Behandeling van patiënten met tinnitus
Deze module gaat over de behandeling van patiënten met tinnitus en is opgesplitst in tien verschillende submodules:
- De behandeling van tinnitus middels neuromodulatie
- De behandeling van tinnitus middels gehoorherstellende therapie
- De behandeling van tinnitus middels geluidsverrijkende therapie
- De behandeling van tinnitus middels Tinnitus Retraining therapie (TRT)
- De behandeling van tinnitus middels Acceptance Commitment Therapie (ACT)
- De behandeling van tinnitus middels Cognitieve gedragstherapie (CGT)
- De behandeling van tinnitus middels Eye Movement Desensitization Reprocessing (EMDR)
- De behandeling van tinnitus middels mindfulness-based therapie (MBT)
- De behandeling van tinnitus middels akoestische CR neuromodulatie
- De behandeling van chronische tinnitus middels medicatie
De aanbevelingen rondom deze individuele behandelingen voor tinnitus zijn te vinden in de specifieke modules. De verschillende behandelingen van tinnitus worden in de bovenstaande modules telkens vergeleken met standaardzorg, sham controle of placebogroepen. Echter, voor zowel behandelaren als patiënten is het ook van belang om de therapieën ten opzichte van elkaar op waarde te kunnen schatten. Aangezien dit niet tot de uitgangsvragen behoorde werd hier geen systematische literatuursearch naar gedaan en niet uitgewerkt in de individuele modules. Gezien het belang van de vergelijking is deze overkoepelende module opgezet aan de hand van de bevindingen per therapie, aangevuld met expert opinion en waarden en voorkeuren van de patiënt betreffende de vergelijkingen.
Tinnitus versus een tinnitusstoornis
Tinnitus is een veelvoorkomend, complex symptoom, waarvoor op dit moment wereldwijd geen curatieve oplossing bestaat. In 2021 is door middel van een internationaal gedragen standpunt een nadere beschrijving gelanceerd van het symptoom tinnitus om dit af te zetten tegen een ‘tinnitus disorder’ ofwel tinnitusstoornis (De Ridder, 2021). Hierin wordt tinnitus gedefinieerd als het besef van een geluid zonder externe geluidsbron, die tot een tinnitusstoornis kan leiden wanneer er als gevolg van de tinnitus sprake is van psychisch lijden, cognitieve disfunctie en/of autonome activatie, leidend tot gedragsveranderingen en/of functionele beperkingen. Hiermee wordt tinnitus als een neutrale perceptie onderscheiden van een pathologische stoornis, terwijl de last of hinder uitdrukking geeft aan de klachten die onderdeel zijn van de tinnitusstoornis. Dit onderscheidt kan meehelpen in de besluitvorming met de patiënt óf en wélke behandeling nodig is.
Klachtenpatroon en stap naar behandeling
Om de klachten van de patiënt in beeld te brengen is de anamnese van belang, hiervoor verwijzen we naar de module Anamnestische vragen bij tinnitus. Om een specifieke behandeling te overwegen is het raadzaam om daarbij gestandaardiseerde vragenlijst(en) te gebruiken. Hiervoor verwijzen we naar de module vragenlijsten bij diagnose tinnitus.
