Seksueel Overdraagbare Aandoeningen

Initiatief: NVDV / NVMM Aantal modules: 25

C8 Addendum: Mpox

C8.1 Algemeen

Mpox (of ‘apenpokken’) is een zoönotische virale infectie die normaal gesproken vooral wordt gezien in Afrika. Vanaf april 2022 is er echter sprake geweest van een grote uitbraak die begon in Europa en zich daarna verspreidde over vrijwel alle werelddelen. In het merendeel van de patiënten met mpox tijdens deze uitbraak gaat het om mannen die seks hebben met mannen (MSM), waarbij de huiduitslag veelal begint in het anogenitale gebied en gepaard kan gaan met pijnlijke inguïnale lymfadenopathie en/of koorts (NHG, 2022). Dit hoofdstuk is een bewerkte versie van de LCI-richtlijn Mpox. Omdat er nog veel onbekend is over mpox, kan de informatie hierover snel veranderen. Kijk voor de meest recente informatie op de website van het LCI (LCI-richtlijn Mpox) of op het NHG-dossier Mpox.

 

C8.2 De ziekte

C8.2.1 De verwekker

Monkeypoxvirus (MPXV) is een zoönotisch virus van het genus orthopoxvirus waar ook het pokkenvirus (variolavirus) toebehoort. Het variolavirus werd in de jaren tachtig van de vorige eeuw door vaccinatie uitgeroeid. Andere leden van dit genus die pathogeen zijn voor de mens, zijn variola minor-virus en koepokken.

 

MPXV dankt de naam aan de eerste identificatie in cynomolgusapen (makaken) in Kopenhagen (1958) (Magnus, 1959). Het ziektebeeld mpox is een infectie met MPXV.

 

Van het virus werden tot de uitbraak die begon in 2022 twee verschillende clades onderscheiden, genoemd naar de gebieden waar deze het meest werden gezien. In de huidige naamgeving worden deze clade I (voorheen Congo Basin clade) en IIa (voorheen West-Afrikaanse clade) genoemd. Op basis van sequencing wordt de virusstam die verantwoordelijk is voor de wereldwijde uitbraak sinds 2022, geclassificeerd als een aparte clade IIb (Colson, 2023).

 

De overige paragrafen in deze richtlijn hebben vooral betrekking op clade IIb.

 

C8.2.2 Pathogenese

MPXV dringt het lichaam binnen via de slijmvliezen (oro- of nasofarynx dan wel proctumslijmvlies) of via de (niet-intacte) huid. Initiële virusreplicatie vindt plaats ter plaatse van inoculatie met verplaatsing naar regionale lymfeklieren. Verdere vermenigvuldiging leidt tot een asymptomatische viremie waarbij het MPXV kan verplaatsen naar de organen (milt, beenmerg) (Moore, 2022). Het optreden van prodromale symptomen correleert met een tweede massale viremie, waarna virusdeeltjes nestelen in de huid en de mucosa in de mond, farynx of proctum. Hier ontstaan de typische pokken of ulcera (Moore, 2022).

 

C8.2.3 Incubatieperiode

De incubatietijd van mpox is gemiddeld 6 tot 13 dagen (spreiding 5-21 dagen).

 

C8.2.4 Ziekteverschijnselen

Symptomen van mpox starten in het algemeen met atypische klachten zoals koorts, hoofdpijn, moeheid, spierpijn en (pijnlijke) lymfadenopathie. Typisch volgen de huidlaesies 1 tot 4 dagen hierna. In 95% van de gevallen ontstaan de huidlaesies binnen 7 dagen na het ontstaan van de prodromale verschijnselen. Huidafwijkingen kunnen echter ook het eerst presenterende symptoom zijn. De soms jeukende of pijnlijke huidafwijkingen zijn maculopapuleus en evolueren in de loop van dagen tot weken naar vesikels of pustels. Daarna ontstaat de typische pok; een bleke wat elastische papel met centraal een ulcus met of zonder crust. Het laatste stadium is een vlakke korst, die er spontaan afvalt. Secundaire impetiginisatie kan hierbij voorkomen (Guarner, 2022; Quarleri, 2022). De blaasjes zijn meestal in hetzelfde stadium, maar er kunnen ook verschillende stadia tegelijkertijd aanwezig zijn. Het kan bij enkele blaasjes blijven, maar de laesies kunnen zich over het hele lichaam verspreiden, inclusief hoofd, handen en voeten (centrifugale verdeling). De eerste laesies ontstaan meestal op de plek van inoculatie. In de uitbraak van 2022 werd hierbij vaak gezien dat de blaasjes het eerst worden opgemerkt op de genitaliën, bij de anus of rond de mond. De blaasjes kunnen leiden tot blijvende littekens (Quarleri, 2022; McCollum 2013). Enkel een rash zonder de typische blaasjes is ook gezien bij MPXV-positieve patiënten in de huidige uitbraak. In de uitbraak van 2022 werd ook vaak proctitis gezien, soms zelfs als enige lichamelijke klacht (NHG-dossier, 2022) (zie ook hoofdstuk B6).

 

Het ziektebeloop is in het algemeen mild en self-limiting met een volledig herstel na 2-4 weken.

 

In sommige gevallen treden secundaire superinfecties op van de huid- en slijmvlieslaesies. Dit kan variëren van milde impetiginisatie tot forse infiltraten dan wel ulcera. Daarnaast zijn de volgende complicaties beschreven: pneumonie, dehydratie door diarree en braken, sepsis, encefalitis en ooginfecties met blijvende blindheid (NHG-dossier, 2022). Bij personen die leven met hiv met een laag CD4-getal (<200) kan een mpoxinfectie erstig verlopen, en dit is tevens sterk met overlijden geassocieerd (Mitjà, 2023)

 

Asymptomatische MPXV-infecties komen voor, maar de mate waarin en de mate van bijdragen aan transmissie van mpox, is onbekend.

 

In Nederland is tijdens de uitbraak 1,3% van de patiënten opgenomen geweest in het ziekenhuis. In de meeste gevallen was dit een kortdurende opname voor pijnbestrijding of behandeling van superinfecties van de huid (Osiris, RIVM, 2023).

 

C8.2.5 Immuniteit

In een diermodel met MPXV-infectie bij prairiehonden werden neutraliserende antistoffen gevonden vanaf of kort nadat blaasjes zichtbaar waren (Hutson, 2015). Omdat antigenen van orthopoxvirussen in grote mate overeenkomen, bestaat er kruisimmuniteit als gevolg van een orthopoxvirusinfectie voor de andere orthopoxviridae (Petersen, 2019).

