Suïcidaliteit

Initiatief: NVvP Aantal modules: 25

Medicatie en neuromodulatie

Uitgangsvraag

Welke medicamenteuze en neuromodulatoire interventies zijn effectief en worden aanbevolen bij de behandeling van suïcidaliteit?

Aanbeveling

Trans-diagnostische aanbevelingen:

  • Overweeg lithium bij patiënten met een psychiatrische stoornis omdat dit de kans op suïcidaliteit kan verlagen.
  • Wees terughoudend met benzodiazepines bij suïcidaliteit, er zijn voorzichtige aanwijzingen dat dit de kans op suïcidepogingen en fatale suïcide verhoogt.
  • (Es)ketamine kan overwogen worden om de suïcidale ideatie te verlagen, maar is voornamelijk onderzocht bij patiënten met een depressie.
  • Elektroconvulsietherapie (ECT) kan overwogen worden bij acute suïcidaliteit. Raadpleeg de richtlijn ECT voor aanbevelingen over de plaats van ECT bij de behandeling van patiënten met suïcidaliteit.
  • Repetitieve Transcraniële Magnetische hersenStimulatie (rTMS) kan overwogen worden om de suïcidale ideatie te verlagen, maar is voornamelijk onderzocht bij patiënten met een depressieve stoornis.

 Aanbevelingen bij patiënten met depressieve stoornis:

  • Op basis van het beschikbare bewijs is het niet duidelijk of antidepressiva al dan niet een effect hebben op suïcidale gedachten, suïcidepogingen, of fatale suïcides.
  • Lithium kan overwogen worden bij patiënten met depressie en suïcidaliteit omdat het de kans op suïcide waarschijnlijk verlaagt.
  • Ketamine en esketamine kunnen overwogen worden bij mensen met depressie en suïcidaliteit omdat het de suïcidale ideatie op korte termijn (<24 uur) waarschijnlijk verlaagt.

Aanbevelingen bij patiënten met een bipolaire stoornis:

  • Overweeg lithium bij patiënten met een bipolaire stoornis en suïcidaliteit, omdat het de kans op suïcide waarschijnlijk verlaagt.

 Aanbeveling bij patiënten met een psychotische stoornis:

  • Clozapine is waarschijnlijk effectief in de behandeling van suïcidaliteit bij patiënten met een psychotische stoornis en suïcidaliteit. Raadpleeg de richtlijnmodule Farmacotherapie bij therapieresistentie voor aanbevelingen over behandeling met clozapine.
  • Er zijn aanwijzingen dat andere antipsychotica dan clozapine mogelijk ook een anti suïcidaal effect hebben.

Aanbevelingen bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis:

  • Wees terughoudend met het voorschrijven van benzodiazepines (alprazolam) bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis, met als doel om de suïcidaliteit te verminderen, want mogelijk verhoogt dit het risico.
  • Wees terughoudend met het voorschrijven van antipsychotica tegen de suïcidaliteit bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis, omdat het geen effect lijkt te hebben.
  • Wees terughoudend met het voorschrijven van stemmingsstabilisatoren bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis, met als doel om de suïcidaliteit te verminderen, mogelijk verlaagt dit het risico iets, maar het effect is zeer onzeker.

Overwegingen

Rationale van de aanbevelingen

De werkgroep stelt vast dat over de linie medicamenteuze en neuromodulatoire behandelingen een positief effect kunnen hebben op suïcidaliteit. Dit is overigens in lijn met een meta-analyse die keek naar het effect van alle psychofarmaca voor alle indicaties (Huang, 2022). Tevens heeft de werkgroep bij het doorzoeken van de literatuur geen harde aanwijzingen gevonden voor een suïcide verhogend effect van medicamenteuze of neuromodulatoire behandelingen bij volwassenen, behalve mogelijk bij benzodiazepines. Bij kinderen en jongeren is dit een ander verhaal en lijken bepaalde antidepressiva het risico op suïcidaliteit enigszins te verhogen, dit ligt echter voorbij de scope van deze richtlijn en is daarom niet in detail beoordeeld. Voor een meer uitgebreide analyse hiervan verwijzen we graag naar de ggz standaard ‘bijwerkingen’ (2021).

 

Als we ingaan op de verschillende diagnoses zien we met name dat lithium een anti-suïcidaal effect heeft bij depressie en bipolaire stoornis. Bij de psychotische stoornissen zien we vooral een anti-suïcidaal effect van clozapine. Dit is geen nieuwe bevinding en beide middelen werden ook al genoemd in de NVvP richtlijn ‘behandeling van suïcidaal gedrag’ van 2012. Wel is er in de tussenliggende jaren meer bewijs bijgekomen die deze bevinding bestendigt. Beide middelen dienen dan ook met speciale aandacht beschouwd te worden wanneer er suïcidaliteit speelt én wanneer ze geïndiceerd zijn op basis van de diagnose van de patiënt.

 

Kijkend naar het trans-diagnostische onderzoek valt op dat een breed scala aan behandelingen effectief blijkt. Dit suggereert dat deze middelen een direct effect hebben op de suïcidaliteit. Enige nuance is hierbij wel van belang. De onderliggende studies, op basis waarvan de adviezen voor alle patiënten met een psychiatrische aandoening worden gegeven, blijken bij nadere inspectie vaak toch niet zo pluriform als het advies doet vermoeden. Een voorbeeld is de studie van Chen et al (2022), waarin bepleit wordt dat rTMS overwogen moet worden voor alle patiënten met suïcidaliteit. Als men kijkt naar de studies waarop dit advies is gebaseerd valt op dat 8 van de 10 geïncludeerde studies patiënten heeft onderzocht met een vorm van depressie. Dit leidt tot een nuance van de transdiagnostische aanbevelingen; ook hier lijkt het verstandig om primair naar de psychiatrische diagnose te kijken bij het kiezen van een behandeling, als hierbij suïcidaliteit speelt verdienen de interventies die besproken worden in deze module speciale consideratie vanwege hun mogelijke extra antisuïcidale effect.

 

Dan verdient ten slotte het onderzoek naar ketamine en esketamine specifieke aandacht. Het snelle - maar mogelijk ook voorbijgaande antisuïcidale effect van deze interventies is een belangrijke nieuwe ontwikkeling. In Nederland is esketamine wel geregistreerd als geneesmiddel, maar ketamine niet. Wel wordt magistraal bereide ketamine door enkele centra gebruikt. Dus hoewel de hier beschreven meta-analyses veelal naar zowel ketamine als esketamine hebben gekeken zal in de praktijk vooral esketamine overwogen kunnen worden in Nederland. Hulpverleners die werkzaam zijn in de acute psychiatrie dienen op basis van deze bevinding te overwegen of en hoe ze esketamine een plek kunnen geven in de acute opvang van mensen met suïcidaliteit. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de lange termijn effecten van (es)ketamine nog onvoldoende zijn bestudeerd.

 

Kwaliteit van bewijs

Vanwege de brede opzet van dit artikel heeft de werkgroep zich beperkt tot het includeren van systematische reviews. Deze waren zelf van wisselende kwaliteit en voor de onderzoeken waaruit ze waren opgebouwd gold hetzelfde. Daarom zijn veel van de conclusies die de werkgroep kon trekken onzeker en zijn de aanbevelingen voorzichtig waar nodig.

 

Het onderzoek dat kijkt naar het effect van interventies op fatale suïcide wordt beperkt door de zeldzaamheid van deze uitkomst. Ook al is er mogelijk een reëel verschil tussen twee groepen die het middel wel of niet krijgen, vanwege de zeldzaamheid is dit verschil in onderzoek zelden significant. Ditzelfde geldt in mindere mate voor suïcidepogingen, wat ook als relatief zeldzaam gezien mag worden. Dit gegeven hebben we meegenomen bij het omzetten van de studies naar de aanbevelingen. Als er een duidelijke richting van het effect zichtbaar was hebben we het effect benoemd maar met de kanttekening dat het een onzekere bevinding is.

 

De overgrote meerderheid van de studies die zijn geïncludeerd zijn gericht op het behandelen van een andere primaire stoornis, zoals depressie, psychose of bipolaire stoornis. Analyses naar effecten op suïcidaliteit zijn meestal secundaire analyses. Patiënten zijn geïncludeerd vanwege de stoornis waar de primaire aandacht naar uitgaat. Zelfs bij depressieve patiënten betekent dit dat de meerderheid niet heel suïcidaal is op het moment van inclusie. Zeker in de door de industrie geïnstigeerde studies is ernstiger suïcidaliteit meestal een exclusiecriterium. Het includeren van niet-suïcidale patiënten in dit soort analyses betekent dat een effect – als het er in werkelijkheid is – sterk verdund wordt. Het is opvallend dat hier in de literatuur nagenoeg geen aandacht aan is besteed.

 

Hoewel er voor deze module alleen gezocht is op systematische reviews en daarmee een deel van de literatuur mogelijk is gemist, is de indruk van de werkgroep dat er hiaten bestaan in de literatuur. We noemen er hier enkele die in het oog sprongen. Ten eerste, hoewel ECT vaak wordt ingezet bij depressie en hierbij ook veel suïcidaliteit voorkomt, lijkt er nog geen systematische review of meta-analyse beschikbaar dat kijkt naar het anti-suïcidale effect van ECT bij depressie. Ten tweede, lijkt er nauwelijks wetenschappelijk onderzoek beschikbaar over de suïcide risico verhogende of verlagende effecten van benzodiazepines binnen verschillende patiëntengroepen. De narratieve review van Dodds (2017) suggereert dat hier risico’s aan zitten, maar deze review moet zeer voorzichtig geïnterpreteerd worden vanwege het gebrek aan systematisch literatuuronderzoek. Ondertussen is het wel zeer gangbaar om in de acute psychiatrie benzodiazepines of andere rustgevende middelen voor te schrijven voor mensen die in suïcidale crisis zijn. Gedegen onderzoek naar het effect van benzodiazepines op suïcidaliteit is van groot belang. Ten derde valt op hoe weinig onderzoek beschikbaar lijkt te zijn over de effecten van medicatie of neuromodulatie bij mensen met een persoonlijkheidsstoornis. Stoffers-Winterling vatten de literatuur samen voor mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar lieten vooral zien dat er nog veel kennishiaten zijn. Nu is het logisch dat wetenschappelijk onderzoek naar suïcidaliteit bij persoonlijkheidsstoornissen zich primair richt op de effectiviteit van psychotherapie, maar omdat medicatie en neuromodulatie ook vaak wordt ingezet bij deze patiëntengroep is het belangrijk om hier meer van te weten.

