingebracht
Maak gebruik van combinatietechnieken om de luchtweg veilig te stellen indien nodig, bijvoorbeeld video-laryngoscopie tezamen met een flexibele intubatie.
Houd gedurende de procedure de tijd, het aantal pogingen en de zuurstofsaturatie in de gaten (taakverdeling).
Voorkom mogelijke iatrogene schade en complicaties door manipulaties.
Aanbeveling-2
Aanbevelingen voor de ‘onverwachte’ moeilijke luchtweg (conform de richtlijn van de Difficult Airway Society, zie algoritme in Appendix 3 en voor spoed cricothyreotomie of -coniotomie Appendix 4)).
- Vraag hulp van een (extra) anesthesioloog en/of anesthesiemedewerker(s)
- Optimaliseer de zuurstoftoediening
- Maak gebruik van een protocol/algoritme
- Weeg af of wakker maken van de patiënt en/of terugkeren naar spontane ademhaling een optie kan zijn
- Weeg het voordeel tussen non-invasief en invasief beademen af
- Bespreek het plan met het gehele team en maak een taakverdeling indien mogelijk
- Zorg dat de juiste persoon de juiste handeling doet
- Houd rekening met de tijd, aantal pogingen en zuurstofsaturatie.
- Probeer na elke poging of maskerventilatie (weer) mogelijk is.
- Heb een alternatief plan klaar bijvoorbeeld voor bijvoorbeeld een spoed coniotomie, en in gespecialiseerde centra mogelijk het toepassen van ECMO of High Frequency Jet Ventilation als zowel ventileren als intuberen niet lukt.
Aanbeveling-3
Aanbevelingen voor de ‘extubatie’ van een moeilijke luchtweg.
- Vraag om extra hulp
- Controleer of patiënt klaar is voor extubatie: spontane ademhaling (controle spierverslapping met behulp van TOF), adequaat teugvolume in rustige frequentie, 100% zuurstof toediening, reageert op aanspreken.
- Doe dit om het juiste moment en op de juiste locatie (operatiekamer niet op de verkoeverkamer) met alle beschikbare randapparatuur aanwezig voor mogelijke spoed re-intubatie
- Overweeg het gebruik van een luchtwegwisselaar waarover extra zuurstof kan worden gegeven.
- Geef extra zuurstof waar mogelijk (HFNC)
- Deel ‘extubatieplan’ met het gehele operatieteam
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Definitie
De definitie van de ‘moeilijke luchtweg’ bestaat uit meerdere klinische situaties waar een ervaren arts, getraind in maskerbeademing en intubatie (anesthesioloog, SEH-arts, intensivist), bij het veiligstellen van de luchtweg moeilijkheden kan ondervinden door:
- Een lastige en/of niet gelukte maskerbeademing,
- Een lastige of/niet gelukte beademing via een larynxmasker,
- Een lastige en/of niet gelukte intubatie met behulp van (video) laryngoscopie/fiberoptische techniek,
- En/of het invasief (niet) kunnen veiligstellen van de luchtweg door middel van een nood cricothyreotomie/coniotomie(Aceto, 2013; ASA, 2022, DAS, 2015; Thota, 2023).
Obesitas leidt tot een verandering in de anatomie en fysiologie van de bovenste luchtweg. Daarnaast leidt overgewicht ook vaak tot een verminderde compliance van de longen met een verlaagde functionele reservecapaciteit (FRC). Na inductie neemt het longvolume verder af vanwege de druk van de adipeuze buik tegen het middenrif. Dit alles leidt tot een snellere desaturatie na inductie van de anesthesie. Door vetdepositie rondom de hals en rondom de tracheaopening kan maskerbeademing lastig zijn en al snel leiden tot desaturatie. Als dan ook nog de intubatie lastig is, kan dit leiden tot een diepe saturatiedaling. Dit is een situatie die elke anesthesioloog wil voorkomen (Aceto, 2013; Collins 2004; Apfelbaum, 2022; Frerk, 2015; Thota, 2023).
In onderstaand overzicht worden de huidige voorzorgsmaatregelen en technieken beschreven volgens de meest recente literatuur aangaande de ‘moeilijke luchtweg’ (zie ook Appendices 1-4).
