Herhaalde Miskraam (adaptatietraject internationale richtlijn)

Initiatief: NVOG Aantal modules: 80

Schildklierafwijkingen

Uitgangsvraag

Wat is de waarde van screening naar schildklierafwijkingen bij vrouwen met herhaalde miskramen?

Aanbeveling

Verricht preconceptionele screening naar schildklierafwijkingen (TSH) bij vrouwen met herhaalde miskramen.

 

Verricht niet standaard screening naar TPO-antilichamen bij vrouwen met herhaalde miskramen.

 

Bepaal vrij T4 bij afwijkende TSH-waarden bij vrouwen met herhaalde miskramen.

Overwegingen

In de zwangerschap treden allerlei veranderingen in de schildklierfysiologie op, die zorgen voor variërende TSH en vrij T4 waarden. Deze veranderingen zorgen voor afwijkingen in referentiewaarden tussen zwangere en niet-zwangere vrouwen. In dat kader wordt geadviseerd om als referentiewaarden tijdens de zwangerschap de gebruikelijke referentiewaarden minus 0,5 mIU/L te hanteren (conform richtlijn Schildklierfunctiestoornissen).


Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Hyperthyreoïdie
Hyperthyreoïdie komt bij 0.1-0.4% van de zwangere vrouwen voor (Bahn, 2011). Morbus Graves is de meest voorkomende oorzaak van hyperthyreoïdie. Er zijn geen studies die een associatie tussen hyperthyreoïdie en herhaalde miskramen beschrijven.


Hypothyreoïdie

Hypothyreodie (hoog TSH, laag vrij T4) is geassocieerd met zwangerschapscomplicaties (prematuriteit, laag geboortegewicht en miskramen), en neurocognitieve ontwikkelingsstoornissen bij de foetus. Bij vrouwen met herhaalde miskramen wordt er vaker hypothyreoïdie gevonden dan bij multipara vrouwen van dezelfde leeftijd  zonder herhaalde miskramen (Rao, 2008).


Subklinische hypothyreoïdie
Het is nog onduidelijk of vrouwen met (onbehandelde) subklinische hypothyreoïdie (hoog TSH, normaal vrij T4) een verhoogd risico hebben op zwangerschapscomplicaties en herhaalde miskramen ten opzichte van euthyreote controles. Eén studie liet wel een verhoogd risico zien op herhaalde miskramen (Negro, 2010), terwijl andere studies geen verhoogd risico aantoonden (Bernardi, 2013; Cleary-Goldman, 2008; van Dijk, 2016).


Schildklierantistoffen
Bij vrouwen met herhaalde miskramen zijn TPO-antistoffen het meest onderzocht, en zijn het meest relevant ten opzichte van andere antistoffen tegen de schildklier (Marai, 2004) TPO-antistoffen kwamen voor bij 8-14% van de vrouwen in de reproductieve leeftijd. Positieve TPO-antistoffen predisponeert voor hypothyroïdie, alhoewel het merendeel van de vrouwen euthyreoot is. Thangaratinam (2011) laat een verhoogd risico van OR 4.22 zien op een miskraam bij aanwezigheid van positieve TPO-antistoffen ongeacht de schildklierstatus. Deze associatie wordt bevestigd door van den Boogaard (2011) en Ticconi (2011).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten
Screening naar schildklierafwijkingen bij vrouwen met herhaalde miskramen kan van belang zijn omdat er vaker TPO-antistoffen en hypothyreoïdie worden gevonden. De aanwezigheid van TPO antistoffen bij een euthyroidie kan voor sommige patiënten betekenen dat zij worden doorgestuurd naar een internist voor verdere analyse. Dit kan leiden tot extra ongerustheid. Zwangere vrouwen met herhaalde miskramen in voorgeschiedenis, die euthyreoot zijn en negatief voor TPO-antistoffen behoeven geen verdere onderzoeken of behandeling van de schildklier.

 

Kosten (middelen)
Screening naar schildklierafwijkingen is simpel, de kosten van laboratoriumbepalingen zijn relatief laag en kunnen gecombineerd worden met andere laboratoriumonderzoeken.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Zie hierboven.