 

Patiënten- en naastenperspectief

Met betrekking tot medicamenteuze en neuromodulatoire interventies wordt er vanuit de Zorgstandaard Suïcidaal gedrag aanbevolen dat (overig) medicatiegebruik wordt begeleid. Naasten kunnen functioneren als co-begeleider of als bondgenoot van de professional. Bijvoorbeeld door te zorgen voor de veiligheid van de patiënt en door de therapietrouw te verhogen (Akwa, 2018).

 

Bij een belangrijk deel van de patiënten en naasten heerst het gevoel dat medicatie en neuromodulatie bij suïcidaliteit vaak niet de onderliggende problemen oplossen. In die zin dient het altijd gecombineerd te worden met bijvoorbeeld een psychotherapie of goede sociaalmaatschappelijke steun. Ook is het belangrijk om oog te houden voor de bijwerkingen die kunnen optreden bij medicatie en neuromodulatie en is het belangrijk om samen te beslissen over de inzet van deze interventies, het liefst met de patiënt, maar als dat niet gaat dan met de naasten. Dit is vooral belangrijk bij ingrijpende behandelingen.

 

In de focusgroep met patiënten en nabestaanden die georganiseerd is ten behoeve van de herziening van deze richtlijn zijn medicatie en neuromodulatie als interventie niet expliciet besproken. Er werd wel genoemd dat er behoefte is aan een goede afstemming van de inzet van psychofarmaca bij suïcidaliteit met de 'medicatiebehoeften' (bijvoorbeeld in geval van verslaving of bij eerdere ontwenningsverschijnselen) van de patiënt.

 

Professioneel perspectief

Voor zorgverleners in de ggz is het belangrijk dat helder wordt welke rol medicatie en neuromodulatie spelen binnen de suïcidepreventie. Zoals vaker in deze richtlijn staat beschreven kan suïcidaliteit gezien worden als een complex fenomeen. Dit maakt dat het vaak zoeken is naar de juiste interventies die passen bij de individuele patiënt. Deze module toont dat ook biologische opties zoals medicatie of neuromodulatie een rol kunnen spelen in deze zoektocht, maar het blijft belangrijk om te benadrukken dat ze nagenoeg nooit op zichzelf volstaan.

 

De meeste aanbevelingen in deze module komen overeen met de eerdere richtlijn. De meeste interventies die in deze module zijn beschreven worden ook al breed toegepast in de psychiatrie en kunnen eenvoudig geïmplementeerd worden. Twee implementatieproblemen kunnen echter wel verwacht worden. Ten eerste zijn er onzekere aanwijzingen dat ECT effectief is tegen suïcidaliteit. Als werkgroep sluiten we ons dan ook aan bij het advies van de richtlijn electroconvulsietherapie (2023) die adviseert dat ECT overwogen moet worden bij patiënten met een depressie en suïcidaliteit. ECT wordt momenteel vaak laat in de behandeling ingezet, als we het bewijs en de richtlijnen volgen kan het zijn dat ECT vaker en eerder geïndiceerd wordt. Hierbij kan de schaarse ECT-capaciteit een belemmerende factor worden. Ten tweede veroorzaken de nieuwe bevindingen dat (es)ketamine overwogen moet worden bij suïcidaliteit een uitdaging. Deze relatief nieuwe therapie vraagt om een zorgvuldige (medische) begeleiding en een goede infrastructuur. Ook rijst de vraag of een crisisdienst zonder ziekenhuisfaciliteiten deze zorg veilig kan bieden. Als (es)ketamine een centrale rol krijgt binnen de acute opvang van mensen met suïcidaliteit betekent dit ook een potentiële medicalisering hiervan, waar mogelijk ook nadelen aan zitten. Ook is er nog weinig bekend over de lange termijneffecten, zowel lichamelijk als psychologisch, daar dient rekening mee gehouden te worden bij de implementatie. Een breed gesprek is nodig of, hoe en wanneer (es)ketamine geïntegreerd moet worden in de crisisketen. Indien hiervoor gekozen wordt zullen de faciliteiten geschikt gemaakt moeten worden en zal er uitgebreide nascholing plaats moeten vinden. Dit alles zijn barrières voor een succesvolle implementatie.

Onderbouwing

In deze module gaan we in op de medicamenteuze en neuromodulatoire behandelingen van suïcidaliteit. Beiden worden geregeld ingezet ter behandeling van psychiatrische aandoeningen en er zijn aanwijzingen dat ze ook een rol kunnen spelen bij de vermindering van suïcidale gedachten en het voorkomen van suïcidaal gedrag en fatale suïcides. Omdat we deze uitkomsten alle drie belangrijk vinden hebben we ze ook allemaal meegenomen in deze module.

 

Deze module moet in samenhang gezien worden met de module Handelingsprincipes en Algemene preventiemaatregelen in de samenleving en de andere behandelmodules over psychotherapie en begeleiding. Bij het lezen van deze module is het belangrijk om in gedachten te houden dat suïcidaliteit een complex fenomeen is. Vaak is er een scala aan interventies nodig en is een veilige context onontbeerlijk. Kortom; we mogen suïcidepreventie niet reduceren tot het geven van een opzichzelfstaande biologische behandeling en moeten uiteraard ook altijd rekening houden worden met de geldende behandelrichtlijnen en potentiële nadelige bijwerkingen. Daarbij moet rekening gehouden worden dat geen van deze interventies geregistreerd is voor de indicatie suïcidaliteit, het betreffen dus ‘off-label’ behandelingen. Onderstaand zal wel duidelijk worden dat medicamenteuze en neuromodulatoire interventies een rol kunnen hebben in de behandeling van suïcidaliteit.

 

Tot slot nog een woord over de brede opzet van deze module en de drie belangrijke beperkingen die dit oplevert. Ten eerste geven we voornamelijk algemene adviezen. Er zijn bijvoorbeeld uiteenlopende vormen van antidepressiva, (es)ketamine kan op verschillende manieren toegediend worden en rTMS kan op talloze manier uitgevoerd worden. Dergelijke nuances blijven door de opzet van deze module buiten beeld. Dit gezegd hebbende; enkele specifieke middelen die traditioneel een anti-suïcidaal effect wordt toegeschreven kwamen ook nu uit de literatuur naar voren en worden in groter detail beschreven. Ten tweede, baseren we onze adviezen uitsluitend op meta-analyses. Als we ons als doel hadden gesteld om elke RCT met suïcidaliteit als (secundaire) uitkomstmaat mee te nemen, hadden we waarschijnlijk een groot deel van de psychiatrische literatuur moeten includeren. Omdat we ons uitsluitend hebben gericht op systematische reviews en meta-analyses is het dus mogelijk dat specifieke studies niet terugkomen in deze module. Ten derde, bij het lezen van deze module dient rekening gehouden te worden met de grote pluriformiteit aan studies. Uiteenlopende patiëntengroepen, interventies, controlecondities en uitkomsten zijn meegenomen. Houd hier rekening mee bij het vergelijken van verschillende interventies.

Trans-diagnostische suïcidaliteit

Lithium voor suïcidaliteit

⨁⨁◯◯

Het toedienen van lithium, ten opzichte van passieve controle lijkt te resulteren in een afname van de kans op suïcide bij mensen met een psychiatrische stoornis.

 

Wilkinson, 2023

 

⨁◯◯◯

Het is onduidelijk wat het effect is van lithium, vergeleken met actieve controle, op de kans op suïcide bij mensen met een psychiatrische stoornis.

 

Wilkinson, 2023

 

Psychedelica voor suïcidaliteit

⨁⨁◯◯

Het toedienen van (es)ketamine lijkt na 12 tot 24 uur te resulteren in een afname van suïcidale ideatie bij mensen met een psychiatrische stoornis.

 

Witt, 2020

 

⨁◯◯◯

Het toedienen van (es)ketamine lijkt na 0 tot 4 uur en na 24 tot 72 uur te resulteren in een afname van suïcidale ideatie bij mensen met een psychiatrische stoornis, maar de wetenschappelijke evidentie is zeer onzeker.

 

Witt, 2020

 

⨁◯◯◯

Het is onduidelijk wat het effect is van (es)ketamine op suïcidale ideatie bij mensen met een psychiatrische aandoening, 72 uur tot 1 maand of langer na toediening.

 

Witt, 2020

 

ECT voor suïcidaliteit

⨁◯◯◯

ECT zou de kans op suïcide bij mensen met een stemmingsstoornis, psychotische stoornis of klinische depressie kunnen verlagen, maar de wetenschappelijke evidentie is zeer onzeker.

 

Wilkinson, 2023

 

rTMS voor suïcidaliteit

⨁⨁◯◯

Het toepassen van rTMS lijkt te resulteren in een afname van suïcidale ideatie bij patiënten met een psychiatrische stoornis.

 

Chen, 2022

 

Depressieve stoornis

Antidepressiva voor suïcidaliteit bij depressie

⨁◯◯◯

De wetenschappelijke evidentie is zeer onzeker over het effect van SSRI’s op het aantal suïcides bij mensen met een klinische depressie.