Preoperatieve beoordeling luchtweg
Op de preoperatieve kliniek dienen patiënten met obesitas, die voor een ingreep onder algehele anesthesie gepland staan, gescreend te worden op een mogelijke ‘moeilijke luchtweg’ (Aceto, 2013; Antunes, 2023; Lündstrom, 2009/2011; Thota, 2023).
Met het verschijnen van de NVA Leidraad ‘Perioperatieve Zorg’ en de visie ‘Modernisering Preoperatieve Screening’ vervalt voor een deel van de patiënten met een BMI <40 het preoperatief beoordelen van de luchtweg. Er is nog geen literatuur beschikbaar waarin de gevolgen van dit beleid zijn geëvalueerd. De anesthesioloog verantwoordelijk voor de perioperatieve zorg wordt geadviseerd op de Holding de patiënt te beoordelen op een eventueel lastige maskerbeademing en intubatie (zie module Preoperatief Consult) en passende maatregelen te nemen om dit te voorkomen.
Voorspellers voor een moeilijke luchtweg zijn:
- Bekend met snurken/obstructieve slaap apneus (OSA),
- Mannelijk geslacht,
- Hoge BMI,
- Leeftijd >50 jaar,
- Een Mallampati-score van 3-4,
- Thyromentale afstand minder dan 6 cm (3 vingers),
- Nekomvang groter dan 43 cm (nekomvang >60 cm: 35% kans op moeilijke luchtweg).
Een lastige maskerbeademing is niet gelijk aan een lastige intubatie. Een moeilijkere maskerbeademing kan wel geassocieerd zijn met een hogere BMI, maar hoeft niet altijd te leiden tot een moeilijke luchtweg. Dit is ook afhankelijk van de vetdepositie rondom de hals/nek. Bijvoorbeeld iemand met een ‘oestrogeen’ profiel (peervormig, meer bij vrouwen voorkomend) hebben minder vaak of geen lastige luchtweg in vergelijking met het ‘androgene’ type (appelvormig, meer bij mannen voorkomend).
De belangrijkste voorspellers voor specifiek een lastige maskerbeademing zijn:
- Gemeten nekomvang groter dan 43 cm,
- Mannelijk geslacht,
- In de voorgeschiedenis bestraling van de hals/nek (stug, stijf),
- Bewezen OSA,
- Mallampati score 3-4.
Tegenwoordig is het ook mogelijk om vooraf (op de preoperatieve kliniek of op de Holding/OK) de luchtweg te beoordelen door via de neusopening een endoscopie van de keelholte te verrichten aan het bed van de patiënt. Door het toepassen van een geringe neusverdoving kan vlot beoordeeld worden of een toegang tot de trachea mogelijk is.
Voorbereiding
Een verwachte moeilijke maskerbeademing of luchtweg vereist een goede voorbereiding. Deze bestaat uit verschillende onderdelen die allen belangrijk zijn in het doen slagen van een veilige inductie bij de patiënt met obesitas die een chirurgische ingreep moet ondergaan onder algehele anesthesie.
1. Operatieplanning
Een verwachte moeilijke luchtweg kan al worden aangegeven op het operatieprogramma. Het operatieteam is dan vooraf al op de hoogte, er kan extra proceduretijd worden ingepland nodig voor de voorbereiding, de positionering en het veiligstellen van de luchtweg. Het verdient aanbeveling voor deze OK een anesthesioloog in een 1-op-1 situatie in te plannen.
2. Positionering
Voor iemand met obesitas vergt het overstappen van het ziekenhuisbed naar de operatietafel veel inspanning en dit verloopt vaak zeer moeizaam, waarbij de patiënt in een kwetsbare positie raakt. Een suggestie is om de patiënt zelf te laten overstappen vanuit het ziekenhuisbed, of lopend de OK in te laten komen, en met behulp van een voetenbank/trapje over te stappen op de operatietafel. Een patiënt met obesitas mag nooit horizontaal in bed of op de operatietafel worden gepositioneerd.
