Seksueel Overdraagbare Aandoeningen

Initiatief: NVDV / NVMM Aantal modules: 25

C6 Scabiës

C6.1 Algemeen

Personen met wisselende seksuele contacten hebben een verhoogde kans op een besmetting met scabiës (Bouvresse, 2010; Johnston, 2005; Hicks, 2009). Daarom is scabiës in de Multidisciplinaire Richtlijn Soa opgenomen.

 

C6.2 Ziekte

Scabiës (schurft) is een infectie van de huid door Sarcoptes scabiei. De voornaamste klacht van scabiës is jeuk.

 

C6.2.1 Verwekker

Schurft bij mensen wordt veroorzaakt door de Sarcoptes scabiei var. hominis, die een ovaal, wit lichaam heeft met een platte onder- en bovenkant en 8 poten. De rug heeft borstels en stekels (denticuli) die helpen bij het graven van een gangetje in de opperhuid van de mens. Het vrouwtje wordt het meest gezien en is ongeveer 0,4 x 0,3 mm groot. Het mannetje is kleiner: 0,2 x 0,15 mm. Het gangetje wordt door het volwassen vrouwtje gegraven en bevindt zich tussen het stratum corneum (hoornlaag) en stratum granulosum (korrellaag) van de huid. Ze graaft met behulp van een secreet dat lysis (oplossing van celmateriaal) van de oppervlakkige cellen veroorzaakt. Het product daarvan vormt haar voedsel. Ze graaft 0,5 tot 5 mm per dag en een gangetje wordt maximaal 15 mm lang. In het gangetje vindt copulatie plaats, waarna het mannetje sterft. Gedurende de rest van haar 4 tot 6 weken durende leven legt zij 2-4 eitjes/dag (in totaal 40 tot 60 eitjes). Na 2 tot 7 dagen kruipt er een zespotige larve uit het ei die naar het huidoppervlak gaat en op de huid leeft. De larve maakt kleine gaatjes in haarfollikels of huidplooien om zich te voeden of te vervellen, waarna hij overgaat in de achtpotige nymfefase. Na enkele vervellingen ontwikkelt het mannetje zich in ongeveer 9-10 dagen en het vrouwtje in 12-15 dagen tot een geslachtsrijpe mijt. De mijten lopen in alle ontwikkelstadia over het menselijk Lichaam, behalve het vrouwtje in het legstadium (Hafner, 2009).

 

C6.2.2 Pathogenese

Naast het ontstaan van de huidlaesies (huidbeschadigingen) door de gangetjes van de mijt zijn de belangrijkste symptomen jeuk en een ontstekingsreactie in de huid. Deze ontstaan door de immuunreactie van de patiënt met een vertraagd type-IV overgevoeligheidsreactie op de mijten (door substanties op het oppervlak van de mijt) en hun excreten (het secreet, de uitwerpselen, de eitjes).

 

C6.2.3 Incubatieperiode

De periode tussen het tot stand komen van de besmetting en het uitbreken van de eerste ziekteverschijnselen bedraagt meestal 2 tot 6 weken, maar bij een verminderde overgevoeligheidsreactie en verminderde immuunstatus kan dit tot maanden duren (Bouvresse, 2010). In instellingen voor langdurige zorg wordt schurft regelmatig pas laat herkend als niet de bewoners maar de medewerkers klachten krijgen. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door een verminderde afweerreactie onder de bewoners en daardoor geen of minimaal typische klachten. Gangbaar is om uit te gaan van een incubatietijd van maximaal 10 weken voor mensen die immuungecompromitteerd zijn en voor cliënten in zorginstellingen. Er kan sprake zijn van atypische klachten en/of huidafwijkingen. Bij een herinfectie kan de jeuk al na 1 tot 4 dagen ontstaan, nog voordat er gangetjes zichtbaar zijn, omdat de overgevoeligheid dan al bestaat. Typisch is het terugkeren van de nachtelijke jeuk (Bouvresse, 2010; Currie, 2010; Chosidow, 2006; Hengge, 2006).

 

C6.2.4 Ziekteverschijnselen

Er is sprake van een gegeneraliseerde en uitgesproken jeuk die meer aanwezig kan zijn op plaatsen waar de mijt zich bevindt. In de beginfase neemt de jeuk geleidelijk aan toe. De jeuk is meestal ’s avonds/'s nachts in bed en in een warme omgeving het hevigst. (Ex-)huis- of bedgenoten kunnen dezelfde klachten hebben. Het klinisch beeld wisselt sterk en vaak zijn de gangetjes, door onder meer krabben, slecht (meer) te vinden. In de praktijk kan het daardoor soms erg lang duren voordat de diagnose gesteld wordt.

 

Uitingsvorm gewone (klassieke) scabiës

Kenmerkend zijn de gangetjes die de mijt graaft op voorkeursplaatsen: tussen de vingers, zijkanten en plooien van de handpalmen, buigzijde van de pols, strekzijden van de ellebogen, de mediale voetrand, enkel en wreef. Ze zien eruit als smalle, gekronkelde, iets verheven bruingrijze lijntjes, maximaal 1,5 cm lang. Aan het begin ervan kan de huid wat schilferen (‘wake sign’), aan de andere kant waar de mijt zich bevindt, kan een papeltje of blaasje zichtbaar zijn. Door een dermatoscoop kan de kop van de mijt als een zwart driehoekje herkend worden (‘deltateken’) (Bousema, 2013). Bij gezonde personen zijn gangetjes soms moeilijk te vinden, omdat ze kapotgekrabd zijn. Ook op andere plekken kan scabiës voorkomen, maar dan meer als huidafwijking met roodheid en papels (Dupuy, 2007), zoals in de voorste okselplooi, rond de tepels (van de vrouw), billen, dijen en de (mannelijke) genitalia.

 

Soms kan er sprake zijn van nodulaire scabiës. Hierbij ontstaan noduli tot wel 2 cm groot die bruin-rood van aspect zijn en maanden na behandeling kunnen persisteren. In of rond deze nodi kan soms een scabiësmijt aangetroffen worden (Dupuy, 2007).

 

Naast de gangetjes, papels en nodi als direct gevolg van de infestatie, is er vaak een eczemateus huidbeeld verspreid op het lichaam aanwezig. Dit ten gevolge van een allergische (type IV) immuunrespons op Sarcoptes scabiei-antigenen (Walton, 2010).

 

Uitingsvorm scabiës crustosa (norvegica)

Deze vorm van scabiës die voor het eerst beschreven werd door Danielson en Böck in 1848 (Chosidow, 2006; Hengge, 2006) wordt gekenmerkt door huidafwijkingen met een sterk verdikte hoornlaag (hyperkeratose), papels en noduli (knobbeltjes) op met name de extremiteiten. In dit geval is er sprake van een enorme infestatie en daarmee een hoge graad van overdraagbaarheid. Deze vorm van scabiës komt alleen voor bij immuungecompromitteerden, alsmede bij personen die om welke reden dan ook niet krabben. Zie verder de LCI-richtlijn Scabiës.