 

Jakobsen, 2017

 

⨁◯◯◯

De wetenschappelijke evidentie is zeer onzeker over het effect van SSRI’s op het aantal suïcide pogingen bij mensen met een klinische depressie.

 

Jakobsen, 2017

 

⨁◯◯◯

De wetenschappelijke evidentie is zeer onzeker over het effect van SSRI’s op suicidale ideatie bij mensen met een klinische depressie.

 

Jakobsen, 2017

 

Lithium voor suïcidaliteit bij depressie

⨁⨁⨁◯

Het toedienen van lithium resulteert waarschijnlijk in een afname van de kans op suïcide bij mensen met een depressieve stoornis.

 

Cipriani, 2013

 

Psychedelica voor suïcidaliteit bij depressie

⨁⨁⨁◯

Het toedienen van ketamine resulteert waarschijnlijk na 4-6 uur in een afname van suïcidale ideatie bij mensen met een klinische depressie.

 

Chen, 2023

 

⨁⨁◯◯

Het toedienen van ketamine lijkt na 24 uur te resulteren in een afname van suïcidale ideatie bij mensen met een klinische depressie.

 

Chen, 2023

 

⨁⨁⨁◯

Het toedienen van esketamine resulteert waarschijnlijk na 4-6 uur in een afname van suïcidale ideatie bij mensen met een klinische depressie.

 

Chen, 2023

 

⨁⨁◯◯

Het toedienen van esketamine lijkt na 24 uur te resulteren in een afname van suïcidale ideatie bij mensen met een depressieve stoornis.

 

Chen, 2023

 

Bipolaire stoornis

Lithium voor suïcidaliteit bij bipolaire stoornis

⨁⨁◯◯

Het toedienen van lithium lijkt, ten opzichte van een actieve controle te resulteren in een afname van de kans op suïcide bij mensen met een bipolaire stoornis.

 

Wilkinson, 2023

 

⨁◯◯◯

Het toedienen van lithium lijkt te resulteren in een afname van de kans op suïcide bij mensen met een bipolaire stoornis ten opzichte van de controleconditie, maar de wetenschappelijke evidentie is zeer onzeker.

 

Wilkinson, 2023

 

Antipsychotica voor suïcidaliteit bij bipolaire stoornis

⨁◯◯◯

De kans op suïcide bij mensen met een bipolaire stoornis neemt wellicht af door andere antipsychotica dan clozapine, maar het bewijs is onzeker.

 

Wilkinson, 2023

 

Psychedelica voor suïcidaliteit bij bipolaire stoornis

⨁◯◯◯

De wetenschappelijke evidentie is zeer onzeker over het effect van ketamine ten opzichte van een actieve controle op suïcidaliteit bij mensen met een bipolaire stoornis.

 

Dean, 2021

 

Psychotische stoornis

Antipsychotica voor suïcidaliteit bij schizofrenie en schizoaffectieve stoornis

⨁◯◯◯

Andere antipsychotica dan clozapine lijken de kans op suïcide bij mensen met een psychotische stoornis (sterk) te verminderen, maar de wetenschappelijke evidentie is zeer onzeker over het effect.

 

Wilkinson, 2023

 

⨁◯◯◯

Het toedienen van clozapine lijkt te resulteren in een afname van de kans op suïcide bij mensen met een psychotische stoornis, maar de wetenschappelijke evidentie is zeer onzeker.

 

Wilkinson, 2023

 

Borderline persoonlijkheidsstoornis

Stemmingsstabilisatoren voor suïcidaliteit bij borderline persoonlijkheidsstoornis

⨁◯◯◯

De wetenschappelijke evidentie is zeer onzeker over het effect van valproaat semisodium en carbamazepine, in vergelijking met placebo op suïcide gerelateerde uitkomsten bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis.

 

Stoffers-Winterling, 2022

 

Antipsychotica voor suïcidaliteit bij borderline persoonlijkheidsstoornis

⨁◯◯◯

Olanzapine, trifluoperazine en ziprasidone lijken geen effect te hebben op suïcide gerelateerde uitkomsten bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar de wetenschappelijke evidentie is zeer onzeker.

 

Stoffers-Winterling, 2022

 

Benzodiazepines voor suïcidaliteit bij borderline persoonlijkheidsstoornis

⨁◯◯◯

Het is onduidelijk wat het effect is van alprazolam op suïcide gerelateerde uitkomsten bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis.

 

Stoffers-Winterling, 2022

Selectie van studies

De search naar medicamenteuze interventies levert na ontdubbelen een zoekopbrengst van 3.454 studies op. Na de eerste selectie blijven 115 studies over. Vanwege de zeer brede zoekvraag hebben we alleen systematische reviews vanaf 2011 geïncludeerd. De resultaten blijken grotendeels op te delen in vijf diagnosegroepen: depressieve stoornis, bipolaire stoornis, psychotische stoornis, borderline persoonlijkheidsstoornis en suïcidaliteit (wat als trans-diagnostische categorie gezien kan worden). Voor sommige interventie-diagnose-combinaties worden meerdere meta-analyses gevonden. In dat geval vindt de definitieve selectie als volgt plaats: de meest recente meta-analyse is geselecteerd, tenzij deze een minder rigoureuze methode gebruikt en er een oudere studie van betere kwaliteit beschikbaar is. In dat geval is de oudere studie gekozen.

 

Na het doornemen van de volledige teksten blijven negen studies over: Wilkinson, 2023; Dodds, 2017; Witt, 202; Chen, 2022; Jakobsen, 2017; Cipriani, 2013; Chen, 2023; Dean, 2021; Stoffers-Winterling, 2022. De belangrijkste redenen voor het afvallen van de andere studies zijn dat deze: (a) minder recent zijn dan de geselecteerde studies, (b) methodologisch van mindere kwaliteit zijn of minder geschikt blijken te zijn voor het beoordelen van de kwaliteit van het bewijs door middel van GRADE (bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van een risico op bias beoordeling of ontbreken van een meta-analyse) of (c) minder goed aansluiten bij de PICO ten opzichte van de geselecteerde studies.

 

De search naar neuromodulatoire interventieslevert na ontdubbelen een zoekopbrengst van 752 studies op. Na de eerste selectie blijven 42 studies over. Na het doornemen van de volledige teksten blijven twee studies over: Chen, 2022 en Wilkinson, 2023. De belangrijkste redenen voor het afvallen van de andere studies zijn dat de andere studies (a) methodologisch niet of minder geschikt blijken te zijn voor het beoordelen van de kwaliteit van evidentie door middel van GRADE (bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van een meta-analyse) of (b) minder goed aansluiten bij de PICO ten opzichte van de geselecteerde studies.

 

Uitkomstmaten

De werkgroep acht elke afname van suïcides en suïcidepogingen relevant. De werkgroep interpreteert veranderingen in suïcide ideatie op basis van standaard klinische relevante effect sizes, zoals een Cohen’s d van 0,5.

 

Resultaten

Suïcidaliteit (trans-diagnostisch)

Lithium

Door middel van een systematische review met meta-analyse hebben Wilkinson en collega’s (2023) onderzoek gedaan naar het effect van lithium op suïcide bij mensen met een psychiatrische stoornis. In totaal zijn 36 studies geïncludeerd in de meta-analyse, waaraan in totaal 146.209 participanten (lithium: n = 58.244; controle: n = 87.965) hebben deelgenomen. Onder deze studies bevinden zich 20 cohortstudies, 3 case-control studies en 13 RCT’s. Van de 36 studies die zijn opgenomen in de meta-analyse zijn 17 studies uitsluitend gericht op mensen met een psychotische stoornis. De andere 19 studies zijn gericht op personen met een andere diagnose. Aan de hand van de AMSTAR-2 checklist is de systematische review beoordeeld als een systematische review van kritisch lage kwaliteit. De auteurs hebben zelf de geïncludeerde studies beoordeeld op kwaliteit; de meerderheid van de studies zijn door de auteurs beoordeeld als studies van hoge kwaliteit. Gegeven het grote aantal observationele studies, is op de uitkomsten grading toegepast volgens de methode voor het graden van observationele studies. Bij deze methode is de aanvankelijke grade ‘laag’ in plaats van ‘hoog’ en kan er onder voorwaarden ook geüpgraded worden, in plaats van alleen gedowngraded. De primaire uitkomst is kans op suïcide en lithium is vergeleken met zowel actieve controle (antipsychotica, amitriptyline, anti-epileptica of stemmingsstabilisatoren) en passieve controle (geen behandeling of placebo).

 

Er is ten opzichte van actieve controle geen effect van lithium gevonden. Het toedienen van lithium is ten opzichte van geen actieve controle echter wel geassocieerd met een afname van de kans op suïcide. Zie Tabel 13 Lithium versus controle hieronder voor een overzicht van de vergelijkingen met bijhorende grading.

 

Tabel 13. Lithium versus controle voor kans op suïcide bij mensen met een psychiatrische stoornis

Tabel 13 Lithium

 

Benzodiazepines

Door middel van een review heeft Dodds (2017) onderzoek gedaan naar het effect van benzodiazepines op het suïciderisico bij mensen met acute suïcidaliteit. In de review zijn 17 studies geïncludeerd in een kwalitatieve synthese, waaronder 2 RCT’s, 8 naturalistische studies, 5 studies waarin suïcides en zelfbeschadiging van opgenomen patiënten zijn gerapporteerd en 2 studies waarin suïcidepogingen van nog niet opgenomen mensen zijn gerapporteerd. Deelnemers aan de studies hebben een schizofrenie diagnose, klinische depressie, borderline persoonlijkheidsstoornis of zijn geïncludeerd vanwege suïcidaliteit. In de meerderheid van de studies zijn benzodiazepines geassocieerd met een verhoogd suïciderisico. Deze bevinding is consistent over verschillende populaties en onderzoekdesigns. Benzodiazepines lijken te zorgen voor een algemene toename van het risico op suïcidepogingen en fatale suïcides. Vanwege het narratieve karakter van de review en het ontbreken van een meta-analyse kan de kwaliteit van de bevinding niet gewaardeerd worden aan de hand van grading. Om deze reden dient de bevinding dan ook met grote voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd.