Onderbouwing

Thyroid hormones are essential for fetal development. A recent review on the thyroid function and reproduction concluded that thyroid hormone disorders and increased Thyroid peroxidase (TPO) antibodies (TPO-Ab) are associated with disturbed folliculogenesis, spermatogenesis, fertilization and embryogenesis, supporting an important role for thyroid hormone disorders and thyroid autoimmunity in subfertility and pregnancy loss (Vissenberg et al., 2015).

ESHRE Guideline group on RPL (2022)

 

Summary of literature

 

Hyperthyroidism
Hyperthyroidism, most often Graves’ disease, is found in 0.1-0.4% of pregnant women (Bahn et al., 2011). Those women have an increased risk of several pregnancy complications including sporadic pregnancy loss, pre-eclampsia, preterm delivery, and congestive heart failure. However, no studies were found that described or searched for an association between hyperthyroidism and recurrent pregnancy loss (RPL).

 

Hypothyroidism
We did not identify any high quality studies on an association between overt hypothyroidism and RPL. One moderate quality study assessed of thyroid function in 163 non-pregnant women with a history of RPL and 170 age-matched controls. The prevalence of hypothyroidism, based on serum T3 (triiodothyronine), T4 (thyroxine) and TSH (thyroid stimulating hormone) levels, was higher in RPL women (4.29%) compared to the controls (0.61%), but there was no evidence for a difference in risk of RPL between 8 hypothyroid and 325 euthyroid women (OR 7.6; 95% CI 0.92-62) (Rao et al., 2008, van den Boogaard et al., 2011).

Three studies investigated a possible association between subclinical hypothyroidism (SCH) and RPL. In the cohort study of Bernardi and colleagues, 19% of 286 women with RPL (≥ 2 pregnancy losses <10 weeks) showed subclinical hypothyroidism, i.e. TSH >2.5 mIU/L with a normal free thyroxine or free thyroxine index. They detected a similar cumulative LBR in women with SCH and euthyroid women (27/39 (69%) versus 104/141 (74%)) (Bernardi et al., 2013). Similar results were reported by van Dijk and colleagues who detected subclinical hypothyroidism in only 2.4% of 848 women with RPL and found no differences in live birth or miscarriage rate between women with subclinical hypothyroidism and euthyroid women (van Dijk et al., 2016). In the third study, subclinical hypothyroidism was detected in 27% of 100 pregnant women with a history of RPL, which was similar to the prevalence in the control group of 100 pregnant women without a history of pregnancy loss (24%). In the RPL group, the incidence of subclinical hypothyroidism was significantly higher in the TPOAb positive group compared to the TPOAb negative group (52 vs 16%). There was no difference in the prevalence of miscarriage or obstetric outcomes between RPL and controls irrespective of TPO status (Lata et al., 2013).

 

Isolated hypothyroxinaemia
Isolated hypothyroxinaemia is defined as a normal female TSH concentration in conjunction with FT4 concentrations in the lower 5th or 10th percentile of the reference range (Stagnaro-Green et al., 2011). Isolated hypothyroxinaemia (low Free T4) in pregnancy has been associated with an increased risk of obstetric complications and child neurocognitive impairment, although other studies reported no association (Lazarus et al., 2014). A recent meta-analysis found an association of isolated hypothyroxinaemia with placental abruption, but not with pregnancy loss (Chan and Boelaert, 2015).

 

Thyroid autoantibodies
In women with RPL, thyroid peroxidase autoantibodies (TPOAb) are mostly studied, and shown to be more relevant than antibodies against the thyroid gland (Marai et al., 2004).

The prevalence of TPOAb is 8-14% in women of reproductive age. TPOAb predispose to hypothyroidism, but the majority of women having TPOAb is euthyroid.