 

Atypische en overige mogelijke uitingsvormen (tussenvormen) van scabiës

Tussen gewone scabiës en scabiës crustosa zijn tussenvormen mogelijk met honderden tot duizenden mijten, waarbij de hoeveelheid mijten en dus de mate van overdraagbaarheid richtinggevend is voor de noodzakelijke behandeling. De behandelend arts dient de ernst van de besmetting en de behandeling te bepalen. Soms zijn er geen korstvormige afwijkingen maar juist opvallend weinig huidafwijkingen en blijft het klinische beeld beperkt tot een wat droge, schilferige huid en/of lijkt het op een eczemateuze aandoening: erytrodermie. Deze vorm heeft dezelfde mate van overdraagbaarheid als scabiës crustosa en moet als zodanig behandeld worden. Bij langdurig gebruik van corticosteroïdzalven kan het beeld nog meer atypisch worden (scabiës incognito). De anders zo uitgesproken jeuk kan verminderd of zelfs afwezig zijn.

 

Uitingsvorm scabiës bij kinderen

Bij kinderen onder de 2 jaar is het klinisch beeld anders dan bij volwassenen. De typische kenmerken ontbreken en gangetjes zijn vaak afwezig. Wel worden er vaker puistjes en blaasjes gezien op de handpalmen en voetzolen. Daarnaast treedt er vaker eczematisatie op met secundaire infecties. Een ander belangrijk verschil is de betrokkenheid van hoofd en nek, wat bij volwassenen niet vaak voorkomt. (Karthikeyan, 2007)

 

Immuungecompromitteerden, mensen met een verstandelijke beperking en kwetsbare ouderen

Bij immuunggecompromitteerden, mensen met een verstandelijke beperking en kwetsbare ouderen is er vaker sprake van een atypisch beloop (Tjioe, 2008). Het beeld kan gecompliceerd worden door tevoren aanwezige huidafwijkingen. Het hoofd kan aangedaan zijn evenals de handpalmen en de voetzolen (Johnston, 2005) en bij bedlegerige personen juist de rug. Hiermee dient bij de behandeling rekening te worden gehouden (hoofdhuid, wenkbrauwen, gezicht, nek en oren meebehandelen). Bij nodulaire scabiës kunnen er grote verharde ontstoken noduli (knobbeltjes) ontstaan. Deze zitten vooral in de okselplooi, liezen en op de billen en kunnen soms zeer hevig jeuken tot wel maanden na succesvolle behandeling.

 

C6.3 Transmissie

Iemand is infectieus vanaf 2 weken na het oplopen van de infectie. Bij gewone scabiës lopen de mijten over bij langdurig (naar wordt aangenomen circa 15 minuten) direct huid-op-huidcontact (zoals borstvoeding geven, knuffelen, seksueel contact hebben of lichamelijke verzorging verlenen). Handen schudden, kort knuffelen en medische onderzoeken zijn waarschijnlijk onvoldoende om transmissie van de scabiësmijt te veroorzaken. De transmissie verloopt aerogeen bij scabiës crustosa (zelfs na een korte ontmoeting zonder huid-op-huidcontact). De mijten zoeken hun weg via geur en temperatuur (Walton, 2007). Bij intensief gebruik van elkaars kleding, handdoeken en beddengoed kan de scabiësmijt ook via deze weg worden overgedragen.

 

C6.4 Diagnostiek

In het algemeen is een ervaren arts nodig om een mijt te vinden. Er zijn een aantal verschillende diagnostische methodes beschikbaar om de diagnose te stellen.

  • Microscopisch onderzoek: de aanwezigheid van de scabiësmijt, eieren of excreta kan bevestigd worden door microscopisch onderzoek van een preparaat van huidschraapsel. Verwijder met een lancetmesje no. 15 de bovenste huidlaag bij een papeltje of gangetje. Verweek eventueel de huidcellen eerst in een KOH-oplossing, leg ze onder een dekglaasje en bekijk het preparaat onder de microscoop. Onder de microscoop zijn door een ervaren persoon mijten, eieren of fecespartikels te vinden. Door ervaren artsen kan de mijt ook met een speldenknop of naald worden gevangen uit het einde van het gangetje. Dermatoscopie kan helpen om de exacte plaats te bepalen waar de mijt zich bevindt. Als er geen mijten aantoonbaar zijn en er bij patiënt geen gangetjes zichtbaar zijn, kan de diagnose scabiës niet met zekerheid gesteld worden. Scabiës crustosa is daarentegen microscopisch gemakkelijk aan te tonen: in vrijwel elke huidschilfer zijn de mijten aantoonbaar.
  • Dermatoscopie: met een dermatoscoop (een verlicht vergrootglas) zijn mijten soms te zien als kleine zwarte driehoekjes (V-vormen, deltateken) aan het einde van een gangetje. Voorbeelden zijn te vinden via dermoscopedia.
  • NAAT: een huidschraapsel van een verdachte plek kan in een droge en steriele container opgestuurd worden naar het laboratorium voor een NAAT-test op scabiës (RIVM). De plaatsbepaling van de NAAT is nog niet geheel duidelijk. NAAT wordt niet standaard aanbevolen. Van belang is dat het juiste materiaal voor onderzoek wordt afgenomen (schraapsel van verdachte afwijkingen) in overleg met een dermatoloog. De NAAT-test toont niet enkel een actieve infectie aan (maar ook rest-DNA van een eerdere actieve infectie) en is dus is niet nuttig om een persisterende of recidiverende infectie aan te tonen. (Fanoy 2017, Delaunay, 2020).
  • Burrow Ink test: een eenvoudige, snelle en goedkope methode om de pathognomonische gangen zichtbaar te maken middels inkt. Een negatieve test sluit schurft echter niet uit, en verdere tests met dermatoscopie of microscopisch onderzoek van huidschraapsels zijn noodzakelijk (Rauwerdink & Balak, 2023).
  • UVA-lichtbron (Woodslamp): een case-series studie onderzocht een (bij toeval ontdekte) nieuwe manier om de diagnose scabiës te stellen door in vivo en in situ identificatie van gangetjes en mijten wanneer ze worden belicht met UVA-licht (365 nm). Deze procedure kan een gangetje identificeren, mogelijk efficiënter dan andere zichtbare lichtbronnen, welke zichtbaar is met het blote oog als een blauwachtig-witte lineaire luminescentie. Het lichaam van de mijt is ook te zien als een stipachtige luminescentie (wit of groen), hoewel alleen bij het bekijken van een ingezoomde foto op een normaal computerscherm (Scanni, 2022). Als toekomstige studies de bruikbaarheid van deze procedure bevestigen, zal dit een belangrijke diagnostische ontwikkeling kunnen zijn.

C6.5 Sleutelpopulatie

C6.5.1. Verhoogde kans op infectie

  • Indien personen met een verhoogde kans op een ernstig beloop bij elkaar verblijven, bijvoorbeeld in zorginstellingen, dan is de kans op verspreiding onder personeel en bewoners groot (Van Vliet 1998, Bouvresse 2010).
  • Op plekken waar meerdere personen dicht bij elkaar verblijven is er ook een verhoogde kans op infectie en verspreiding, zoals in asielzoekerscentra, gevangenissen, opvang voor dak- en thuislozen en studentenhuizen.
  • Daarnaast is er een verhoogde kans op infectie bij reizigers en personen met wisselende seksuele contacten.