 

(Es)ketamine

Door middel van een systematische review met meta-analyse hebben Witt en collega’s (2020) onderzoek gedaan naar het effect van (es)ketamine op suïcidale ideatie bij mensen met een psychiatrische stoornis. Aan de hand van de AMSTAR-2 checklist is de systematische review beoordeeld als een systematische review van lage kwaliteit. In totaal zijn 15 RCT’s geïncludeerd in de meta-analyse, waaraan in totaal 572 participanten met voornamelijk een affectieve stoornis hebben deelgenomen. Het gaat hierbij om patiënten met een klinische depressie, bipolaire stoornis, en stemmings- of angststoornis. De auteurs hebben de RCT’s zelf beoordeeld op risk of bias en hebben de kwaliteit van de uitkomsten laag tot redelijk ingeschat. In de meeste trials is 0,5 mg/kg ketamine toegediend via een intraveneuze injectie gedurende een periode van 30 tot 45 minuten. Bij één trial is er sprake van intranasale toediening van (84 mg) esketamine; het effect is samengenomen met dat van ketamine. De (Es)ketamine is vergeleken met actieve en non-actieve placebo’s (midazolam, saline, propofol of methohexital). De primaire uitkomst is gemiddelde verandering in suïcidale ideatie, gemeten aan de hand van de Beck Scale for Suicidal Ideation (BSSI), de Columbia Suicide Severity Rating Scale (C-SSRS) of het suïcidale ideatie item van een depressieschaal zoals de Montgomery-Asberg Depression Rating Scale (MADRS), Hamilton Depression Rating Scale (HDRS), Beck Depression Inventory (BDI versie 1 of 2) of de (Quick) Inventory of Depressive Symptomatology (IDSS/QIDS).

 

Het toedienen van (es)ketamine is geassocieerd met een afname van suïcidale ideatie scores binnen 4 uur na toediening. Dit effect houdt aan tot 72 uur na toediening, maar daarna niet meer. De auteurs hebben reeds grading toegepast op de vergelijkingen. Deze grading is nagelopen en waar nodig aangepast. Zie Tabel 14 Ketamine versus controle hieronder voor een overzicht van de vergelijkingen met bijhorende grading.

 

Tabel 14 Esketamine

 

ECT

Door middel van een systematische review met meta-analyse hebben Wilkinson en collega’s (2023) onderzoek gedaan naar de effecten van ECT op suïcide bij mensen met een klinische depressie, stemmingsstoornis of psychotische stoornis. In totaal zijn 11 studies geïncludeerd in de meta-analyse, waaronder 7 cohortstudies, 3 case-control studies en 1 RCT. Aan deze studies hebben in totaal 7177 participanten (ECT: n = 1100; controle: n = 6077) deelgenomen. Van de 11 studies zijn 3 studies gericht op mensen met een psychotische stoornis, 2 studies op klinische depressie, en 3 op stemmingsstoornissen. De overige 3 studies zijn gericht op mensen met een co-morbide stoornis of mensen met verschillende diagnosen. Aan de hand van de AMSTAR-2 checklist is de systematische review beoordeeld als een systematische review van kritisch lage kwaliteit. De auteurs hebben zelf de geïncludeerde studies beoordeeld op kwaliteit; de meerderheid van de studies zijn door de auteurs beoordeeld als studies van hoge kwaliteit. Gegeven het grote aantal observationele studies, is op de uitkomsten grading toegepast volgens de methode voor het graden van observationele studies. Vanwege deze observationele studies is het risico op ‘indication bias’ in deze studie ook groot; het kan zijn dat mensen die ECT krijgen zieker zijn en daarom een hoger risico op suïcide hebben. De primaire uitkomst is kans op suïcide en ECT is vergeleken met geen ECT, in de meeste gevallen is in de controlegroep behandeld met psychofarmaca.

 

Het effect is klinisch relevant (23% risico reductie) maar (net) niet statistisch significant. Zie Tabel 15 ECT versus controle hieronder voor een overzicht van de vergelijking met bijhorende grading.

 

Tabel 15 ECT

 

rTMS

Door middel van een systematische review met meta-analyse hebben Chen en collega’s (2022) onderzoek gedaan het effect van rTMS op suïcidale ideatie bij patiënten met een psychiatrische stoornis. Aan de hand van de AMSTAR-2 checklist is de systematische review beoordeeld als een systematische review van kritisch lage kwaliteit. In totaal zijn 10 RCT’s geïncludeerd in de meta-analyse, waaraan in totaal 802 participanten hebben deelgenomen (gemiddelde leeftijd = 54.62 [SD = 11.46]; proportie vrouwen = 53.2%). In 8 van de 10 studies gaat het om patiënten met een vorm van depressie (klinisch of behandelingsresistent). Eén studie onderzoekt patiënten met een bipolaire stoornis, en één studie onderzoekt patiënten met PTSS. De auteurs hebben de RCT’s zelf beoordeeld op kwaliteit en risk of bias. Kwaliteit van de trials is beoordeeld aan de hand van de Jadad-score. Deze score varieert tussen 2 en 5 en de gemiddelde score was 3, wat duidt op een gemiddeld goede kwaliteit. De rTMS interventie is toegepast over de linker dorsolaterale prefrontale cortex (L-DLPFC) en is vergeleken met sham-rTMS. De primaire uitkomst is suïcidale ideatie en is gemeten door middel van de BSSI, Self-Rating Idea of Suicide Scale (SIOSS), Clinical Global Impression Scale for Borderline Personality Disorder (CGI-BPD) en het suïcide item van de Hamilton Depression Rating Scale (HAM-D). De follow-up periode van de geïncludeerde studies is zeer wisselend (1 week tot 6 maanden).

 

Het toepassen van rTMS is geassocieerd met een afname van suïcidale ideatie. Zie Tabel 16 rTMS versus controle hieronder voor een overzicht van de vergelijking met bijhorende grading.

 

Tabel 16 rTMS

 

Depressieve stoornis

Antidepressiva

Door middel van een systematische review met meta-analyse hebben Jakobsen en collega's (2017) onderzoek gedaan naar de effecten van selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's) versus placebo bij volwassenen met een klinische depressie (de meer recente studie van Nabi et al (2022) blijkt van lage kwaliteit te zijn, zo laat ook uit een ingestuurd brief zien in reactie op deze studie). De auteurs hebben een grondige zoektocht uitgevoerd naar RCT’s in zes databases. In totaal includeerden zij 131 RCT’s in de meta-analyse, met een totaal van 27.422 deelnemers. De controleconditie bestaat in alle gevallen uit placebo.

 

Aan de hand van de AMSTAR-2 checklist is de systematische review beoordeeld als een systematische review van lage kwaliteit. De auteurs hebben de RCT’s zelf beoordeeld met behulp van GRADE. Alle geïncludeerde studies hebben een hoge kans op vertekening. De kwaliteit van de evidentie is hierdoor beoordeeld als zeer laag.

 

De primaire uitkomsten zijn vermindering van depressieve symptomen, remissie en bijwerkingen, terwijl secundaire uitkomsten suïcides, suïcidepogingen, suïcidale ideatie en kwaliteit van leven omvatten. Het toedienen van SSRI’s is geassocieerd met een klinisch relevante afname van suïcide (32% reductie), maar met een evenzeer relevante toename van pogingen (76% toename) en een kleine afname van suïcide ideatie. Zelfs met deze enorme aantallen zijn al deze bevindingen niet statistisch significant. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk dat de patiënten die geïncludeerd zijn geselecteerd zijn vanwege een depressie, maar dat het merendeel niet of maar weinig suicidaal is. Zeker in door de industrie geïnitieerde trials is suïcidaliteit een exclusiecriterium. Al met al zijn de resultaten tegenstrijdig en niet statistisch significant en komt de richtlijn werkgroep tot de conclusie dat we niet weten wat het effect van antidepressiva is. Zie Tabel 1 SSRI versus placebo hieronder voor overzicht van de vergelijking met bijhorende grading.

 

Tabel 1 SSRI

 

Lithium

Door middel van een systematische review met meta-analyse hebben Cipriani en collega’s (2013) onderzoek gedaan naar het effect van lithium op suïcide bij mensen met een stemmingsstoornis. In totaal zijn 48 RCT’s geïncludeerd in de meta-analyse, waaraan in totaal 6.674 participanten hebben deelgenomen. De controleconditie bestaat uit placebo of uit een actieve controle met andere psychotropische medicatie. Van de 48 studies zijn 3 studies gericht op het effect van lithium op suïcide bij mensen met een depressieve stoornis. Aan de hand van de AMSTAR-2 checklist is de systematische review beoordeeld als een systematische review van lage kwaliteit. De auteurs hebben de RCT’s zelf beoordeeld op kwaliteit en risk of bias. Ze beoordelen de meeste studies als kwalitatief goede studies. De primaire uitkomst is kans op suïcide en lithium is vergeleken met placebo.

 

Het toedienen van lithium is geassocieerd met een grote afname van de kans op suïcide bij mensen met een depressieve stoornis. Zie Tabel 2 Lithium versus placebo hieronder voor overzicht van de vergelijking met bijhorende grading.