 

Wereldwijd wordt herinfectie gerapporteerd na een bewezen eerdere MPXV-infectie. In april 2023 is ook een eerste herinfectie vastgesteld in Nederland. Doorbraakinfecties na een volledige vaccinatieserie worden ook gerapporteerd (The Lancet Infectious Diseases, 2023; Golden, 2023; Zeggagh, 2023).

 

C8.3 Transmissie

C8.3.1 Reservoir

Hoewel de naamgeving naar apen verwijst, vormen knaagdieren het grootste bekende reservoir van MPXV. Daarnaast is MPXV gevonden in non-humane primaten (Petersen 2019). Bij apen komt vergelijkbare huiduitslag als bij mensen voor. Dier-op-menstransmissiewegen zijn niet geheel opgehelderd. Aangenomen wordt dat indirect of direct contact met een ziek of dood dier de grootste rol speelt (Petersen, 2019).

 

C8.3.2 Transmissieroute

MPXV wordt matig overgedragen van mens op mens. Overdracht is mogelijk bij slijmvliescontact (inclusief seksueel contact) of via nauw contact met laesies van besmette personen of met MPXV besmet materiaal. De meest waarschijnlijke transmissieroute onder MSM in de laatste uitbraak is het directe contact met infectieuze huidlaesies. Respiratoire transmissie werd zeer zelden gerappoteerd.

 

De besmettelijkheid hangt sterk af van het soort contact met een eventuele indexpatiënt. Direct contact op slijmvliezen lijkt de route te zijn met de hoogste kans op transmissie (Moore, 2022). Ook beschadigde huid lijkt een reëel risico, gezien nosocomiale besmettingen van hulpverleners met prikaccidenten, waarbij de eerste tekenen op de plek van verwonding begonnen (Zachary, 2023).

 

C8.3.3 Infectieuze periode

Een indexpatiënt wordt beschouwd als besmettelijk vanaf het ontstaan van systemische verschijnselen zoals koorts (>38,5 °C) of vanaf 2 dagen voor het ontstaan van de huiduitslag (zoals rash of blaasjes) of slijmvlieslaesies (zoals proctitis), totdat alle huidlaesies geëpithelialiseerd (waarbij korstjes van de huid vallen) zijn en eventuele proctitisklachten verdwenen zijn. Er zijn aanwijzingen (Antinori, 2022; De Baetselier, 2022) dat het virus mogelijk ook via sperma overgedragen kan worden. Omdat (nog) niet bekend is hoe lang het virus in sperma uitgescheiden kan worden, wordt als voorzorgsmaatregel geadviseerd om gedurende 12 weken na het verdwijnen van de huidlaesies condooms te gebruiken bij seksueel contact (zowel oraal, vaginaal als anaal), conform WHO-advies (WHO, 2022).

 

C8.4 Diagnostiek

Geadviseerd wordt om diagnostiek bij patiënten waarbij mpox in de differentiële diagnose staat (ook bij lage verdenking) niet uit te stellen tot andere mogelijke oorzaken zijn uitgesloten en tegelijk diagnostiek naar andere potentiële verwekkers in te zetten om vertraging in eventuele maatregelen te voorkomen. Herinfecties en doorbraakinfecties kunnen voorkomen, daarom wordt geadviseerd ook diagnostiek in te zetten bij volledig vaccinatie en een eerder bevestigde MPXV-infectie. Zie voor het actuele advies de LCI-richtlijn Mpox en neem zo nodig contact op met de GGD.

 

De diagnostiek is primair gebaseerd op detectie van viraal DNA middels NAAT. Uit ervaring blijkt dat het voldoende is om 2, en maximaal 3, monsters per patiënt in te zenden. Bij patiënten met huidlaesies wordt geadviseerd in ieder geval een blaasjeswat in te sturen van een huidlaesie, bij voorkeur van een vochtige laesie als deze aanwezig is. Het is niet nodig om van meer dan 2 afzonderlijke (vochtige) laesies materiaal in te sturen. Bij duidelijke huidlaesies is afname van 1 laesie in principe voldoende, maar bij duidelijk verschillende stadia kan een 2e afzonderlijke swab van een laesie worden overwogen. Daarnaast wordt bij deze patiënten geadviseerd om een anuswat in te sturen. Een keelwat afnemen is optioneel.Bij patiënten zonder huidlaesies wordt geadviseerd om een anuswat en een keelwat af te nemen.

 

Wattenstokken worden in virustransportmedium, als droge wattenstok of als e-swab, verstuurd naar het diagnostisch laboratorium. De plaatsbepaling van serologische diagnostiek is nog niet afgerond.

Zie de LCI-richtlijn mpox voor de werkwijze van de afname van virale diagnostiek bij verdenking mpox.

 

Differentiaaldiagnostisch moet worden gedacht aan (primo) varicella zoster of herpessimplexinfectie, primaire of secundaire syfilis, hand-voet-mondziekte, molluscum contagiosum, condylomen, scabiës, Rickettsia, bacteriële huidinfectie of niet-infectieuze huidaandoeningen (Quarleri, 2022; Moore 2022). Lymfadenopathie kan hierin onderscheidend zijn (Jezek, 1987). Bij verdenking mpox moet men beducht zijn op co-infecties met andere soa’s waaronder chlamydia, LGV en hiv.

 

C8.5 Sleutelpopulatie

In de uitbraak van 2022 circuleert het virus met name onder MSM, waarbij veel wisselende seksuele contacten een belangrijke rol spelen. Vermoedelijk zijn personen die in het verleden een pokkenvaccin hebben ontvangen nog in enige mate beschermd tegen infectie met MPXV. In hoeverre dit de kans op (en mate van) symptomatische ziekte na transmissie van MPXV vermindert, is nog onbekend.

 

De WHO en ECDC identificeren kinderen, immuungecompromitteerde patiënten en zwangeren at risk voor ernstig beloop van mpox (WHO, 2022; ECDC, 2022). De literatuur om dit te onderbouwen is echter beperkt en vooral afkomstig uit observationele studies in Afrikaanse setting.

