Voor toediening gereedmaken buiten de apotheek en toediening medicatie

Initiatief: SRI Aantal modules: 8

Bewaarcondities van parenterale medicatie

Uitgangsvraag

Onder welke omstandigheden dienen aangebroken flacons, infuuszakken en voor toediening gereedgemaakte medicatie bewaard te worden?

Aanbeveling

Voorkom dat aangebroken flacons, infuuszakken of de voor toediening gereedgemaakte spuiten gecontamineerd raken tijdens en na het voor toediening gereedmaken van het geneesmiddel. 

  • Pas altijd de algemene infectiepreventiemaatregelen toe bij het voor toediening gereedmaken van medicatie voor injectie. Zie module Parenterale medicatie voor meer informatie.
  • Verwijder de optreknaald na het voor toediening gereedmaken van spuiten.
  • Sluit gereedgemaakte spuiten af met een steriele dop als deze niet direct gebruikt worden.
  • Als de tip van de spuit potentieel gecontamineerd is geraakt door bv handen of omgeving, gebruik de spuit dan niet meer.
  • Bewaar de aangebroken flacons, infuuszakken of de voor toediening gereedgemaakte spuiten niet langer dan acht uur, mits dat past binnen de productspecificatie met betrekking tot chemische stabiliteit en microbiologische houdbaarheid.

Overwegingen

Onderbouwing

Voor deze module is systematisch gezocht in de literatuur. Helaas is er geen literatuur gevonden waarin de bewaarcondities van voor toediening gereedgemaakte geneesmiddelen systematisch zijn onderzocht die voldoen aan de GRADE-systematiek. Wel zijn er diverse studies die de microbiologische houdbaarheid van een of enkele individuele middelen onderzocht hebben. 

 

In de Nederlandse en internationale richtlijnen worden de volgende infectiepreventiemaatregelen voor het bewaren van aangebroken flacons of infuuszakken genoemd:

  • Verwijder de optreknaald na het voor toediening gereedmaken van spuiten (Dolan, 2016).
  • Bewaar de aangebroken flacons, infuuszakken of de voor toediening gereedgemaakte spuiten niet langer dan acht uur, mits dat past binnen de productspecificatie met betrekking tot chemische stabiliteit en microbiologische houdbaarheid (NVZA, GMP-Z Z3 richtlijn, 2022). De uiterste houdbaarheid van het geneesmiddel dient vermeld te worden op het toedienetiket. Zie referentie voor meer informatie over het aanmaken van een toedienetiket (V&VN handreiking 2022).

Er zijn diverse studies die laten zien dat bepaalde middelen wellicht langer bewaard kunnen worden na aanprikken en/of uitvullen (bijvoorbeeld bevacuzimab (Ornek, 2018; Das 2014), diverse fillers (Alharbi, 2018), insuline (Bawden, 1982; Weinbacher, 1990). De studie van Bawden et al. (1982) laat zien dat zelfs bij opzettelijk besmetten van medicatie met micro-organismen in een onderzoeksopzet in de meeste gevallen niet leidt tot besmetting van de medicatie. Het betrof wel alleen medicatie met conserveermiddelen en de gebruikte micro-organismen waren gevoelig voor deze conserveermiddelen. De NVZA-richtlijn geeft aan dat een langere houdbaarheid toekennen aan voor toediening gereedgemaakte medicatie mogelijk is, mits deze onder verhoogde of maximale productbescherming zijn gemaakt én met eigen onderzoek onderbouwd wordt (NVZA, GMP-Z Z3 richtlijn, 2022). In zijn algemeenheid wordt geadviseerd om single use flacons, infuuszakken waaraan in de klinische setting een geneesmiddel is toegevoegd of de voor toediening gereedgemaakte spuiten direct na aanbreken te gebruiken en niet langer dan acht uur te bewaren. De maximale termijn van start tot einde toediening is vervolgens 24 uur. 