De belangrijkste stap voor een succesvolle maskerbeademing en intubatie is een optimale positionering op de operatietafel. Patiënten met obesitas moeten gepositioneerd worden in de ‘head elevated laryngoscopy position (HELP-positie ook wel ’ramped’ positie genoemd). Dit houdt in dat de patiënt zodanig wordt gepositioneerd dat er een denkbeeldige ‘horizontale’ lijn kan worden getrokken tussen het sternum en de oren van de patiënt. Deze positie zorgt voor beter zicht tijdens laryngoscopie en verbetert de oxygenatie, doordat in deze positie de buik niet omhoog drukt tegen het middenrif/de longen en er dus meer longvolumen overblijft (vergroting FRC). De veilige apneu tijd wordt hiermee verlengd (Collins, 2008; Trooper, 2015).
3. Preoxygenatie
Het is mogelijk om de apneu-tijd te verlengen zodat er meer tijd is voor het instellen van een ‘vrije luchtweg’. Deze ‘veilige apneu-tijd’ is omgekeerd evenredig aan de BMI; des te hoger de BMI, des te korter de apneu-tijd. Maatregelen die genomen moeten worden voor een veilige apneu-tijd zijn ten eerste door de patiënt in de HELP te positioneren. Ten tweede, vooraf aan de inductie, extra zuurstof toe te dienen en eventueel samen met een lage PEEP of een neuscanule, waardoor lucht wordt gewisseld voor extra zuurstof en de onderste longvelden ook worden voorzien van zuurstof. Tegenwoordig is het gebruik van de ‘High Flow through Nasal Cannula’ (HFNC, bijvoorbeeld Optiflow®) ook mogelijk, waardoor niet alleen vooraf aan de inductie, maar ook tijdens de apneu-tijd er extra zuurstof kan worden toegediend. De literatuur laat nog niet direct een verschil zien in apneu-tijd bij de patiënt met obesitas, maar het toepassen van HFNC is een niet-belastende, veilige techniek voor de patiënt (Antunes, 2023; Thota, 2023).
4. Intubatie
Hoewel de ‘klassieke’ laryngoscopie niet direct wordt afgeraden is het aan te bevelen gebruik te maken van een videolaryngoscoop. Dit geeft een beter overzicht van de glottis en geeft geen directe noodzaak om de mondopening, farynx en larynx in één lijn te brengen. Daarnaast biedt het aan andere aanwezigen de mogelijkheid om mee te kijken en eventueel te assisteren. Tevens wordt de kans op een eerste succesvolle intubatie vergroot (Antunes, 2023; Rao, 2008; Thota, 2023).
Mochten er andere omstandigheden zijn waardoor een verwachte maskerbeademing en/of intubatie zeer lastig zou kunnen zijn, bijvoorbeeld vanwege een beperkte mondopening en/of bestraling van hals/nek regio, dan is een wakkere flexibele intubatie een zekerder optie. Hierbij blijft de patiënt spontaan ademen, wordt er geen spierverslapping gebruikt en is er dus altijd een weg terug naar een spontane ademhaling.
Mocht maskerbeademing en/of intubatie niet direct succesvol zijn dan is het inbrengen van een larynxmasker (LMA) een optie. Het is aangetoond dat LMA’s geschikt zijn om met positieve druk te beademen en dat de apneutijd hierdoor verlengd kan worden. Ook kan een LMA endotracheale intubatie en/of het gebruik van een tubewisselaar (bijvoorbeeld: Gummi Elastic Bougie) faciliteren (Apfelbaum, 2022; Frerk, 2015).
5. Extubatie
Advies is de extubatie in dezelfde houding/positie uit te voeren als ten tijde van de intubatie. Vooraf aan de uitleiding wordt de spierverslapping gecontroleerd met behulp van de ’Train-of-FOUR (TOF-watch) en wordt de (rest-)spierverslapping geantagoneerd. Het zuurstof percentage wordt verhoogd, eventueel door het inzetten van HFNC. Controleer of patiënt klaar is voor extubatie (aanspreekbaar en/of spontane ademhaling met goed teugvolume). Detubeer op de juiste locatie waar alle beschikbare randapparatuur aanwezig is voor een mogelijke spoed re-intubatie (videolaryngoscoop). Vraag laagdrempelig om extra hulp van een anesthesiemedewerker of collega anesthesioloog. Indien de intubatie lastig was is het een optie om eerst een luchtweg wisselaar door te tube in te brengen zodat een mogelijke re-intubatie makkelijker verloopt en er extra zuurstof kan worden gegeven (Frerk, 2015; Antunes, 2023; Greenland 2015).