C6.5.2 Verhoogde kans op ernstig beloop

Er zijn drie beschermingsmechanismen tegen scabiës:

  • wassen en lichamelijke hygiëne;
  • krabben, waardoor de mijten weggekrabd worden;
  • de immuunrespons van de gastheer.

Als een of meer van deze drie beschermingsmechanismen faalt, is er kans op ernstig beloop, zoals het ontstaan van scabiës crustosa (Johnston 2005, Hafner 2009, Sunderkötter 2021). Derhalve hebben de volgende patiëntgroepen een verhoogde kans op een ernstig beloop (Sunderkötter 2021):

  • Personen die verminderde immuunrespons hebben, bijvoorbeeld door het gebruik van immuunsuppressiva, hemato-oncologische aandoeningen of afweerstoornissen, patiënten met hiv en leukemiepatiënten;
  • Personen die immuungecompromitteerd zijn door behandeling met cytostatica, immunosuppressiva en/of corticosteroïdenpreparaten voor cutaan en systemisch gebruik (pre-existente huidaandoeningen);
  • Personen met lichamelijke beperkingen, zoals een parese, of paralyse of artropathie;
  • Personen met chronische aandoeningen, zoals een auto-immuunziekte, diabetes mellitus, lever- en nieraandoeningen, overmatig alcohol- en/of druggebruik of ondervoeding;
  • Personen met een sensorische disfunctie van de huid, zoals bij een sensorische neuropathie;
  • Personen met een verstandelijke beperking of een hersenbeschadiging (inclusief coma);
  • Personen die terminaal zijn, ongeacht de onderliggende ziekte.

C6.6 Epidemiologie

Tijdens de Tweede Wereldoorlog en de jaren zestig kwam scabiës vaker voor. Suboptimale leefomstandigheden en de seksuele revolutie zouden hiervoor als oorzaak kunnen worden gezien. Tot 1999 was er een meldingsplicht voor iedere scabiëspatiënt. Er werden toen jaarlijks 1000 tot 1300 patiënten gemeld. Heden worden er regelmatig scabiësuitbraken in instellingen en in situaties waarin meerdere personen dicht bij elkaar verblijven gezien. Scabiës crustosa en scabiës in instellingen kennen (mede daarom) nog steeds een meldingsplicht.

 

In 2014 was de incidentie van ‘scabiës en aandoeningen door andere mijten’ in de Nederlandse huisartsenpraktijk ongeveer 100 per 100.000 inwoners, dit aantal nam toe tot 210 gevallen in 2019 en 260 in 2020 (NIVEL, 2021; Deursen, 2022). Het aantal consulten voor scabiës bij de huisarts is sinds 2011 vervijfvoudigd (Harmans 2022). Op de huisartsenpost is 0,2 per 1000 contacten per jaar vanwege scabiës. De hoogste incidentie en prevalentie ligt bij de leeftijdsgroep 19-24 jaar (Nivel 2023).

 

Van 2012-2016 is jaarlijks een toenemend aantal scabiësinfecties bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) gemeld (NCvB 2017). Dit aantal meldingen zegt weinig over het daadwerkelijk aantal voorkomende gevallen. Het NCvB heeft waarschijnlijk te maken met onderrapportage (RIVM, 2015). Vanaf 2016 daalde het aantal gemelde personen met scabiës bij het NCvB naar 0 in 2022. Tijdens de SARS-CoV-2 pandemie (2020 -2023) zijn door de vele preventieve maatregelen om besmetting te voorkomen ook besmettingen door andere infectieziekten, zoals scabiës, tegen gegaan. Het aantal meldingen zegt weinig over het daadwerkelijk aantal voorkomende gevallen. Het NCvB heeft te maken met onderrapportage (RIVM, 2015).

 

C6.7 Desinfectie

Algemene preventieve maatregelen:

  • Gebruik geen ongewassen kleding, handdoeken of beddengoed van een ander.
  • Vermijd huidcontact met iemand die scabiës heeft.
  • Slaap niet in hetzelfde bed met iemand die scabiës heeft.
  • Was tweedehands kleding voor het aangetrokken wordt (leg de kleding apart van ander wasgoed als het niet gelijk gewassen wordt).
  • Gebruik op reis je eigen lakens/lakenzak.
  • Draag beschermende kleding (in ieder geval lange mouwen) en handschoenen als er huid-op-huidcontact gaat zijn met iemand die scabiës heeft.

Zie verder de LCI-richtlijn Scabiës en de bijlage Behandeling en hygiënevoorschriften scabiës.

 

C6.8 Maatregelen

C6.8.1 Meldingsplicht

Tot 1999 was er een aangifteplicht voor iedere patiënt met scabiës. Er werden jaarlijks 1000 tot 1300 patiënten gemeld. Sinds december 2008 geldt er impliciet een hernieuwde meldingsplicht voor scabiës crustosa en scabiës in instellingen op basis van artikel 26 van de Wet publieke gezondheid. Dit artikel beschrijft de plicht tot melden van een ongewoon aantal gevallen van een infectieziekte die een gevaar voor de volksgezondheid kan vormen, maar die niet meldingsplichtig is. Dit soort meldingen worden gedaan bij de GGD-afdeling infectieziektebestrijding.

 

Individuele gevallen van scabiës zijn niet meldingsplichtig.

 

In de context van artikel 26 zijn meldingsplichtig: een of meerdere gevallen met de diagnose of de verdenking op ‘scabiës’ in instellingen voor kwetsbare personen zoals zieken, jonge kinderen, hoogbejaarden en verstandelijk beperkten (denk aan: verpleeghuizen, ziekenhuizen, verzorgingshuizen, instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking, thuiszorginstellingen, kinderdagverblijven, scholen voor basisonderwijs en opvang voor dak- en thuislozen).

 

Voor aanmeld- en opvangcentra voor asielzoekers geldt dat scabiës alleen meldingsplichtig is als er verspreiding is in de opvang (niet bij één geval). Bij meerdere, gerelateerde gevallen, adviseert de GGD over de aanpak van de uitbraak.

Indien de infectie (waarschijnlijk) is opgelopen tijdens de beroepsuitoefening moet dit door een geregistreerd bedrijfsarts worden gemeld bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (het NCvB) via http://www.beroepsziekten.nl.

 

C6.8.2 Contactonderzoek en partnernotificatie

Zie hoofdstuk D3 voor partnernotificatie en partnerbehandeling. In paragraaf D3.7 zijn tevens per soa (Tabel 10) en per syndroom (Tabel 11) de volgende zaken samengevat: wie en periode van inlichten, overdraagbaarheid na behandeling, advies seksuele onthouding en management sekspartner(s).

 

C6.8.3 Maatregelen ten aanzien van contacten

Zie hoofdstuk D3 voor partnernotificatie en partnerbehandeling. In paragraaf D3.7 zijn tevens per soa (Tabel 10) en per syndroom (Tabel 11) de volgende zaken samengevat: wie en periode van inlichten, overdraagbaarheid na behandeling, advies seksuele onthouding en management sekspartner(s).