 

De reden om een maximale houdbaarheid van acht uur aan te houden is hoogstwaarschijnlijk gebaseerd op pragmatische redenen: één werkdag/dienst. Aan de andere kant zijn er ook studies die laten zien dat in sommige gevallen de houdbaarheid van een middel minder dan acht uur is, zoals in het geval van propofol (Rueangchira-Urai 2017; McNeill, 1999). Ingekochte geregistreerde (basis) infuuszakken of spuiten en parenterale geneesmiddelen die in de apotheek onder maximale productbescherming of volgens GMP (Z) annex-1 zijn bereid, hebben een maximale microbiologische houdbaarheidstermijn van zeven dagen bij kamertemperatuur vanaf start tot einde toediening (NVZA, GMP-Z Z3 richtlijn, 2022). Deze termijn kan korter zijn in het geval van een kortere chemische of microbiologische houdbaarheid. Zie hiervoor het etiket.

 

Verder laat een simulatiestudie Stucki et al (2009) zien dat het contaminatierisico aanzienlijk hoger wordt als de tip van de spuit waarin medicatie is uitgevuld in contact komt met niet-steriele oppervlakken of handen. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat uitgevulde spuiten altijd afgesloten moeten worden met een steriel dopje. En als de tip in aanraking is geweest met handen of omgeving, dan zou deze niet meer gebruikt moeten worden. Om medewerkers te beschermen tegen prikaccidenten is het niet toegestaan om doppen terug te plaatsen op (optrek-)naalden (Richtlijn 2010/32/EU van de Raad).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Voor patiënten is het belangrijk dat zorgverleners op de hoogte zijn van de adviezen in deze richtlijn voor bewaring en voor toediening gereedmaken van geneesmiddelen. Door de richtlijn op te volgen wordt het risico op een gecontamineerd geneesmiddel verkleind en daarmee de kans op infecties geminimaliseerd.

 

Kosten (middelenbeslag) 

Het is belangrijk om de beschreven infectiepreventiemaatregelen te handhaven, omdat het gebruik van gecontamineerde geneesmiddelen kan leiden tot schade bij de patiënt, zoals infecties en (verlengde) ziekenhuisopname, wat hoge kosten met zich meebrengt. 

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De werkgroep verwacht geen problemen voor de aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie omdat de beschreven infectiepreventiemaatregelen niet afwijken van de huidige situatie. 

 

Duurzaamheid en hergebruik

Het is belangrijk om de beschreven infectiepreventiemaatregelen te handhaven, omdat het niet juist toepassen ertoe kan leiden dat medicatie gecontamineerd raakt en daardoor weggegooid moet worden. Neem altijd contact op met de apotheker bij twijfel.

 

Rationale van de aanbeveling

Voorkom dat aangebroken flacons, infuuszakken of de voor toediening gereedgemaakte spuiten gecontamineerd raken tijdens en na het voor toediening gereedmaken van het geneesmiddel.

Onderbouwing

De algemene infectiepreventiemaatregelen voor het voor toediening gereedmaken van medicatie zijn beschreven in module Parenterale medicatie. Er wordt aanbevolen om uitsluitend eenmalig gebruik te maken van medicatie in single-use flacons. In module Meermalig gebruik van parenterale medicatie is beschreven dat in specifieke gevallen onder goed gecontroleerde omstandigheden, waarbij de basis infectiepreventiemaatregelen in acht worden genomen, op basis van een risicoanalyse lokaal beleid kan worden opgesteld voor het meermalig gebruik van single-use flacons voor meerdere patiënten.

 

Als het meermalig gebruik van een flacon voor meerdere patiënten geïndiceerd is, wordt geadviseerd om meerdere spuiten direct achter elkaar klaar te maken. In de praktijk worden multidose vials en infuuszakken niet altijd in een keer geleegd, maar bewaard voor een volgende toediening. Ook wordt medicatie niet altijd direct na het voor toediening gereedmaken gebruikt.

 

In deze module wordt in de literatuur gezocht naar aanvullende voorzorgmaatregelen die genomen moeten worden tijdens het bewaren van aangebroken single-use flacons, infuuszakken of voor toediening gereedgemaakte spuiten om besmetting van het product te voorkomen. Aangebroken ampullen kunnen niet afgesloten worden en kunnen dus niet bewaard worden. Deze vallen derhalve buiten deze module. 