6. Overige factoren die van belang zijn ter voorbereiding op een moeilijke luchtweg
Er zijn ook andere factoren die een grote rol kunnen spelen hoe een intubatie verloopt. Het is belangrijk deze factoren te onderkennen en ook te adresseren (Antunes 2023, Apfelbaum, 2022; Thota, 2023).
Team-/menselijke factoren
- Vooraf:
- Kennis en ervaring
- Is er een plan B (C en/of D) besproken?
- Is er een preoperatieve evaluatie gedaan van de bovenste luchtweg?
- Zelfgenoegzaamheid, overschatting
- Tijdens:
- Interne en externe stressfactoren (vermoeidheid, ziekte, tijdsdruk)
- Besluitvorming (doorzetten/gaan, (niet) bewust zijn van omgeving, interpreteren van data)
- Teamdynamiek (leiderschap, rolverdeling, inzet van mankracht)
- Roep om hulp
- Na afloop:
- Team nabespreking in een veilige omgeving
Externe factoren
- Patiënt gerelateerd:
- Anatomische of fysiologische risico’s op moeilijke luchtweg, kans op aspiratie, infectie, spoed, co-morbiditeit
- Omgeving gerelateerd:
- Luchtweg materiaal
- Bewaking
- Veiligheid personeel
- Ziekenhuis gerelateerd:
- Cultuur, staf, werkuren/dienstregeling
- Protocollen, evaluaties
- Supervisie ondersteuning, trainen van scenario’s
7. Nood/spoedsituaties
Indien er een grote kans bestaat dat het veiligstellen van de luchtweg moeilijk zal worden dan wordt aangeraden van tevoren, dus vooraf aan de inductie van de anesthesie, de plaats van de nood cricothyreotomie/coniotomie af te tekenen. Dit kan tegenwoordig eenvoudiger met behulp van echo. Ook wordt aangeraden dat deze noodset al klaarligt voor acuut gebruik.
In het geval van een verwachte, maar ook onverwachte, lastige kapbeademing en intubatie is de zuurstoftoediening het meest essentieel en niet de intubatie. Dit wordt vaak vergeten in geval van de “cannot ventilate, cannot intubate” situatie (appendix 4). Het team is dan zo gefocust op de intubatie dat wordt vergeten dat zuurstoftoediening, op welke manier dan ook, nog belangrijker is (Greenland, 2015). Het van tevoren met het gehele OK-team doorspreken van het luchtwegplan met daarin alle te nemen vervolgstappen en wat er dan van eenieder wordt verwacht (= lokaal luchtweg protocol) kan een belangrijke rol spelen in het voorkomen van deze noodsituatie. Indien zo’n geval zich voordoet, roep dan altijd de hulp in van een extra anesthesioloog en/of anesthesiemedewerker(s), indien dit al niet gedaan was.
Indien niet wordt voldaan aan een van de voorwaarden, zodanig dat de verantwoordelijk anesthesioloog of een van zijn collegae zich niet vertrouwd voelen, is het verstandig de operatie uit te stellen en een andere datum te plannen en opnieuw voor te bereiden.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Als een moeilijke luchtweg wordt verwacht dan dient dit uiteraard met de patiënt te worden besproken. Aan de patiënt wordt uitgelegd welke onderzoeken en maatregelen de anesthesioloog nodig acht om de patiënt veilig in slaap te kunnen brengen. Ten eerste een inspectie van de bovenste luchtweg bestaande informatie over het gebit, mondopening (Mallampati-score), mobiliteit van de kaak, meten van de thyromentale afstand en het meten van de nekomvang. Eventueel kan er via de neus een endoscopie worden verricht om een indruk te krijgen van de ruimte voor de larynx/stembanden. Daarna kan worden uitgelegd welke gevolgen een verwachte moeilijke maskerbeademing/luchtweg heeft ten tijde van de inductie van de anesthesie; positioneren op de operatietafel in de HELP-positie en uitgebreide preoxygenatie gebruikmakend van eigen CPAP-masker, of HFNC of een masker met PEEP. Een wakkere flexibele intubatie is meer belastend en vereist medewerking van de patiënt. Hier is succes nog meer afhankelijk van een goede uitleg en een rustige voorbereiding met uitgebreide lokale verdoving van de bovenste luchtweg. Het is in het belang van de veiligheid van de patiënt dat deze maatregelen worden genomen. Tijd en aandacht voor informatie-uitwisseling, uitleg en toestemming zijn een voorwaarde voor een succesvolle intubatie.