 

Voor hygiënevoorschriften wordt verwezen naar de LCI-richtlijn Scabiës.

 

Patiëntvoorlichting

Van belang is om bij een vastgestelde scabiës de patiënt goed te informeren, mondeling en middels online informatie. Gebruik hiervoor de meest actuele informatiebronnen via de websites van het RIVM en Thuisarts, die tevens ontwikkeld worden in diverse talen:

C6.8.4 Soa-testen

Overweeg soa-testen indien scabiës waarschijnlijk opgelopen is via seksueel contact waarbij kans op een soa bestaat.

 

C6.9 Behandeling

Maak gebruik van de LCI-richtlijn Scabiës voor de meest recente adviezen t.a.v. behandeling. Ga naar de bijlage Behandeling en hygiënevoorschriften scabiës.

Onderbouwing

  1. Arlian LG, Morgan MS. A review of Sarcoptes scabiei: past, present and future. Parasit Vectors. 2017 Jun 20;10(1):297.
  2. Bachewar NP, Thawani VR, Mali SN, Gharpure KJ, Shingade VP, Dakhale GN. Comparison of safety, efficacy, and cost effectiveness of benzyl benzoate, permethrin, and ivermectin in patients of scabies. Indian Journal of Pharmacology 2009;41(1):9-14.
  3. Bernigaud C, Fernando DD, Lu H, Taylor S, Hartel G, Chosidow O, Fischer K. How to eliminate scabies parasites from fomites: A high-throughput ex vivo experimental study. J Am Acad Dermatol. 2020 Jul;83(1):241-245. doi: 10.1016/j.jaad.2019.11.069. Epub 2019 Dec 17. PMID: 31857110.
  4. Bhat SA, Mounsey KE, Liu X, Walton SF. Host immune responses to the itch mite, Sarcoptes scabiei, in humans. Parasit Vectors. 2017 Aug 10;10(1):385.
  5. Bousema MT, Van Oosten EJ, Jonkman MF. Het Deltateken. Scabiës door de dermatoscoop! Ned Tijdschr Dermatol Venereol 2013; 23: 412413.
  6. Bouvresse S, Chosidow O. Scabies in healthcare settings. Curr Opin Infect Dis 2010; 23: 111-118.
  7. Canga González, Aránzazu, et al. The Pharmacokinetics and Interactions of Ivermectin in Humans—A Mini-Review. The AAPS Journal, vol. 10, no. 1, Springer Science and Business Media LLC, 25 Jan. 2008, pp. 42-46.
  8. Chosidow O. Clinical practice: scabies. N Engl J Med 2006; 354: 1718-1727.
  9. Currie BJ, Harumal P, McKinnon M, Walton SF. First documentation of in vivo and in vitro ivermectin resistance in Sarcoptes scabiei. Clin Infect Dis 2004; 39: e8e12.
  10. Currie BJ, McCarthy JS. Permethrin and ivermectin for scabies. N Engl J Med 2010; 362: 717725.
  11. Das S, Chatterjee T, Banerji G, Biswas I. Evaluation of the commonest site, demographic profile and most effective therapy in scabies. Indian Journal of Dermatology 2006;51(3):186-188.
  12. Delaunay P, Hérissé AL, Hasseine L, Chiaverini C, Tran A, Mary C, Del Giudice P, Marty P, Akhoundi M, Hubiche T. Scabies polymerase chain reaction with standardized dry swab sampling: an easy tool for cluster diagnosis of human scabies. Br J Dermatol. 2020 Jan;182(1):197-201.
  13. Deursen, B. van, Hooiveld, M., Marks, S., Snijdewind, I., Kerkhof, H. van den, Wintermans, B., Bom, B., Schimmer, B., Fanoy, E. Increasing incidence of reported scabies infestations in the Netherlands, 2011-2021. PLoS One: 2022, 17(6), Art. nr. e0268865
  14. Dupuy A, Dehen L, Bourrat E, Lacroix C, Benderdouche M, Dubertret L, et al. Accuracy of standard dermoscopy for diagnosing scabies. J Am Acad Dermatol 2007; 56: 5362.
  15. Duthaler, Urs, et al. The Effect of Food on the Pharmacokinetics of Oral Ivermectin. Journal of Antimicrobial Chemotherapy, Oxford University Press (OUP), 6 Nov. 2019
  16. Farmacotherapeutisch Kompas. Ivermectine, oraal. Via: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/i/ivermectine__oraal_ Geraadpleegd in maart 2023.Guzzo CA, Furtek CI, Porras AG, Chen C, Tipping R, Clineschmidt CM, Sciberras DG, Hsieh JY, Lasseter KC. Safety, tolerability, and pharmacokinetics of escalating high doses of ivermectin in healthy adult subjects. J Clin Pharmacol. 2002 Oct;42(10):1122-33.
  17. Hafner C. Skabies. Der Hautartzt 2009; 60: 145161.
  18. Harmans L. De huisarts ziet steeds vaker scabiës. Ned Tijdschr Geneeskd 2022;166:C5053.
  19. Hengge UR, Currie BJ, Jäger G, Lupi O, Schwartz RA. Scabies: a ubiquitous neglected skin disease. Lancet 2006; 6: 769779.
  20. Johnston G, Sladden M. Scabies: diagnosis and treatment. BMJ 2005; 331: 619622.
  21. Karthikeyan K. Scabies in children. Arch Dis Child Educ Pract Ed. 2007 Jun;92(3):ep65-9.
  22. Liu JM, Wang HW, Chang FW, et al. The effects of climate factors on scabies A 14-year population-based study in Taiwan. Parasite. 2016;23
  23. Samar Khalil, Ossama Abbas, Abdul Ghani Kibbi, Mazen Kurban. Scabies in the age of increasing drug resistance. PLoS Negl Trop Dis. November 30, 2017
  24. LCI. Richtlijn Scabiës. 2015. Herziening 2022-2023. Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding.
  25. Levy M, Martin L, Bursztejn AC, Chiaverini C, Miquel J, Mahé E, Maruani A, Boralevi F; Groupe de Recherche de la Société Française de Dermatologie Pédiatrique. Ivermectin safety in infants and children under 15 kg treated for scabies: a multicentric observational study. Br J Dermatol. 2020 Apr;182(4):1003-1006.
  26. Meyersburg D, Kaiser A, Bauer JW. 'Loss of efficacy of topical 5% permethrin for treating scabies: an Austrian single-center study'. J Dermatolog Treat. 2020 Jun 4:1-4.
  27. Miyajima, Atsushi, et al. Effect of High-Fat Meal Intake on the Pharmacokinetic Profile of Ivermectin in Japanese Patients with Scabies. The Journal of Dermatology, vol. 43, no. 9, Wiley, 26 Feb. 2016, pp. 1030-1036.
  28. Nemecek R, Stockbauer A, Lexa M, Poeppl W, Mooseder G. Application errors associated with topical treatment of scabies: an observational study. J Dtsch Dermatol Ges. 2020 Jun;18(6):554-559.
  29. NIVEL. Incidenties en prevalenties. Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg, geraadpleegd 2022. https://www.nivel.nl/nl/nzr/incidenties-en-prevalenties.
  30. NIVEL. Aantal mensen met de huidaandoening schurft loopt de laatste jaren langzaam op. 29-11-2021. Via: https://www.nivel.nl/nl/nieuws/aantal-mensen-met-de-huidaandoening-schurft-loopt-de-laatste-jaren-langzaam-op. Geraadpleegd in maart 2023.
  31. NIVEL. SAMENVATTING surveillance week 17 (24-30 april) 2023. Via: Actuele cijfers ziekten per week (surveillance) | Nivel. Geraadpleegd in mei 2023.
  32. Rauwerdink D, Balak D. Burrow Ink Test for Scabies. N Engl J Med. 2023; 389 (7): e12.
  33. Rosumeck S, Nast A, Dressler C. Ivermectin and permethrin for treating scabies. Cochrane Database of Systematic Reviews 2018, Issue 4.Salavastru CM, Chosidow O, Boffa MJ, Janier M, Tiplica GS. European guideline for the management of scabies. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2017 Aug;31(8):1248-1253. doi: 10.1111/jdv.14351. Epub 2017 Jun 22. PMID: 28639722.
  34. Scanni G. Facilitations in the Clinical Diagnosis of Human Scabies through the Use of Ultraviolet Light (UV-Scab Scanning): A Case-Series Study. Trop Med Infect Dis. 2022;7(12):422. Published 2022 Dec 8. doi:10.3390/tropicalmed7120422
  35. Sharma R, Singal A. Topical permethrin and oral ivermectin in the management of scabies: A prospective, randomized, double blind, controlled study. Indian J Dermatol Venereol Leprol 2011;77:581-6.
  36. Sunderkötter C, Wohlrab J, Hamm H. Scabies: Epidemiology, Diagnosis, and Treatment. Dtsch Arztebl Int. 2021 Oct 15;118(41):695-704.
  37. Tjioe M, Vissers WHPM. Scabies outbreaks in nursing homes for the elderly: recognition, treatment options and control of reinfestation. Drugs Aging 2008; 25: 299306.Usha V, Gopalakrishnan Nair TV. A comparative study of oral ivermectin and topical permethrin cream in the treatment of scabies. Journal of the American Academy of Dermatology 2000;42(2 Pt 1):236-40.
  38. Van den Hoek JA, van de Weerd JA, Baayen TD, Molenaar PM, Sonder GJ, van Ouwerkerk IM. A persistent problem with scabies in and outside a nursing home in Amsterdam: indications for resistance to lindane and ivermectin. Euro Surveillance 2008;13:12.
  39. Van Vliet JA, Samsom M, van Steenbergen JE. Oorzaken van verspreiding en terugkeer van scabiës in gezondheidszorginstellingen; literatuuranalyse van 44 epidemieën. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1998;142:354-357.
  40. Walton SF, Myerscough MR, Currie BJ. Studies in vitro on the relative efficacy of current acaricides for Sarcoptes scabiei var. hominis. Trans R Soc Trop Med Hyg. 2000 Jan-Feb;94(1):92-6.
  41. Walton SF, Currie BJ. Problems in diagnosing scabies, a global disease in human and animal populations. Clin Microbiol Rev 2007; 20: 268279.
  42. Walton SF et al. Increased allergic immune response to Sarcoptes scabiei antigens in crusted versus ordinary scabies. Clin and Vaccine Immunology. 2010: 1428-1438
  43. Workowski KA, Bachmann LH, Chan PA, et al. Sexually transmitted infections treatment guidelines, 2021. MMWR Recomm Rep. 2021;70(4):1-187.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 27-03-2024

