Schildkliercarcinoom

Initiatief: NIV Aantal modules: 44

Chirurgische behandeling - intermediair en hoog risico

Uitgangsvraag

Wat is de plaats van chirurgische behandeling bij patiënten met een “intermediair of hoog risico” schildkliercarcinoom?

Aanbeveling

Voor patiënten met een intermediair risico schildkliercarcinoom adviseert de richtlijncommissie als chirurgische behandeling een totale thyreoïdectomie om radioactief jodium behandeling mogelijk te maken. Indien er geen indicatie is voor radioactief jodium kan een hemithyreoïdectomie overwogen worden.

 

Voor patiënten met een hoog risico schildkliercarcinoom adviseert de richtlijncommissie als chirurgische behandeling een totale thyreoïdectomie.

 

Er is geen plaats voor een profylactische halsklierdissectie bij patiënten met een goed gedifferentieerd schildkliercarcinoom zonder klinische en/of radiologische aanwijzingen voor lymfekliermetastasen.

 

De werkgroep is van mening dat bij een grote kans (bv. T3/T4 tumoren bij mannen > 55 jaar, uitgebreide extracapsulaire groei en slechte tumorkenmerken) op level VI metastasen en hiermee een zeer hoge kans op een heroperatie in een reeds geopereerd gebied een profylactische centrale halsklierdissectie overwogen kan worden vanwege de verminderde kans op recidieven na deze dissectie. Evalueer dit alles in het licht van toegenomen morbiditeit (hoger risico op recurrens schade en hypoparathyreoïdie). Voor het uitvoeren van een centrale halsklierdissectie dient voldoende chirurgische expertise aanwezig te zijn ten einde de morbiditeit zoveel mogelijk te beperken.

 

Behandel klinisch manifeste halskliermetastasen van een goedgedifferentieerd schildkliercarcinoom bij voorkeur middels een selectieve halsklierdissectie.

 

Verricht geen schildwachtklierbiopsie bij patiënten met een gedifferentieerd schildkliercarcinoom.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Er heeft geen systematisch literatuuronderzoek plaatsgevonden om de samenvattingen van de literatuur inclusief GRADE beoordeling een update te geven. De conclusies van de samenvatting van de literatuur zijn op de mogelijk ‘verouderde’ literatuur gebaseerd. Een update van de literatuur en klinische praktijkervaring wordt hieronder beschreven

 

Behandeling van de klinisch en radiologisch negatieve hals

Een profylactische lymfeklierdissectie heeft als voordeel dat de uitbreiding van de tumor nauwkeurig bepaald kan worden. Echter, ook is aangetoond dat bij negatieve echografische bevindingen het uitsluitend behandelen van de primaire tumor zonder profylactische klierdissectie leidt tot een de ziekte specifieke 10-jaarsoverleving van 98,3% (Moreno, 2011; Moreno, 2012). Kleine, klinisch occulte, metastasen hebben bovendien geen invloed op de kans op een recidief (Randolph, 2012).

Hoewel niet duidelijk is tot welke grootte halskliermetastasen door 131I worden vernietigd, is wel bewezen dat in circa 91% van de patiënten met aanwijzingen voor metastasen op de postablatie scan curatie met radioactief jodium kan worden verkregen (Creach, 2010). Dit geldt voor patiënten zonder klinische en/of echografische aanwijzingen voor metastasen. In het kader van een de-escalerende keuze geldt dat echografische follow-up ook een veilige keuze is.

 

Behandeling van klinisch manifeste lymfekliermetastasen

Hoewel uitgebreidere chirurgie een grotere morbiditeit heeft, is de morbiditeit van een selectieve halsklierdissectie beperkt. Het risico op recidieven en heringrepen na lymph node picking is groter dan na een selectieve halsklierdissectie. Gezien het metastaseringspatroon wordt bij beperkte ziekte in de laterale hals geadviseerd levels tenminste level IIa, III, IV en VI te verwijderen met sparen van de zenuwen, spieren en grote bloedvaten. Het is laagdrempelig te overwegen om, gezien de minimale toegevoegde morbiditeit, ook level Vb mee te reseceren. Ook diep van de arteria carotis en clavicula zijn soms metastasen aanwezig. Een selectieve halsklierdissectie is technisch uitdagend en heeft meer risico's voor beschadiging van structuren in de hals. Het is belangrijk dat dit door een chirurg met voldoende expertise wordt verricht. Op geleide van de ziekte uitbreiding moet soms worden gekozen voor een meer uitgebreide operatie.

 

Schildwachtklierbiopsie
Er is (buiten studieverband) geen indicatie voor het verrichten van een schildwachtklierbiopsie bij patiënten met een gedifferentieerd schildkliercarcinoom.

 

Rationale van de aanbeveling:

Patiënten met een intermediair of hoog risico carcinoom hebben een hoger risico op lokale recidieven en metastasen op afstand. Om deze risico’s te verkleinen is een behandelstrategie bestaande uit een totale thyreoïdectomie gevolgd door radioactief jodium de behandeling van keuze. De werkgroep volgt hierin het advies zoals ook gegeven in de ESMO-richtlijn. Bespreek patiënten die op basis van minimale eigenschappen net in een intermediair risico vallen tijdig tijdens een MDO met level 1 expertise of de indicatie voor RAI evident is (zie module Jodiumbehandeling). Zo niet neem deze overweging mee in een gezamenlijk shared decision making gesprek en bepaal hiermee de initiële chirurgische strategie.

Noot: Uitzonderlijk, kan men een hemithyreoïdectomie overwegen in specifieke gevallen, wanneer men vooraf aan de primaire operatie heeft besloten na gedeelde besluitvorming dat er geen behandeling met radioactief jodium zal plaats vinden. Dit kan ook het geval zijn wanneer men na de hemithyreoïdectomie een pT3a tumor heeft gevonden die afgezien van de pT3a stadium voldoet aan de criteria voor een laag risico en na gedeelde besluitvorming besluit om af te zien van de behandeling met radioactief jodium. Deze situaties zullen zich weinig voordoen in de praktijk.

 

Het is aannemelijk dat het potentieel verlagen van de lokaal recidief kans door middel van een profylactische halsklierdissectie geen invloed heeft op de uiteindelijke survival. Bij het bepalen van de behandelstrategie kan men meewegen de risico’s van een te verwachten heroperatie in het centrale compartiment na eerdere (schildkier)chirurgie. Dit alles dient men ook te evalueren in het licht van toegenomen morbiditeit van een profylactische halsklier dissectie (hoger risico op recurrens schade en hypoparathyreoïdie).

 

Klinisch manifeste halskliermetastasen zijn halskliermetastasen die pre of peroperatief palpabel zijn en/ of met echografie gedetecteerd zijn en (bij voorkeur) cytologisch of histologisch bewezen. De werkgroep volgt hier ook de ESMO en ATA richtlijn. Geadviseerd wordt om klinisch manifeste metastasen van een goed gedifferentieerd schildkliercarcinoom chirurgisch te verwijderen. Indien deze in level 6 zijn aangetoond, kan men volstaan met een bilaterale centrale halsklierdissectie. Indien deze aangetoond zijn in het laterale compartiment is een selectieve halsklierdissectie van levels IIa, III, IV, Vb en VI de behandeling van voorkeur, inclusief level VI aan de contralaterale zijde. Hier is geen plaats voor resectie van uitsluitend de macroscopisch aangedane klieren (‘lymph node picking'). Om de morbiditeit te beperken dienen zoveel mogelijk structuren te worden gespaard (n. accessorius, v. jugularis interna, m. sternocleidomastoideus, deel plexus cervicalis). Voor het uitvoeren van een halsklierdissectie dient voldoende chirurgische expertise aanwezig te zijn.