 

De aanbevelingen in deze richtlijn hebben betrekking op bewaarcondities van aangebroken flacons, infuuszakken en voor toediening gereedgemaakte medicatie in een niet gecontroleerde omgeving buiten de apotheek.

No GRADE

Because of the absence of events, no conclusions could be drawn about the effect of storage conditions on the prevalence of healthcare related infections or contamination.

Source: -

A systematic review of the literature was performed to answer the following question: 
What is the effect of storage conditions of prepared parenteral medication on healthcare related infections and contamination of the product?

P: Prepared parenteral medication
I
: Storing with needle: with (different types of) caps, open system
C
: Storing with needle: without (different types of) caps, closed system
O
: Healthcare related infections, contamination of the product

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered healthcare related infections and contamination of the product as critical outcome measures for decision making. 

 

A priori, the working group did not define the health care related infection and contamination but used the definitions used in the studies. 

 

The working group defined a 25% difference for dichotomous outcomes (RR < 0.8 or > 1.25), and 10% for continuous outcomes as a minimal clinically (patient) important difference.

 

Search and select (methods)

The databases Medline (via OVID), Embase (via embase.com) and CINAHL were searched with relevant search terms until 5-12-2022. The detailed search strategy is available upon reasonable request via info@sri-richtlijnen.nl. The systematic literature search resulted in 493 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic review, trial or observational study, adhering to our PICO. 28 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, all studies were excluded. 

 

Results

No studies met the inclusion criteria and were excluded in the analysis of the literature.

  1. Alharbi M. Review of sterility of reused stored dermal filler. J Cosmet Dermatol. 2019 Oct;18(5):1202-1205. doi: 10.1111/jocd.12932. Epub 2019 Apr 9. PMID: 30964239.
  2. Bawden JC, Jacobson JA, Jackson JC, Anderson RK, Burke JP. Sterility and use patterns of multiple-dose vials. Am J Hosp Pharm. 1982 Feb;39(2):294-7. PMID: 6800255.
  3. Das T, Volety S, Ahsan SM, Thakur AK, Sharma S, Padhi TR, Basu S, Rao ChM. Safety, sterility and stability of direct-from-vial multiple dosing intravitreal injection of bevacizumab. Clin Exp Ophthalmol. 2015 Jul;43(5):466-73. doi: 10.1111/ceo.12489. Epub 2015 Apr 14. PMID: 25545882.
  4. Dolan SA, Arias KM, Felizardo G, Barnes S, Kraska S, Patrick M, Bumsted A. APIC position paper: Safe injection, infusion, and medication vial practices in health care. Am J Infect Control. 2016 Jul 1;44(7):750-7. doi: 10.1016/j.ajic.2016.02.033. Epub 2016 May 13. PMID: 27184207.
  5. McNeil MM, Lasker BA, Lott TJ, Jarvis WR. Postsurgical Candida albicans infections associated with an extrinsically contaminated intravenous anesthetic agent. J Clin Microbiol. 1999 May;37(5):1398-403. doi: 10.1128/JCM.37.5.1398-1403.1999. PMID: 10203494; PMCID: PMC84784.
  6. Nederlandse vereniging van ziekenhuisapothekers (NVZA). GMP-ziekenhuisfarmacie, hoofdstuk Z3 Aseptische handelingen 2022.
  7. Ornek K, Karahan ZC, Ergin A, Tekeli A, Tekeli O. Bevacizumab sterility in multiple doses from a single-use vial. Ann Pharmacother. 2008 Oct;42(10):1425-8. doi: 10.1345/aph.1L270. Epub 2008 Sep 2. PMID: 18765834.
  8. Rueangchira-Urai R, Rujirojindakul P, Geater AF, McNeil E. Bacterial Contamination of Anaesthetic and Vasopressor Drugs in the Operating Theatres: Ameliyathanelerde Anestetik ve Vazopressör İlaçların Bakteriyel Kontaminasyonu. Turk J Anaesthesiol Reanim. 2017 Feb;45(1):47-52. doi: 10.5152/TJAR.2017.21703. Epub 2017 Feb 1. PMID: 28377840; PMCID: PMC5367725.
  9. Stucki C, Sautter AM, Favet J, Bonnabry P. Microbial contamination of syringes during preparation: the direct influence of environmental cleanliness and risk manipulations on end-product quality. Am J Health Syst Pharm. 2009 Nov 15;66(22):2032-6. doi: 10.2146/ajhp070681. PMID: 19890087.
  10. Weinbacher FM, Littlejohn CE, Conley PF. Growth of bacteria in prefilled syringes stored in home refrigerators. Appl Nurs Res. 1990 May;3(2):63-7. doi: 10.1016/s0897-1897(05)80160-0. PMID: 2192687.
  11. V&VN, Handreiking Voor Toediening Gereed Maken (VTGM) van geneesmiddelen, 2022.