Tinnitus behandelingen om klachten te verminderen
Huidige behandelingen voor tinnitus richten zich vaak op vermindering van de tinnitusklachten. Ook komt tinnitus vaak voor in combinatie met andere aandoeningen waar gerichte behandelingen voor zijn. Denk aan gehoorverlies (te behandelen met hoortoestellen en/of implantaten) en cervicale of temporomandibulaire disfuncties (TMD) (te behandelen via een gespecialeerd tandarts-gnatholoog of (orofaciaal)fysiotherapeut). Ook is er een relatie tussen tinnitusklachten en stemmingsklachten zoals bij een depressie of angststoornis waarvoor behandeling vereist kan zijn. Patiënten die met een hulpvraag de tweede lijn bezoeken in verband met chronische tinnitusklachten zouden als eerste stap medische geruststelling en psychoeducatie moeten worden aangeboden. Dit is in veel gevallen al voldoende (Gilles, 2022; Wagenaar, 2016). Hierbij wordt uitleg geven over de mogelijke oorzaken, gevolgen en instandhoudende factoren van de tinnitusklachten en er wordt stilgestaan welke (psychologische) factoren bijdragen aan de beleving en wat de gedragsmogelijkheden voor de patiënt zijn. Indien psychoeducatie niet afdoende is, is het van belang om vanuit een individueel perspectief de therapeutische opties te overwegen met als doel verbetering van klachten. Behandeling van onderliggende psychopathologie zoals bijvoorbeeld slaap-, angst- of depressieve stoornis kan nodig zijn als de tinnitusklachten hieruit voortvloeien of onderhouden worden alvorens overgegaan wordt op een specifieke therapie gericht op de tinnitusklachten.
Vergelijking van de therapeutische opties
Om de therapeutische opties voor de behandeling van tinnitusklachten in een breder en vergelijkend kader te zien, en aanvullend op de uitwerking van de individuele therapieën in de modules, wordt hieronder een overzicht gegeven van alle beschikbare therapeutische opties aan de hand van verschillende invalshoeken.
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Op basis van het wetenschappelijk bewijs en de uitwerking in de modules, kunnen in aanvulling op psychoeducatie, de volgende therapieën worden overwogen voor patiënten met chronische subjectieve tinnitusklachten:
Psychologische therapieën:
- Cognitieve gedragstherapie gericht op tinnitusklachten: Het doel van CGT gericht op de behandeling van tinnitusklachten is om gedragsmatige in standhoudende factoren aan te pakken. Voor de volledige tekst ten aanzien van de inzet van CGT gericht op tinnitus bij de behandeling van tinnitusklachten verwijzen we naar de specifieke module. Op basis van het bewijs blijkt CGT gericht op tinnitusklachten een effectieve interventie te zijn om de lijdensdruk van tinnitusklachten te verminderen, waarbij geen onderscheid in effectiviteit kon worden gevonden naar de vorm van therapie (zoals individueel of in een groep). Echter, CGT gericht op tinnitusklachten verlangt een specifieke indicatiestelling op basis van de ernst van de psychische lijdensdruk en patiënt-specifieke kenmerken en vaardigheden. CGT vraagt veel inzet en motivatie (therapietrouw) van de patiënt, hetgeen bij afwezige lijdensdruk veelal snel verdwijnt waardoor de behandeling zinloos kan worden of risico ontstaat op voortijdige beëindiging. Het advies is om CGT gericht op tinnitusklachten te overwegen bij patiënten met chronische subjectieve tinnitusklachten waarbij matige tot ernstige lijdensdruk en een negatieve impact daarvan op het functioneren is geobjectiveerd.
- ACT: ACT is een vorm van gedragstherapie met inhoudelijke aanpassingen t.o.v. CGT, een zo genaamde derde stroom CGT-behandeling. ACT heeft als expliciet doel ‘acceptatie en verdragen van de klacht’. Voor de volledige tekst ten aanzien van de inzet van ACT bij de behandeling van tinnitusklachten verwijzen we naar de specifieke module. Samengevat dient eerst te worden vastgesteld of dat voldoende aansluit bij het doel van de individuele patiënt met tinnitusklachten. Een sterke overtuiging van lichamelijke oorsprong en medische hulpvraag, kan het openstaan voor acceptatie namelijk in de weg staan en gevoelens van onbegrip en machteloosheid bij de patiënt versterken. Op basis van het verrichte literatuuronderzoek werd wel een positief effect gevonden van ACT, maar waarbij het ‘level of evidence’ zeer beperkt bleef. Daarmee kan ACT wel worden overwogen voor de behandeling van tinnitusklachten mits de indicatiestelling correct is op basis van hulpvraag en patiënt specifieke kenmerken.