 

C8.6 Epidemiologie

Op 7 mei 2022 meldde de gezondheidsdienst van het Verenigd Koninkrijk een bevestigd geval van mpox bij een indexpatiënt met een reisgeschiedenis naar Nigeria. Tussen 13 en 16 mei werden 2 clusters van nieuwe gevallen gemeld van mpox: een familiecluster en één cluster van 4 mannen die seks hebben met mannen (MSM), waarvan 2 gevallen een onderlinge link hebben. Op 18 mei werden 2 nieuwe individuele bevestigde gevallen onder MSM gemeld. Epidemiologisch onderzoek toonde vooralsnog geen link tussen de clusters onderling of met de eerste indexpatiënt met de reisgeschiedenis. Geen van de nieuwe gevallen in de clusters rapporteerde zelf een recente reisgeschiedenis. De patiënten vertonen op één patiënt na een mild ziekteverloop met symptomen van (urogenitale) vesiculaire uitslag. Later in mei 2022 werden meerdere (bevestigde en mogelijke) gevallen van mpox gemeld in Portugal, Zweden, de Verenigde Staten (Massachusetts), Spanje en Canada. Hier waren ook personen zonder reisgeschiedenis bij. Dat er mpox wordt vastgesteld bij personen zonder een reisgeschiedenis en onder MSM, is niet eerder gezien.

 

In Nederland is bij 1266 mensen mpox vastgesteld, tot augustus 2023 (RIVM, 2023). In juli 2022 was er sprake van een piek van besmettingen. In oktober was het aantal besmettingen gedaald tot minder dan 20 per maand. Sinds begin van 2023 wordt nog sporadisch mpoxgevalen gerapporteerd in Nederland en lijkt er geen sprake meer van endemische transmissie. De piek in Nederland viel samen met de piek in het aantal besmettingen in Europa. Hierna werden de meeste besmettingen gezien op het pan-Amerikaanse continent, vooral in de Verenigde Staten en Brazilië. Wereldwijd werden eind augustus de meeste besmettingen gezien (7000 per week), daarna is ook wereldwijd het aantal besmettingen gestaag afgenomen naar ongeveer 200 gevallen per week begin 2023. In de laatste maanden tot april 2023 is dit verder afgenomen tot 100 gevallen per week wereldwijd. In totaal zijn er wereldwijd, begin mei 2023, ruim 87.000 besmettingen gerapporteerd, waaronder 130 sterfgevallen. (WHO 2023 Mpox Outbreak). Zie voor de meest actuele situatie in Nerderland de webpagina Mpox van het RIVM.

 

C8.7 Preventie

C8.7.1 Immunisatie

Het derdegeneratiepokkenvaccin wordt gebruikt om immunisatie te bewerkstelligen. Modified Vaccinia Ankara Smallpox Vaccine (MVA, Imvanex) is zo’n vaccin dat in Europa geregistreerd is voor de preventie van pokken en mpox voor personen van 18 jaar en ouder. Het wordt subcutaan toegediend. Observationele, niet-gerandomiseerde onderzoeken in VK en Israël toonden een vaccineffectiviteit na een enkele dosis Imvanex van circa 80%, maar de methodologie van deze onderzoeken maakt de uitkomst hiervan minder betrouwbaar (Bertran, 2023; Sagy 2023). Over de duur van bescherming is niet veel bekend. Er zijn al meerdere gevallen van vaccinfalen beschreven na 2 doses Imvanex in de VS en Frankrijk (Jamard, 2023; Payne, 2022). Er is pre-expositieprofylaxe (PrEP) mogelijk middels vaccinatie van sleutelpopulaties. Deze groepen bestaan uit gedefinieerde doelgroepen MSM en transgender personen met gedrag waarbij er een verhoogde kans is op een mpoxinfectie, inclusief MSM-sekswerkers. Zie de LCI-richtlijn Mpoxvaccinatie voor de specificatie van deze sleutelpopulaties.

 

Personen met een vergrote kans op expositie komen in aanmerking voor postexpositieprofylaxe (PEP) middels vaccinatie. Welke contacten hieronder vallen is te vinden in de bijlage van de LCI-richtlijn Mpox: Risico-inschatting contacten en maatregelen. Vaccinatie wordt bij voorkeur binnen 4 dagen na blootstelling gegeven, maar kan tot uiterlijk 14 dagen na blootstelling gegeven worden. 

 

Bij personen die aanhoudend een substantiele kans lopen op blootstelling aan monkeypoxvirus en die een eerste PEP-vaccinatie hebben gehad, is het advies om een tweede vaccinatie te geven vanaf 4 weken na de eerste vaccinatie, tenzij zij de ‘oude’ pokkenvaccinatie als zuigeling hebben gehad. Dit werd in Nederland aangeboden tot en met 1974. In dat laatste geval beschouwen we personen als beschermd na 1 Imvanex, op basis van de literatuur. Deze tweede vaccinatie voor personen met een vergrote kans op expositie geldt in elk geval voor MSM met wisselende seksuele contacten. 

 

C8.7.2 Algemene preventieve maatregelen

Hieronder vallen infectiepreventieadviezen voor test - en vaccinatielocaties zoals bijvoorbeeld afspraken rond triage of het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM). Zie hiervoor de LCI-richtlijn Mpox.

 

C8.8 Maatregelen

C8.8.1 Meldingsplicht

Mpox is een meldingsplichtige ziekte. Bij verschijning van deze richtlijn valt de ziekte in groep B1. Het laboratorium en de arts melden een bevestigd geval van mpox binnen 1 werkdag aan de GGD. De GGD meldt anoniem conform de Wet publieke gezondheid binnen 24 uur aan het Centrum voor infectieziektebestrijding (CIb) en levert gegevens voor de landelijke surveillance van meldingsplichtige ziekten. Zie voor actuele meldingsplicht LCI-richtlijn Mpox.

 

C8.8.2 Contactonderzoek en partnernotificatie

Zie hoofdstuk D3 voor partnernotificatie en partnerbehandeling. In paragraaf D3.7 zijn tevens per soa (Tabel 10) en per syndroom (Tabel 11) de volgende zaken samengevat: wie en periode van inlichten, overdraagbaarheid na behandeling, advies seksuele onthouding en management sekspartner(s).

 

C8.9 Behandeling

Een Nederlandse expertgroep heeft een behandelrichtlijn opgesteld, deze is hier te vinden: Behandeladvies Monkeypox NVII NVMM (NVII, 2022). Ten tijde van het opstellen van deze MDR Soa was deze behandelrichtlijn over mpox een conceptversie ter autorisatie.

 

De behandeling voor milde mpoxinfecties bestaat uit symptoombestrijding (jeuk, pijn en/of koorts) en monitoren van het beloop. Voor niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeladviezen in de nulde-(=GGD’s) en eerste lijn wordt verwezen naar de dossier Mpox van het NHG. Enkele academische centra en het CSG Amsterdam hebben een beperkte voorraad Tecovirimat beschikbaar voor geindiceerde (ernstige) gevalen van mpox.