Exclusie-tabel

Reference

Reason for exclusion

Alam, M. and Yoo, S. S. and Wrone, D. A. and White, L. E. and Kim, J. Y. S. Sterility assessment of multiple use botulinum A exotoxin vials: A prospective simulation. Journal of the American Academy of Dermatology. 2006; 55 (2) :272-275

No comparison

Alessandro Rigotti, Marcelo and Menis Ferreira, Adriano and de Andrade, Denise and Watanabe, Evandro DISINFECTION OF AMPULES FOR INTRAVENOUS ADMINISTRATION: AN INTEGRATIVE REVIEW. Journal of Nursing UFPE / Revista de Enfermagem UFPE. 2013; 7 (7) :4899-4909

Wrong publication type (integrative review)

Alharbi, M. Review of sterility of reused stored dermal filler. Journal of Cosmetic Dermatology. 2019; 18 (5) :1202-1205

No comparison

André, P. and Cisternino, S. and Chiadmi, F. and Toledano, A. and Schlatter, J. and Fain, O. and Fontan, J. Stability of bortezomib 1-mg/ml solution in plastic syringe and glass vial. Annals of Pharmacotherapy. 2005; 39 (9) :1462-1466

Wrong outcome (chemical stability)

Baker J, Dickman A, Mason S, Ellershaw J. The current evidence base for the feasibility of 48-hour continuous subcutaneous infusions (CSCIs): A systematically-structured review. PLoS One. 2018 Mar 14;13(3):e0194236. doi: 10.1371/journal.pone.0194236. PMID: 29538455; PMCID: PMC5851608.

Wrong outcome (administration of drugs)

Denholm, Bonnie and Spruce, Lisa Clinical Issues. AORN Journal. 2015; 101 (3) :379-386

Wrong publication type (no research article)

Diggle, Jane HOW TO SUPPORT BEST PRACTICE INJECTION TECHNIQUE. Diabetes & Primary Care. 2019; 21 (4) :123-124

Wrong publication type (no research article)

Driver Jr, R. P. and Snyder, I. S. and North, F. P. and Fife, T. J. Sterility of anesthetic and resuscitative drug syringes used in the obstetric operating room. Anesthesia and Analgesia. 1998; 86 (5) :994-997

No comparison

Driver, R. P., Jr. and Brula, J. M. and Bezouska, C. A. The stability of atropine sulfate solutions stored in plastic syringes in the operating room. Anesthesia and analgesia. 1999; 89 (4) :1056-8

Wrong publication type (technical communication)

Husna, Muftihatul and Munawiroh, Siti Z. and Ekawati, Ratna Puji and Hanifah, Suci Systematic review of the stability and compatibility of propofol injection. Anaesthesiology Intensive Therapy. 2021; 53 (1) :79-88

Wrong outcome (chemical stability)

King, L. Continuing professional development: injection management. Subcutaneous insulin injection technique. Nursing Standard. 2003; 17 (34) :45-55

wrong publication type (no research article)