An association between TPOAb and RPL was found in a meta-analysis of 13 studies (3 cohort, 10 case-control studies). The odds of miscarriage with thyroid autoantibodies was increased for RPL women (OR 4.22; 95% CI 0.97-18.44; 3 studies; n=221). The reviewers noted that there was an unexplained heterogeneity in the analysis (I² =75%). Furthermore, they found an increase in the odds of miscarriage in RPL women with thyroid autoantibodies but normal thyroid function (OR 1.86; 95% CI 1.18-2.94; 10 studies; n=2753) (Thangaratinam et al., 2011). Based on similar studies, another review also reported an association between the thyroid antibodies and increased risk of RPL (OR 2.3; 95% CI 1.5-3.5) (van den Boogaard et al., 2011).

A more recent case-control study detected thyroid autoantibodies (anti-thyroglobulin (TGAb), TPOAb or anti-TSH receptor (TSHr-Ab) autoantibodies) in 28.75% of 160 women with RPL and in 13% of 100 women of the control group. There was no difference in the prevalence or titers of thyroid autoantibodies in women with two losses compared to those with three or more losses. Among the women of RPL group, 91.3% of women positive for thyroid autoantibodies were positive also for other autoantibodies (mostly ANA), compared to only 53.1% of RPL women without thyroid autoantibodies. Most of the women included in the study were euthyroid (96.3% of women with RPL and 93% of the controls) (Ticconi et al., 2011).

In conclusion, a clear association between thyroid auto immunity and RPL has been found.

 

Recommendations – ESHRE Guideline group on RPL (2022)

 

Strong

Thyroid screening (TSH and TPO antibodies) is recommended in women with RPL.

 

ESHRE Guideline group on RPL (2022)

 

Strong

Abnormal TSH and TPO-antibody levels should be followed up by T4 testing in women with RPL.

 

ESHRE Guideline group on RPL (2022)

 

Justifications – ESHRE Guideline group on RPL (2022)

 

 

Association

Contributing factor

Prognosis

Treatment

Hypothyroidism

Only sporadic PL

Only for sporadic PL

Yes

Supplementation of Levothyroxine

Subclinical hypothyroidism

Yes

Yes

No clear effect as of yet.

Unknown if effective

Hyperthyroidism

No

No

No clear effect as of yet.

Yes: Propylthiouracil

TPO-antibodies

Yes

Yes

Yes

Need for treatment studies

TG antibodies

No

Mostly detected combined with TPO antibodies

Yes

Need for treatment studies

 

Based on a high prevalence of subclinical hypothyroidism and thyroid auto immunity in women with RPL and potential of treatment options testing for thyroid function is recommended.

 

References
The references for this submodule can be found here.

The results of the summary of literature were adapted from the international ESHRE guideline Recurrent Pregnancy Loss (2022). More details about the methodology of the ESHRE guideline on RPL (2022) can be found in “Annex 5: Methodology” of the ESHRE guideline and in the Manual for ESHRE guideline development, version 2013, which can be consulted at the ESHRE website. The evidence tables and literature studies can be found at the ESHRE website in Supplementary data files.

  1. ESHRE Guideline Group on RPL. Goddijn M, Bender Atik R, Christiansen OB, Elson J, Kolte AM, Lewis S, Nielsen HS, Peramo B, Quenby S, van der Hoorn ML, Middeldorp S, Mcheik S, Vermeulen N. ESHRE guideline: recurrent pregnancy loss. Hum Reprod Open. 2022 Febr 1;2023(2):hoy004.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 05-06-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Vereniging Klinische Genetica Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
  • Vereniging Klinisch Genetische Laboratoriumdiagnostiek
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Freya
  • Vereniging voor Fertiliteitsartsen
  • Nederlandse Internisten Vereniging - Allergologie en Klinische Immunologie
  • Nederlandse Internisten Vereniging - Endocrinologie
  • Nederlandse Internisten Vereniging - Vasculaire Geneeskunde

Algemene gegevens

De ontwikkeling van deze richtlijnmodules werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodules.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodules is in 2020 een multidisciplinaire werkgroep aangesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met herhaalde miskramen.

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoekfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en eventuele ondernomen acties vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Achternaam werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Hoorn, van der

Gynaecoloog-perinatoloog LUMC

Geen

Geen

Geen

Knijnenburg

Directeur - Freya, vereniging voor mensen met vruchtbaarheidsproblemen, 1,0 fte

Communicatiemedewerker - van der Pol consulting b.v. 0,2 fte

Lid begeleidingscommissie evaluatie Embryowet - vacatie

Dienstverband bij de patiëntenvereniging op het gebied van de richtlijn.

