Startpagina - Accidenteel bloedcontact
Wat is nieuw? | Publicatiedatum |
---|---|
Startpagina - Accidenteel bloedcontact | 21-08-2024 |
Algemene inleiding
Via prik-, spat, snij- en bijtaccidenten kunnen het hepatitis B-virus (HBV), hepatitis C-virus (HCV) en humaan immunodeficiëntievirus (hiv) worden overgedragen.
Deze richtlijn beschrijft het preventieve beleid ter voorkoming van prik-, spat, snij- en bijtaccidenten met bloed en andere lichaamsvloeistoffen, in deze richtlijn ook wel accidenteel bloedcontact genoemd. Bij een prik-, spat, snij- en bijtaccident komt bloed (of een andere lichaamsvloeistof) van de ene persoon (de bron) via een scherp voorwerp, bijvoorbeeld een injectienaald of scalpel, in het lichaam van een ander persoon (de blootgestelde). Bij een spataccident betreft het bloed (of een andere lichaamsvloeistof) dat op slijmvliezen of niet-intacte huid terechtkomt. Bij een bijtaccident komt bloed van de gebetene (de blootgestelde) op mondslijmvlies van de bijter (de bron) of speeksel (al dan niet vermengd met bloed van de bijter) in de open bijtwond van de bron.
Na een (mogelijk) accidenteel bloedcontact komen zorgmedewerkers in een traject om te inventariseren of er sprake kan zijn van een kans op transmissie van hepatitis B, hepatitis C en hiv en bijbehorende maatregelen. Op basis van de aard van het accident wordt onderscheid gemaakt van een hoog- of laagrisico op transmissie.
Prevalentie cijfers over het totaal aantal prik-, spat, snij en bijtaccidenten in Nederland zijn er niet. Uit onderzoeken zijn wel schattingen gemaakt. Deze lopen uiteen van 13.000 - 30.000 op jaarbasis. Uit het onderzoek blijkt dat het meeste aantal prik-, spat, snij- en bijtaccidenten plaatsvinden in de zorgsector. Hoogrisicoaccidenten vinden vooral in ziekenhuizen plaats. In verpleeghuizen en thuiszorginstellingen valt het merendeel van de accidenten in een laagrisicocategorie.
De Europese richtlijn 2000/54/EG verplicht werkgevers om hun medewerkers te beschermen tegen prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten. In Nederland is dat vertaald in Arbeidsomstandighedenbesluit, hoofdstuk 4, artikel 4.97. Vanuit deze wetgeving en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) dienen zorgorganisaties beleid te maken over zowel de afhandeling van accidentele bloedcontacten bij hun medewerkers als het voorkomen daarvan.
Zelfstandigen (zzp’ers) en vrijwilligers vallen in algemene zijn niet onder de Arbeidsomstandighedenwet. Tenzij:
- Er sprake is van voorschriften die betrekking hebben op arbeid waaraan er bijzondere gevaren voor de gezondheid en veiligheid zijn verbonden.
- Zij gelijktijdig met medewerkers in loondienst op dezelfde werkplek/omgeving arbeid verrichten.
ZZP’ers vallen niet onder de Arbeidsomstandighedenwet als deze op zichzelf staande werkzaamheden verrichten. Dan dienen ze eigenstandig de risico’s in te schatten en passende maatregelen nemen.
Waar gaat deze richtlijn over?
Deze richtlijn richt zich op preventieve maatregelen die accidenteel bloedcontact bij een zorgmedewerker kunnen voorkomen. In deze richtlijn komen de volgende onderwerpen aan bod:
- Risicovolle zorghandelingen
- Medische hulpmiddelen
- Vaccinatie hepatitis B voor risicolopers
Voor wie is deze richtlijn bedoeld?
SRI ontwikkelt richtlijnen voor drie zorgdomeinen, namelijk de medisch specialistische zorg, de langdurige zorg en de publieke gezondheidszorg. Op de website SRI-richtlijnen van het SRI staan de definities van afbakening van deze zorgdomeinen nader uitgewerkt.
Deze richtlijn is primair bestemd voor iedereen die werkzaam is in deze drie zorgdomeinen. Het voorkómen van accidenteel bloedcontact bij zorgmedewerkers is een generiek onderwerp waar, naast de zorgmedewerkers zelf, ook diegenen die het (kwaliteits)beleid maken op het gebied van infectiepreventie en infectieziektebestrijding (deskundigen infectiepreventie, artsen-microbioloog, internisten-infectioloog, artsen en verpleegkundigen infectieziektebestrijding en bedrijfsgeneeskundigen) mee te maken krijgen.
Met zorgmedewerkers wordt bedoeld de (para)medische, verpleegkundige, verzorgende beroepsgroepen en andere zorgondersteunende beroepsgroepen, zie ook de bijlage onderaan met de lijst van definities en begrippen.