Onderbouwing

Voor patiënten met een intermediair of hoog risico schildkliercarcinoom beschrijven wij hier de chirurgische strategie. De daar aan gekoppelde adjuvante behandeling met radioactief jodium wordt beschreven in module Jodiumbehandeling. Voor de behandeling van lymfekliermetastasen is de tekst uit de vorige richtlijn overgenomen en waar nodig aangepast en/of aangevuld met nieuwe inzichten. Het betreft hier de behandeling van lymfekliermetastasen ontdekt bij de primaire diagnosestelling, dus synchrone lymfekliermetastasen. Voor regionale lymfekliermetastasen die ontdekt worden na de initiële behandeling van de tumor (de metachrone metastasen en/of lokale recidieven) verwijzen wij naar module Behandeling recidief en metastasen op afstand.

Deze conclusies zijn protocollair onveranderd t.o.v. 2015 aangezien er geen nieuwe systematische literatuur search heeft plaatsgevonden:

no GRADE

De incidentie van halskliermetastasen bij papillair schildkliercarcinoom is hoog (20%-90%), veel hoger dan bij folliculair carcinoom en oncocytair carcinoom (circa 15%). Klieren in level VI lijken het meest frequent aangedaan. Indien lymfekliermetastasen lateraal in de hals aanwezig zijn, zijn vaak meerdere levels aangedaan.

 

Source: Ahuja (3) Miraillie (1) Beasley (5) Chow (6) Shaha (10) Ducci (14) Noguchi (15) Pingpank (16)

 

no GRADE

Halskliermetastasen lijken bij papillair schildkliercarcinoom een beperkte prognostische waarde te hebben voor overleving. Wel lijkt de kans op een locoregionaal recidief toegenomen bij de aanwezigheid van halskliermetastasen. Er zijn aanwijzingen dat halskliermetastasen bij patiënten met folliculair en oncocytair carcinoom wel van invloed zijn op de prognose.

 

Source: C Beasley ( 5) Hughes (17) Sato (19) Beasley (24)

 

no GRADE

Er zijn aanwijzingen dat echografie met echogeleide FNAC de meest gevoelige methode is om halskliermetastasen aan te tonen. Voor paratracheale klieren is de sensitiviteit beperkt en lijkt peroperatieve palpatie met eventueel aanvullend vriescoupe-onderzoek, een goede methode.

 

Source: B Frasoldati (45) C Kouvaraki (46) Franceschi ( 48 ) Hwang (40) Roh (47)

 

no GRADE

Er zijn aanwijzingen dat FDG PET/CT geen additionele waarde heeft boven echografie voor de initiële stadiering van klassiek papillair schildkliercarcinoom.

 

Source: Jeong 2006 (51)

 

no GRADE

Er zijn aanwijzingen dat FDG-PET/CT gebruikt kan worden om lokalisaties van oncocytair folliculair schildkliercarcinoom (voorheen Hürthlecelcarcinoom genoemd) op te sporen.

 

Source: Pryma 2006 (54), Plotkin 2002 (55), Lowe 2003 (56))

 

no GRADE

Een profylactische centrale lymfeklierdissectie vergroot de kans op biochemische genezing en verkleint de kans op een lokaal recidief, echter de kans op blijvende complicaties zoals het nervus recurrens letsel en hypocalciemie neemt toe. Het is niet aangetoond dat deze dissectie de uiteindelijke overleving verbetert.

 

Source: B Wada (31) C Gemsenjager (48) McHenry (83) Lang (41)

 

no GRADE

Het is aannemelijk dat bij patiënten met klinisch manifeste halskliermetastasen chirurgische behandeling door middel van een selectieve halsklierdissectie effectief is en een kleinere kans geeft op locoregionale recidieven dan het alleen verwijderen van macroscopische lymfekliermetastasen (‘lymph node picking').

 

Source: B Shah (61) Hamming (63) Musacchio (64) C Ducci (14) Pingpank (16)

 

no GRADE

De schildwachtklierprocedure lijkt een hoge accuratesse te hebben maar onderzoek naar het effect op overleving en/of lokaal recidief is niet verricht.

 

Source: C Pelizzo (73) Takami (77) Tsugawa (78)

Incidentie

Het papillaire schildkliercarcinoom metastaseert zeer frequent naar de regionale lymfeklierstations. De incidentie van metastasen ligt tussen de 30 en 90% (gemiddeld 60%). (1) Niet-palpabele metastasen komen voor tussen de 20 en 88% [Patron, 2012 (2)]. De verschillen in gerapporteerde incidentie berusten zeer waarschijnlijk op verschillen in patiëntenpopulatie, uitgebreidheid van verrichte lymfeklierdissectie en histopathologische bewerking. Bilaterale metastasen zijn aanwezig bij circa 40% van de patiënten met halskliermetastasen. (3) De incidentie van palpabele metastasen is 20-30%. Mannelijke en jongere patiënten, tumoren met uitbreiding buiten de schildklier of infiltratieve groeiwijze (geen kapsel), multifocale en grotere tumoren hebben een hogere kans op lymfekliermetastasen. (1) (4) (5) (6) (7) (8) (9)

De kans op lymfekliermetastasen is veel groter bij papillaire carcinomen dan bij folliculaire carcinomen. Bij folliculaire carcinomen en ligt de incidentie van halskliermetastasen veel lager (10-15%), terwijl hematogene metastasen hier meer frequent zijn. (6) (10) (11) Hoewel is aangetoond dat de lymfdrainage verschilt tussen de boven- en onderpool van de schildklier, is nooit duidelijk aangetoond dat het metastaseringspatroon verschilt tussen tumoren in de verschillende lokalisaties. Veruit de meest frequente lokalisatie is level VI (Halslevels, zie Aanverwant), de paratracheale en prelaryngeale klieren. Vrijwel alle patiënten met halskliermetastasen hebben aangedane klieren in level VI. Halskliermetastasen in de jugulaire keten komen voornamelijk voor in levels III en IV, doch wanneer er palpabele klieren in de hals aanwezig zijn, zijn lymfeklieren in andere levels, tot boven de nervus accessorius frequent ook aangedaan [Park, 2012 (12)]. In level IV liggen de metastasen frequent diep van de a.carotis. Bilaterale halskliermetastasen zijn frequent wanneer de tumor over de mediaanlijn heen groeit. (7) (13) (14) (15) (16)

 

Overleving

In tegenstelling tot andere hoofd-halscarcinomen, hebben halskliermetastasen bij papillaire schildkliercarcinomen in de meeste studies bij multivariate analyse een beperkte of geen prognostische waarde voor de overleving. (17) (18) (19) (20) De kans op een locoregionaal recidief neemt echter wel toe bij aanwezigheid van lymfekliermetastasen en een locoregionaal recidief verhoogt de kans op hematogene metastasen [Patron 2012, Mercante 2009 (2) (21)]. Met name patiënten met klieren lateraal in de hals, in het mediastinum, met metastasen in meerdere levels of grotere metastasen hebben een risico van meer dan 20% op een locoregionaal recidief [Randolph, 2012 (22)] (5) Het betreft hier echter steeds retrospectieve studies. Bij een aantal subgroepen blijkt de prognose wel slechter bij aanwezigheid van halskliermetastasen. Zo is de prognose bij patiënten ouder dan 45 jaar slechter wanneer macroscopisch lymfekliermetastasen aanwezig zijn. (17) Hoewel locoregionale ziekte slechts zelden de oorzaak van overlijden is, hebben patiënten met locoregionale recidieven meer kans op hematogene metastasen die de overleving wel ongunstig beïnvloeden. [Nixon, 2011 (23)] (18) (24) Vanwege de uitstekende prognose en goede behandelbaarheid van lokale en regionale recidieven propageren sommige auteurs een zo beperkt mogelijke operatie of zelfs een afwachtend beleid bij bepaalde subgroepen [Hassanain 2010, Ito 2010, Barney 2011 (25) (26) (27)].