Kosten (middelen en beslag)
Voor het veiligstellen van de moeilijke luchtweg moet het juiste materiaalaanwezig zijn:
- De OK-tafel moet geschikt zijn voor patiënten met obesitas (dus belastbaar tot bijvoorbeeld 300 kg). Positioneringskussens en verlengde arm- en beensteunen; trappetje om op de OK-tafel te komen, zacht materiaal ter voorkoming van zenuwschade op belangrijke drukpunten (zie module Randvoorwaarden).
- Materiaal wat nodig is voor het toedienen van extra zuurstof; orale en nasale canules, HFNC, Venti-mask®, beademingsmasker met PEEP.
- Materiaal wat nodig is voor de intubatie; laryngoscoop bladen met de juiste lengte, videolaryngoscoop met het juiste blad en voerder, tube-wisselaar, glijmiddel, materiaal om slijm weg te zuigen uit de keelholte (Yankauer®).
- Materiaal voor de moeilijke/niet mogelijke kapbeademing en/of intubatie; guedels in de juiste maten, LMA’s waardoorheen uitgezogen en geïntubeerd kan worden, flexibele scoop voor een flexibele intubatie met videoscherm, middelen en materiaal om de lokale verdoving toe te dienen.
- Materiaal voor het ‘slechtste scenario’ = ‘cannot ventilate, cannot intubate scenario’ (appendix 4). Een nood-cricothyreotomie/coniotomie set moet klaar staan en moet bij voorkeur van tevoren worden afgetekend, in het geval dat zowel de kapbeademing als de intubatie niet lukt. Dit eventueel aangevuld met mogelijkheden voor ‘High Frequency Jet Ventilation’ (HFJV) en Extra-Corperal-Membrane-Oxygenation (ECMO). Deze twee technieken vereisen aparte vaardigheden en zijn alleen in gespecialiseerde centra aanwezig.
De meeste anesthesie-afdelingen beschikken over een moeilijke luchtweg kar waarin al deze materialen zijn verzameld (behoudens HFJV en ECMO) om in geval van nood deze snel op de OK te kunnen inzetten. Greenland (2015) adviseert om gebruik te maken van technieken die ook de minst ervarene beheerst, die in praktijk hun nut hebben bewezen en waarmee de grootste kans op succes is verzekerd, in plaats gebruik te maken van de meest vooruitstrevende technieken (bijvoorbeeld HFJV) waar alleen een selecte groep mensen ervaring mee heeft.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Elke afdeling Anesthesiologie moet voorbereid zijn op een onverwachte moeilijke, lastige niet te kappen of niet te intuberen patiënt, onafhankelijk van het gewicht van deze patiënt.
Elke anesthesioloog moet ook getraind zijn in deze ‘worst-case scenario’s’ (appendix 4).
De beschikking hebben over een ‘moeilijke luchtweg kar’ met daarin al het materiaal nodig voor een lastige kapbeademing en/of lastige luchtweg is een voorwaarde om veilig te kunnen werken.