- EMDR: EMDR is vanuit oorsprong een traumatherapie. Voor de volledige tekst ten aanzien van de inzet van EMDR bij de behandeling van tinnitusklachten verwijzen we naar de specifieke module. Het doel van EMDR – ook bij tinnitusklachten – is dan ook het desensitiseren van de reactie op de tinnitusklachten. Dat wil zeggen dat beoogd wordt dat de emotionele waarde die geconditioneerd is bij het horen van tinnitus, wordt geprobeerd te neutraliseren. Op basis van het verrichte literatuuronderzoek, is het effect van EMDR op tinnitusklachten echter onvoldoende overtuigend effectief. Enkel indien er sprake is van patienten met tinnitusklachten die een traumatische psychopathologische reactie op tinnitus hebben of als tinnitus is ontstaan na een trauma komen in aanmerking voor EMDR.
Gehoorherstellende therapieën:
- Hoortoestellen: Voor de volledige tekst ten aanzien van de inzet van hoorstellen bij de behandeling van tinnitusklachten verwijzen we naar de specifieke module. Samengevat is over de werkzaamheid van hoortoestellen op tinnitusklachten geen conclusie te trekken vanwege afwezigheid van literatuur over dit onderwerp. In patiënten met gehoorverlies en bijkomende tinnitus lijkt het wel voor de hand te liggen om een proef met hoortoestellen aan te gaan met het oog op herstel van gehoor.
- Cochleair implantaat (CI): Voor de volledige tekst ten aanzien van de inzet van CI bij de behandeling van tinnitusklachten verwijzen we naar de specifieke module. Samengevat, in mensen met ernstige (bilaterale) slechthorendheid of doofheid met een gehoorverlies binnen de huidige CI-criteriagebieden zou een CI als gehoorherstellende therapie vermindering van tinnituslast en/of verbetering van kwaliteit van leven kunnen geven. Ook over deze werkzaamheid is thans nog geen definitieve conclusie te trekken maar kan vermindering van tinnituslast gezien worden als een mogelijk bijkomend voordeel.
Op basis van de stand van wetenschap en de praktijk (te vinden in de specifieke modules) worden de volgende therapieën niet aanbevolen als primaire behandeling voor chronische subjectieve tinnitusklachten:
- Non-invasieve neuromodulatie
- Geluidsverrijkende therapie
- Tinnitus retraining therapie
- Mindfulness-based therapy
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
De impact van een behandeling moet worden afgewogen tegen de mate van last die een patiënt met tinnitusklachten ondervindt. Patiënten met tinnitusklachten die meer tinnitushinder ervaren zullen vaker open staan voor meer invasieve behandelingen dan patiënten die minder hinder ervaren. In een heterogene Nederlandstalige sample van hulpzoekende mensen (uit zowel klinische als algemene populatie) met zelf-gerapporteerde tinnitus die een online-forum bezochten hebben onderzoekers in een studie laten zien dat er, los van individuele doelen, vijf gemeenschappelijke behandeldoelen kunnen worden gedefinieerd bij tinnitusklachten. Op basis hiervan is een ‘closed end’ Goal Attainment Scale ontwikkeld voor gebruik om behandeleffecten te evalueren met de patient (Wagenaar, 2024) De geraporteerde vijf gemeenschappelijke behandeldoelen uit deze studie zijn:
- Het verkrijgen van controle waardoor er beter met tinnitus kan worden omgegaan
- Het verbeteren van het welzijn en zich minder depressief of angstig voelen
- Het verbeteren van slaap
- Het verminderen van de negatieve effecten van tinnitus
- Het verbeteren van het begrip van tinnitus
Gegeven de selectieve onderzoekspopulatie en studie opzet zijn uitkomsten niet direct te generaliseren maar kunnen deze uitkomsten wel in acht worden genomen om behandeleffecten te evalueren.