Laatst geautoriseerd  : 27-03-2024

Geplande herbeoordeling  :

De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van het richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van deze richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Opmerking bij autorisatie:

 

Betreft ‘C.1.10: Paradigmashift testbeleid chlamydia bij asymptomatische patiënten’; deze paragraaf geeft aan dat er nieuwe inzichten zijn met betrekking tot het al dan niet testen op chlamydia bij personen zonder klachten, maar gaat niet over tot ontraden. De richtlijn geeft helder aan dat nog niet duidelijk is wat de consequenties zijn op de langere termijn als men stopt met het testen en dat een (maatschappelijk) gesprek over het nut en de noodzaak hiervan is geboden. De NVMM, de NIV en het NHG willen benadrukken dat een breed debat met alle stakeholders eerst moet plaatsvinden alvorens men deze richtlijn interpreteert als een advies om niet meer te testen op chlamydia bij personen zonder klachten.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
  • Nederlandse Vereniging van HIV Behandelaren
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Nederlandse Vereniging Infectieziektebestrijding
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland, afdeling Vrouw en Kind
  • Werkgroep Artsen Seksuele gezondheid en Soa
  • Nederlandse Vereniging voor Internist-infectiologen
  • Poz&Proud
  • Treat it Queer

Doel en doelgroep

Deze richtlijn doet aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering en is gericht op het vaststellen van goed medisch handelen.

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoek financiering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad.

 

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met geografische spreiding van de werkgroepleden en met evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen zijn er vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen en belangenorganisaties betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn.

 

Tabel 1: Overzicht werkgroepleden herziening 2022-2024.

Werkgroepleden

Functie

Vereniging of affiliatie

Prof. dr. H.J.C. de Vries (voorzitter)

Dermatoloog

NVDV

Dr. A.P. van Dam (vicevoorzitter)

Arts-microbioloog

NVMM

Drs. E. Ab

Huisarts

NHG

Dr. A.H. Adriaanse

Gynaecoloog

NVOG

Drs. C.A.J. van Bokhoven

Arts Maatschappij en Gezondheid

NVIB/WASS

Drs. H. Bos (vanaf mei 2022)

Arts Maatschappij en Gezondheid

Soa Aids Nederland

Drs. M.D. Esajas

Gynaecoloog

NVOG

Drs. M.A.M. van den Elshout

Arts seksuele gezondheid

GGD regio Utrecht

Dr. H.M. Götz

Arts Maatschappij en Gezondheid, epidemioloog

NVIB/WASS

Drs. M.O. Hoogeveen (vanaf april 2023)

Arts-onderzoeker

NVDV

Dr. E. Hoornenborg

Internist-infectioloog

NVHB (NIV)

Drs. A.G.W van Hulzen

Verpleegkundig specialist

V&VN

Drs. R. Joosten

Arts Maatschappij en Gezondheid

RIVM

Drs. D.M. van Loon (sept 2022-mei 2023)

Arts-onderzoeker

NVDV

Dr. G. Losonczy

Oogarts

NOG

Drs. B. Meijer

Uroloog

NVU

Dr. J.M. Oldhoff

Dermatoloog

NVDV

Prof. Dr. M.F. Schim van der Loeff

Arts Maatschappij en Gezondheid, epidemioloog

GGD Amsterdam

Drs. F.W. Sintenie

Belangenvertegenwoordiger

Treat it Queer

Drs. M. Stolting (tot december 2022)

Arts-onderzoeker

NVDV

E.N.J. Stronck (vanaf april 2022)

Patiëntvertegenwoordiger

Poz&Proud (Hiv Vereniging)

Dr. A.H. Teeuw

Kinderarts

NVK

Dr. S.O. Verboeket

Belangenvertegenwoordiger

PrEPnu

Dr. C.E. Vergunst

Dermatoloog

NVDV

Dr. S.M.E. Vrouenraets

Internist-infectioloog

NVHB (NIV)

Drs. M.I.L.S. Werner

Arts Maatschappij en Gezondheid

NVIB/WASS

Dr. M. van Westreenen

Arts-microbioloog

NVMM

Dr. C. Zemouri

Gezondheidswetenschapper

Zemouri Public Health Research & Consultancy

Klankbordleden

 

 

Dr. J. Schouten

Neuroloog

NVN

 

Tabel 2: Overzicht betrokken partijen herziening 2022-2024.