Bij folliculaire carcinomen is de prognostische betekenis van halskliermetastasen ook niet helemaal duidelijk, doch in de meeste studies wordt het wel gezien als een prognostische ongunstige parameter. (10) (11) (28)

 

Diagnostiek en behandeling van de klinisch en radiologisch negatieve hals

Indien zowel bij palpatie als bij echografie van de hals geen lymfekliermetastasen zijn vastgesteld spreekt men van een klinisch negatieve hals en zal geen aanvullende lymfeklierdissectie noodzakelijk zijn. Echter in enkele centra wereldwijd kiest met in hun strategie wel voor een profylactische halsklierdissectie. Het voordeel van een profylactische behandeling is dat de potentieel aanwezige metastasen worden verwijderd en er een nauwkeurig histopathologisch onderzoek kan plaatsvinden ter risicoclassificatie. Een ander voordeel is het potentieel voorkomen van een heroperatie in het centrale compartiment met grotere kans op complicaties en inoperabele laesies wanneer later een uitgebreidere ingreep in hetzelfde gebied moet plaatsvinden. (29) (30) Nadelen van deze strategie zijn de toegenomen morbiditeit ten gevolge van de grotere kans op complicaties en hierbij hogere kosten.

 

In level VI zou men peroperatief de klieren kunnen palperen en uitsluitend een dissectie uit te voeren bij suspecte bevindingen [Cisco, 2012 (38)]. Dit is mede ingegeven door het feit dat echografie voor de centrale hals weinig sensitief is en met name bilaterale centrale halsklier dissectie de kans op permanente hypoparathyreoïdie vergroot [Moreno, 2012, Giodano, 2012, Hwang, 2011 (33) (39) (40)]. Hoewel een electieve centrale lymfeklierdissectie de kans vergroot op biochemische genezing en de kans op een recidief verkleint, is nooit aangetoond dat dit invloed heeft op de uiteindelijke overleving [Lang, 2012, Hyun, 2012, Wong, 2011 (41) (42) (43)].

 

Wanneer er veel risicofactoren aanwezig zijn voor occulte laterale metastasen, wordt door sommige auteurs zelfs aangeraden een profylactische laterale halsklierdissectie te verrichten [Patron, 2011, Baek, 2010, Machens, 2009 (35) (36) (37)]. In deze gevallen is naast dissectie van level VI ook een laterale selectieve halsklierdissectie van levels IIa, III, IV en Vb de meest logische behandeling. Dit gaat echter ook gepaard met een verhoogde morbiditeit.

 

De voordelen van profylactische halsklierdissecties in de klinisch negatieve hals moeten goed tegen de nadelen worden afgewogen.

Wada toonde in een retrospectieve studie aan dat de kans op een locoregionaal recidief niet afneemt bij een electieve halsklierdissectie. (31) Ook is nooit aangetoond dat electieve chirurgische behandeling een overlevingsvoordeel oplevert boven een afwachtend beleid. Bij positieve echografische bevindingen daalde de ziekte-specifieke 10- jaars overleving van 98,3 naar 66,9%. Deze hoge ziektespecifieke overleving bij de klinisch negatieve hals o.b.v. negatieve echografische bevindingen (bij meer dan 63% van de patiënten) bevestigt dat een profylactische halsklierdissectie nauwelijks overlevingsvoordeel op zal leveren.

De oorzaak hiervoor ligt zeer waarschijnlijk in de hoge effectiviteit van 131I therapie voor kleine, klinisch niet manifeste halskliermetastasen en de mogelijkheid om klinisch manifeste halskliermetastasen in een later stadium effectief te behandelen. Het is niet bekend tot welke grootte kliermetastasen door 131I vernietigd kunnen worden, doch in circa 91% van de patiënten met aanwijzingen voor metastasen op de postablatie scan wordt een curatie met radioactief jodium verkregen [Creach, 2010 (34)].

 

Beeldvorming: echografie, CT, MRI, FDG-PET

Door de opkomst van beeldvormende technieken is het mogelijk de hals nauwkeuriger te stageren. Er zijn geen prospectieve vergelijkende radiologische studies beschikbaar waarin meerdere modaliteiten met elkaar worden vergeleken. Voor schildkliercarcinomen is echter aangetoond dat, tijdens de follow-up, de diagnostiek van de hals middels echografie, eventueel aangevuld met echo-geleide aspiratie cytologie, de meest betrouwbare techniek is. (45) Halskliermetastasen kunnen hiermee in een vroeg stadium worden opgespoord. Verschillende auteurs toonden aan dat echografie sensitiever en specifieker is dan palpatie in de pre-operatieve setting (46) [Hwang, 2011, Roh, 2009 (40) (47)]. De betrouwbaarheid van de echografie van de hals is sterk afhankelijk van de ervaring van de echografist. Het echografisch criterium voor een metastase is niet helemaal duidelijk. Over het algemeen worden klieren die rond zijn, geen duidelijke hilus tonen, verdikkingen/onregelmatigheden in de cortex hebben, verkalkingen/cysten tonen of vergroot zijn (minimale diameter groter dan 8-10 mm) als suspect beschouwd. (46) Kouvaraki vond dat de sensitiviteit voor het aantonen van halskliermetastasen lateraal veel groter is dan voor metastasen centraal in de hals (77% versus 52%) en bij 39% van de patiënten werden metastasen gedetecteerd die invloed hadden op de behandeling. Indien mogelijk heeft een echogeleide cytologische punctie de voorkeur omdat hiermee een metastase met grotere zekerheid aangetoond dan wel uitgesloten kan worden. Hoewel lymfekliermetastasen ook op een CT of MRI zichtbaar zijn, en zelfs een vrij karakteristiek beeld kunnen geven (cystes, verkalkingen) gaat de voorkeur uit naar echografie. Bovendien wordt er bij de CT veelal een jodium houdend contrastmiddel gebruikt hetgeen eventuele 131I therapie bemoeilijkt. De echografie lijkt ook meer betrouwbaar dan 131I scintigrafie. (48) Persisterende halskliermetastasen na totale thyreoïdectomie en 131I kunnen op de post-therapie echografie van de hals worden gedetecteerd. Behandeling in deze latere fase heeft zeer waarschijnlijk geen negatieve invloed op de prognose. (49) (50) Omdat paratracheale metastasen moeilijker detecteerbaar zijn en vaak klein zijn, wordt een ipsilaterale paratracheale dissectie als stageringsingreep aanbevolen (153) [Hwang, 2011 (40)]. Hierbij dient de morbiditeit (hypoparathyroidie, nervus recurrens laesie) te worden afgewogen t.o.v het voordeel (betere stagering, mogelijk minder kans op een inoperabel recidief ter plaatse). Er zijn geen vergelijkende studies die hebben aangetoond dat het risico op een paratracheaal recidief afneemt bij een paratracheale lymfeklierdissectie. Vanwege de mogelijke morbiditeit is peroperatieve palpatie een veelgebruikte stageringstechniek. Indien er bij peroperatieve palpatie verdachte klieren worden gepalpeerd, kunnen met behulp van vriescoupe onderzoek metastasen eenvoudig worden aangetoond of uitgesloten. Indien metastasen worden aangetoond is een paratracheale dissectie geïndiceerd. Deze dient alle klieren tussen de carotis en de trachea en anterieur van de trachea, tot het niveau van de arteria anonyma te omvatten. Heroperaties in deze regio zijn veel moeilijker en hebben een hoger risico op hypoparathyroidie en nervus recurrens uitval.

 

FDG-PET/CT voor initiële stadiering papillair schildkliercarcinoom

Een studie heeft in 26 patiënten met klassiek papillair schildkliercarcinoom FDG-PET/CT vergeleken met echo en diagnostische CT met contrast voor de initiële evaluatie van de lymfeklieren. De resultaten werden vergeleken met de bevindingen bij histologie (alle patiënten ondergingen een thyreoidectomie met lymfeklierdissectie. Zij lieten zien dat er geen meerwaarde was van FDG-PET/CT [Jeong, 2006].