Wat is het doel van deze richtlijn?
Het doel van de richtlijn accidenteel bloedcontact is om zorgmedewerkers handvatten te bieden voor de preventiemaatregelen om accidenteel bloedcontact te voorkómen. Hiermee wordt beoogd prik-, spat, snij- of bijtaccidenten te voorkómen waarbij er transmissie van (pathogene) ziekteverwerkers van een patiënt naar een zorgmedeweker kan plaatsvinden via bloedcontact, waaronder een infectie met hepatitis B virus door accidenteel bloedcontact.
Voor patiënten
Zorgmedewerkers werken veilig en wanneer zij daarbij preventieve maatregelen in acht nemen om accidenteel bloedcontact te voorkomen. Zij dragen zo bij aan het verminderen van het risico op transmissie van bloedoverdraagbare infectieziekten. Dit komt de patiëntveiligheid en hun eigen veiligheid ten goede. Veilig werken bij risicovolle handelingen en veilig gebruik van (scherpe) medische hulpmiddelen minimaliseert het risico op prik-, spat- en snij, en bijtaccidenten.
Overigens wanneer in deze richtlijn gesproken wordt over patiënt, kan afhankelijk van het type zorginstelling ook de term cliënt gebruikt worden.
Afbakening van de richtlijn
De richtlijn Accidenteel bloedcontact richt zich op de zorgdomeinen medisch-specialistische zorg, langdurige zorg en publieke gezondheidszorg en gaat over het voorkómen van accidenteel bloedcontact en bijbehorende preventieve maatregelen. De richtlijn betreft de herziening van de volgende richtlijnen:
- WIP-richtlijn Accidenteel bloedcontact ziekenhuizen vastgesteld is in oktober 2012
- WIP-richtlijn Accidenteel bloedcontact verpleeg- woon- en thuiszorg vastgesteld in januari 2004 en laatst herzien in januari 2009
- WIP-richtlijn Accidenteel bloedcontact revalidatiecentra vastgesteld in oktober 2008 en laatst herzien in oktober 2013
De SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en de SRI-richtlijn Infectiepreventiemaatregelen op het operatiecomplex (in ontwikkeling) heeft raakvlakken met deze richtlijn.
Deze richtlijn richt zich niet op het postexpositiebeleid na prik-, bijt-, snij- en spataccidenten met bloed en andere lichaamsvloeistoffen. Hiertoe dient de richtlijn Prikaccidenten van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) van RIVM. Naast de LCI-richtlijn Prikaccidenten zijn er nog de volgende aanverwante richtlijnen en draaiboeken:
- Landelijk LCI-draaiboek Hepatitis B en C en hiv: preventie van iatrogene transmissie
- LCI- richtlijn Preventie transmissie van hepatitis B van medisch personeel naar patiënten (2021)
Deze LCI-documenten richten zich voornamelijk op noodzakelijke stappen ná accidenteel bloedcontact in zowel zorginstellingen als in het publieke domein. De SRI-werkgroep verwijst daarom naar de LCI-richtlijn of aanverwante LCI-documenten waar maatregelen genomen moeten worden na een prik, spat- of snijaccident
Vaccinatie hepatitis B
Zorgmedewerkers worden afhankelijk van de aard van hun beroep onderverdeeld in risicolopers en risicovormers. De landelijke commissie Preventie iatrogene transmissie van HBV, HCV en hiv gaat over het vaccinatie- en het controlebeleid van non-responders/niet-gevaccineerde zorgmedewerkers die vallen onder de risicovormers. Zie Landelijke richtlijn preventie transmissie van hepatitis B van medisch personeel naar patiënten. Dat wordt in deze richtlijn niet verder behandeld.
Module 3 betreft een kennismodule en richt zich op vaccinatie hepatitis B voor zorgmedewerkers waarbij de doelgroepen en de juridische kaders voor risicolopers behandeld worden. De module gaat niet over risicovormers. Het vertrekpunt van de Arbowet is dat zorgmedewerkers beschermd en veilig moeten kunnen werken. Vanuit oogpunt van infectiepreventie draagt het vaccineren van zorgmedewerkers bij aan het bieden van veilige zorg. Vaccineren van risicolopende zorgmedewerkers verlaagt het risico op transmissie van hepatitis B als bloedoverdraagbare aandoening bij accidenteel bloedcontact door prik-, spat, snij of bijtaccidenten.
Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?
De richtlijn is opgesteld door een multidisciplinaire werkgroep met vertegenwoordigers vanuit de drie genoemde zorgdomeinen
Het SRI is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. Het RIVM heeft namens het SRI de begeleidende rol gehad bij de richtlijnontwikkeling. De andere deelnemers aan deze richtlijn (wetenschappelijke verenigingen) en gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.