Niet elke anesthesioloog heeft de kennis en ervaring in een wakkere flexibele intubatie of het plaatsen van een cricothyreotomie/coniotomie, zeker niet in de patiënt met obesitas. De werkgroep vindt dat er in elke kliniek, waar algehele anesthesie wordt toegediend, lokale afspraken moeten zijn, eventueel in samenspraak en samenwerking met de in deze kliniek werkende KNO-artsen, over hoe te handelen bij de verwachte en onverwachte moeilijke luchtweg in het algemeen, en in het bijzonder bij de patiënt met obesitas. Het is de taak van elke kliniek en elke anesthesie-afdeling om op regelmatige basis deze afspraken door te nemen, te oefenen of om cursussen te volgen om deze vaardigheden te behouden (Antunes 2023; Greenland, 2015; Thota, 2023).
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Elke anesthesioloog dient om te kunnen gaan met de (on)verwachte moeilijke luchtweg bij patiënten met obesitas. Dit is van belang om het risico op perioperatieve complicaties te minimaliseren. Op basis van de bovenstaande overwegingen en de richtlijnen van Difficult Airway Society (Frerk, 2015) en American Society of Anesthesiologists (Apfelbaum, 2022) komt de werkgroep met de volgende aanbevelingen en overwegingen ten aanzien van de behandeling van een moeilijke kapbeademing en/of moeilijke luchtweg in de patiënt met obesitas die gepland staat voor een chirurgische ingreep onder algehele anesthesie.
Onderbouwing
Achtergrond
Luchtweg-management in patiënten met obesitas is een uitdaging voor elke anesthesioloog. Kennis en kunde mogen hier niet ontbreken om “cannot intubate, cannot ventilate” situaties te voorkomen. De benadering van de moeilijke luchtweg in de morbide obese patiënt, c.q. werkwijze, is onderhevig aan nieuwe ontwikkelingen en technieken. De incidentie van een moeilijke kap of intubatie in de obese populatie varieert tussen de 3% en 8% (Antunes, 2023; Frerk, 2015; Lündstrom 2009; Neligan, 2009; Shailaja, 2014; Shaw, 2021). Het falen in het verkrijgen van een vrije luchtweg blijft een van de belangrijkste perioperatieve anesthesiologische complicaties, en dat geldt zeker voor deze specifieke patiëntencategorie. Onvoorbereid een patiënt inleiden met obesitas hoort niet plaats te vinden.
Zoeken en selecteren
Er zijn recent verscheidene review artikelen gepubliceerd die beschrijven hoe te handelen bij een verdenking op een moeilijke luchtweg (moeilijke maskerbeademing en/of moeilijke intubatie) in de patiënt met obesitas (Antunes, 2023; Thota, 2022). Daarnaast wordt in deze module verwezen naar de richtlijn van de American Society of Anesthesiologists (ASA; Apfelbaum, 2022) en de Engelse richtlijn van de ‘Difficult Airway Society’ (DAS; Frerk, 2015).
Deze reviewartikelen en de ASA- en DAS-richtlijnen zijn ook toepasbaar en relevant voor de Nederlandse praktijk. Daarom is ervoor gekozen om geen systematisch literatuuronderzoek te verrichten.
Referenties
- Aceto P, Perilli V, Modesti C, Ciocchetti P, Vitale F, Sollazzi L. Airway Management in Obese Patients. Surg Obes Relat Dis. 2013 Sep-Oct;9(5):809-15.
- Antunes de PAF, Alcazar de GABC. Airway Management in Obese Patients: A Literature Review. Rev Med (Säo Paulo). 2023 June; 102(1):119986.
- Apfelbaum JL, Hagberg CA, Connis RT, Abdelmalak BB, Agarkar M, Dutton RP, Fiadjoe JE, Greif R, Klock PA, Mercier D, Myatra SN, O'Sullivan EP, Rosenblatt WH, Sorbello M, Tung A. 2022 American Society of Anesthesiologists Practice Guidelines for Management of the Difficult Airway. Anesthesiology. 2022 Jan 1;136(1):31-81. doi: 10.1097/ALN.0000000000004002. PMID: 34762729.
- Benumof JL. Intubation Difficulty Scale: Anticipated Best Use. Anesthesiology.1997 Dec;87:1273-1274.
- Collins JS, Lemmens HJ, Brodsky JB, Brock-Utne JG, Levitan RM. Laryngoscopy and Morbid Obesity: A Comparison of the "Sniff" and "Ramped" Positions. Obes Surg. 2004 Oct;14(9):1171-5.