Geen

Kuc

Fertiliteitsarts St. Antoniusziekenhuis

Bestuurslid Vereniging van Fertiliteitsartsen

Geen

Geen

Geen

Lashley

Gynaecoloog, subspecialisatie voortplantingsgeneeskunde LUMC

Geen

Geen

Geen

Limper

Internist - klinisch immunoloog, UMC Utrecht

Lid wetenschappelijke adviesraad Farmacotherapeutisch kompas; onkostenvergoeding

Geen

Geen

Maarle, van

Klinisch Geneticus

Afdeling Klinische Genetica

Amsterdam UMC, locatie AMC

Geen

Geen

Geen

Mulders

Gynaecoloog-perinatoloog EMC

Onbetaald:

NVOG SIG jonge zwangerschap - algemeen bestuurslid

 

Geen

 

Achternaam werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Bruinsma

Huisarts, praktijkhouder, Vondelpraktijk, Beverwijk, 1,0 fte

Medisch coördinator Stichting Huisartsenpost Midden Kennemerland, 0,2 fte

Crisiscoördinator HAGRO Beverwijk, Velsen-Noord, Wijk aan Zee (vacatiegelden voor vergaderingen).

Incidenteel lid werkgroep NHG, net standaard Anticonceptie afgerond (vacatiegelden voor vergaderingen).

Geen

Crombag

Klinisch Verloskundige en onderzoeker, Divisie Vrouw en Baby, Wilhelmina Kinderziekenhuis Utrecht

Postdoc onderzoeker KU Leuven

Programmacommissie lid Down Edwards en Patau RIVM/ CvB

CDH UK

Gift surg project, Wellcome trust

IMITAS-studie, Zonmw

Affirm, Zonmw

Hammers

Kaderhuisarts Urogynaecologie

Gastdocent Urogynaecologie voor AIOS RUG - Betaald

Werkgroeplid richtlijn Chronische bekkenpijn - vergoeding

MAR Bekkenbodem4all - onkostenvergoeding

Geen

Krol

Internist-endocrinoloog Amphia ziekenhuis

Voorzitter commissie Patiënteninformatie NVE - onbetaald

Lid redactie magazine de Internist NIV - onbetaald

Geen

Middeldorp

Afdelingshoofd Interne Geneeskunde, Radboudumc Nijmegen

Geen

Hoofdonderzoeker Alife2 studie. Dit onderzoek evalueert de effectiviteit van laag-moleculair-gewicht heparine bij herhaalde miskramen. Resultaten worden in 2022 verwacht.

Mintjes

Klinisch psycholoog 0,22 fte/week

Medisch manager 0,22 fte/week

Afdelingshoofd 0,22 fte/week

Lid Ethische commissie Gelre Ziekenhuis 0,06 fte/week

Docent management en innovatie 0,06 fte/week RCSW Nijmegen

NVRG Systeemtherapeut, betaald

Gespreksleider Moreel Beraad, betaald

Geen

van Nieuwenhuijzen

GZ-psycholoog, vanaf januari in opleiding tot klinisch psycholoog

Afdeling medische psychologie

Albert Schweitzer Ziekenhuis

N.B. aangemeld als ervaringsdeskundige

Geen

Geen

Van der Kevie-Kersemaekers

Laboratoriumspecialist Klinische Genetica, Divisie Laboratoria, Apotheek en Biomedische Genetica, Genoomdiagnostiek, UMC Utrecht, VKGL

Raad van Accreditatie, vakdeskundige

Betaald

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door een afgevaardigde van de patiëntenvereniging Freya in de werkgroep te laten deelnemen. De afgevaardigde heeft actief meegeschreven met de verschillende modules en heeft het losse hoofdstuk Patiëntenwaarden (bijlage 1) ontwikkeld door middel van een achterbanraadpleging.
Daarnaast hebben naast Freya ook Het buikencollectief (voorheen Zelfbewust Zwanger), Schildklierorganisatie Nederland en Miskraambegeleiding Nederland input gegeven tijdens de schriftelijke stakeholderraadpleging en commentaarfase. De schriftelijke stakeholderraadpleging is op te vragen via secretariaat@kennisinstituut.nl.