Het is voor patiënttevredenheid van belang dat een therapie voor tinnitusklachten invloed heeft op één of meerdere van bovenstaande behandeldoelen. Het is raadzaam om gewenste behandeldoel(en) eerst na te gaan bij patiënten die zich in de tweede lijn presenteren met subjectieve tinnitusklachten en een hulpvraag hebben voor behandeling van klachten, alvorens een specifieke behandeling te adviseren of te starten.
Het is voor de patient van belang dat er een vergoeding is voor de verschillende behandelopties zolang er sprake is van lijdensdruk. Een aanbieder kan ervoor kiezen om niet gecontracteerd te werken, en dan valt de behandeling buiten de zorgverzekeringswet.
Kosten (middelenbeslag)
CGT vs. ACT: Cognitieve gedragstherapie gericht op tinnitusklachten is een intensieve therapie die veel middelen vergt. Bovendien ligt de uitvoer in de handen van gekwalificeerde psychologen/gedragstherapeuten met tinnitusexpertise. De beschikbaarheid van deze zorgverleners is schaars en de huidige wachttijd in gespecialiseerde behandelcentra kan vele maanden bedragen. ACT is een vorm van gedragstherapie met inhoudelijke aanpassingen t.o.v. de CGT gericht op tinnitusklachten maar is vergelijkbaar qua intensiteit van de behandeling. Echter, de keuze voor CGT gericht op tinnitus of ACT is een behandel-inhoudelijke strategische keuze en geen economische.
Hoortoestellen vs CI: Hoortoestellen vallen onder vergoede zorg indien er sprake is van invaliderende tinnitus. De materiele kosten voor de maatschappij en ziekenhuizen zijn hoog voor een CI en het levenslange onderhoud. Derhalve zouden deze aanvullende kosten voor een CI ter behandeling van tinnitus enkel aanvaardbaar zijn in geval van bewezen effectiviteit van een CI op tinnituslast. Thans is er geen bewijs van effectiviteit voor de primaire behandeling van tinnitus. CI is wel (kosten)effectief voor herstel van gehoorfunctie in mensen met een ernstig bilateraal gehoorverlies. De keuze voor een hoortoestel of CI in patiënten met tinnitus is daarmee een behandel-inhoudelijke keuze en geen economische.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Zowel CGT gericht op tinnitus, ACT als EMDR zijn reguliere therapie-vormen, opgenomen in het zorgverzekeringspakket. Desalniettemin verlangen deze behandelingen voor tinnitus wel een gekwalificeerde therapeut, temeer omdat aan iedere behandeling specialistische psychoeducatie vooraf behoort te gaan. Wachttijden en reisafstand voor de patiënt zijn daarnaast limiterende factoren in de uitvoer en haalbaarheid. De indicatiestelling is essentieel. Een GGZ-instelling met bewezen kennis van en ervaring met tinnitus(patiënten) is wellicht de meest geschikte zorgverlenende partner voor de toepassing van psychologische therapieën. Niet-GGZ instellingen (zoals audiologische centra) zouden in ieder geval specialistische psychologische en psychiatrische consultatiemogelijkheden moeten borgen om een vorm van psychotherapeutisch aanbod te kunnen aanbieden voor tinnituspatiënten met psychopathologie.
Gehoorherstellende therapie zoals hoortoestellen en CI zijn opgenomen in het zorgverzekeringspakket en vergoed voor mensen met gehoorverlies, mits zij aan de gehoorcriteria voldoen, zie hiervoor de richtlijn percentpeve slechthorendheid bij volwassenen. Daarbij is deze zorg aanvaardbaar en reeds geïmplementeerd en daarmee beschikbaar via hoortoestellenwinkels, audiologische centra of CI-centra afhankelijk van de gehoorindicatie.