- Frerk C, Mitchell VS, McNarry AF, Mendonca C, Bhagrath R, Patel A, O'Sullivan EP, Woodall NM, Ahmad I; Difficult Airway Society Intubation Guidelines Working Group. Difficult Airway Society 2015 Guidelines for Management of Unanticipated Difficult Intubation in Adults. Br J Anaesth. 2015 Dec;115(6):827-48.
- Greenland KB. Art of Airway Management: The Concept of 'Ma' (Japanese: “when less is more”). Br J Anaesth. 2015 Dec;115(6):809-12.
- Jong de A, Molinari N, Pouzeratte Y, Verzilli D, Chanques G, Jung B, Futier E, Perrigault PF Colson P, Capdevila X and Jaber S. Difficult Intubation in Obese Patients: Incidence, Risk Factors, and Complications in the operating Theatre and in Intensive Care Units. British Journal of Anaesthesia, 2015.114 (2): 297–306.
- Lundstrøm LH, Møller AM, Rosenstock C, Astrup G, Wetterslev J. High Body Mass Index is a Weak Predictor for Difficult and Failed Tracheal Intubation: A Cohort Study of 91,332 Consecutive Patients Scheduled for Direct Laryngoscopy Registered in the Danish Anesthesia Database. Anesthesiology. 2009 Feb;110(2):266-74.
- Lundstrøm LH. Detection of Risk Factors for Difficult Tracheal Intubation. Dan Med J. 2012 Apr;59(4): B4431.
- Neligan PJ, Porter S, Max B, Malhotra G, Greenblatt EP, Ochroch EA. Obstructive Sleep Apnea is not a Risk Factor for Difficult Intubation in Morbidly Obese Patients. Anesth Analg. 2009 Oct;109(4):1182-6.
- Rao SL, Kunselman AR, Schuler HG, DesHarnais S. Laryngoscopy and Tracheal Intubation in the Head-Elevated Position in Obese Patients: A Randomized, Controlled, Equivalence Trial. Anesth Analg. 2008 Dec;107(6):1912-8.
- Shailaja S, Nichelle SM, Shetty AK, Hegde BR. Comparing Ease of Intubation in Obese and Lean Patients Using Intubation Difficulty Scale. Anesth Essays Res. 2014 May-Aug;8(2):168-74.
- Shaw M, Waiting J, Barraclough L, Ting K, Black JJ. Airway Events in Obese vs. Non-Obese Elective Surgical Patients: A Cross Sectional Observational Study. Anesthesia Peri-Operative Medicine, Critical Care and Pain.2021;76(12):1585-1592.
- Thota B et al. Airway Management in Patients with Obesity. Saudi Journal of Anesthesia. 2022;16:76-81.
- Troop C. The Difficult Airway and or Obesity and the Importance of Positioning. Br J Anaesth. 2016 Nov;117(5):674.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 09-04-2025
Laatst geautoriseerd : 09-04-2025
Geplande herbeoordeling : 09-04-2030
Algemene gegevens
De ontwikkeling van deze richtlijn werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de anesthesiologische zorg voor patiënten met obesitas.