Overzicht betrokken partijen*

Zitting nemend in werkgroep

Knelpunten­analyse

Commentaar­fase

Autorisatie

Opmerkingen

Wetenschappelijke verenigingen

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)

X

X

X

X

 

Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

X

X

X

 

Voor huisartsen gelden de NHG-standaarden.

Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)

X

X

X

X

Geen extern commentaar geleverd.

Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) namens de Nederlandse Vereniging van Hiv-Behandelaren (NVHB) en de Nederlandse Vereniging voor Internist-infectiologen (NVII)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging Infectieziektebestrijding (NVIB) namens de Werkgroep Artsen Seksuele gezondheid en Soa (WASS)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)

X

 

X

X

Zijn later (na knelpuntanalyse) aangeschoven.

Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)

X

 

X

X

Zijn later (na knelpuntanalyse) aangeschoven.

Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN)

 

 

X

 

Gemandateerd klankbordgroep lid.

Nederlands Oogheelkundig Genootschap (NOG)

X

 

X

X

Zijn later (na knelpuntanalyse) aangeschoven.

Overige organisaties

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en het Milieu-Centrum voor Infectieziektebestrijding (RIVM-Cib)

X

X

X

 

 

Soa Aids Nederland

X

X

X

 

 

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)

X

X

X

X

Geen extern commentaar geleverd.

Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuis Apothekers (NVZA)

 

 

X

 

 

Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV)

 

 

X

 

Per abuis niet uitgenodigd voor knelpuntanalyse. Er is afgesproken dit in de toekomst wel te doen.

Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA)

 

 

X

 

Geen extern commentaar geleverd.

Patiëntenverenigingen

Poz&Proud

X

X

X

X

Geautoriseerd via Patiëntfederatie Nederland

Treat it Queer

X

X

X

X

Geautoriseerd via Patiëntfederatie Nederland

PrEPnu

X

X

X

 

Geen extern commentaar geleverd.

Huid Nederland

 

 

X

 

Geen extern commentaar geleverd.

Stakeholders

Zorginstituut Nederland (ZiN)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geen commentaar ontvangen.

Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ)

 

 

X

 

 

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geen commentaar ontvangen.

Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geen commentaar ontvangen.

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

 

 

X

 

Uitgenodigd. Geeft geen commentaar.

* Alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.

Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.

 

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling (2021) is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Persoonlijke financiële belangen, persoonlijke relaties, reputatiemanagement

Extern gefinancierd onderzoek

Overige belangen

Getekend op

Acties

Prof. dr. H.J.C. de Vries

Dermatoloog, CSG GGD Amsterdam & afdeling dermatologie, Amsterdam UMC

Chair of CBK Zuidoost foundation, onbetaald

-

-

-

07-12-2022

-

Drs. E. Ab

Huisarts UMCG

- Kaderarts urogynaecologie (onbetaald)

- Expertgroep seksuele gezondheid (onbetaald)

-

-

-

10-02-2022

-

Dr. A.H. Adriaanse

Gynaecoloog, Noordwest Ziekenhuisgroep, locatie Alkmaar

- Medisch manager OK-organisatie Noordwest Ziekenhuisgroep

- Lid Calamiteiten commissie Noordwest Ziekenhuisgroep

- Opleider Internationale Gezondheidszorg en Tropengeneeskunde, Noordwest Ziekenhuisgroep (deze functies zijn onderdeel van het dienstverband binnen de Noordwest Ziekenhuisgroep)

-

-

-

27-08-2023

-

Drs. C.A.J. van Bokhoven

Arts maatschappij en gezondheid, infectieziekte­bestrijding, GGD Gelderland-Zuid

- Lid visitatiecommissie Seksuele gezondheid GGD’en (vergoeding valt onder reguliere financiering)

- Lid werkgroep kwaliteitsprofiel ASG (betaald door VWS)

-

-

-

23-02-2022

-

Dr. H. Bos

Arts M+G infectieziekte­bestrijding, strategisch adviseur Soa Aids Nederland (0,8)

-

-

-

-

24-02-2022

-

Dr. A.P. van Dam

Arts-microbioloog Amsterdam UMC (0,9 FTE) met detachering naar

- GGD Amsterdam (0,2 FTE)

- RIVM (COMmer) (0,2 FTE)

- Vanuit Amsterdam UMC: lid redactieraad Tijdschrift voor Infectieziekten (onbetaald)

- Vanuit GGD: labvertegenwoordiger NL voor SOA-ECDC (onbetaald)

Geen specifieke intellectuele belangen of reputatie. In het algemeen is het zo dat het definiëren van een bepaalde conditie als een ziektebeeld, waarop diagnostiek en behandeling moet volgen door een professional, leidt tot een groter belang van deze professional en zijn/haar werkgever. Dit geldt ook voor mij als arts-microbioloog, en mijn werkgevers.

Onderzoek naar effectiviteit van zolidoflacin voor behandeling voor gonorroe (iov GARDP)

Onderzoek naar M. genitalium bij PID, financier OLVG research fonds

-Onderzoek naar diagnostische waarde geautomatiseerde moleculaire test voor T. pallidum (Hologic financiert kits, geen honoraria)

-

16-01-2023

-

Drs. M.A.M. van den Elshout

- Medisch coördinator afd. seksuele gezondheid, GGD regio Utrecht (36u)

- Arts-onderzoeker AMPrEP, AMR / Amsterdam UMC /GGD Amsterdam (8u)

-Arts seksuele gezondheid, GGD Amsterdam, Gemeente Amsterdam (0,77u)

Registratiecommissie SOAP, lid namens ASG-stuurgroep, leden geven advies aan de directeur RIVM/CIb over de gegevens die aangeleverd moeten worden t.b.v. de in het SOAP gebruikersreglement genoemde doelen (onbetaald).

-

-

-

14-11-2022

-

Drs. M.D. Esajas

Gynaecoloog UMCG

Docent BVO Nederland, onbetaald

-

-

-

24-11-2022

-

Dr. H.M. Götz

Arts M+G IZB GGD Rotterdam- Rijnmond

-

-

-

-

09-02-2022

-

Drs. M.O. Hoogeveen

Arts-onderzoeker, NVDV

Klinisch onderzoek pediatrie Virtual Reality Hypnosis

-

-

-

25-01-2022

-

Dr. E. Hoornenborg

- Hoofd Centrum voor Seksuele Gezondheid GGD Amsterdam (1,0 fte)

- Internist-infectioloog, DC Lairesse, Amsterdam (0,1 fte)

-

-

GGD Amsterdam ontvangt in 2023 een grant van Gilead Sciences voor outreach HIV en STI testing. Geen belang bij uitkomst met betrekking tot de MDR.