 

De behandeling van orthopoxvirusinfecties, waaronder humane pokken door het variolavirus en mpox, is bij mensen beperkt onderzocht. Er zijn een aantal geneesmiddelen die voor behandeling ingezet kunnen worden. Twee middelen zijn geregistreerd voor behandeling van humane pokkeninfectie; tecovirimat in Europa en de VS, en brincidofovir in de VS. Een ander middel (cidofovir) is niet geregistreerd voor pokken- of mpoxbehandeling, maar wordt gebruikt voor behandeling van andere DNA-virusinfecties. In Nederland is er een sterke voorkeur voor tecovirimat. Veel bekendheid met de genoemde middelen is er niet in de klinische praktijk. De geregistreerde, antivirale middelen zijn mondiaal beperkt beschikbaar. Mede gezien de beperkte onderbouwing van effectiviteit van antivirale middelen bij de mens en de beperkte beschikbaarheid ervan, zal er vooral moeten worden gestreefd naar preventie van het ontstaan van ziekte door vaccinatie van sleutelpopulaties, door hygiënemaatregelen en door het gebruik van postexpositieprofylaxe (NVII, 2022).

 

Behandeling van mpox lijkt ten eerste geïndiceerd bij een patiënt met een ernstige door een laboratorium bevestigde infectie (o.a. opgenomen patiënten met ernstige lokale infectie of een ernstig gegeneraliseerd beloop, inclusief encefalitis). Daarnaast kan therapie worden overwogen bij ambulante of opgenomen patiënten met risico op ernstig beloop, zoals immuungecompromitteerde patiënten, bij wie virusklaring door het eigen immuunsysteem minder effectief optreedt. Zie verder het advies antivirale behandeling (potentieel) ernstig verlopende mpox.

Onderbouwing

  1. Antinori A et al. Epidemiological, clinical and virological characteristics of four cases of monkeypox support transmission through sexual contact, Italy, May 2022. Euro Surveill 2022 Jun; 27 (22): 200421.
  2. Bertran M et al. (2023) Effectiveness of one dose of MVA–BN smallpox vaccine against mpox in England using the case-coverage method: an observational study. Lancet Inf Dis 2023 Mar.
  3. Colson P, Penant G, Delerce J, Boschi C, Wurtz N, Bedotto M, Branger S, Brouqui P, Parola P, Lagier JC, Cassir N, Tissot-Dupont H, Million M, Aherfi S, La Scola B. Sequencing of monkeypox virus from infected patients reveals viral genomes with APOBEC3-like editing, gene inactivation, and bacterial agents of skin superinfection. J Med Virol. 2023 Jun;95(6):e28799. doi: 10.1002/jmv.28799. PMID: 37342884.
  4. De Baetselier I, et al. Asymptomatic monkeypox virus infections among male sexual health clinic attendees in Belgium. Preprint. 2022. Via: http://dx.doi.org/10.2139/ssrn.4142074.
  5. ECDC. Monkeypox multi-country outbreak. Rapid risk assessment. 2022 May. Via: https://www.ecdc.europa.eu/sites/default/files/documents/Monkeypox-multi-country-outbreak.pdf
  6. Golden J, Harryman L, Crofts M, Muir P, Donati M, Gillett S, Irish C. Case of apparent mpox reinfection. Sex Transm Infect. 2023 Jan 27:sextrans-2022-055736. doi: 10.1136/sextrans-2022-055736. Epub ahead of print. PMID: 36707246.
  7. Guarner J, del Rio C & Malani PN. Monkeypox in 2022: what clinicians need to know. JAMA 2022; 328 (2): 139-140. Hutson CL et al. Comparison of monkeypox virus clade kinetics and pathology within the prairie dog animal model using a serial sacrifice study design. Biomed Res Int 2015; 2015: 965710.
  8. Jamard S (2023) Resurgence of symptomatic mpox among vaccinated patients: first clues from a new-onset local cluster. Infect Dis Now 2023 Jun; 53 (4): 104714.
  9. Jezek Z et al. Human monkeypox: clinical features of 282 patients. J Inf Dis 1987 Aug; 156 (2): 293-298.
  10. LCI. Richtlijn Mpox (apenpokken). 2022. Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding.
  11. LCI. Richtlijn Mpoxvaccinatie. 2022. Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding.
  12. Magnus P von, et al. A pox-like disease in cynomolgus monkeys. Acta pathologica et microbiologica scandinavica 1959; 46: 156-176.
  13. McCollum AM & Damon IK. Human monkeypox. Clin Infect Dis 58 (2), 2014 January 14: 260-267., doi: 10.1093/cid/cit703. [Correction: Clin Infect Dis 58 (12), 2014 June 15: 1792. doi: 10.1093/cid/ciu196.]
  14. Mitjà O, Alemany A, Marks M, et al. Mpox in people with advanced HIV infection: a global case series. Lancet 2023 Mar; 401 (10380): 939-949. Erratum in: Lancet 2023 Apr; 401 (10383): 1158.
  15. Moore MJ, Rathish B & Zahra F. Monkeypox. [Updated 2022 Jul 16]. In: StatPearls [Internet]. Treasure Island (FL): StatPearls Publishing; 2022 Jan -. Via: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK574519/
  16. NHG. NHG-dossier Mpox. Nederlands Huisartsen Genootschap, 2022. Via: https://onderwerpen.nhg.org/dossier-monkeypox/
  17. NHG. Mpox: update 11 juli. Nieuwberichten. Nederlands Huisartsen Genootschap, 11 juli, 2022. Via: https://www.nhg.org/actueel/nieuws/monkeypox-update-11-juli
  18. NVII. Voorlopig advies antivirale behandeling (potentieel) ernstig verlopende monkeypox - CONCEPT. Versie 24 oktober 2022. Via: https://internist-infectiologen.nl/2022/11/06/concept-behandeladvies-monkeypox/. Geraadpleegd op: 17-11-2022.
  19. Payne A (2022) Reduced risk for mpox after receipt of 1 or 2 doses of JYNNEOS Vaccine compared with risk among unvaccinated persons - 43 U.S. Jurisdictions, July 31-October 1, 2022. MMWR Morb Mortal Wkly Rep. 2022 Dec; 71 (49): 1560-1564.
  20. Petersen E et al. Human monkeypox: epidemiologic and clinical characteristics, diagnosis, and prevention. Infect Dis Clin North Am 2019 Dec; 33 (4): 1027-1043.
  21. Quarleri J, Delpino MV & Galvan V (2022). Monkeypox: considerations for the understanding and containment of the current outbreak in non-endemic countries. GeroScience 2022.
  22. RIVM. Mpox (apenpokken). Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Wijzigingsdatum 17-11-2022. Via: https://www.rivm.nl/monkeypox-apenpokken. Geraadpleegd op 17-11-2022.
  23. Sagy Y et al. Real-world effectiveness of a single dose of mpox vaccine in males. Nat Med 2023 Jan; 29: 748-752.
  24. The Lancet Infectious Diseases. A tale of potential mpox reinfection. Lancet Infect Dis 2023 May; 23 (5): 509.
  25. WHO. Multi-country monkeypox outbreak: situation update. 2022, June 27. Via: https://www.who.int/emergencies/disease-outbreak-news/item/2022-DON396. Geraadpleegd op: 17-11-2022.
  26. WHO. 2023 Mpox (Monkeypox) Outbreak: Global Trends. World Health Organization. 2023. Geraadpleegd op 3 mei 2023.
  27. Zachary KC, Philpotts LL, Shenoy ES. Mpox exposure and transmission in healthcare settings during the 2022 global outbreak. Curr Opin Infect Dis. 2023 Aug 1;36(4):257-262. doi: 10.1097/QCO.0000000000000933. Epub 2023 Jun 26. PMID: 37431555.
  28. Zeggagh J, Ferraris O, Salmona M, Tarantola A, Molina JM, Delaugerre C. Second clinical episode of hMPX virus in a man having sex with men. Lancet. 2023 Mar 24:S0140-6736(23)00509-3. doi: 10.1016/S0140-6736(23)00509-3. Epub ahead of print. PMID: 36972717.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 27-03-2024