 

FDG-PET/CT bij oncocytair folliculair schildkliercarcinoom

Het oncocytair folliculair of oxyfiel schildkliercarcinoom (voorheen Hürthlecelcarcinoom genoemd), is een entiteit die in de literatuur en ook in de dagelijkse praktijk veel wordt gebruikt, maar die histologisch niet goed is gedefinieerd en niet voorkomt in de WHO-classificatie, en dus waarschijnlijk een wat heterogene groep vertegenwoordigt. Hoewel dus niet goed afgebakend van het gewone folliculaire schildkliercarcinoom lijkt het voor de praktijk wel relevant deze subgroep te onderscheiden. Hoewel het oncocytair carcinoom meestal tot de goed gedifferentieerde schildkliercarcinomen wordt gerekend is het beloop agressiever en de prognose slechter in vergelijking met gewoon folliculair en klassiek papillair schildkliercarcinoom. Meestal is er geen of weinig jodidestapeling, maar naar analogie van de slecht gedifferentieerde schildkliercarcinomen wel hoge FDG-stapeling. In de grootste gepubliceerde case-serie werd bij 44 patiënten met een oncocytair carcinoom en ofwel verhoogd Tg ofwel verdachte bevindingen bij lichamelijk onderzoek/echo/ CT een FDG-PET/CT gemaakt. De gouden standaard was follow-up. Deze studie illustreerde dat de tumordeposities een zeer hoge mate van FDG-stapeling hadden (mediane SUVmax in laesies >2cm was 26, en de hoogste gemeten waarde was zelfs 65). In deze serie was de sensitiviteit van FDG-PET/CT 96% (95%CI: 80-100%) en de specificiteit 95% (95%CI: 76%-100%). Er was een fout-positieve scan ten gevolge van infectie, en 1 fout negatieve scan. Bij de

fout-negatieve scan was daarentegen de 131I scan wel positief hetgeen biologisch plausibel is. In 5 van de 11 patiënten met zowel een positieve CT als 18F-FDG-PET vond de PET additionele lokalisaties. En de PET-scan classificeerde 3 patiënten met positieve CT-bevindingen als (terecht) negatief [Pryma, 54]. Een andere studie beschreef een serie van 17 patiënten met verdenking recidief/persisterende ziekte en combineerde deze data

met andere gepubliceerde series in een meta-analyse van 35 patiënten. Zij beschreven (op patiëntniveau) 23 terecht positieven bij 2 fout-negatieven (sensitiviteit 92%), 8 terecht negatieven bij 2 fout-positieven (specificiteit 80%) [Plotkin, 55]. Lowe beschrijft een serie van 12 patiënten met afwijkingen op echo/CT die met PET werden geanalyseerd en beschrijft intense activiteitstapeling in de meeste lokalisaties, resulterend in een sensitiviteit van 92%. Bij de helft van de scans leverde PET additionele informatie over de uitgebreidheid van de ziekte die leidde tot een verandering van de behandeling van de patiënt [Lowe, 56]. Hoewel er dus maar beperkte data zijn lijkt op basis van de zeer hoge SUV-waarden FDG-PET/CT een zeer sensitieve techniek voor de detectie van lokalisaties van het oncocytair carcinoom.

 

Behandeling van klinisch manifeste halskliermetastasen

De voorkeursbehandeling van palpabele of bij beeldvormend onderzoek aangetoonde halskliermetastasen is chirurgie. De mogelijke behandelingen zijn ‘lymph-node picking', een gemodificeerd radicale halsklierdissectie of een selectieve halsklierdissectie. Bij ‘lymph node picking' worden uitsluitend de palpabele metastasen via een beperkte incisie verwijderd. Bij een gemodificeerd radicale halsklierdissectie worden alle klieren uit levels I t/m V en level VI en-bloc verwijderd waarbij de musculus sternocleidomastoideus en/of de nervus accessorius en/of de vena jugularis en eventueel plexus cervicalis takken worden gespaard. Bij een selectieve halsklierdissectie worden één of meer levels niet uitgeruimd en worden voornoemde structuren gespaard. (57) Bij schildkliercarcinomen wordt meestal gekozen om level I, IIb en Va niet te opereren [Khafif, 2012, Ferris, 2012 (58) (59)]. Het voordeel van deze selectieve halsklierdissecties is dat de morbiditeit minder is.

Bovendien is deze behandeling bij goed gedifferentieerde schildkliercarcinomen zeer effectief. (14) (16) (60) (61) [Turanli, 2007 (62)].

 

Bij ‘lymph node picking' worden uitsluitend de macroscopisch aangedane lymfeklieren verwijderd en treden frequenter recidieven op. Hoewel deze vaak goed behandelbaar zijn, betekent het een grotere belasting voor de patiënt en heeft een operatie in een eerder geopereerd gebied een hoger risico op beschadiging van andere structuren. (4) Dit geldt zeker voor de paratracheale klieren. In de literatuur zijn er in de meeste retrospectieve studies aanwijzingen dat een halsklierdissectie effectiever is dan ‘lymph node picking', (63) (64) [Davidson, 2008 (65)] doch een enkele auteur bevestigt dit niet. (66) Een radicale halsklierdissectie (met medenemen van de vena jugularis interna, musculus sternocleidomastoideus en nervus accessorius) is uitsluitend geïndiceerd bij invasie van deze structuren.

 

Schildwachtklierbiopsie

Er is in de literatuur een aantal artikelen verschenen die de ‘sentinel node biopsy' of schildwachtklierbiopsie beschrijven bij het gedifferentieerde schildkliercarcinoom. De schildwachtklier is de eerste lymfeklier, waar de afvloed van lymfe naar toegaat uit

een bepaald gebied van het lichaam, in dit geval de schildkliertumor. Indien deze klier wordt verwijderd en onderzocht kunnen eventuele metastasen worden aangetoond. De nog onbeantwoorde vraag is of bij een tumorpositieve schildwachtklier ook een completerende dissectie moet worden verricht. De techniek is uitvoerbaar met blauwe kleurstof en/of radioactief materiaal en hierbij kan in de meeste studies adequaat de schildwachtklier worden geïdentificeerd (60-100%). De sensitiviteit is vrij matig (67-88%) en de specificiteit (in alle series 100%) is hoog en er zijn weinig tot geen complicaties gemeld van de ingreep. Het nut van de schildwachtklierprocedure is echter in geen enkele studie aangetoond. Er is slechts aangetoond dat met deze techniek (micro)metastasen in de lymfeklieren kunnen worden opgespoord, maar er is niet gekeken naar het effect van deze diagnostiek op behandeling, locoregionale controle of overleving. (67) (68) (69) (70) (71) (72) (73) (74) (75) (76) (77) (78) [Lee, 2011, Cunningham, 2010 (79) (80)]

Tijdens de richtlijnherziening in 2022/3 is er geen nieuwe systematische search uitgevoerd voor deze uitgangsvraag, omdat andere modules hoger zijn geprioriteerd. In de overwegingen vindt u een reflectie op de literatuur met medenemen van nieuwe artikelen uit 2015 – 2023. Daarnaast is het belangrijk dat er ook consensus is bereikt op basis van praktijkervaring.