-

23-08-2023

-

Drs. A.G.W. van Hulzen

Verpleegkundig Specialist AGZ (hiv- en hepatitis behandel­centrum) Isala Zwolle (24u)

-

-

-

-

29-11-2022

-

Drs. D.M. van Loon

Arts-onderzoeker NVDV

-

-

-

-

01-02-2023

-

Drs. R. Joosten

Arts Maatschappij en Gezondheid, profiel Infectieziekte­bestrijding RIVM

-

-

-

-

24-11-2022

-

Dr. G. Losonczy

Oogarts, corneachirurg, Radboud UMC Nijmegen

-

-

-

-

19-07-2023

-

Drs. B. Meijer

Uroloog, ACIBADEM, Amsterdam

Lid werkgroep bekwaamheidseisen (beperkte) genitale chirurgie (onbetaald)

-

-

-

11-2-2022

-

Dr. J.M. Oldhoff

Dermatoloog, UMCG

- Voorzitter domeingroep SOA en huidinfecties, NVDV

- Hoofd SOA GGD Groningen (betaald via samenwerkings­verband met de afd. dermatologie UMCG)

-

-

-

10-02-2022

-

Prof. Dr. M.F. Schim van der Loeff

- Senior epidemioloog bij afdeling infectieziekten, GGD Amsterdam (fulltime)

- Bijzonder hoogleraar van epidemiologie van Seksueel Overdraagbare Infecties, Amsterdam UMC (1 dag per week)

Bestuurslid Stichting Virus Actiefonds (onbetaald) tot november 2022

-

Mijn werkgever, GGD Amsterdam, stimuleert medewerkers om deel te nemen aan adviescommissies en richtlijncommissies, zoals deze. Alle betalingen uit bovenstaande functies gaan naar werkgever.

- Hoofdonderzoeker op onderzoek CONTROL, gefinancierd door ZonMw (juli 2020-heden)

- Projectleider op onderzoek NABOGO, gefinancierd door ZonMw (2016-2022)

- Co-PI op onderzoek EZI-PrEP, gefinancierd door AidsFonds (2019-heden)

- Deelnemer van Advisory board MSD (november 2020 en juni 2021)

- Lid van Advisory Board Novosanis (oktober 2022-heden)

- Hoofdonderzoeker van Ivestigator-Initiated Research grant bij GSK (oktober 2022-nu)

23-2-2022

-

Dr. J. Schouten

- Neuroloog, Rijnstate Ziekenhuis Arnhem

Forensisch neuroloog, Pieter Baan Centrum (betaald)

-

-

-

24-07-2023

-

Drs. F. W. Sintenie

- Penningmeester bij Treat it Queer (i.p. onbetaald)

- ANIOS verslavings­geneeskunde bij Jellinek (betaald)

-

-

-

Treat it Queer zet zich in voor betere zorg voor de LHBTI+ gemeenschap middels onderwijs, onderzoek en advies. Alle oprichters zijn zelf onderdeel van de gemeenschap, maar hebben ook alleen een achtergrond in de geneeskunde en/of global health. Derhalve zou het theoretisch kunnen dat de stichting Treat it Queer meer bekendheid krijgt door de richtlijn, en hierdoor sneller of makkelijker gevraagd wordt om projecten te organiseren of hieraan deel te nemen. Er spelen geen directe financiële belangen. (zie verder uitleg de belangenverklaring)

18-2-2022

-

Drs. M. Stolting

Arts-onderzoeker NVDV

-

-

-

-

05-06-2022

-

E.N.J. Stronck

Coördinator Poz&Proud, onderdeel van de hiv vereniging

-

-

-

-

24-11-2022

-

Dr. A.H. Teeuw

Kinderarts sociale pediatrie, Emma Kinderziekenhuis-Amsterdam UMC

- LECK kinderarts (onbetaald)

- CSG kinderarts (onbetaald)

-

-

-

22-01-2023

-

Dr. S.O. Verboeket

Arts in opleiding tot verslavingsarts, SBOH / Stichting Arkin

Lid actiegroep PrEPnu (voorheen voorzitterschap; vrijwilligerswerk)

-

-

Als lid van actiegroep PrEPnu ben ik er bij gebaat dat PrEP beter en breder toegankelijk wordt dan op dit moment sprake van is. Met deze visie, en mede daardoor, ben ik betrokken bij de totstandkoming van deze richtlijn

11-12-2022

-

Dr. C.E. Vergunst

- Dermatoloog GGD Amsterdam (18u per week

- Dermatoloog Centrum Oosterwal, gedetacheerd NoordWestZiekenhuis­groep (18u per week)

 -Lid domeingroep SOA en huidinfecties (onbetaald)

- Docent NSPOH (betaald)

Recent gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek mede van mijn hand zal in de nieuwe richtlijn verwerkt worden

Betrokkenheid bij onderzoek naar klinische relevantie Mg infecties, momenteel intern gefinancierd door GGD Amsterdam, in verleden is studie deels gesponsord door Hologic (levering test-kits)

-Bevestiging reputatie als expert op het gebied van SOA.

-De richtlijn wordt ook doorgevoerd, voor zover van toepassing, in de door mij en mijn collega’s beheerde lokale protocollen van de GGD Amsterdam.

14-02-2022 én
27-12-2022

-

Dr. S.M.E. Vrouenraets

Internist-infectioloog, OLVG. Tevens gedetacheerd vanuit OLVG naar AvL voor het uitvoeren HRA (hoog risico anoscopieën) en A-team werkzaamheden

-

-

-

-

22-11-2022

-

Drs. M.I.L.S. Werner

Arts Maatschappij en Gezondheid, GGD Zuid Limburg

-

-

-

-

23-11-2022

-

Dr. M. van Westreenen

Arts-microbioloog, Erasmus MC en STAR-SHL

- GRAS werkgroep (onbetaald)

- ECDC SOHO network focal point organs (onbetaald)

-

-

-

21-11-2022

-

Dr. C. Zemouri

- Onderzoeker COVID-19 aanbevelingen, Amsterdam Medisch Centrum

- Zelfstandig onderzoeker en consultant, Zemouri Public Health Research & Consultancy

-

-

-

-

06-04-2022

-

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van een aantal patiënten/sleutelpopulatie organisaties zoals Poz&Proud, PrEP.nu, en Treat it Queer. Afgevaardigden van deze organisaties waren aanwezig bij alle vergaderingen en hebben als auteurs en commentators een directe en actieve bijdrage geleverd aan het tot stand komen van de richtlijn.

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens is er een samenvatting gemaakt inzake de belangrijkste wijzigingen en is de ‘MDR Soa App’ geüpdatet aan de hand van de wijzigingen voortvloeiende uit deze herziening; deze is voor iedereen beschikbaar die daar kennis van wil nemen. Het volledige implementatieplan is opgenomen in bijlage implementatieplan.