 

Tabel 2 Lithium

 

(Es)ketamine

Door middel van een systematische review met meta-analyse hebben Chen en collega’s (2023) onderzoek gedaan naar de acute effecten van intraveneuze ketamine en intranasaal inhaleerbare esketamine op suïcidale ideatie bij patiënten met een depressieve stoornis. In totaal zijn 18 RCT’s geïncludeerd in de meta-analyse, waaraan in totaal 1.251 participanten hebben deelgenomen. Aan de hand van de AMSTAR-2 checklist is de systematische review beoordeeld als een systematische review van lage kwaliteit. De auteurs hebben de RCT’s zelf beoordeeld op risk of bias. Ketamine en esketamine zijn vergeleken met placebo en midazolam. Placebo en midazolam zijn samengenomen als controleconditie. De primaire uitkomst is suïcidale ideatie en is gemeten aan de hand van de Scale for Suicidal Ideation (SSI), BSSI, BDI of MSSI. In deze studie duidt een hogere standardized mean difference een sterker anti-suïcidaal effect aan, dus een hoger gewogen gemiddelde laat een sterkere afname van suïcidale ideatie zien.

 

Het toedienen van ketamine is geassocieerd met een afname van suïcidale ideatie, zowel na 4 tot 6 uur als na 24 uur. Zie tabel 3 Ketamine versus placebo hieronder voor een overzicht van de vergelijkingen met bijhorende grading.

 

Tabel 3 Ketamine

 

Het toedienen van esketamine is ook geassocieerd met een afname van suïcidale ideatie, zowel na 4 tot 6 uur als na 24 uur. Zie tabel 4 Esketamine versus placebo hieronder voor een overzicht van de vergelijkingen met bijhorende grading.

 

Tabel 4 Esketamine

 

Bipolaire stoornis

Lithium

Door middel van een systematische review met meta-analyse hebben Wilkinson en collega’s (2023) onderzoek gedaan naar het effect van lithium op suïcide bij mensen met een psychiatrische stoornis. In totaal zijn 36 studies geïncludeerd in de meta-analyse, waaraan in totaal 146.209 participanten (lithium: n = 58.244; controle: n = 87.965) hebben deelgenomen. Onder deze studies bevinden zich 20 cohortstudies, 3 case-control studies en 13 RCT’s. Van de 36 studies zijn 17 studies uitsluitend gericht op mensen met een bipolaire stoornis. De controlegroep in de RCT’s bestond ofwel uit een actieve controle, meestal bestaande uit psychotropische medicatie, of uit een placebo/geen interventie. De placebo/geen interventie groepen bestaan uit studies of trials waarbij niet gespecificeerd is welke behandeling patiënten hebben ontvangen, die niet de interventie hebben ontvangen.

 

Aan de hand van de AMSTAR-2 checklist is de systematische review beoordeeld als een systematische review van kritisch lage kwaliteit. De auteurs hebben zelf de geïncludeerde studies beoordeeld op kwaliteit; de meerderheid van de studies werden door de auteurs beoordeeld als studies van hoge kwaliteit. Gegeven het grote aantal observationele studies, is op de uitkomsten grading toegepast volgens de methode voor het graden van observationele studies. De primaire uitkomst is kans op suïcide en lithium is vergeleken met zowel actieve controle (valproate, lamotrigine, gabapentin, carbamazepine, olanzapine of quetiapine) en passieve controle (geen behandeling of placebo).

 

Het toedienen van lithium is geassocieerd met een afname van de kans op suïcide bij mensen met een bipolaire stoornis. Zie Tabel 5 Lithium versus controle hieronder voor een overzicht van de vergelijkingen met bijhorende grading.

 

Tabel 5 Lithium

 

Antipsychotica: anders dan Clozapine

Door middel van een systematische review met meta-analyse hebben Wilkinson en collega’s (2023) onderzoek gedaan naar het effect van andere antipsychotica dan Clozapine op suïcide bij mensen met een bipolaire stoornis of psychotische stoornis. In totaal zijn 12 studies geïncludeerd in de meta-analyse, waaraan in totaal 57.023 participanten (antipsychotica: n = 46.569; controle: n = 10.454) hebben deelgenomen. Onder deze studies bevinden zich 5 cohortstudies, 2 case-control studies en 5 RCT’s. Van de 12 studies zijn 6 studies uitsluitend gericht op mensen met een bipolaire stoornis. Aan de hand van de AMSTAR-2 checklist is de systematische review beoordeeld als een systematische review van kritisch lage kwaliteit. De auteurs hebben zelf de geïncludeerde studies beoordeeld op kwaliteit; de meerderheid van de studies zijn door de auteurs beoordeeld als studies van hoge kwaliteit. Gegeven het grotere aantal observationele studies, is op de uitkomsten grading toegepast volgens de methode voor het graden van observationele studies. De primaire uitkomst is kans op suïcide en de antipsychotica zijn vergeleken met geen antipsychotica, placebo, anti-epileptica of valproïnezuur. Er is geen effect van andere antipsychotica dan Clozapine gevonden op de kans op suïcide bij mensen met een bipolaire stoornis. Zie Tabel 6 Antipsychotica hieronder voor een overzicht van de vergelijking met bijhorende grading.

 

Tabel 6 Antipsychotica

 

Door middel van een systematische review met meta-analyse hebben Dean en collega’s (2021) onderzoek gedaan naar de effecten van ketamine op suïcidaliteit bij mensen met een bipolaire stoornis. Slechts 1 RCT is meegenomen, waaraan in totaal 16 participanten hebben deelgenomen. Aan de hand van de AMSTAR-2 checklist is de systematische review beoordeeld als een systematische review van hoge kwaliteit. De auteurs hebben zelf de RCT beoordeeld op risk of bias. De primaire uitkomst is suïcidaliteit, gemeten aan de hand van Suicidality Rating Scale. Ketamine is vergeleken met midazolam.

 

Er is geen effect van ketamine gevonden op suïcidaliteit bij mensen met een bipolaire stoornis. Zie Tabel 7 Ketamine versus controle hieronder voor een overzicht van de vergelijking met bijhorende grading. Omdat dit slechts één hele kleine RCT is met een zeer onduidelijk effect hebben we geen aanbeveling over ketamine opgenomen.

 

Tabel 7 Ketamine

 

Psychotische stoornis

Antipsychotica

Door middel van een systematische review met meta-analyse hebben Wilkinson en collega’s (2023) onderzoek gedaan naar het effect van andere antipsychotica dan clozapine op suïcide bij mensen met een bipolaire stoornis of psychotische stoornis. In totaal zijn 12 studies geïncludeerd in de meta-analyse, waaraan in totaal 57.023 participanten (antipsychotica: n = 46.569; controle: n = 10.545) hebben deelgenomen. Onder deze studies bevinden zich 5 cohortstudies, 2 case-control studies en 5 RCT’s. Van de 12 studies zijn 6 studies uitsluitend gericht op mensen met een psychotische stoornis. Aan de hand van de AMSTAR-2 checklist is de systematische review beoordeeld als een systematische review van kritisch lage kwaliteit. De auteurs hebben zelf de geïncludeerde studies beoordeeld op kwaliteit en risk of bias; de meerderheid van de studies zijn door de auteurs beoordeeld als studies van hoge kwaliteit. Gegeven het grotere aantal observationele studies, is op de uitkomsten grading toegepast volgens de methode voor het graden van observationele studies. De primaire uitkomst is kans op suïcide en de antipsychotica zijn vergeleken met geen antipsychotica, placebo, anti-epileptica of valproïnezuur.

 

Alhoewel het gemiddelde effect klinisch relevant lijkt, is er geen statistisch significant effect van andere antipsychotica dan clozapine op de kans op suïcide bij mensen met een psychotische stoornis. Zie tabel 8 ‘Andere antipsychotica dan Clozapine’ hieronder voor een overzicht van de vergelijking met bijhorende grading.

 

Tabel 8 Andere antipsychotica

 

Wilkinson en collega’s (2023) hebben daarnaast onderzoek gedaan naar het effect van clozapine op suïcide bij mensen met een psychotische stoornis. In totaal zijn 7 studies geïncludeerd in de meta-analyse, waaraan in totaal 41.897 participanten (clozapine: n = 5.424; controle: n = 36.473) hebben deelgenomen. Onder deze studies bevinden zich 4 cohortstudies, 2 case-control studies en 1 RCT. Gegeven het grotere aantal observationele studies, is op de uitkomsten grading toegepast volgens de methode voor het graden van observationele studies. De primaire uitkomstis kans op suïcide en clozapine is vergeleken met geen clozapine, haloperidol, perphenazine of olanzapine.

 

Het toedienen van clozapine is geassocieerd met een afname van de kans op suïcide bij mensen met een psychotische stoornis. De effectsize is vergelijkbaar met de overige antipsychotica, maar in dit geval isde bevinding ook statistisch significant. Zie Tabel 9 Clozapine versus controle hieronder voor een overzicht van de vergelijking met bijhorende grading.

 

Tabel 9 Clozapine

 

Borderline persoonlijkheidsstoornis

Stemmingsstabilisatoren

Door middel van een systematische review met meta-analyse hebben Stoffers-Winterling en collega’s (2022) onderzoek gedaan naar het effect van stemmingsstabilisatoren op suïcide gerelateerde uitkomsten bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Aan de hand van de AMSTAR-2 checklist is de systematische review beoordeeld als een systematische review van hoge kwaliteit. In totaal zijn 2 RCT’s geïncludeerd in de meta-analyse, waaraan slechts 44 participanten hebben deelgenomen. In deze trials zijn valproinezuur (valproaat semisodium) en carbamazepine vergeleken met placebo. De primaire uitkomst is suïcide gerelateerde uitkomsten. De auteurs hebben geen definitie voor deze uitkomst gerapporteerd.

 

Er is geen effect van stemmingsstabilisatoren gevonden op suïcide gerelateerde uitkomsten bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Zie Tabel 10 Valproïnezuur en carbamazepine versus controle hieronder voor een overzicht van de vergelijking met bijhorende grading.