  1. 1 - Ahuja S, Ernst H, Lenz K. Papillary thyroid carcinoma: occurrence and types of lymph node metastases 3. J Endocrinol Invest 1991 Jul+ADs-14(7):543-9.
  2. 2 - Patron V, Hitier M, Bedfert C et al. Occult lymph node metastases increase locoregional recurrence in differentiated thyroid carcinoma. The Annals of otology, rhinology, and laryngology 121(5), 283-290 (2012).
  3. 3 - Mirallie E, Visset J, Sagan C, Hamy A, Le Bodic MF, Paineau J. Localization of cervical node metastasis of papillary thyroid carcinoma 19. World J Surg 1999 Sep+ADs-23(9):970-3.
  4. 4 - Balazs G, Gyory F, Lukacs G, Szakall S. Long-term follow-up of node-positive papillary thyroid carcinomas 7. Langenbecks Arch Surg 1998 Apr+ADs-383(2):180-2.
  5. 5 - Beasley NJ, Lee J, Eski S, Walfish P, Witterick I, Freeman JL. Impact of nodal metastases on prognosis in patients with well-differentiated thyroid cancer 13. Arch Otolaryngol Head Neck Surg 2002 Jul+ADs-128(7):825-8.
  6. 6 - Chow SM, Law SC, Au SK, Leung TW, Chan PT, Mendenhall WM, et al. Differentiated thyroid carcinoma: comparison between papillary and follicular carcinoma in a single institute 14. Head Neck 2002 Jul+ADs-24(7):670-7.
  7. 7 - Frazell EL, Foote FW, Jr. Papillary thyroid carcinoma: pathological findings in cases with and without clinical evidence of cervical node involvement 9. Cancer 1955 Nov+ADs-8(6):1164-6.
  8. 8 - Mirallie E, Sagan C, Hamy A, Paineau J, Kahn X, Le Neel JC, et al. Predictive factors for node involvement in papillary thyroid carcinoma. Univariate and multivariate analyses 20. Eur J Cancer 1999 Mar+ADs-35(3):420-3.
  9. 9 - Hartl DM, Leboulleux S, Al Ghuzlan A et al. Optimization of staging of the neck with prophylactic central and lateral neck dissection for papillary thyroid carcinoma. Ann Surg.2012Apr;255(4):777-83. # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22418010
  10. 10 - Shaha AR, Loree TR, Shah JP. Prognostic factors and risk group analysis in follicular carcinoma of the thyroid 73. Surgery 1995 Dec+ADs-118(6):1131-6.
  11. 11 - Simpson WJ, McKinney SE, Carruthers JS, Gospodarowicz MK, Sutcliffe SB, Panzarella T. Papillary and follicular thyroid cancer. Prognostic factors in 1578 patients 12. Am J Med 1987Sep+ADs-83(3):479-88.
  12. 12 - Park. Interobserver variability and diagnostic performance in US assessment of thyroid nodule according to size. Ultraschall 2012 2012 Dec;33(7):E186-90. # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23108925
  13. 13 - Coatesworth AP, MacLennan K. Cervical metastasis in papillary carcinoma of the thyroid: a histopathological study 16. Int J Clin Pract 2002 May+ADs-56(4):241-2.
  14. 14 - Ducci M, Appetecchia M, Marzetti M. Neck dissection for surgical treatment of lymphnode metastasis in papillary thyroid carcinoma 1. J Exp Clin Cancer Res 1997 Sep+ADs-16(3):333-5.
  15. 15 - Noguchi M, Yamada H, Ohta N, Ishida T, Tajiri K, Fujii H, et al. Regional lymph node metastases in well-differentiated thyroid carcinoma. Int Surg 1987 Apr+ADs-72(2):100-3.
  16. 16 - Pingpank JF, Jr., Sasson AR, Hanlon AL, Friedman CD, Ridge JA. Tumor above the spinal accessory nerve in papillary thyroid cancer that involves lateral neck nodes: a common occurrence. Arch Otolaryngol Head Neck Surg 2002 Nov+ADs- 128(11):1275-8.
  17. 17 - Hughes CJ, Shaha AR, Shah JP, Loree TR. Impact of lymph node metastasis in differentiated carcinoma of the thyroid: a matched-pair analysis 71. Head Neck 1996 Mar+ADs-18(2):127-32.
  18. 18 - Mazzaferri EL, Jhiang SM. Long-term impact of initial surgical and medical therapy on papillary and follicular thyroid cancer. Am J Med 1994 Nov+ADs-97(5):418-28.
  19. 19 - Sato N, Oyamatsu M, Koyama Y, Emura I, Tamiya Y, Hatakeyama K. Do the level of nodal disease according to the TNM classification and the number of involved cervical nodes reflect prognosis in patients with differentiated carcinoma of the thyroid gland? 44. J Surg Oncol 1998 Nov+ADs-69(3):151-5.
  20. 20 - Scheumann GF, Gimm O, Wegener G, Hundeshagen H, Dralle H. Prognostic significance and surgical management of locoregional lymph node metastases in papillary thyroid cancer 10. World J Surg 1994 Jul+ADs-18(4):559-67.
  21. 21 - Mercante G, Frasoldati A, Pedroni C et al. Prognostic factors affecting neck lymph node recurrence and distant metastasis in papillary microcarcinoma of the thyroid: results of a study in 445 patiënts. Thyroid : official journal of the American Thyroid Association 19(7), 707-716 (2009). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19348581
  22. 22 - Randolph GW, Duh QY, Heller KS et al. The prognostic significance of nodal metastases from papillary thyroid carcinoma can be stratified based on the size and number of metastatic lymph nodes, as well as the presence of extranodal extension. Thyroid: official journal of the American Thyroid Association 22(11), 1144-1152 (2012). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23083442
  23. 23 - Nixon IJ, Ganly I, Palmer FL et al. Disease-related death in patiënts who were considered free of macroscopic disease after initial treatment of well-differentiated thyroid carcinoma. Thyroid 21(5), 501-504 (2011). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21476889
  24. 24 - Beasley NJ, Walfish PG, Witterick I, Freeman JL. Cause of death in patients with well-differentiated thyroid carcinoma. Laryngoscope 2001 Jun+ADs-111(6):989-91.
  25. 25 - Hassanain M, Wexler M. Conservative management of well-differentiated thyroid cancer. Can J Surg 53(2), 109-118 (2010). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20334743
  26. 26 - Isidro ML, Lugo G, Fidalgo O et al. Adequacy of pathology reports of specimens from patiënts with differentiated thyroid cancer. Endocr Pathol 2012; 23: 215-220.
  27. 27 - Barney BM, Hitchcock YJ, Sharma P et al. Overall and cause-specific survival for patiënts undergoing lobectomy, near- total, or total thyroidectomy for differentiated thyroid cancer. Head Neck 33(5), 645-649 (2011).#http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20687168
  28. 28 - Besic N, Auersperg M, Golouh R. Prognostic factors in follicular carcinoma of the thyroid--a multivariate survival analysis. Eur J Surg Oncol 1999 Dec+ADs-25(6):599-605.
  29. 29 - Mann B, Buhr HJ. Lymph node dissection in patients with differentiated thyroid carcinoma--who benefits? 43. Langenbecks Arch Surg 1998 Oct+ADs-383(5):355-8.
  30. 30 - McGuirt WF. Management of occult metastatic cervical disease from well-differentiated thyroid carcinoma 28. Ear Nose Throat J 1989 Mar+ADs-68(3):170-6, 179.
  31. 31 - Wada N, Duh QY, Sugino K, Iwasaki H, Kameyama K, Mimura T, et al. Lymph node metastasis from 259 papillary thyroid microcarcinomas: frequency, pattern of occurrence and recurrence, and optimal strategy for neck dissection. Ann Surg 2003 Mar+ADs-237(3):399-407.