Implementatie

In de verschillende fasen van het ontwikkelproces is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijnmodule en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de uitvoering van de module in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De implementatietabel is te vinden bij de aanverwante producten.

Werkwijze

Werkwijze internationale richtlijn
De methode van de internationale richtlijn is beschreven in de ESHRE-guideline manual en de ESHRE-guideline Recurrent Pregnancy Loss Annex 5: Methodology (p.150-151). Hier volgt een verkorte samenvatting.

 

Zoekstrategie
De zoekstrategie, uitgevoerd door een onafhankelijke zoekspecialist, is uitgevoerd in verschillende databases. Er is in ieder geval gezocht in MEDLINE/PubMed en de Cochrane bibliotheek, maar soms ook in extra databases zoals NEED, PsycInfo en Embase.

 

Literatuurselectie
De literatuur is voorgeselecteerd op titel (soms ook abstract) door de ESHRE-onderzoekspecialist en de uiteindelijke abstract-full tekst-selectie is gedaan door de werkgroep. Het selectieproces en de lijst van geëxcludeerde artikelen zijn terug te vinden in ‘Annex 7 Literature study’ van de ESHRE-guideline Recurrent Pregnancy Loss (los document). De zoekstrategie is bij de internationale werkgroep op te vragen.

 

Bewijskracht
De internationale werkgroep deed allereerst een kwaliteitscheck op elke individuele studie, om de studies eruit te halen die niet relevant waren of een zeer lage bewijskracht hadden (behalve als er geen betere studies beschikbaar waren). Hiervoor werden verschillende checklists gebruikt, zoals de AMSTAR-kwaliteitschecklist voor systematische reviews. Vervolgens werden evidence-tabellen opgesteld, door middel van het standaard template van Guidelines International Network (http://www.g-i-n.net/). The GRADE-methode werd gebruikt om een evidence-profiel op te stellen en ‘summary of findings’ tabellen. Deze zijn te vinden in ‘Annex 8 Evidence tables’ (los document). De kwaliteit van bewijs samen resulteerde in een ‘body of evidence’ van 4 niveaus:

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • Er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • Er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • Er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • Er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • De literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

De kwaliteit van bewijs werd beoordeeld door te beginnen met het studie design (trials of observationele studie) en vervolgens af te waarderen door factoren die de kwaliteit van bewijs verlagen en op te waarderen voor factoren die de kwaliteit van bewijs verhogen: 

Bron van de ‘body of evidence’

Initiële kwaliteit van bewijs

Factoren die de kwaliteit van bewijs verlagen

Factoren die de kwaliteit van bewijs verhogen

Kwaliteit van de ‘body of evidence’

RCT’s

Hoog

1. Risk of bias
2. Inconsistentie
3. Indirectheid
4. Imprecisie
5. Publicatie bias

 

1. Groot effect
2. Dosis-respons
3. Alle overige aannemelijke bronnen van confounding zouden niet kunnen leiden tot een groter effect dan dat wat gemeten is, of een effect terwijl dat niet gevonden is.

Hoog + + + +

Gemiddeld + + + -

Laag + + - -

Zeer laag + - - -

 

Observationele studies

Laag

 

Aanbevelingen
Na de selectie en samenvatting van het bewijs werden door de internationale groep aanbevelingen opgesteld. Er werden ‘sterke’, ‘conditionele’ en ‘overige’ aanbevelingen geformuleerd. Termen als ‘recommend’ en ‘concludes to’ werden gebruikt voor sterke aanbevelingen en ‘consider’ en ‘suggest’ werden gebruikt voor conditionele aanbevelingen. Interpretatie van sterke of conditionele aanbevelingen voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers zijn als volgt:

Implicaties van sterke en conditionele aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Conditionele aanbeveling

Overige aanbevelingen

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

“Good practice point”: een aanbeveling gebaseerd op advies van de internationale werkgroep.