Werkgroep
Dr. T.A. Brouwer, anesthesioloog, NVA
Drs. M.A.M. Siepel, anesthesioloog, NVA
Drs. A.D. Pot, anesthesioloog, NVA
Drs. S.D.X. Oei, AIOS anesthesiologie, NVA (vanaf september 2022)
Dr. B. Torensma, PhD, anesthesiemedewerker, NVAM
Drs. J.A. Apers, chirurg, NVvH
Dr. L. Freeman, gynaecoloog, NVOG (tot oktober 2022)
Dr. D.D.C.A. Henriquez, gynaecoloog, NVOG (vanaf oktober 2022)
Prof. dr. C. A. J. Knibbe, ziekenhuisapotheker, NVZA
Drs. M.A. Damhof, ziekenhuisapotheker, NVZA (vanaf december 2023)
Dr. H.J. Reesink, longarts, NVALT
Drs. H.L. Lutgers, internist-endocrinoloog, NIV (vanaf april 2023)
N.G. Cnossen, patiëntvertegenwoordiger, Nederlandse Stichting Over Gewicht
Klankbordgroep
Dr. M. Klemt-Kropp, MDL-arts, NVMDL
Drs. Ö. Engin, oogarts, NOG
Dr. H. Buter, internist-intensivist, NVIC
N.J.C. Raeijmaekers, BSc, diëtist, NVD/NDBC
Met ondersteuning van
Drs. I. van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten
Dr. J.C. Maas, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten
Drs. I. van Dijk, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie van Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Tammo Brouwer (voorzitter) |
Anesthesioloog, vrij ondernemer. |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Alice Dorien Pot |
Anesthesioloog in Meander Medisch Centrum Amersfoort |
Co-auteur boek 'klinische kinderanesthesiologie in de praktijk', initiatief vanuit NVA, uitgeverij Prelum (onbetaald). |
Geen |
Geen restricties |
Bart Torensma |
Klinisch epidemioloog en data scientist via eigen bedrijf Torensma Research Consultancy BV. |
"Dagelijks bestuurslid (penningmeester) Stichting COREON Algemeen bestuurslid Vereniging voor epidemiologen. Lesgeven aan de research verpleegkundige Breederode hogeschool Rotterdam
Masterclass gemaakt samen met Medtronic AUE over ERABS en team samenwerkingen." |
Voor PhD (<3 jaar geleden) onderzoek gedaan naar deep block verslapping bij patiënten met obesitas. Deze studie is destijds door MSD gesponsord in de vorm van gratis ampullen sugammadex.
|
Geen restricties |
Catherijne A.J. Knibbe |
Ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog, St. Antonius ziekenhuis Nieuwegein en Utrecht, afdeling Klinische farmacie |
Lid CCMO, Lid Board ACCP |
Diverse studies gefinancierd door ZonMw of Antonius Onderzoeksfonds. De onderzoeken zijn niet gerelateerd aan de richtlijn. |
Geen restricties |
Dacia Henriquez |
Gynaecoloog, Amphia Ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Helen Lutgers |
Internist in Ommelander Ziekenhuis Groningen |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Herre Reesink |
Longarts, OLVG Amsterdam |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Jan Apers |
Chirurg Franciscus Gasthuis & Vlietland |
NVGIC bestuur Dutch Obesity Academy |
Geen |
Geen restricties |
Liv Freeman |
Gynaecoloog Ikazia Ziekenhuis Rotterdam |
Voorzitter samenwerking obstetrie anesthesie (onbetaald)
|
Geen |
Geen restricties |
Michiel Damhof
|
Ziekenhuisapotheker Medisch Centrum Leeuwarden |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Muriel Arianne Michelle Siepel |
Anesthesioloog OLVG Amsterdam |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Nienke Cnossen |
Patiëntvertegenwoordiger |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Sander Oei |
Aios anesthesiologie. ErasmusMC |
SITdiensten Park Medisch Centrum, betaald. 1-2x/mnd ANWdiensten verpleeghuizen, betaald. 1x/mnd |
Geen |
Geen restricties |
Hanneke Buter |
Intensivist |
bestuurslid NVIC |
Geen |
Geen restricties |
Michael Klemt-Kropp |
MDL-arts |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Natascha Raeijmaekers |
Diëtist Obesitas Centrum, ETZ. Betaald. |
Bestuur Netwerk Diëtisten Bariatrische chirurgie, onbetaald. |
Geen |
Geen restricties |
Ozlem Engin |
Oogarts |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Irma van Dijk |
Adviseur kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
José Maas |
Adviseur kennisinstituut van de Federatie Medisch specialisten |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van een afvaardiging van de Nederlandse ‘Stichting ‘Overgewicht’ in de werkgroep. Het verslag van de knelpunteninventarisatie [zie aanverwante producten] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Stichting en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijn op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Moeilijke Luchtweg |
Geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de anesthesiologische zorg voor patiënten met obesitas. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door relevante partijen via een schriftelijke knelpunteninventarisatie. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effect model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.