  32. 32 - Moreno MA, Agarwal G, De Luna R et al. Preoperative lateral neck ultrasonography as a long-term outcome predictor in papillary thyroid cancer. Archives of otolaryngology--head & neck surgery 137(2), 157-162 (2011). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21339402
  33. 33 - Moreno MA, Edeiken-Monroe BS, Siegel ER et al. In papillary thyroid cancer, preoperative central neck ultrasound detects only macroscopic surgical disease, but negative findings predict excellent long-term regional control and survival. Thyroid : official journal of the American Thyroid Association 22(4), 347-355 (2012). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22280230
  34. 34 - Creach KM, Gillanders WE, Siegel BA et al. Management of cervical nodal metastasis detected on 131I scintigraphy after initial surgery of well-differentiated thyroid carcinoma. Surgery 148(6), 1198-1204; discussion 1204-1196 (2010).
  35. 35 - Patron V, Bedfert C, Le Clech G et al. Pattern of lateral neck metastases in N0 papillary thyroid carcinoma. BMC Cancer 11, 8 (2011). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21223538
  36. 36 - Baek SK, Jung KY, Kang SM et al. Clinical risk factors associated with cervical lymph node recurrence in papillary thyroid carcinoma. Thyroid 20(2), 147-152 (2010).#http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19785522
  37. 37 - Machens A, Hauptmann S, Dralle H. Lymph node dissection in the lateral neck for completion in central node-positive papillary thyroid cancer. Surgery 145(2), 176-181 (2009). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19167972
  38. 38 - Cisco RM, Shen WT, Gosnell JE. Extent of surgery for papillary thyroid cancer: preoperative imaging and role of prophylactic and therapeutic neck dissection. Curr Treat Options Oncol 13(1), 1-10 (2012). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22278672
  39. 39 - Giordano D, Valcavi R, Thompson GB et al. Complications of central neck dissection in patiënts with papillary thyroid carcinoma: results of a study on 1087 patiënts and review of the literature. Thyroid: official journal of the American Thyroid Association 22 Sep (9), 911-917 (2012). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22827494
  40. 40 - Hwang HS, Orloff LA. Efficacy of preoperative neck ultrasound in the detection of cervical lymph node metastasis from thyroid cancer. The Laryngoscope 121(3), 487-491 (2011). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21344423
  41. 41 - Lang BH, Wong KP, Wan KY et al. Impact of routine unilateral central neck dissection on preablative and postablative stimulated thyroglobulin levels after total thyroidectomy in papillary thyroid carcinoma. Annals of Surgical Oncology 19(1), 60-67 (2012). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21681379
  42. 42 - Hyun SM, Song HY, Kim SY et al. Impact of combined prophylactic unilateral central neck dissection and hemithyroidectomy in patiënts with papillary thyroid microcarcinoma. Annals of Surgical Oncology 19(2), 591-596 (2012). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21837525
  43. 43 - Wittmann E, Beaton C, Lewis WG et al. Comparison of patiënts' needs and doctors' perceptions of information requirements related to a diagnosis of oesophageal or gastric cancer. Eur J Cancer Care (Engl) 2011;20:187-95.
  44. 44 - Iyer NG, Shaha AR. Central compartment dissection for well differentiated thyroid cancer ... and the band plays on. Curr Opin Otolaryngol Head Neck Surg 19(2), 106-112 (2011). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21252666
  45. 45 - Frasoldati A, Pesenti M, Gallo M, Caroggio A, Salvo D, Valcavi R. Diagnosis of neck recurrences in patients with differentiated thyroid carcinoma. Cancer 2003 Jan 1+ADs-97(1):90-6.
  46. 46 - Kouvaraki MA, Shapiro SE, Fornage BD, Edeiken-Monro BS, Sherman SI, Vassilopoulou-Sellin R, et al. Role of preoperative ultrasonography in the surgical management of patients with thyroid cancer. Surgery 2003 Dec+ADs- 134(6):946-54.
  47. 47 - Roh JL, Park JY, Kim JM et al. Use of preoperative ultrasonography as guidance for neck dissection in patiënts with papillary thyroid carcinoma. Journal of surgical oncology 99(1), 28-31 (2009). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18942072
  48. 48 - Franceschi M, Kusic Z, Franceschi D, Lukinac L, Roncevic S. Thyroglobulin determination, neck ultrasonography and iodine-131 whole-body scintigraphy in differentiated thyroid carcinoma 70. J Nucl Med 1996 Mar+ADs-37(3):446-51.
  49. 49 - Gemsenjager E, Perren A, Seifert B, Schuler G, Schweizer I, Heitz PU. Lymph node surgery in papillary thyroid carcinoma. J Am Coll Surg 2003 Aug+ADs-197(2):182-90.
  50. 50 - Lerch H, Schober O, Kuwert T, Saur HB. Survival of differentiated thyroid carcinoma studied in 500 patients 53. J Clin Oncol 1997 May+ADs-15(5):2067-75.
  51. 51 - Jeong HS, Baek CH, Son YI et al. Integrated 18F-FDG PET/CT for the initial evaluation of cervical node level of patiënts with papillary thyroid carcinoma: comparison with ultrasound and contrast-enhanced CT. Clin Endocrinol (Oxf) 2006; 65(3): 402-7.
  52. 52 - Poisson T, Deandreis D, Leboulleux S, Bidault F, Bonniaud G, Baillot S, et al. 18F-fluorodeoxyglucose positron emission tomography and computed tomography in anaplastic thyroid cancer. European journal of nuclear medicine and molecular imaging. 2010; 37: 2277-85.
  53. 53 - Grabellus F, Nagarajah J, Bockisch A et al. Glucose transporter 1 expression, tumor proliferation, and iodine/glucose uptake in thyroid cancer with emphasis on poorly differentiated thyroid carcinoma. Clin Nucl Med. 2012; 37(2): 121-7. #
  54. 59 - Ferris R, Goldenberg D, Haymart MR et al. American Thyroid Association Consensus Review of the Anatomy, Terminology and Rationale for Lateral Neck Dissection in Differentiated Thyroid Cancer. Thyroid : official journal of the American Thyroid Association Jan 16 (2012). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22247974
  55. 54 - Pryma DA, Schoder H, Gonen M, Robbins RJ, Larson SM, Yeung HW. Diagnostic accuracy and prognostic value of 18F- FDG PET in Hurthle cell thyroid cancer patients. Journal of nuclear medicine : official publication, Society of Nuclear Medicine. 2006; 47: 1260-6.
  56. 55 - Plotkin M, Hautzel H, Krause BJ et al. Implication of 2-18fluor-2-deoxyglucose positron emission tomography in the follow-up of Hurthle cell thyroid cancer. Thyroid 2002; 12: 155-61.
  57. 56 - Lowe VJ, Mullan BP, Hay ID et al. 18F-FDG PET of patients with Hurthle cell carcinoma. J Nucl Med 2003; 44: 1402- 1406.