Milla, Paola and Viterbo, Maria Luisa and Mosca, Sabino and Arpicco, Silvia Chemical and microbiological stability, anticoagulant efficacy and toxicity of 35 and 90 mM trisodium citrate solutions stored in plastic syringes. European journal of hospital pharmacy : science and practice. 2018; 25 :e83-e87

No comparison

Moran, Katherine and Burson, Rosanne Insulin. Home Healthcare Nurse. 2014; 32 (6) :372-372

Wrong publication type (no research article)

Örnek, K. and Karahan, Z. C. and Ergin, A. and Tekeli, A. and Tekeli, O. Bevacizumab sterility in multiple doses from a single-use vial. Annals of Pharmacotherapy. 2008; 42 (10) :1425-1428

Wrong outcome (single use vials multiple use)

Parish HG, Morton JR, Brown JC. A systematic review of epinephrine stability and sterility with storage in a syringe. Allergy Asthma Clin Immunol. 2019 Feb 21;15:7. doi: 10.1186/s13223-019-0324-7. PMID: 30828350; PMCID: PMC6383228.

Wrong outcome (chemical stability)

Pearce, Lynne Diabetes: preparation of insulin syringes for home use. Primary Health Care. 2021; 31 (3) :9-9

Wrong intervention (preparation)

Puertos, E. Extended stability of intravenous 0.9% sodium chloride solution after prolonged heating or cooling. Hospital Pharmacy. 2014; 49 (3) :269-272

Wrong outcome (chemical stability)

Q & A... resheath needles... wash and store equipment dry. Nursing Times. 1990; 86 (13) :75-75

Wrong publication type (no research article)

Reid, Anna Changing practice for safe insulin administration. Nursing Times. 2012; 108 (10) :22-26

Wrong study design (survey)

Ripoll Gallardo, A. and Meneghetti, G. and Ragazzoni, L. and Kroumova, V. and Ferrante, D. and Ingrassia, P. L. and Ruzza, P. and Dell'Era, A. and Boniolo, E. and Koraqe, G. and Faggiano, F. and Della Corte, F. Multiple withdrawals from single-use vials: A study on sterility. International Journal of Pharmaceutics. 2015; 485 (1) :160-163

Wrong comparison (single use vials for multiple use)

Shah, Harsh S. and Rubin, Rochelle F. and Lakhwani, Gargi R. and DiGregorio, Robert and Dave, Rutesh H. Stability of Insulin Detemir Injection in Different Primary Packaging Systems at Room Temperature. Journal of Pharmacy Practice. 2021; 32 (2) :253-258

Wrong outcome (chemical stability)

Stone, J. P. and Fenner, L. B. and Christmas, T. R. The preparation and storage of anaesthetic drugs for obstetric emergencies: a survey of UK practice. International journal of obstetric anesthesia. 2009; 18 (3) :242-8

Wrong study design (survey)

Syringe and needle storage units. Nursing Times. 1978; 74 :64-64

Article not found 

Takagi, J. and Khalidi, N. and Wolk, R. A. and Tjolsen, E. and de Leon, R. and Wesley, J. R. Sterility of total parenteral nutrient solutions stored at room temperature for seven days. American journal of hospital pharmacy. 1989; 46 (5) :973-977

No comparison

Trissel, L. A. and Spadoni, V. T. Comment: filgrastim sterility in syringes. Annals of Pharmacotherapy. 1997; 31 :500-501

Wrong publication type (comment)

Wagner, D. S. and Naughton, N. N. and Pierson, C. and Michel, T. Potency and sterility of anesthetic drugs in obstetric anesthesia. International Journal of Obstetric Anesthesia. 2002; 11 (4) :252-254

No comparison

Weinbacher, F. M. and Littlejohn, C. E. and Conley, P. F. Growth of bacteria in prefilled syringes stored in home refrigerators. Applied Nursing Research. 1990; 3 (2) :63-67

Wrong setting (homes)

Yoon, Seung-Yil and Sagi, Hemi and Goldhammer, Craig and Li, Lei Mass extraction container closure integrity physical testing method development for parenteral container closure systems. PDA journal of pharmaceutical science and technology. 2012; 66 (5) :403-19

Wrong outcome (performance of mass extraction system)

 

 

Beoordelingsdatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 11-11-2024

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie
  • Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne
  • Stichting Kwaliteits­impuls Langdurige Zorg

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij het voor toediening gereedmaken en toedienen van medicatie.