 

Tabel 10 Valproinezuur

 

Antipsychotica

Stoffers-Winterling en collega’s (2022) hebben daarnaast onderzoek gedaan naar het effect van antipsychotica op suïcide gerelateerde uitkomsten bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis. In totaal zijn 7 RCT’s geïncludeerd in de meta-analyse, waaraan in totaal 854 participanten hebben deelgenomen. In deze trials zijn olanzapine, trifluoperazine en ziprasidone vergeleken met placebo.

 

Er is geen effect van antipsychotica gevonden op suïcide gerelateerde uitkomsten bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Zie Tabel 11 Antipsychotica versus controle hieronder voor een overzicht van de vergelijking met bijhorende grading.

 

Tabel 11 Antipsychotica

 

Benzodiazepines

Stoffers-Winterling en collega’s (2022) hebben daarnaast onderzoek gedaan naar het effect van benzodiazepines op suïcide gerelateerde uitkomsten bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis (zowel patiënten als niet-patiënten). Eén RCT is hiervoor geïncludeerd, waaraan in totaal slechts 25 participanten hebben deelgenomen. In deze trial is alprazolam vergeleken met placebo.

 

Er is geen effect van benzodiazepine gevonden op suïcide gerelateerde uitkomsten. Zie Tabel 12 Alprazolam versus controle hieronder voor een overzicht van de vergelijking met bijhorende grading.

 

Tabel 12 Alprazolam

In de databases Embase, Ovid/Medline en PsycInfo, is op 7-11-2023 met relevante zoektermen systematisch gezocht naar systematische reviews naar medicamenteuze interventies en suïcidaliteit. De literatuurzoekactie leverde 3458 unieke artikelen op.

 

In de databases Embase, Ovid/Medline en PsycInfo is op 10-11-2023 is structureel gezocht naar systematische reviews, RCTs en observationele studies naar neuromodulatoire interventies en suïcidaliteit. De literatuurzoekactie leverde 1147 unieke treffers op. De volledige zoekstrategieën zijn gebaseerd op de PICO in onderstaande tabel en beschreven bij de zoekverantwoording.

 

PICO

P: Volwassenen
I:

Medicamenteuze interventies

  • Antidepressiva
  • Antipsychotica
  • Stemmingsstabilisatoren
  • Benzodiazepines
  • Psychedelica
  • rTMS
  • ECT
C:
  • TAU
  • CAU
  • Placebo
  • Sham
O:
  • Suïcidale ideatie
  • Suïcidaal gedrag
  • Suïcide
T:
  • Geen beperking op taal
  • Systematische reviews vanaf 2011

 

  1. Akwa-ggz (2018). Zorgstandaard diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Utrecht: Ggz-standaarden.
  2. Chen, C., Zhou, N., Hu, N., Jiang, F., & Wang, X. (2023). Acute Effects of Intravenous Sub-Anesthetic Doses of Ketamine and Intranasal Inhaled Esketamine on Suicidal Ideation: A Systematic Review and Meta-Analysis. Neuropsychiatric Disease And Treatment, Volume 19, 587–599. https://doi.org/10.2147/ndt.s401032
  3. Chen, G., Hsu, T., Ching, P., Pan, C., Chou, P., & Chu, C. (2022). Efficacy and Tolerability of Repetitive Transcranial Magnetic Stimulation on Suicidal Ideation: A Systemic Review and Meta-Analysis. Frontiers in Psychiatry, 13. https://doi.org/10.3389/fpsyt.2022.884390
  4. Cipriani, A., Hawton, K., Stockton, S., & Geddes, J. (2013). Lithium in the prevention of suicide in mood disorders: updated systematic review and meta-analysis. BMJ, 346(jun27 4), f3646. https://doi.org/10.1136/bmj.f3646
  5. Dean RL, Marquardt T, Hurducas C, Spyridi S, Barnes A, Smith R, Cowen PJ, McShane R, Hawton K, Malhi GS, Geddes J, Cipriani A. Ketamine and other glutamate receptor modulators for depression in adults with bipolar disorder. Cochrane Database of Systematic Reviews 2021, Issue 10. Art. No.: CD011611. DOI: 10.1002/14651858.CD011611.pub3
  6. Dodds, T. J. & Physicians Postgraduate Press, Inc. (2017). Prescribed Benzodiazepines and Suicide Risk: A Review of the Literature. In Prim Care Companion CNS Disord (Vols. 19-19, Nummer 2, pp. 16-02037).  https://doi.org/10.4088/PCC.16r02037
  7. Hetrick SE, McKenzie JE, Bailey AP, Sharma V, Moller CI, Badcock PB, Cox GR, Merry SN, Meader N. New generation antidepressants for depression in children and adolescents: a network meta-analysis. Cochrane Database Syst Rev. 2021 May 24;5(5):CD013674. doi: 10.1002/14651858.CD013674.pub2. PMID: 34029378; PMCID: PMC8143444.
  8. Huang X, Harris LM, Funsch KM, Fox KR, Ribeiro JD. Efficacy of psychotropic medications on suicide and self-injury: a meta-analysis of randomized controlled trials. Transl Psychiatry. 2022 Sep 21;12(1):400. doi: 10.1038/s41398-022-02173-9. PMID: 36130938; PMCID: PMC9492722.
  9. Jakobsen, J. C., Katakam, K. K., Schou, A., Hellmuth, S., Stallknecht, S. E., Leth-Møller, K., Iversen, M., Banke, M., Petersen, I., Klingenberg, S. L., Krogh, J., Ebert, S. E., Timm, A., Lindschou, J., & Gluud, C. (2017). Selective serotonin reuptake inhibitors versus placebo in patients with major depressive disorder. A systematic review with meta-analysis and Trial Sequential Analysis. BMC Psychiatry, 17(1). https://doi.org/10.1186/s12888-016-1173-2
  10. NVvP. 2021. Richtlijn Electroconvulsietherapie (ECT). Module Stemmingsstoornissen bij ECT. Richtlijnendatabase: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/electroconvulsietherapie_ect/indicaties_voor_ect/stemmingsstoornissen_bij_ect.html
  11. Stoffers-Winterling JM, Storebø OJ, Pereira Ribeiro J, Kongerslev MT, Völlm BA, Mattivi JT, Faltinsen E, Todorovac A, Jørgensen MS, Callesen HE, Sales CP, Schaug JP, Simonsen E, Lieb K. Pharmacological interventions for people with borderline personality disorder. Cochrane Database of Systematic Reviews 2022, Issue 11. Art. No.: CD012956. DOI: 10.1002/14651858.CD012956.pub2
  12. Wilkinson, S. T., Diaz, D. T., Rupp, Z. W., Kidambi, A., Ramírez, K., Flores, J. M., Avila-Quintero, V. J., Rhee, T. G., Olfson, M., & Bloch, M. H. (2021). Pharmacological and somatic treatment effects on suicide in adults: A systematic review and meta?analysis. Depression And Anxiety, 39(2), 100-112. https://doi.org/10.1002/da.23222
  13. Witt, K., Potts, J., Hubers, A. A., Grunebaum, M. F., Murrough, J. W., Loo, C., Cipriani, A., & Hawton, K. (2019). Ketamine for suicidal ideation in adults with psychiatric disorders: A systematic review and meta-analysis of treatment trials. Australian And New Zealand Journal Of Psychiatry, 54(1), 29-45.  https://doi.org/10.1177/0004867419883341

Overzicht van geëxcludeerde studies

 

Referentie

Interventie

Populatie

Exclusiereden

Medicatie

Bartoli 2017

Ketamine

Mensen met suïcidale ideatie

Wrong study design: no comparative studies included

Benard 2016

Lithium

Mensen met bipolaire stoornis

Wrong study design (narrative review)

Bielefeldt 2016

SSRI

Gezonde volwassen vrijwilligers

More relevant SR included (Jakobsen 2017)

Borjesson 2019

Lithium

Patiënten met een stemmingsstoornis

More recent SR included (Wilkinson 2023)

Braun 2016

Antidepressiva

Patiënten met een klinische depressie

More relevant SR included (Jakobsen 2017)

Caddy 2014

Ketamine

Mensen met klinische depressie of bipolaire stoornis

More recent SR included (Chen 2023)

Carpenter 2011

Paroxetine

Volwassenen

Full text not available; similar SR included (Jakobsen 2017)

D'Anci 2019

Ketamine, lithium

Mensen met suïciderisico

Wrong study design (narrative review)

Dean 2021

Ketamine

Mensen met bipolaire stoornis

Not relevant: includes only one RCT with 16 participants

Floriano 2023

Esketamine

Mensen met een klinische depressie en suïcidale ideatie

Wrong outcome

Fond 2014

Ketamine

Mensen met een (behandeling resistente) klinische depressie of bipolaire stoornis

Wrong outcome

Forte 2021

Clozapine

Mensen met schizofrenie of een schizoaffectieve stoornis

Wrong control condition

Gibbons 2012

Fluoxetine, venlafaxine

Jongeren, volwassenen en ouderen

Wrong outcome

Hengartner 2021

Nieuwe generatie antidepressiva, SSRI, SNA

Mensen met een depressie

SR that does not include RCTs; more relevant SR included (Jakobsen 2017)

Huang 2022

Psychotrope medicatie

Jongeren, volwassenen

More recent SR included (Wilkinson 2023)

Kishi 2016

Antipsychotica (injectie)

Patiënten met schizofrenie

More recent SR included (Wilkinson 2023)

KokoAung 2015

SSRI

Oudere mensen met een klinische depressie

More relevant SR included (Jakobsen 2017)

Laflamme 2022

Antidepressiva

Oudere mensen

More recent SR available

Lima 2022

Ketamine, esketamine

Patiënten met klinische depressie

Wrong study design: SR of SRs

Nabi 2022

Lithium

Mensen met een stemmingsstoornis

More relevant SR available

Oya 2019

Lithium

Patiënten met een bipolaire stoornis

Wrong outcome

Riblet 2022

Lithium

Patiënten met een klinische depressie of bipolaire stoornis

More relevant SR available?