Onderbouwing
Referenties
- De Ridder D, Schlee W, Vanneste S, Londero A, Weisz N, Kleinjung T, Shekhawat GS, Elgoyhen AB, Song JJ, Andersson G, Adhia D, de Azevedo AA, Baguley DM, Biesinger E, Binetti AC, Del Bo L, Cederroth CR, Cima R, Eggermont JJ, Figueiredo R, Fuller TE, Gallus S, Gilles A, Hall DA, Van de Heyning P, Hoare DJ, Khedr EM, Kikidis D, Kleinstaeuber M, Kreuzer PM, Lai JT, Lainez JM, Landgrebe M, Li LP, Lim HH, Liu TC, Lopez-Escamez JA, Mazurek B, Moller AR, Neff P, Pantev C, Park SN, Piccirillo JF, Poeppl TB, Rauschecker JP, Salvi R, Sanchez TG, Schecklmann M, Schiller A, Searchfield GD, Tyler R, Vielsmeier V, Vlaeyen JWS, Zhang J, Zheng Y, de Nora M, Langguth B. Tinnitus and tinnitus disorder: Theoretical and operational definitions (an international multidisciplinary proposal). Prog Brain Res. 2021;260:1-25. doi: 10.1016/bs.pbr.2020.12.002. Epub 2021 Feb 1. PMID: 33637213.
- Gilles A, Jacquemin L, Cardon E, Vanderveken OM, Joossen I, Vermeersch H, Vanhecke S, Van den Brande K, Michiels S, Van de Heyning P, Van Rompaey V. Long-term effects of a single psycho-educational session in chronic tinnitus patients. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2022 Jul;279(7):3301-3307. doi: 10.1007/s00405-021-07026-7. Epub 2021 Oct 1. PMID: 34596715.
- Wagenaar O, Gilles A, Van Rompaey V, Blom H. Goal Attainment Scale in tinnitus (GAS-T): treatment goal priorities by chronic tinnitus patients in a real-world setting. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2024 Feb;281(2):693-700. doi: 10.1007/s00405-023-08134-2. Epub 2023 Jul 25. PMID: 37488402.
- Wagenaar OV, Wieringa M, Mantingh L, Kramer SE, Kok R. Preliminary longitudinal results of neuropsychological education as first and sole intervention for new tinnitus patients. Int Tinnitus J. 2016 Jul 22;20(1):11-7. doi: 10.5935/0946-5448.20160003. PMID: 27488988.
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 11-07-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodules is in 2020 een multidisciplinair cluster ingesteld. Dit cluster bestaat uit vertegenwoordigers van alle relevante organisaties die betrekking hebben op de zorg voor patiënten met gehoorproblemen.
Het cluster Otologie bestaat uit meerdere richtlijnen, zie hier voor de actuele clusterindeling. De stuurgroep bewaakt het proces van modulair onderhoud binnen het cluster. De expertisegroepsleden worden indien nodig gevraagd om hun expertise in te zetten voor een specifieke richtlijnmodule. Het cluster Otologie bestaat uit de volgende personen:
Clusterstuurgroep
- Dr. A.L. (Diane) Smit, voorzitter cluster otologie, KNO-arts, UMC Utrecht (vanaf juni 2024 tot heden)
- Drs. M. (Monique) Campman-Verhoeff, voorzitter cluster otologie, KNO-arts, Treant Zorggroep, Emmen (van november 2023 tot juni 2024)
- Dr. E. (Erik) van Spronsen, KNO-arts, Amsterdam UMC locatie AMC, Amsterdam
- Drs. R.M. (Robert) van Haastert, KNO-arts, Dijklander Ziekenhuis, Purmerend
- Drs. M.J. (Thijs) Vaessen, Oogarts, Deventer Ziekenhuis, Deventer
- Dr. Y.J.W. (Yvonne) Simis, Klinisch fysicus, audioloog, Amsterdam UMC locatie VUmc, Amsterdam (tot augustus 2023)
- Dr. ir. F.L. (Femke) Theelen, Audioloog, Amsterdam UMC, Amsterdam (vanaf augustus 2023)
- Drs. S.A.H. (Sjoert) Pegge, Radioloog, Radboudumc, Nijmegen
Betrokken clusterexpertisegroep
- Dr. A.L. (Diane) Smit, KNO-arts, UMC Utrecht, Utrecht
- Dr. C.A. (Katja) Hellingman, KNO-arts, Maastricht UMC, Maastricht
- Dr. E.L.J. (Erwin) George, Klinisch fysicus, Maastricht UMC, Maastricht
- Ir. C.W.M. (Chris) van den Dries, patiëntvertegenwoordiger, Stichting Hoormij.NVVS