  58. 57 - Robbins KT, Clayman G, Levine PA, Medina J, Sessions R, Shaha A, et al. Neck dissection classification update: revisions proposed by the American Head and Neck Society and the American Academy of Otolaryngology-Head and Neck Surgery. Arch Otolaryngol Head Neck Surg 2002 Jul+ADs-128(7):751-8.
  59. 58 - Khafif A, Medina JE, Robbins KT et al. Level V in therapeutic neck dissections for papillary thyroid carcinoma. Head Neck. 2013 Apr;35(4):605-7. doi: 10.1002/hed.21952. Epub 2012 Jan 27.
  60. 60 - Sako K, Marchetta FC, Razack MS, Shedd DP. Modified radical neck dissection for metastatic carcinoma of the thyroid. A reappraisal. Am J Surg 1985 Oct+ADs-150(4):500-2.
  61. 61 - Shah MD, Hall FT, Eski SJ, Witterick IJ, Walfish PG, Freeman JL. Clinical course of thyroid carcinoma after neck dissection. Laryngoscope 2003 Dec+ADs-113(12):2102-7.
  62. 62 - Turanli S. Is the type of dissection in lateral neck metastasis for differentiated thyroid carcinoma important? Otolaryngology--head and neck surgery : official journal of American Academy of Otolaryngology-Head and Neck Surgery 136(6), 957-960 (2007). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17547987
  63. 63 - Hamming JF, van de Velde CJ, Fleuren GJ, Goslings BM. Differentiated thyroid cancer: a stage adapted approach to the treatment of regional lymph node metastases 11. Eur J Cancer Clin Oncol 1988 Feb+ADs-24(2):325-30.
  64. 64 - Musacchio MJ, Kim AW, Vijungco JD, Prinz RA. Greater local recurrence occurs with +ACI-berry picking+ACI- than neck dissection in thyroid cancer 12. Am Surg 2003 Mar+ADs-69(3):191-6.
  65. 65 - Davidson HC, Park BJ, Johnson JT. Papillary thyroid cancer: controversies in the management of neck metastasis. Laryngoscope 118(12), 2161-2165 (2008). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19029855
  66. 66 - Bhattacharyya N. Surgical treatment of cervical nodal metastases in patients with papillary thyroid carcinoma. Arch Otolaryngol Head Neck Surg 2003 Oct+ADs-129(10):1101-4.
  67. 67 - Catarci M, Zaraca F, Angeloni R, Mancini B, de Filippo MG, Massa R, et al. Preoperative lymphoscintigraphy and sentinel lymph node biopsy in papillary thyroid cancer. A pilot study. J Surg Oncol 2001 May+ADs-77(1):21-4.
  68. 68 - Chow TL, Lim BH, Kwok SP. Sentinel lymph node dissection in papillary thyroid carcinoma. ANZ J Surg 2004 Jan+ADs- 74(1-2):10-2.
  69. 69 - Dixon E, McKinnon JG, Pasieka JL. Feasibility of sentinel lymph node biopsy and lymphatic mapping in nodular thyroid neoplasms. World J Surg 2000 Nov+ADs-24(11):1396-401.
  70. 70 - Fukui Y, Yamakawa T, Taniki T, Numoto S, Miki H, Monden Y. Sentinel lymph node biopsy in patients with papillary thyroid carcinoma. Cancer 2001 Dec 1+ADs-92(11):2868-74.
  71. 71 - Gallowitsch HJ, Mikosch P, Kresnik E, Starlinger M, Lind P. Lymphoscintigraphy and gamma probe-guided surgery in papillary thyroid carcinoma: the sentinel lymph node concept in thyroid carcinoma. Clin Nucl Med 1999 Oct+ADs- 24(10):744-6.
  72. 72 - Kelemen PR, Van Herle AJ, Giuliano AE. Sentinel lymphadenectomy in thyroid malignant neoplasms 8. Arch Surg 1998 Mar+ADs-133(3):288-92.
  73. 73 - Pelizzo MR, Boschin IM, Toniato A, Bernante P, Piotto A, Rinaldo A, et al. The sentinel node procedure with Patent Blue V dye in the surgical treatment of papillary thyroid carcinoma. Acta Otolaryngol 2001 Apr+ADs-121(3):421-4.
  74. 74 - Rettenbacher L, Sungler P, Gmeiner D, Kassmann H, Galvan G. Detecting the sentinel lymph node in patients with differentiated thyroid carcinoma. Eur J Nucl Med 2000 Sep+ADs-27(9):1399-401.
  75. 75 - Sahin M, Yapici O, Dervisoglu A, Basoglu T, Canbaz F, Albayrak S, et al. Evaluation of lymphatic drainage of cold thyroid nodules with intratumoral injection of Tc-99m nanocolloid. Clin Nucl Med 2001 Jul+ADs-26(7):602-5.
  76. 76 - Stoeckli SJ, Pfaltz M, Steinert H, Schmid S. Sentinel lymph node biopsy in thyroid tumors: a pilot study. Eur Arch Otorhinolaryngol 2003 Aug+ADs-260(7):364-8.
  77. 77 - Takami H, Sasaki K, Ikeda Y, Tajima G, Kameyama K. Detection of sentinel lymph nodes in patients with papillary thyroid cancer. Asian J Surg 2003 Jul+ADs-26(3):145-8.
  78. 78 - Tsugawa K, Ohnishi I, Nakamura M, Miwa K, Yokoyama K, Michigishi T, et al. Intraoperative lymphatic mapping and sentinel lymph node biopsy in patients with papillary carcinoma of the thyroid gland. Biomed Pharmacother 2002+ADs-56 Suppl 1:100s-3s.
  79. 79 - Lee SK, Kim SH, Hur SM et al. The efficacy of lateral neck sentinel lymph node biopsy in papillary thyroid carcinoma. World Journal of Surgery 35(12), 2675-2682 (2011). # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21993615
  80. 80 - Crowe A, Linder A, Hameed O et al. The impact of implementation of the Bethesda System for reporting thyroid cytoplathology on the qualty of reporting, ‘risk’ of mailgnancy, surgical rate, and rate of frozen section requested for thyroid lesions. Cancer Cytopathol 2011; 119: 315-321. # http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21751427
  81. 81 - Bogsrud TV, Karantanis D, Nathan MA et al. 18F-FDG PET in the management of patients with anaplastic thyroid carcinoma. Thyroid 2008; 18(7): 713-19.
  82. 82 - Grabellus F, Nagarajah J, Bockisch A et al. Glucose transporter 1 expression, tumor proliferation, and iodine/glucose uptake in thyroid cancer with emphasis on poorly differentiated thyroid carcinoma. Clin Nucl Med 2012;37(2):121-7.
  83. 83 - McHenry CR, Rosen IB, Walfish PG. Prospective management of nodal metastases in differentiated thyroid cancer 81. Am J Surg 1991 Oct+ADs-162(4):353-6.
  84. 84 - Creach KM, Gillanders WE, Siegel BA et al. Management of cervical nodal metastasis detected on 131I scintigraphy after initial surgery of well-differentiated thyroid carcinoma. Surgery 148(6), 1198-1204; discussion 1204-1196 (2010).
  85. Filetti S, Durante C, Hartl D, Leboulleux S, Locati LD, Newbold K, Papotti MG, Berruti A; ESMO Guidelines Committee. Electronic address: clinicalguidelines@esmo.org. Thyroid cancer: ESMO Clinical Practice Guidelines for diagnosis, treatment and follow-up†. Ann Oncol. 2019 Dec 1;30(12):1856-1883. doi: 10.1093/annonc/mdz400. PMID: 31549998.
  86. Haugen BR, Alexander EK, Bible KC, Doherty GM, Mandel SJ, Nikiforov YE, Pacini F, Randolph GW, Sawka AM, Schlumberger M, Schuff KG, Sherman SI, Sosa JA, Steward DL, Tuttle RM, Wartofsky L. 2015 American Thyroid Association Management Guidelines for Adult Patients with Thyroid Nodules and Differentiated Thyroid Cancer: The American Thyroid Association Guidelines Task Force on Thyroid Nodules and Differentiated Thyroid Cancer. Thyroid. 2016 Jan;26(1):1-133. doi: 10.1089/thy.2015.0020. PMID: 26462967; PMCID: PMC4739132.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 30-09-2024