Werkwijze

Aanleiding

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie en de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie is de richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA) in 2022-2024 herzien. De laatste grote herziening dateert uit 2018. In 2019 heeft er een kleine modulaire herziening plaatsgevonden. Voor deze huidige herziening kwamen meerdere modules in aanmerking, omdat er relevante ontwikkelingen hebben plaatsgevonden omtrent epidemiologie (mpox en scabiës), therapie (chlamydia), testbeleid (chlamydia en Mycoplasma genitalium-infectie) en biomedische interventies (PrEP).

 

Knelpuntenanalyse

In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. Zie bijlage 2, tabel 2 voor de aanwezigheid van de verschillende partijen bij deze eerste bijeenkomst.

 

Samenstelling van de werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met geografische spreiding van de werkgroepleden en met evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen zijn er vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen en belangenorganisaties betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn. Zie bijlage 2, tabel 1 voor een volledig overzicht van de betrokken partijen.

 

Wetenschappelijke bewijsvoering

De voorlaatste update van de richtlijn dateert uit 2019, welke tot stand is gekomen op basis van commentaar op de vorige versie (2018), en evaluatie door de werkgroep. Er zijn toen geen substantiële wijzigingen aangebracht, maar storende fouten zoals in doseringen zijn gecorrigeerd en verduidelijkingen zijn waar nodig aangebracht. De richtlijnwerkgroep werkte in de periode 2021-2023 aan een nieuwe conceptrichtlijntekst. De werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen die zich elk bogen over een module. Als basistekst is uitgegaan van de 2019 MDR Soa die eerder door de in Nederland aanwezige deelexperts zijn samengesteld.

 

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Voor een groot deel van de adviezen die in de richtlijn worden gegeven is onvoldoende bewijs voorhanden dat vandaag de dag noodzakelijk wordt geacht voor opname in een richtlijn. Zo is de huidige behandeling van syfilis terug te voeren op kennis en ervaring stammend uit het midden van de 20e eeuw, ver voor de implementatie van de ”evidence based medicine”-criteria die nu als standaard worden vereist als onderbouwing van medisch beleid. Er bestaat echter geen twijfel aan de keuze voor benzathinebenzylpenicilline als eerstekeuzebehandeling voor syfilis. Dit geldt overigens niet alleen voor seksueel overdraagbare aandoeningen; het overgrote deel van de 3000 dermatologische diagnoses kent geen behandeling die op stevig bewijs rust; toch bestaat ook daar behoefte aan therapeutische adviezen.

 

Er is in 2002 een Soa-richtlijn verschenen die geheel volgens de toen geldende standaard van wetenschappelijke bewijsvoering is opgesteld. Op basis van vooraf opgestelde vragen werden zoekopdrachten uitgevoerd en een poging tot beantwoording van de vragen gedaan. Helaas bleek voor de meest klinisch relevante ‘uitgangsvragen’ geen systematische onderbouwing vanuit de literatuur voorhanden (er kwamen geen adviezen met een bewijskracht boven niveau 4 uit). De meest prangende vragen omtrent diagnostiek en behandeling konden zodoende niet worden beantwoord en kwamen ook niet aan bod. Vanwege het teleurstellende resultaat en de kritiek op deze richtlijn is bij de volgende versie afgestapt van het model van vooraf opgestelde vragen en is weer gekozen voor de voorheen gehanteerde werkwijze zoals bij de 1997 richtlijn die bestond uit vaste paragrafen per syndroom en infectie (zoals epidemiologie, diagnostiek en behandeling). Vanaf 2012 is de richtlijn daarom hoofdzakelijk gebaseerd op een combinatie van de mening van de werkgroep (expert opinie) na uitvoerige discussie, aanvullend gericht literatuuronderzoek (niet systematisch beoordeeld) en recent gepubliceerde internationale en nationale richtlijnen, waarin naast standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), de Amerikaanse CDC, de Britse BASHH, de Europese IUSTI en de WHO-richtlijnen het meest leidend zijn geweest. De internationale richtlijnen volgen ook het door ons gekozen stramien van vaste paragrafen per syndroom/infectie die al dan niet is onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek dan wel met expert opinie. Per hoofdstuk of passage wordt duidelijk gerefereerd naar nationale of internationale richtlijnen waaruit zaken overgenomen zijn. Daarnaast heeft er voor alle modules/hoofdstukken gedurende het gehele herzieningsproces, intensieve samenwerking met het RIVM/LCI plaatsgevonden. Daar waar geen gepubliceerd bewijs voorhanden was, is per definitie gebruik gemaakt van expert opinies zoals deze tijdens de verschillende overlegmomenten werden geformuleerd.

 

Voor de onderbouwing van de diagnostiek en behandel adviezen van chlamydiasis is wel meer bewijs voorhanden. Voor het hoofdstuk C1. Chlamydiasis (inclusief lymphogranuloma venereum) hebben we dankbaar gebruikgemaakt van de NHG-Standaard: Het soa-consult (NHG, 2022). Deze NHG-Standaard is recent (2022) voor wat betreft de non-LGV-chlamydia-infecties herzien door het Nederlands Huisartsen Genootschap, waarbij er gebruik is gemaakt van de GRADE-methodiek om meerdere uitgangsvragen te beantwoorden. Deze methodiek is terug te vinden in het document ‘totstandkoming en methoden’ van deze NHG-Standaard. Daar waar is afgeweken van het advies in deze standaard staat dat nadrukkelijk vermeld in de tekst. De hoofdstukken B1. Urethritis, B2. Fluor vaginalis en vaginitis, B3. Acute epididymitis (bij volwassenen) zijn eveneens grotendeels afkomstig uit de NHG-Standaarden en NHG-Behandelrichtlijnen (‘Het soa-consult’, ‘Fluor vaginalis’ en ‘Acute epididymitis bij volwassenen’’) met enkele aanpassingen en toevoegingen uit recentere literatuur. Voor achtergrondinformatie bij de tekst van dit hoofdstuk (inclusief een uitvoerige onderbouwing) verwijzen we naar de volledige NHG-Standaard en diens ‘totstandkoming en methoden’.

 

De conceptteksten werden tijdens verschillende subgroepvergaderingen en een eendaagse plenaire bijeenkomst besproken. De conceptteksten zijn vervolgens, na verwerking van de commentaren van verschillende betrokken wetenschappelijke en beroepsverenigingen en instanties, eind 2023 aangeboden ter autorisatie (zie: initiatief en autorisatie). De richtlijn biedt de mogelijkheid om per gezondheidechelon (0e lijn, GGD; 1e lijn, huisarts; 2e lijn, ziekenhuis) de meest geëigende keuzes te maken in het te voeren beleid. Dit houdt bijvoorbeeld in dat er verschillen kunnen bestaan in testbeleid voor urogenitale chlamydia-infecties tussen de verschillende echelons.

 

Belangrijkste wijzigingen

Zie de ‘Algemene inleiding’ van de MDR Soa.

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is gezocht naar en gebruik gemaakt van onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op relevante vraagstukken uit de klinische praktijk. Voor deze herziening is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om vraagstukken te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is te raadplegen in bijlage 4.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar, voor zover mogelijk, wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt)organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel 2). De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter autorisatie.

Volgende:
DEEL D: Overig en procedures