Laatst geautoriseerd  : 27-03-2024

Geplande herbeoordeling  :

De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van het richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van deze richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Opmerking bij autorisatie:

 

Betreft ‘C.1.10: Paradigmashift testbeleid chlamydia bij asymptomatische patiënten’; deze paragraaf geeft aan dat er nieuwe inzichten zijn met betrekking tot het al dan niet testen op chlamydia bij personen zonder klachten, maar gaat niet over tot ontraden. De richtlijn geeft helder aan dat nog niet duidelijk is wat de consequenties zijn op de langere termijn als men stopt met het testen en dat een (maatschappelijk) gesprek over het nut en de noodzaak hiervan is geboden. De NVMM, de NIV en het NHG willen benadrukken dat een breed debat met alle stakeholders eerst moet plaatsvinden alvorens men deze richtlijn interpreteert als een advies om niet meer te testen op chlamydia bij personen zonder klachten.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
  • Nederlandse Vereniging van HIV Behandelaren
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Nederlandse Vereniging Infectieziektebestrijding
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland, afdeling Vrouw en Kind
  • Werkgroep Artsen Seksuele gezondheid en Soa
  • Nederlandse Vereniging voor Internist-infectiologen
  • Poz&Proud
  • Treat it Queer

Doel en doelgroep

Deze richtlijn doet aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering en is gericht op het vaststellen van goed medisch handelen.

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoek financiering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad.

 

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met geografische spreiding van de werkgroepleden en met evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen zijn er vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen en belangenorganisaties betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn.

 

Tabel 1: Overzicht werkgroepleden herziening 2022-2024.

Werkgroepleden

Functie

Vereniging of affiliatie

Prof. dr. H.J.C. de Vries (voorzitter)

Dermatoloog

NVDV

Dr. A.P. van Dam (vicevoorzitter)

Arts-microbioloog

NVMM

Drs. E. Ab

Huisarts

NHG

Dr. A.H. Adriaanse

Gynaecoloog

NVOG

Drs. C.A.J. van Bokhoven

Arts Maatschappij en Gezondheid

NVIB/WASS

Drs. H. Bos (vanaf mei 2022)

Arts Maatschappij en Gezondheid

Soa Aids Nederland

Drs. M.D. Esajas

Gynaecoloog

NVOG

Drs. M.A.M. van den Elshout

Arts seksuele gezondheid

GGD regio Utrecht

Dr. H.M. Götz

Arts Maatschappij en Gezondheid, epidemioloog

NVIB/WASS

Drs. M.O. Hoogeveen (vanaf april 2023)

Arts-onderzoeker

NVDV

Dr. E. Hoornenborg

Internist-infectioloog

NVHB (NIV)

Drs. A.G.W van Hulzen

Verpleegkundig specialist

V&VN

Drs. R. Joosten

Arts Maatschappij en Gezondheid

RIVM

Drs. D.M. van Loon (sept 2022-mei 2023)

Arts-onderzoeker

NVDV

Dr. G. Losonczy

Oogarts

NOG

Drs. B. Meijer

Uroloog

NVU

Dr. J.M. Oldhoff

Dermatoloog

NVDV

Prof. Dr. M.F. Schim van der Loeff

Arts Maatschappij en Gezondheid, epidemioloog

GGD Amsterdam

Drs. F.W. Sintenie

Belangenvertegenwoordiger

Treat it Queer

Drs. M. Stolting (tot december 2022)

Arts-onderzoeker

NVDV

E.N.J. Stronck (vanaf april 2022)

Patiëntvertegenwoordiger

Poz&Proud (Hiv Vereniging)

Dr. A.H. Teeuw

Kinderarts

NVK

Dr. S.O. Verboeket

Belangenvertegenwoordiger

PrEPnu

Dr. C.E. Vergunst

Dermatoloog

NVDV

Dr. S.M.E. Vrouenraets

Internist-infectioloog

NVHB (NIV)

Drs. M.I.L.S. Werner

Arts Maatschappij en Gezondheid

NVIB/WASS

Dr. M. van Westreenen

Arts-microbioloog

NVMM

Dr. C. Zemouri

Gezondheidswetenschapper

Zemouri Public Health Research & Consultancy

Klankbordleden

 

 

Dr. J. Schouten

Neuroloog

NVN

 

Tabel 2: Overzicht betrokken partijen herziening 2022-2024.

Overzicht betrokken partijen*

Zitting nemend in werkgroep

Knelpunten­analyse

Commentaar­fase

Autorisatie

Opmerkingen

Wetenschappelijke verenigingen

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)

X

X

X

X

 

Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

X

X

X

 

Voor huisartsen gelden de NHG-standaarden.

Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)

X

X

X

X

Geen extern commentaar geleverd.

Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) namens de Nederlandse Vereniging van Hiv-Behandelaren (NVHB) en de Nederlandse Vereniging voor Internist-infectiologen (NVII)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging Infectieziektebestrijding (NVIB) namens de Werkgroep Artsen Seksuele gezondheid en Soa (WASS)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)

X

 

X

X

Zijn later (na knelpuntanalyse) aangeschoven.

Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)

X

 

X

X

Zijn later (na knelpuntanalyse) aangeschoven.

Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN)

 

 

X

 

Gemandateerd klankbordgroep lid.