Laatst geautoriseerd  : 30-09-2024

Geplande herbeoordeling  : 30-09-2026

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
  • Schildklier Organisatie Nederland

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met (verdenking op) schildkliercarcinoom).

 

Expertisegroep

  • Prof. dr. R.T. Netea-Maier (voorzitter), internist-endocrinoloog, werkzaam in Radboud Universitair Medische Centrum, NIV.
  • Prof dr. W.E. Visser, internist-endocrinoloog, werkzaam in Erasmus Universitair Medisch Centrum, NIV.
  • Dr. A.N.A. van der Horst-van der Schrivers, internist-endocrinoloog/specialist ouderengeneeskunde i.o., werkzaam bij SOON, Maastricht University.
  • Dr. G.S. Bleumink, internist-endocrinoloog, werkzaam in Rijnstate, NIV.
  • Dr. B. Havekes, internist-endocrinoloog, werkzaam in Maastricht Universitair Medisch Centrum Plus, NIV.
  • Drs. K.E. Broekman, internist-oncoloog, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Groningen, NIV.
  • Dr. W. Zandee, internist-endocrinoloog, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Groningen, NIV.
  • Dr. M. Snel, internist-endocrinoloog, werkzaam in Leids Universitair Medisch Centrum, NIV.
  • Dr. K.M.A. Dreijerink, internist-endocrinoloog, werkzaam in Amsterdam Universitair Medische Centra, NIV.
  • Dr. J.P. de Boer, internist-oncoloog, werkzaam in Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, NIV.
  • Dr. G.A.P. Nieuwenhuijzen, chirurg, werkzaam in Catharina Ziekenhuis, NVvH.
  • Dr. T.M. van Ginhoven, chirurg, werkzaam in Erasmus Medische Centrum, NVvH.
  • Prof dr. J. Morreau, patholoog, werkzaam in Leids Universitair Medisch Centrum, NVVP.
  • Dr. M. de Ridder, radiotherapeut, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Utrecht, NVRO.
  • Drs. H. Ahmad, radioloog, werkzaam in Erasmus Medisch Centrum, NVvR.
  • Dr. ir. J.J.G. Hillebrand, klinische chemicus, werkzaam in Amsterdam Universitair Medisch Centrum, NVKC.
  • Prof. Dr. F.A. Verburg, nucleair geneeskundige, werkzaam in Erasmus Medisch Centrum, NVNG.
  • Dr. B. de Keizer, nucleair geneeskundige, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Utrecht, NVNG.
  • Mw. M. Porrey, patiëntvertegenwoordiger, NFK/ Schildklierorganisatie Nederland.

Klankbordgroep

  • Mw. E. Schrama, patiëntvertegenwoordiger, Schildklier Organisatie Nederland.
  • Mw. C.C. van Zweeden- van Leeuwen, diëtist, Reinier de Graaf Ziekenhuis, Nederlandse Vereniging van Diëtisten.

Met ondersteuning van

  • Drs. L. Niesink-Boerboom, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
  • MSc. F.A. Pepping, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf mei 2024).
  • Dr. J. Tra, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
  • Dr. M.M.A. Verhoeven, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoek financiering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Expertiselid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Prof. dr. R.T. Netea-Maier (voorzitter)

internist-endocrinoloog, werkzaam in Radboud Universitair Medische Centrum

"Bestuurlid Dutch Thyroid Cancer Group (vicevoorzitter) (onbetaald)

Bestuurlid Dutch Thyroid Research Foundation (penningmeester) (onbetaald)

Voorzitter Radboudumc Expertisecenter Schildkliercarcinoom en vertegenwoordiger van dit center in de ERN Rare Cancers en EndoERN (onbetaald).

Associate Editor European Journal Endocrinology (onbetaald)"

 

Geen deelname adviesraden vanaf de start van de ontwikkeling van de richtlijn (vanaf start raamwerk).

Dr. W.E. Visser

internist-endocrinoloog, werkzaam in Erasmus Universitair Medisch Centrum

-

-

Geen

Dr. A.N.A. van der Horst-van der Schrivers

Internist-endocrinoloog/specialist ouderengeneeskunde i.o,

-

-

Geen

Dr. G.S. Bleumink

internist-endocrinoloog, werkzaam in Rijnstate

-

-

Geen

Dr. B. Havekes

Internist-endocrinoloog, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Maastricht

-

KWF subsidie E-Nose, hoofdaanvrager is Prof. dr. Nicole Bouvy (schildklierchirurg)

Geen

Drs. K.E. Broekman

Internist-oncoloog, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Groningen

-

Lokale PI Libretto-531 studie

Exclusie participatie als trekker opstellen aanbeveling voor module 7.3

Dr. W. Zandee

internist-endocrinoloog, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Groningen

-

Adviesraad Lilly (selpercatinib), uitbetaald aan onderzoeksrekening UMCG

Exclusie participatie als trekker opstellen aanbeveling voor module 7.3

Dr. M. Snel

Internist-endocrinoloog, werkzaam in Leids Universitair Medisch Centrum

Secretaris van de Dutch Thyroid Cancer Group

-

Geen

Dr. K.M.A. Dreijerink

internist-endocrinoloog, werkzaam in Amsterdam Universitair Medisch Centrum

-

Advisory Board, Lilly, betaald, mbt selpercatinib als behandeling bij gemetastaseerd gedifferentieerd en medullair schildkliercarcinoom

Exclusie participatie als trekker opstellen aanbeveling voor module 7.3

Dr.  J.P. de Boer,

Internist-oncoloog, werkzaam in Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis

Advisory Board MSD Head and neck cancer

-

Geen

Dr. G.A.P. Nieuwenhuijzen,

Nieuwenhuijzen, chirurg, werkzaam in Catharina Ziekenhuis

-

-

Geen

Dr. T.M. van Ginhoven

chirurg, werkzaam in Erasmus Medische Centrum

- Voorzitter regionale SchildklierNetwerk (onbetaald)

- Secretaris Werkgroep Endocriene chirurgie NVVH (onbetaald)

- Penningmeester Dutch Thyroid Study Group (onbetaald)

- bestuurslid Dutch Hypo/hyper parathyroid Study Group (onbetaald)

-

Geen

Prof dr. J. Morreau

patholoog, werkzaam in Leids Universitair Medisch Centrum

Adviseur Genome Scan BV Leiden

-

Geen

Dr. M. de Ridder

radiotherapeut, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Utrecht

Lid algemeen bestuur NWHHT - onbetaald

Lid bestuur UWHHT - onbetaald

-

Geen

Drs. H. Ahmad

radioloog, werkzaam in Erasmus Medisch Centrum

-

-

Geen

Dr. ir. J.J.G. Hillebrand

klinische chemicus, werkzaam in Amsterdam Universitair Medisch Centrum

trekker NVE commissie harmoniseren functietesten, tijdelijk betaald via SKMS gelden

-

Geen

Prof. Dr. F.A. Verburg

nucleair geneeskundige, werkzaam in Erasmus Medisch Centrum

 

Algemeen directeur Cyclotron Rotterdam B.V. ; gedetacheerd vanuit Erasmus MC; management; 0,2 FTE, betaald"

Adviseur: GE healthcare (honoraria betaald aan werkgever)

Spreker: AstraZenica (honoraria betaald aan werkgever), Sanofi (honoraria betaald aan werkgever.
Slechts onderzoek als projectleider aangegeven

KWF/Alpe d'Huzes: TFB PET/CT bij schildkliercarcinoom

FDA: radionuclide beeldvorming

Daniel den Hoedstichting

 

Dr. B. de Keizer

nucleair geneeskundige, werkzaam in Universitair Medisch Centrum Utrecht

-

- Sentinel node imaging bij mondholte ca

-FDG PET voor lymfeklierstadiering bij patiënten met klinisch negatieve hals

-TFB PET voor schildklierkanker beeldvorming KIKA

-MFBG PET-CT voor neuroblastoma beeldvorming HANART FONDS

-Al op FDG PET- CT voor voorspellen van respons op immuun therapie bij patiënten met gemetastaseerd niercelkanker

Geen

Mw. M. Porrey

patiëntvertegenwoordiger

-

-

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van patiëntvertegenwoordigers voor de invitational conference en deelname in de expertisegroep. Het verslag van de invitational conference is besproken in de expertisegroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenverenigingen en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module behandeling – chirurgische interventies

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de expertisegroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met (verdenking op) goed gedifferentieerd schildkliercarcinoom. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door IKNL, NAPA, DTCG, NVD, NVNG, NVVP, NVvR, NVRO, SON, NIV via een invitational conference. Een beknopt verslag hiervan is opgenomen onder bijlage.

 

De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodule op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens de invitational conference.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg (zoals centralisatie) worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Volgende:
Follow-up