- Drs. O.V.G. (Olav) Wagenaar, klinisch neuropsycholoog, Rijndam Revalidatiecentrum, Rotterdam
Met ondersteuning van
- Dr. R. (Romy) Zwarts-van de Putte, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- Drs. E.R.L. (Evie) Verweg, junior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle clusterstuurgroepleden en actief betrokken expertisegroepleden (fungerend als schrijver en/of meelezer bij tenminste één van de geprioriteerde richtlijnmodules) hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een richtlijnmodule worden wijzigingen in belangen aan de projectleider doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase. Een overzicht van de belangen van de clusterleden en betrokken expertisegroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Clusterstuurgroep
Tabel 1. Gemelde (neven)functies en belangen stuurgroep
Clusterlid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Spronsen |
KNO-arts, Amsterdam UMC |
Raad van Advies START |
Geen |
Geen restrictie |
Vaessen |
Oogarts Deventer Ziekenhuis, Oogarts Streekziekenhuis Koningin Beatrix te Winterswijk |
Geen |
Samen met Sallandse Specialisten Coorporatie aandeelhouder in een drietal |
Geen restrictie, de financiële belangen die worden gemeld hebben geen betrekking op de herziene modules |
Simis (tot augustus 2023) |
Klinisch Fysicus – Audioloog |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Van Haastert |
KNO-arts Dijklanderziekenhuis Hoorn/Purmerend |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Smit |
KNO arts UMC Utrecht, afdeling KNO |
Medisch adviseur Stichting Hoormij, onbetaald |
-Medeaanvrager en onderzoeker van MinT-studie over toepassing van mindfulness bij tinnitus, gefinancierd door HandicapNL |
Geen restrictie, de studie die betrekking heeft op tinnitus is niet gefinancierd door een commerciële partij |
Campman-Verhoeff |
KNO-arts Treant Zorggroep |
Bestuurslid stichting nascholing KNO – onbetaald |
Geen |
Geen restrictie |
Pegge |
Radioloog Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Theelen (vanaf augustus 2023) |
Klinisch Fysicus – Audioloog, Amsterdam UMC |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
Clusterexpertisegroep
Tabel 2. Gemelde (neven)functies en belangen expertisegroep
Clusterlid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Hofman |
KNO-arts UMCG, Groningen |
Geen |
Copromotor van een promovendus die onderzoek doet naar beengeleidingsimplantaten (BCD), onderzoek is gesponsord door Oticon medical. Een BCD helpt niet tegen tinnitus. |
Geen restrictie, geen connectie tussen extern gefinancierd onderzoek en herziene modules |
Hellingman |
KNO-arts/otoloog MUMC+, Maastricht |
Geen |
Geen |
Geen restrictie |
George |
Klinisch fysicus-audioloog, Maastricht UMC+ |
- bestuurslid Stichting Opleiding Klinische Fysica (onbetaald) |
ELEPHANT-studie (2018-2022) en RHINO-studie (vanaf 2022), wetenschappelijke research; promovendus grotendeels gefinancieerd door Advanced Bionics, op gebied van optimalisatie van outcomes van cochleaire implantatie. Geen vergoeding voor mijzelf. -Reguliere samenwerking met patientenorganisatie Stichting Hoormij, geen boegbeeldfunctie. |
Geen restrictie, deze studies hebben geen betrekking op de modules die in deze cyclus zijn herzien |
Wagenaar |
Klinisch neuropsycholoog/opleider bij Revalidatiecentrum Rijndam |
Tinnituszorg (onbetaald) Columnist Earline (betaald)
|
Financiële belangen: Royalty’s boek EHBOorsuizen Royalty’s online zelf-CGT eHBOorsuizen Academischbelang in VR gamificatie TinniVRee Intellectuele belangen : Neuropsychologisch verklaringsmodel tinnitus & hyperacusis. EHBOorsuizen FB peersupportgroup |