Nederlands Oogheelkundig Genootschap (NOG)

X

 

X

X

Zijn later (na knelpuntanalyse) aangeschoven.

Overige organisaties

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en het Milieu-Centrum voor Infectieziektebestrijding (RIVM-Cib)

X

X

X

 

 

Soa Aids Nederland

X

X

X

 

 

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)

X

X

X

X

Geen extern commentaar geleverd.

Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuis Apothekers (NVZA)

 

 

X

 

 

Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV)

 

 

X

 

Per abuis niet uitgenodigd voor knelpuntanalyse. Er is afgesproken dit in de toekomst wel te doen.

Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA)

 

 

X

 

Geen extern commentaar geleverd.

Patiëntenverenigingen

Poz&Proud

X

X

X

X

Geautoriseerd via Patiëntfederatie Nederland

Treat it Queer

X

X

X

X

Geautoriseerd via Patiëntfederatie Nederland

PrEPnu

X

X

X

 

Geen extern commentaar geleverd.

Huid Nederland

 

 

X

 

Geen extern commentaar geleverd.

Stakeholders

Zorginstituut Nederland (ZiN)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geen commentaar ontvangen.

Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ)

 

 

X

 

 

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geen commentaar ontvangen.

Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geen commentaar ontvangen.

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geeft geen commentaar.

* Alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.

Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.

 

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling (2021) is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Persoonlijke financiële belangen, persoonlijke relaties, reputatiemanagement

Extern gefinancierd onderzoek

Overige belangen

Getekend op

Acties

Prof. dr. H.J.C. de Vries

Dermatoloog, CSG GGD Amsterdam & afdeling dermatologie, Amsterdam UMC

Chair of CBK Zuidoost foundation, onbetaald

-

-

-

07-12-2022

-

Drs. E. Ab

Huisarts UMCG

- Kaderarts urogynaecologie (onbetaald)

- Expertgroep seksuele gezondheid (onbetaald)

-

-

-

10-02-2022

-

Dr. A.H. Adriaanse

Gynaecoloog, Noordwest Ziekenhuisgroep, locatie Alkmaar

- Medisch manager OK-organisatie Noordwest Ziekenhuisgroep

- Lid Calamiteiten commissie Noordwest Ziekenhuisgroep

- Opleider Internationale Gezondheidszorg en Tropengeneeskunde, Noordwest Ziekenhuisgroep (deze functies zijn onderdeel van het dienstverband binnen de Noordwest Ziekenhuisgroep)

-

-

-

27-08-2023

-

Drs. C.A.J. van Bokhoven

Arts maatschappij en gezondheid, infectieziekte­bestrijding, GGD Gelderland-Zuid

- Lid visitatiecommissie Seksuele gezondheid GGD’en (vergoeding valt onder reguliere financiering)

- Lid werkgroep kwaliteitsprofiel ASG (betaald door VWS)

-

-

-

23-02-2022

-

Dr. H. Bos

Arts M+G infectieziekte­bestrijding, strategisch adviseur Soa Aids Nederland (0,8)

-

-

-

-

24-02-2022

-

Dr. A.P. van Dam

Arts-microbioloog Amsterdam UMC (0,9 FTE) met detachering naar

- GGD Amsterdam (0,2 FTE)

- RIVM (COMmer) (0,2 FTE)

- Vanuit Amsterdam UMC: lid redactieraad Tijdschrift voor Infectieziekten (onbetaald)

- Vanuit GGD: labvertegenwoordiger NL voor SOA-ECDC (onbetaald)

Geen specifieke intellectuele belangen of reputatie. In het algemeen is het zo dat het definiëren van een bepaalde conditie als een ziektebeeld, waarop diagnostiek en behandeling moet volgen door een professional, leidt tot een groter belang van deze professional en zijn/haar werkgever. Dit geldt ook voor mij als arts-microbioloog, en mijn werkgevers.

Onderzoek naar effectiviteit van zolidoflacin voor behandeling voor gonorroe (iov GARDP)

Onderzoek naar M. genitalium bij PID, financier OLVG research fonds

-Onderzoek naar diagnostische waarde geautomatiseerde moleculaire test voor T. pallidum (Hologic financiert kits, geen honoraria)

-

16-01-2023

-

Drs. M.A.M. van den Elshout

- Medisch coördinator afd. seksuele gezondheid, GGD regio Utrecht (36u)

- Arts-onderzoeker AMPrEP, AMR / Amsterdam UMC /GGD Amsterdam (8u)

-Arts seksuele gezondheid, GGD Amsterdam, Gemeente Amsterdam (0,77u)

Registratiecommissie SOAP, lid namens ASG-stuurgroep, leden geven advies aan de directeur RIVM/CIb over de gegevens die aangeleverd moeten worden t.b.v. de in het SOAP gebruikersreglement genoemde doelen (onbetaald).

-

-

-

14-11-2022

-

Drs. M.D. Esajas

Gynaecoloog UMCG

Docent BVO Nederland, onbetaald

-

-

-

24-11-2022

-

Dr. H.M. Götz

Arts M+G IZB GGD Rotterdam- Rijnmond

-

-

-

-

09-02-2022

-

Drs. M.O. Hoogeveen

Arts-onderzoeker, NVDV

Klinisch onderzoek pediatrie Virtual Reality Hypnosis

-

-

-

25-01-2022

-

Dr. E. Hoornenborg

- Hoofd Centrum voor Seksuele Gezondheid GGD Amsterdam (1,0 fte)

- Internist-infectioloog, DC Lairesse, Amsterdam (0,1 fte)

-

-

GGD Amsterdam ontvangt in 2023 een grant van Gilead Sciences voor outreach HIV en STI testing. Geen belang bij uitkomst met betrekking tot de MDR.

-

23-08-2023

-

Drs. A.G.W. van Hulzen

Verpleegkundig Specialist AGZ (hiv- en hepatitis behandel­centrum) Isala Zwolle (24u)

-

-

-

-

29-11-2022

-

Drs. D.M. van Loon

Arts-onderzoeker NVDV

-

-

-

-

01-02-2023

-

Drs. R. Joosten

Arts Maatschappij en Gezondheid, profiel Infectieziekte­bestrijding RIVM

-

-

-

-

24-11-2022

-

Dr. G. Losonczy

Oogarts, corneachirurg, Radboud UMC Nijmegen

-

-

-

-

19-07-2023

-

Drs. B. Meijer

Uroloog, ACIBADEM, Amsterdam

Lid werkgroep bekwaamheidseisen (beperkte) genitale chirurgie (onbetaald)

-

-

-

11-2-2022

-

Dr. J.M. Oldhoff

Dermatoloog, UMCG

- Voorzitter domeingroep SOA en huidinfecties, NVDV

- Hoofd SOA GGD Groningen (betaald via samenwerkings­verband met de afd. dermatologie UMCG)

-

-

-

10-02-2022

-

Prof. Dr. M.F. Schim van der Loeff

- Senior epidemioloog bij afdeling infectieziekten, GGD Amsterdam (fulltime)

- Bijzonder hoogleraar van epidemiologie van Seksueel Overdraagbare Infecties, Amsterdam UMC (1 dag per week)

Bestuurslid Stichting Virus Actiefonds (onbetaald) tot november 2022

-

Mijn werkgever, GGD Amsterdam, stimuleert medewerkers om deel te nemen aan adviescommissies en richtlijncommissies, zoals deze. Alle betalingen uit bovenstaande functies gaan naar werkgever.