Schneider-Thoma 2018

Antipsychotica

Mensen met een ernstige psychische aandoening

More relevant SR available?

Sharma 2016

SSRI, SNRI

Volwassenen, adolescenten en kinderen

More recent SR included (Jakobsen 2017)

Suttajit 2013

Quetiapine

Mensen met schizofrenie of schizofrenieachtige psychoses

SR that includes only one relevant study

Taipale 2021

Antipsychotica

Mensen met schizofrenie

Wrong study design; not a SR

Vermeulen 2019

Clozapine

Patiënten met schizofrenie

More recent SR included (Wilkinson 2023)

Wang 2021

Esketamine

Patiënten met behandelresistente depressie of klinische depressie met suïcidale ideatie

More recent SR included (Chen 2023)

Wilkinson 2018

Ketamine

Mensen met suïcidale ideatie

 

Xiong 2021

Ketamine, esketamine

Mensen met een klinische depressie of bipolaire stoornis

More recent SR included (Chen 2023)

Xu 2016

Ketamine

Patiënten met een klinische depressie

More recent SR included (Chen 2023)

Zeifman 2022

Psychedelische therapie

 

Full text not available

Zhang 2013

TCA, SSRI, MAOI

Mensen met een bipolaire stoornis

Wrong outcome

Masdrakis 2023

Clozapine

Patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis

Wrong study design (narrative review)

Yerevanian 2013

Psychotrope medicatie

Patiënten met een bipolaire stoornis

Wrong study design (narrative review)

De Moreira 2023

Ketamine

Mensen met een klinische depressie

Wrong outcome

ECT en rTMS

Godi 2021

rTMS

Patiënten met suïcidaliteit

More recent SR available (Chen 2022)

Chen 2021

rTMS, ECT

Patiënten met een psychische aandoening

More recent SR available (Chen 2022; Wilkinson 2023)

Kan 2023

rTMS

Patiënten met een psychische aandoening

Full text not available

Mehta 2022

rTMS

Patiënten met een behandelresistente depressie

More recent SR available (Chen 2022)

Serafini 2020

rTMS

Patiënten met een klinische depressie

More recent SR available (Chen 2022)

Kucuker 2021

rTMS, ECT

Patiënten met een psychische aandoening

More recent SR available (Chen 2022; Wilkinson 2023)

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 09-04-2025

Laatst geautoriseerd  : 09-04-2025

Geplande herbeoordeling  : 09-04-2030

MIND is als patiënten- en naastenorganisatie intensief betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn. MIND heeft in de eindfase van het project geconcludeerd dat zij het perspectief van de richtlijn te smal vinden, waarbij onvoldoende over thema's als ervaringsdeskundigen, triadisch werken en de brede samenwerking met het sociaal domein terugkomt in de aanbevelingen. Ook mist MIND aanbevelingen over de beleving, wensen en behoeften van patiënten en naasten, en zorgprofessionals. Ten slotte is MIND niet tevreden met de manier waarop een deel van de commentaren is verwerkt en deze niet altijd tot aanpassingen in de richtlijn hebben geleid. Daarom heeft MIND na zorgvuldige afweging besloten om zich te onthouden van autorisatie. 

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie

Algemene gegevens

Geldigheid

Uiterlijk in 2029 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie of deze richtlijn nog actueel is.

 

De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

 

Algemene gegevens

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) heeft de werkgroep de multidisciplinaire richtlijn Diagnostiek en Behandeling van Suïcidaal gedrag uit 2012 herzien. De herziening van de richtlijn werd methodologisch en organisatorisch ondersteund door het Trimbos-instituut en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

Met deze richtlijn wordt primair beoogd suïcidaliteit te verminderen en daarmee suïcides te voorkomen. Secundaire, maar belangrijke doelen zijn tevens de kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven te verbeteren voor en van mensen met suïcidaliteit en hun naasten en nabestaanden. De richtlijn geeft aanbevelingen ter ondersteuning van de praktijkvoering van alle professionals in de ggz, die betrokken zijn bij de preventie, diagnostiek en behandeling van suïcidaliteit. Op basis van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en overige overwegingen geeft de richtlijn een overzicht van optimaal handelen als waarborg voor kwalitatief hoogwaardige zorg. De richtlijn kan tevens richting geven aan de onderzoeksagenda voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van suïcidaliteit.

Vanuit de multidisciplinaire ontwikkelprocedure poogt de richtlijn een positief effect te hebben op de multidisciplinaire samenwerking in de dagelijkse praktijk. Daarnaast moet de richtlijn gezien worden als een leidende tekst, waarvan een vertaling kan plaatsvinden naar lokale zorgprogramma’s en protocollen en voor het opbouwen van netwerken in de ggz, zoals SUPRANET. Het opstellen van lokale zorgprogramma’s en protocollen op basis van deze richtlijn wordt door de werkgroep aangemoedigd, omdat het voor de implementatie van de in de richtlijn beschreven optimale zorg bevorderlijk is. Indien de aanbevelingen uit deze richtlijn in de concrete situatie niet aansluiten bij de wensen of behoeften van de patiënt, dan moet het mogelijk zijn beredeneerd af te wijken van de richtlijn.

 

Doelgroep

De richtlijn is geschreven voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij de zorg voor mensen met suïcidaliteit in de acute geneeskunde, algemene specialistische ggz (tweede en derde lijn) bij jongeren vanaf 12 jaar en volwassenen.

Samenstelling werkgroep

De werkgroep, onder voorzitterschap van prof. dr. A.T.F. (Aartjan) Beekman, hoogleraar Psychiatrie Amsterdam UMC, bestond uit vertegenwoordigers van zorgprofessionals en patiëntenorganisaties die door respectievelijk hun beroepsverenigingen en patiëntenorganisatie werden afgevaardigd. Naast de werkgroep is een groep van adviseurs samengesteld, die tijdens de ontwikkelfase bijdroegen aan een of meer modules.

 

De werkgroep werd methodologisch en organisatorisch ondersteund door dr. W.A. (Annefloor) van Enst en dr. J.S. (Julitta) Boschman. Zij verzorgden projectleiding en procesbegeleiding.

 

Het Trimbos Instituut maakte overzichten en samenvattingen van de literatuur. Onderstaand is de samenstelling van de werkgroep, de adviesgroep en de ondersteuning te vinden.

 

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Leden werkgroep

Naam

Organisatie

functie

Prof. dr. A.T.F. (Aartjan) Beekman (voorzitter)

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)

psychiater

Dr. Derek de Beurs

Universiteit van Amsterdam

universitair docent klinische psychologie

Dhr. K (Koos) de Boed (tot juni 2023)

MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid

patiënt- en naastenvertegenwoordiger

Drs. M.R.J. (Michel) van den Bogaard

Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)

klinisch psycholoog en psychotherapeut

Dr. Monique van Eijnden

(vanaf januari 2024)

MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid

beleidsadviseur en projectmedewerker

Drs. M.T. (Maryke) Geerdink

Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)

klinisch psycholoog

Dr. R. (Renske) Gilissen

Stichting 113 Zelfmoordpreventie

hoofd onderzoek

Jeroen Gomes MSc

(tot en met januari 2023)

Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)

psycholoog

Drs. Harry Hens

Ivonne van der Ven Stichting

psycholoog

Dr. A.J.A. (Ad) Kaasenbrood

Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP)

psychiater

Dr. P.W.B. (Prabath) Nanayakkara

Nederlandse Internisten Vereniging

internist

Dhr. M. (Marten) Steneker

(juni 2023 tot januari 2024)

MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid

patiënt- en naastenvertegenwoordiger

Dr. B. (Barbara) Stringer

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)

verpleegkundige en verplegingswetenschapper

Drs. P. (Paul) Ulrich (tot en met maart 2024)

MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid

patiënt- en naastenvertegenwoordiger

Dr. S. (Sisco) van Veen

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)

psychiater

Dr. R.F.P. (Remco) de Winter

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), GGZ Rivierduinen, en Universiteit van Maastricht.

psychiater

Drs. F.W.M. (Senne) de Wit

Nederlands Instituut voor Psychologen

klinisch psycholoog - psychotherapeut

 

De werkgroep heeft inhoudelijke bijdragen ontvangen van:

C. (Charlie) van Velzen MSc

jurist gezondheidsrecht

M. (Mette) Palm MSc

zorgethicus, AmsterdamUMC

Dr. W. (Wouter) van Ballegooijen

senior onderzoeker, Amsterdam UMC, Afdeling Psychiatrie; universitair docent, Vrije Universiteit Amsterdam, Afdeling Klinische, Neuro- en Ontwikkelingspsychologie

 

Leden Adviesgroep

Naam

Organisatie

Dr. B. (Bert) van Hemert

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)

Dr. J.A (Jeroen) van Waarde, psychiater

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)

Dr. J. (Jeanet) Nieuwenhuis

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)

Dr. A. (Ad) Kerkhof

Onafhankelijk adviseur, vrijgevestigd psychotherapeut

Dr. A.D.F. (Ton) Dhondt

De Nederlandse GGz

 

Methodologische ondersteuning

Functie, affiliatie

Naam

Projectleider en adviseur, Medical Guidelines

Dr. W.A. (Annefloor) van Enst

Adviseur, De Richtlijndokter

Dr. J.S. (Julitta) Boschman

Informatiespecialist

Drs. R. (Rikie) Deurenberg

Informatiespecialist

Drs. I. (Ingeborg) van Dusseldorp

Reviewer, Trimbos-instituut

B. (Bram) Zwanenburg MSc

Reviewer, Trimbos-instituut

A. (Anne) van Jaarsveld MSc

Reviewer, Trimbos-instituut

Dr. M. (Matthijs) Oud

Reviewer, Trimbos-instituut

Erika Papazoglou MSc

Projectassistent, Trimbos-instituut (tot 30-11-2022)

Mw. Isa Reijgersberg

Projectassistent, Trimbos-instituut (vanaf 01-12-2022)

Mw. Nelleke van Zon

 

Inbreng patiëntenperspectief

In de voorbereidende fase werd MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid (MIND) gevraagd om af te stemmen op welke wijze het patiënten- en naastenperspectief optimaal kon worden vormgegeven. In overleg met hen werden MIND, Ivonne van der Ven Stichting en Stichting 113 Zelfmoordpreventie uitgenodigd voor deelname in de werkgroep. Daarnaast werd in samenwerking met MIND een focusgroep georganiseerd met mensen met suïcidaliteit, naasten en nabestaanden. Het perspectief van patiënten en naasten is in alle modules meegewogen bij het formuleren van aanbevelingen. De conceptrichtlijn werd ter consultatie voorgelegd aan eerdergenoemde patiëntenorganisaties.