Geen restrictie, de boeken zijn niet van toepassing om naar te refereren in de richtlijn. TinniVRee is ook niet een van de onderwerpen die worden besproken in deze richtlijn. |
Van den Dries |
Vrijwilliger bij Stichting Hoormij NVVS Lid van Commissie Tinnitus en Hyperacusis als belangenbehartiger en voorlichter |
Moderator van de Facebookgroep Eerste Hulp bij Oorsuizen/Tinnitus |
Geen |
Geen restrictie |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van relevante patiëntenorganisaties aan de need-for-update en/of prioritering. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijnmodule is tevens ter commentaar voorgelegd aan alle relevante patiëntenorganisaties in de stuur- en expertisegroep (zie ‘Samenstelling cluster’ onder ‘Verantwoording’) en aan alle patiëntenorganisaties die niet deelnemen aan de stuur- en expertisegroep, maar wel hebben deelgenomen aan de need-for-update (zie ‘Need-for-update’ onder ‘Verantwoording’). De eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Need-for-update, prioritering en uitgangsvragen
Tijdens de need-for-update fase (voorjaar, 2021) inventariseerde het cluster de geldigheid van de richtlijnmodules binnen het cluster. Naast de partijen die deelnemen aan de stuur- en expertisegroep zijn hier ook andere stakeholders voor benaderd. Per richtlijnmodule is aangegeven of deze geldig is, herzien moet worden, kan vervallen of moet worden samengevoegd. Ook was er de mogelijkheid om nieuwe onderwerpen aan te dragen die aansluiten bij één (of meerdere) richtlijn(en) behorend tot het cluster. De richtlijnmodules waarbij door één of meerdere partijen werd aangegeven herzien te worden, werden doorgezet naar de prioriteringsronde. Ook suggesties voor nieuwe richtlijnmodules werden doorgezet naar de prioriteringsronde. Afgevaardigden vanuit de partijen in de stuur- en expertisegroep werden gevraagd om te prioriteren (zie ‘Samenstelling cluster’ onder ‘Verantwoording’). Hiervoor werd de RE-weighted Priority-Setting (REPS) – tool gebruikt. De uitkomsten (ranglijst) werd gebruikt als uitgangspunt voor de discussie. Voor de geprioriteerde richtlijnmodules zijn door de het cluster concept-uitgangsvragen herzien of opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde het cluster welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. Het cluster waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde het cluster tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd indien mogelijk gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
Tabel 3. Gradaties voor de kwaliteit van wetenschappelijk bewijs
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in een richtlijnmodule volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door het cluster wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. Het cluster heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Tabel 4. Sterkte van de aanbevelingen
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
Bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de richtlijnmodule Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd voorgelegd aan alle partijen die benaderd zijn voor de need-for-update fase. De commentaren werden verzameld en besproken met het cluster. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door het cluster. De definitieve richtlijnmodule werd ter autorisatie of goedkeuring voorgelegd aan de partijen die beschreven staan bij ‘Initiatief en autorisatie’ onder ‘Verantwoording’.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.