- Hoofdonderzoeker op onderzoek CONTROL, gefinancierd door ZonMw (juli 2020-heden)

- Projectleider op onderzoek NABOGO, gefinancierd door ZonMw (2016-2022)

- Co-PI op onderzoek EZI-PrEP, gefinancierd door AidsFonds (2019-heden)

- Deelnemer van Advisory board MSD (november 2020 en juni 2021)

- Lid van Advisory Board Novosanis (oktober 2022-heden)

- Hoofdonderzoeker van Ivestigator-Initiated Research grant bij GSK (oktober 2022-nu)

23-2-2022

-

Dr. J. Schouten

- Neuroloog, Rijnstate Ziekenhuis Arnhem

Forensisch neuroloog, Pieter Baan Centrum (betaald)

-

-

-

24-07-2023

-

Drs. F. W. Sintenie

- Penningmeester bij Treat it Queer (i.p. onbetaald)

- ANIOS verslavings­geneeskunde bij Jellinek (betaald)

-

-

-

Treat it Queer zet zich in voor betere zorg voor de LHBTI+ gemeenschap middels onderwijs, onderzoek en advies. Alle oprichters zijn zelf onderdeel van de gemeenschap, maar hebben ook alleen een achtergrond in de geneeskunde en/of global health. Derhalve zou het theoretisch kunnen dat de stichting Treat it Queer meer bekendheid krijgt door de richtlijn, en hierdoor sneller of makkelijker gevraagd wordt om projecten te organiseren of hieraan deel te nemen. Er spelen geen directe financiële belangen. (zie verder uitleg de belangenverklaring)

18-2-2022

-

Drs. M. Stolting

Arts-onderzoeker NVDV

-

-

-

-

05-06-2022

-

E.N.J. Stronck

Coördinator Poz&Proud, onderdeel van de hiv vereniging

-

-

-

-

24-11-2022

-

Dr. A.H. Teeuw

Kinderarts sociale pediatrie, Emma Kinderziekenhuis-Amsterdam UMC

- LECK kinderarts (onbetaald)

- CSG kinderarts (onbetaald)

-

-

-

22-01-2023

-

Dr. S.O. Verboeket

Arts in opleiding tot verslavingsarts, SBOH / Stichting Arkin

Lid actiegroep PrEPnu (voorheen voorzitterschap; vrijwilligerswerk)

-

-

Als lid van actiegroep PrEPnu ben ik er bij gebaat dat PrEP beter en breder toegankelijk wordt dan op dit moment sprake van is. Met deze visie, en mede daardoor, ben ik betrokken bij de totstandkoming van deze richtlijn

11-12-2022

-

Dr. C.E. Vergunst

- Dermatoloog GGD Amsterdam (18u per week

- Dermatoloog Centrum Oosterwal, gedetacheerd NoordWestZiekenhuis­groep (18u per week)

 -Lid domeingroep SOA en huidinfecties (onbetaald)

- Docent NSPOH (betaald)

Recent gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek mede van mijn hand zal in de nieuwe richtlijn verwerkt worden

Betrokkenheid bij onderzoek naar klinische relevantie Mg infecties, momenteel intern gefinancierd door GGD Amsterdam, in verleden is studie deels gesponsord door Hologic (levering test-kits)

-Bevestiging reputatie als expert op het gebied van SOA.

-De richtlijn wordt ook doorgevoerd, voor zover van toepassing, in de door mij en mijn collega’s beheerde lokale protocollen van de GGD Amsterdam.

14-02-2022 én
27-12-2022

-

Dr. S.M.E. Vrouenraets

Internist-infectioloog, OLVG. Tevens gedetacheerd vanuit OLVG naar AvL voor het uitvoeren HRA (hoog risico anoscopieën) en A-team werkzaamheden

-

-

-

-

22-11-2022

-

Drs. M.I.L.S. Werner

Arts Maatschappij en Gezondheid, GGD Zuid Limburg

-

-

-

-

23-11-2022

-

Dr. M. van Westreenen

Arts-microbioloog, Erasmus MC en STAR-SHL

- GRAS werkgroep (onbetaald)

- ECDC SOHO network focal point organs (onbetaald)

-

-

-

21-11-2022

-

Dr. C. Zemouri

- Onderzoeker COVID-19 aanbevelingen, Amsterdam Medisch Centrum

- Zelfstandig onderzoeker en consultant, Zemouri Public Health Research & Consultancy

-

-

-

-

06-04-2022

-

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van een aantal patiënten/sleutelpopulatie organisaties zoals Poz&Proud, PrEP.nu, en Treat it Queer. Afgevaardigden van deze organisaties waren aanwezig bij alle vergaderingen en hebben als auteurs en commentators een directe en actieve bijdrage geleverd aan het tot stand komen van de richtlijn.

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens is er een samenvatting gemaakt inzake de belangrijkste wijzigingen en is de ‘MDR Soa App’ geüpdatet aan de hand van de wijzigingen voortvloeiende uit deze herziening; deze is voor iedereen beschikbaar die daar kennis van wil nemen. Het volledige implementatieplan is opgenomen in bijlage implementatieplan.

Werkwijze

Aanleiding

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie en de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie is de richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA) in 2022-2024 herzien. De laatste grote herziening dateert uit 2018. In 2019 heeft er een kleine modulaire herziening plaatsgevonden. Voor deze huidige herziening kwamen meerdere modules in aanmerking, omdat er relevante ontwikkelingen hebben plaatsgevonden omtrent epidemiologie (mpox en scabiës), therapie (chlamydia), testbeleid (chlamydia en Mycoplasma genitalium-infectie) en biomedische interventies (PrEP).

 

Knelpuntenanalyse

In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. Zie bijlage 2, tabel 2 voor de aanwezigheid van de verschillende partijen bij deze eerste bijeenkomst.