Werkgroep:

  • Dr. Y. Chahid, ziekenhuisapotheker, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA), voorzitter
  • M. Dekens, apotheker, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)
  • N. Vink-van Kimmenade, ziekenhuisapotheker, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) (tot april 2023)
  • Drs. K. Vliegenthart-Jongbloed, Internist-infectioloog, Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen (NIV/NVII)
  • Dr. J. Hoogenboom-Beuving, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Dr. R.J. Van der Wal, orthopeed, Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV)
  • C. van Bree, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
  • N. van Oosten, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
  • I. Wijckmans – Kengen, wijkverpleegkundige, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • T. Mollee, revalidatiearts, Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA)
  • S. Y. Chuah, apotheker, Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
  • S. Bons, anesthesioloog, Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) 
  • K. Spijkers, adviseur, Patiëntenfederatie Nederland (PFNL)
  • R. Kalter, arbeidshygiënist, ArboUnie, Nederlandse vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA)

Met ondersteuning van:

  • I. van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. A.E. Sussenbach, junior-adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. A.J. Versteeg, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. E. Belfroid, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase. 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Werkgroeplid 

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen 

Ondernomen actie

Youssef Chahid

Ziekenhuisapotheker, Amsterdam UMC

Ziekenhuisapotheker Amsterdam UMC

Geen

Geen restricties

Carol van Bree

Deskundige Infectiepreventie CWZ te Nijmegen. 

Geen

Geen

Geen restricties

Ingrid Wijckmans-Kengen

Wijkverpleegkundige Envida

Onbetaald bij de Professionele Advies Raad (PAR) binnen de organisatie waar ik werk

Geen

Geen restricties

Judith Hoogenboom- Beuving

Arts-microbioloog, Reinier Haga Medisch Diagnostisch Centrum

Geen

Geen

Geen restricties

Klaske Vliegenthart

Internist-infectioloog

NVII-Commissie kwaliteit

Geen

Geen restricties

Marloes Dekens

Apotheker in opleiding tot ziekenhuisapotheker, Radboudumc Nijmegen, St. Antoniusziekenhuis

Lid van de activiteiten-commissie van Jong NVZA

Geen

Geen restricties

Nandine van Oosten

Deskundige infectiepreventie, Unic Medical Services bv

Geen

Geen

Geen restricties

Reska Kalter-Reuver

Arbeidshygiënist 

Werkzaam bij Arbo Unie

Geen

Geen restricties

Robert van der Wal

Orthopeed

Geen

Geen

Geen restricties

Selma Bons

Anesthesioloog 

Geen

Geen

Geen restricties

Sin Ying Chuah

Apotheker, KNMP

Geen

Geen

Geen restricties

Terezka Mollee

Revalidatiearts Merem Medische Revalidatie

Lid Infectiepreventie-commissie Merem

Geen

Geen restricties

Klaartje Spijkers

Senior-adviseur Patiëntenfederatie

Geen

Geen

Geen restricties

 

 

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntfederatie Nederland (PFNL) voor de invitational conference. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase). 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Bewaarcondities van parenterale medicatie 

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. 

 

 

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010). 

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg m.b.t. toediening van medicatie. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NOG, NOV, Verenso, NIV, VHIG, NVA, NVMM, NVvA, NVR, VCCN, VRA, KNMP, NVZA, NVDV via de knelpunteninventarisatie. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten. 

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld. 

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden. 

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs 

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017). 

GRADE

Definitie

Hoog

  • Er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt.
  • Het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • Er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt.
  • Het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • Er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt.
  • Er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • Er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt.
  • De literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen. 

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

 

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. 

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. 

 

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.

Volgende:
Intrathecale medicatie