 

“Research-only recommendation”: de test of interventie zou alleen in een onderzoeksetting moeten worden overwogen, wanneer de juiste goedkeuring van het protocol en veiligheidsmaatregelen zijn getroffen.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Conceptversie en publicatie
Nadat de conceptversie gereed was, werd het review proces gestart. De beoordelaars bestonden onder andere uit coördinators en afgevaardigden van de “ESHRE SIG Implantation and Early Pregnancy” en de “ESHRE SIG Quality and Safety in ART”, contactpersonen en afgevaardigden van patiëntenverenigingen en organisaties door heel Europa. De lijst met peer-beoordelaars is te vinden in Annex 6 ‘Stakeholder consultation’ (p. 152) van de ESHRE-richtlijn Recurrent Pregnancy Loss. De richtlijn is gepubliceerd op de ESHRE-website en in ‘Human Reproduction’. Een versie voor patiënten is ook te vinden op de ESHRE-website.

 

Methode adaptatie
Toetsing internationale richtlijn op geschiktheid voor adaptatie
De internationale richtlijn is getoetst op basis van de adviezen uit het adviesrapport MSR 2.0. Dit bestond uit (1) onafhankelijkheid van de richtlijn, (2) methodologische kwaliteit, (3) inschatting of het adapteren leidt tot een kosten en/of tijdsbesparing ten opzichte van het ontwikkelen van een nieuwe richtlijn. Het stappenplan ‘adaptatietraject’ uit het adviesrapport MSR 2.0 is gevolgd om de internationale richtlijn naar een Nederlandse versie te adapteren.

 

Toetsing van het internationale raamwerk
In plaats van een schriftelijke knelpuntenanalyse is het internationale raamwerk vertaald naar het Nederlands en is gevraagd om aandachtspunten bij het adapteren. Dit raamwerk is voorgelegd aan alle betrokken partijen, organisaties en patiëntverenigingen. De schriftelijke stakeholderraadpleging is op te vragen via secretariaat@kennisinstituut.nl.

 

Van bewijs naar aanbeveling
De literatuursamenvattingen zijn onvertaald overgenomen van de internationale richtlijn. De internationale aanbevelingen (‘recommendations’) en overwegingen (‘justifications’) zijn kritisch beoordeeld en aangepast naar de Nederlandse situatie. Hierbij is rekening gehouden met nieuwe literatuur, die verschenen is na het uitkomen van de ESHRE-richtlijn, en raakvlak met andere Nederlandse richtlijnen. Ook is rekening gehouden met de aspecten (1) voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs, (2) waarden en voorkeuren van patiënten, (3) kosten (middelen) en (4) aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Waarden en voorkeuren van patiënten en organisatie van zorg komen ook aan bod in twee aparte hoofdstukken.

 

Update ESHRE-richtlijn in 2022
Van 2021 tot 2022 heeft ESHRE-richtlijngroep een update uitgevoerd. De Nederlandse werkgroep heeft contact gehouden met de internationale ESHRE-richtlijngroep over updates. De Nederlandse werkgroep heeft gewacht met publicatie tot de internationale richtlijnwerkgroep updates had gepubliceerd.

Commentaar- en autorisatiefase


De conceptrichtlijnmodules werden aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar (Bijlagen richtlijn Herhaalde Miskraam (los bestand), bijlage 5). Het commentaar werd verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie.

 

Literatuur

ESHRE Guideline Group on RPL, Bender Atik R, Christiansen OB, Elson J, Kolte AM, Lewis S, Middeldorp S, Nelen W, Peramo B, Quenby S, Vermeulen N, Goddijn M. ESHRE guideline: recurrent pregnancy loss. Hum Reprod Open. 2018 Apr 6;2018(2):hoy004

 

ESHRE Guideline Group. Vermeulen N, Le Clef N, Mcheik S, D’Angelo A, Tilleman K, Veleva Z, Nelen W. Manual for ESHRE guideline development. Version 2020. URL [https://www.eshre.eu/Guidelines-and-Legal/Guidelines/Guideline-development-process] Consulted at 2nd December, 2021.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

 

 

Volgende:
Prognose en behandeling bij koppels met herhaalde miskramen