 

Samenstelling van de werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met geografische spreiding van de werkgroepleden en met evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen zijn er vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen en belangenorganisaties betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn. Zie bijlage 2, tabel 1 voor een volledig overzicht van de betrokken partijen.

 

Wetenschappelijke bewijsvoering

De voorlaatste update van de richtlijn dateert uit 2019, welke tot stand is gekomen op basis van commentaar op de vorige versie (2018), en evaluatie door de werkgroep. Er zijn toen geen substantiële wijzigingen aangebracht, maar storende fouten zoals in doseringen zijn gecorrigeerd en verduidelijkingen zijn waar nodig aangebracht. De richtlijnwerkgroep werkte in de periode 2021-2023 aan een nieuwe conceptrichtlijntekst. De werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen die zich elk bogen over een module. Als basistekst is uitgegaan van de 2019 MDR Soa die eerder door de in Nederland aanwezige deelexperts zijn samengesteld.

 

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Voor een groot deel van de adviezen die in de richtlijn worden gegeven is onvoldoende bewijs voorhanden dat vandaag de dag noodzakelijk wordt geacht voor opname in een richtlijn. Zo is de huidige behandeling van syfilis terug te voeren op kennis en ervaring stammend uit het midden van de 20e eeuw, ver voor de implementatie van de ”evidence based medicine”-criteria die nu als standaard worden vereist als onderbouwing van medisch beleid. Er bestaat echter geen twijfel aan de keuze voor benzathinebenzylpenicilline als eerstekeuzebehandeling voor syfilis. Dit geldt overigens niet alleen voor seksueel overdraagbare aandoeningen; het overgrote deel van de 3000 dermatologische diagnoses kent geen behandeling die op stevig bewijs rust; toch bestaat ook daar behoefte aan therapeutische adviezen.

 

Er is in 2002 een Soa-richtlijn verschenen die geheel volgens de toen geldende standaard van wetenschappelijke bewijsvoering is opgesteld. Op basis van vooraf opgestelde vragen werden zoekopdrachten uitgevoerd en een poging tot beantwoording van de vragen gedaan. Helaas bleek voor de meest klinisch relevante ‘uitgangsvragen’ geen systematische onderbouwing vanuit de literatuur voorhanden (er kwamen geen adviezen met een bewijskracht boven niveau 4 uit). De meest prangende vragen omtrent diagnostiek en behandeling konden zodoende niet worden beantwoord en kwamen ook niet aan bod. Vanwege het teleurstellende resultaat en de kritiek op deze richtlijn is bij de volgende versie afgestapt van het model van vooraf opgestelde vragen en is weer gekozen voor de voorheen gehanteerde werkwijze zoals bij de 1997 richtlijn die bestond uit vaste paragrafen per syndroom en infectie (zoals epidemiologie, diagnostiek en behandeling). Vanaf 2012 is de richtlijn daarom hoofdzakelijk gebaseerd op een combinatie van de mening van de werkgroep (expert opinie) na uitvoerige discussie, aanvullend gericht literatuuronderzoek (niet systematisch beoordeeld) en recent gepubliceerde internationale en nationale richtlijnen, waarin naast standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), de Amerikaanse CDC, de Britse BASHH, de Europese IUSTI en de WHO-richtlijnen het meest leidend zijn geweest. De internationale richtlijnen volgen ook het door ons gekozen stramien van vaste paragrafen per syndroom/infectie die al dan niet is onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek dan wel met expert opinie. Per hoofdstuk of passage wordt duidelijk gerefereerd naar nationale of internationale richtlijnen waaruit zaken overgenomen zijn. Daarnaast heeft er voor alle modules/hoofdstukken gedurende het gehele herzieningsproces, intensieve samenwerking met het RIVM/LCI plaatsgevonden. Daar waar geen gepubliceerd bewijs voorhanden was, is per definitie gebruik gemaakt van expert opinies zoals deze tijdens de verschillende overlegmomenten werden geformuleerd.

 

Voor de onderbouwing van de diagnostiek en behandel adviezen van chlamydiasis is wel meer bewijs voorhanden. Voor het hoofdstuk C1. Chlamydiasis (inclusief lymphogranuloma venereum) hebben we dankbaar gebruikgemaakt van de NHG-Standaard: Het soa-consult (NHG, 2022). Deze NHG-Standaard is recent (2022) voor wat betreft de non-LGV-chlamydia-infecties herzien door het Nederlands Huisartsen Genootschap, waarbij er gebruik is gemaakt van de GRADE-methodiek om meerdere uitgangsvragen te beantwoorden. Deze methodiek is terug te vinden in het document ‘totstandkoming en methoden’ van deze NHG-Standaard. Daar waar is afgeweken van het advies in deze standaard staat dat nadrukkelijk vermeld in de tekst. De hoofdstukken B1. Urethritis, B2. Fluor vaginalis en vaginitis, B3. Acute epididymitis (bij volwassenen) zijn eveneens grotendeels afkomstig uit de NHG-Standaarden en NHG-Behandelrichtlijnen (‘Het soa-consult’, ‘Fluor vaginalis’ en ‘Acute epididymitis bij volwassenen’’) met enkele aanpassingen en toevoegingen uit recentere literatuur. Voor achtergrondinformatie bij de tekst van dit hoofdstuk (inclusief een uitvoerige onderbouwing) verwijzen we naar de volledige NHG-Standaard en diens ‘totstandkoming en methoden’.

 

De conceptteksten werden tijdens verschillende subgroepvergaderingen en een eendaagse plenaire bijeenkomst besproken. De conceptteksten zijn vervolgens, na verwerking van de commentaren van verschillende betrokken wetenschappelijke en beroepsverenigingen en instanties, eind 2023 aangeboden ter autorisatie (zie: initiatief en autorisatie). De richtlijn biedt de mogelijkheid om per gezondheidechelon (0e lijn, GGD; 1e lijn, huisarts; 2e lijn, ziekenhuis) de meest geëigende keuzes te maken in het te voeren beleid. Dit houdt bijvoorbeeld in dat er verschillen kunnen bestaan in testbeleid voor urogenitale chlamydia-infecties tussen de verschillende echelons.

 

Belangrijkste wijzigingen

Zie de ‘Algemene inleiding’ van de MDR Soa.

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is gezocht naar en gebruik gemaakt van onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op relevante vraagstukken uit de klinische praktijk. Voor deze herziening is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om vraagstukken te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is te raadplegen in bijlage 4.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar, voor zover mogelijk, wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt)organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel 2). De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter autorisatie.

Volgende:
DEEL D: Overig en procedures