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren (zie implementatieplan).

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers et al., 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur welke onderwerpen moesten worden herzien. Deze werden met de werkgroep besproken. Naast de participerende verenigingen/organisaties werden de volgende organisaties gevraagd om knelpunten aan te dragen: het Zorginstituut Nederland, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Zorgverzekeraars Nederland.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant waren, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De kritieke en belangrijke uitkomstmaten zijn meegenomen in de literatuuronderbouwing.

 

Ontwikkeling

In totaal kwam de werkgroep voorafgaand aan de commentaarfase twaalf keer bijeen in de periode mei 2022 – mei 2024. In deze periode werden de stappen van de methodiek voor evidence-based richtlijnontwikkeling (EBRO) doorlopen. De informatiespecialist verrichtte in overleg met de werkgroepleden op systematische wijze literatuuronderzoek en de reviewers maakten per uitgangsvraag een selectie in de gevonden onderzoeken. De reviewers beoordeelden de kwaliteit en inhoud van de verkregen literatuur en verwerkten deze per uitgangsvraag in evidence-tabellen, GRADE-profielen, beschrijvingen van de wetenschappelijke onderbouwing en wetenschappelijke (gewogen) conclusies (per module beschreven onder “Onderbouwing”).

 

Leden van de werkgroep gingen op basis van de gevonden literatuur met elkaar in discussie over praktijkoverwegingen (per module beschreven onder “Overwegingen”) en aanbevelingen (per module beschreven onder “Aanbevelingen”). De werkgroepleden schreven de conceptteksten, welke ter becommentariëring openbaar is gemaakt. De ontvangen commentaren worden verwerkt in een commentaartabel, die tijdens een werkgroep bijeenkomst wordt besproken. Na het doorvoeren van op deze bijeenkomst voorgestelde wijzigingen wordt de definitieve richtlijn aan de opdrachtgever aangeboden.

 

GRADE methodiek

Sinds de introductie van de GRADE methodiek in 2004 werd dit wereldwijd al snel de methode van voorkeur om wetenschappelijk bewijs te graderen ten behoeve van richtlijnontwikkeling (Guyatt et al., 2008), inclusief deze richtlijn. De GRADE methodiek gaat er van uit dat de zekerheid van het wetenschappelijk bewijs uit randomized controlled trials (RCT’s) in beginsel hoog is (vanwege de, mits goed uitgevoerd, kleine kans op vertekening (bias). In geval van observationele (niet gerandomiseerde) studies is de uitgangspositie van de zekerheid van bewijs laag. De zekerheid van het bewijs per uitkomstmaat wordt, behalve door de methodologische kwaliteit van de individuele onderzoeken, ook bepaald door andere factoren, zoals de mate van consistentie van de gevonden resultaten uit de verschillende onderzoeken en de precisie van de gevonden uitkomst (zie tabel 1). Bij observationeel onderzoek kan het bewijs in bepaalde gevallen hoger worden gegradeerd.

 

Tabel 1. GRADE Factoren voor downgraden en upgraden: De zekerheid van het bewijs (zeer laag, laag, redelijk en hoog) verwijst naar de mate van vertrouwen dat men heeft in de schatting van het effect van een behandeling

Tabel 1 GRADE factoren

 

Bij de beoordeling van het wetenschappelijke bewijs ten aanzien van bovenstaande factoren werd uitgegaan van ‘GRADE guidelines’, zoals ook te raadplegen in het GRADE handbook (Guyatt et al., 2013). Handbook for grading the quality of evidence and the strength of recommendations using the GRADE approach (updated October 2013) (Tabel 2).

 

Tabel 2. Legenda GRADE

Tabel 2 Legenda GRADE

 

Na vaststelling van het niveau van bewijs werden de bijbehorende conclusies verwoord volgens de in de GRADE Working Group overeengekomen formuleringen, waarbij zowel de kwaliteit van het bewijs als de grootte van het effect wordt meegewogen (Santesso et al, 2020).

 

AMSTAR-beoordeling van systematische reviews

Voor de beoordeling van de kwaliteit van in de wetenschappelijke onderbouwing besproken systematische reviews werd gebruik gemaakt van de AMSTAR-checklist (Shea et al., 2017). Op basis van deze checklist werd de kwaliteit van de review (de gebruikte methoden in deze review) geclassificeerd als hoog, redelijk of laag.

 

Summary of Findings (SoF) Tabellen

In die gevallen waarbij kwantitatieve gegevens uit een meta-analyse konden worden gebruikt en de werkgroep het van meerwaarde achtte, werden SoF tabellen gemaakt. Deze geven op overzichtelijke wijze de volgende gegevens weer voor de belangrijkste uitkomsten, zowel voor binaire (Guyatt et al., 2013) als continue uitkomsten (Guyatt et al., 2013a).

 

Overwegingen

Naast het wetenschappelijk bewijs bepalen enkele andere factoren mede of een interventie wordt aanbevolen (Tabel 3).

 

Tabel 3. Overzicht van de factoren die worden meegewogen om te bepalen of een interventie wordt aanbevolen

Tabel 3 Overzicht factoren

 

Aanbevelingen

Afhankelijk van deze factoren kan een interventie of strategie wel of niet worden aanbevolen. We maken daarbij onderscheid tussen zwakke en sterke aanbevelingen. In het geval van een sterke aanbeveling zou men interventie X voor alle patiënten met Y willen aanbevelen. Bij een zwakke aanbeveling geldt dat maar voor een deel van de patiënten. Bijvoorbeeld omdat de voorkeuren van de patiënten in kwestie (sterk) uiteenlopen. Het is belangrijk in deze sectie expliciet te vermelden op grond waarvan een interventie wel of niet wordt aanbevolen en ook waarom die aanbeveling zwak of sterk zou moeten zijn.

Voor de formulering van ‘sterke’ (onvoorwaardelijke) en ‘zwakke’ (voorwaardelijke) aanbevelingen is de volgende indeling aangehouden (Tabel 4).

 

Tabel 4. GRADE Voorkeursformulering sterke/zwakke aanbevelingen

Tabel 4 GRADE voorkeursformulering

* Het gaat hier om voorkeursaanbevelingen, de uiteindelijke aanbevelingen kunnen hiervan afwijken. Voor bepaalde modules is GRADE niet toegepast, en daar zijn uit praktisch oogpunt ook de aanbevelingen niet volgens GRADE

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg, zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht of infrastructuur. Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader/vervolg onderzoek: zie Kennislacunes.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. Tevens is de richtlijn voorgelegd aan de organisaties die ook tijdens de knelpuntanalyse betrokken waren. De commentaren zijn verzameld en besproken in de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie.

 

Referenties

Burgers, J. S. & Everdingen, J. J. E. van (2004). Evidence-based richtlijnontwikkeling in Nederland: het EBRO-platform. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 148, 2057-9.

 

Everdingen, J. J. E. van, Dreesens, D. H. H., Burgers, J. S., Swinkels, J. A., Barneveld, T. A. van, Weijden, T. van der (Eds.) (2014). Handboek evidence-based richtlijnontwikkeling. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

 

Guyatt, G. H., Oxman, A. D., Vist, G. E., Kunz, R., Falck-Ytter, Y., Alonso-Coello, P., Schünemann, H. J., GRADE Working Group (2008). GRADE: an emerging consensus on rating quality of evidence and strength of recommendations. BMJ, 33, 924-6.

 

Guyatt, G. H., Oxman, A. D., Santesso, N., Helfand, M., Vist, G., Kunz, I... Schünemann, H. J. (2013). GRADE guidelines: 12. Preparing Summary of Findings tables—binary outcomes. Journal of Clinical Epidemiology, 66, 158-172.

 

Guyatt, G. H., Thorlund, K., Oxman, A. D., Walter, S. D., Patrick, D., Furukawa, et al (2013a). GRADE guidelines: 13. Preparing Summary of Findings tables and evidence profiles—continuous outcomes. Journal of Clinical Epidemiology, 66, 73-183.

 

Raad Kwaliteit Federatie Medisch Specialisten. 2011. Medisch specialistische richtlijnen 2.0.

 

Santesso, N, et al. GRADE guidelines 26: informative statements to communicate the findings of systematic reviews of interven–ions - PubMed (nih.gov).

 

Shea, B. J., Reeves, B. C., Wells, G., Thuku, M., Hamel, C., MoraIJ.,... Henry, D. A. (2017). AMSTAR 2: a critical appraisal tool for systematic reviews thatwaliteitandomised or non-randomised studies of healthcare interventions, or both. BMJ, 358, j4008.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Handelen bij persisterende en therapieresistente suïcidaliteit