Rectumprolaps

Initiatief: NVVH Aantal modules: 16

Indicaties operatief ingrijpen rectumprolaps

Uitgangsvraag

Wat zijn de indicaties en contra-indicaties voor operatief ingrijpen?

Aanbeveling

Overweeg patiënten te opereren met symptomatische hooggradige interne rectum prolaps (Oxford Grade 3 of 4) waarbij conservatieve therapie niet succesvol is gebleken (voor details zie overwegingen).

 

Overweeg patiënten te opereren met een solitary rectal ulcer bij aanwezigheid van IRP.

 

Overweeg patiënten met een ERP die een spinale dan wel algehele anesthesie aan kunnen te opereren.

 

Bespreek alle patiënten met een relatieve contra-indicatie op een multidisciplinair overleg alvorens te besluiten te opereren.

 

Zie af van een operatieve ingreep indien er sprake is van een absolute contra-indicatie.

Overwegingen

In de tabel hieronder vindt u een overzicht van de (relatieve) indicaties, relatieve contra-indicaties bij verschillende benaderingen en absolute contra-indicaties voor chirurgisch ingrijpen bij patiënten met IRP en ERP.

 

 

Interne rectum prolaps

Externe rectum prolaps

Indicaties

relatieve indicaties: symptomatische hooggradige interne rectum prolaps (Oxford Grade 3 of 4 = recto-anale intusscusceptie) waarbij conservatieve therapie niet succesvol is gebleken, kunnen in aanmerking komen geopereerd te worden. Er zijn klachten van OD en/of FI aanwezig die evident effect hebben op de vermindering van kwaliteit van leven. Pijn alleen, zonder functionele klachten, is geen indicatie.

absolute indicaties: patiënten met een ERP die een spinale dan wel algehele anesthesie aan kunnen, komen in aanmerking voor een chirurgische interventie. Patiënten vanaf adolescente leeftijd ongeacht de sekse komen in aanmerking.

relatieve indicatie: symptomatic solitary rectal ulcer bij aanwezigheid van IRP eventueel zonder klachten van OD/FI (pijn kan hierbij wel als enig symptoom aanwezig zijn) waar conservatieve therapie niet effectief is gebleken.

 

Relatieve contra-indicaties

Algemeen

radiotherapie rectum in voorgeschiedenis

radiotherapie rectum in voorgeschiedenis

psychische instabiliteit

 

Perineale benadering

na eerdere rectopexie (met uitzondering Delormes)

na eerdere rectopexie

bij klachten van urge of urge FI

 

inflammatory bowel disease - IBD (CU en Crohn), zie ook addendum in de overwegingen.

inflammatory bowel disease - IBD (CU en Crohn), zie ook addendum in de overwegingen.

Abdominale benadering

mannen met ernstige (morbide) obesitas, zie ook addendum in de overwegingen

mannen met ernstige (morbide) obesitas, zie ook addendum in de overwegingen

ernstige endometriosis

ernstige endometriosis

doorgemaakte episode van ernstige diverticulitis

doorgemaakte episode van ernstige diverticulitis

inflammatory bowel disease - IBD (CU en Crohn), zie ook addendum in overwegingen;

inflammatory bowel disease - IBD (CU en Crohn), zie ook addendum in de overwegingen;

ernstige verklevingen na transabdominale interventie of doorgemaakte peritonitis

ernstige verklevingen na transabdominale interventie of doorgemaakte peritonitis

Absolute contra-indicaties

zwangerschap

zwangerschap

actieve proctitis

actieve proctitis

dyssynergie

 

 

Waarschuwingen

Patiënten met hypermobiliteit, morbide obesitas en excessieve perineal descent hebben volgens de werkgroep een grotere kans op het ontstaan van een recidief. Heroperaties in het geval van een recidief moeten worden uitgevoerd in centra gespecialiseerd in rectumprolaps chirurgie.

 

Addendum

Pijn

Pijn is een veel voorkomende klacht bij een ERP en kan juist een indicatie zijn om te opereren. Bij IRP komt pijn ook met enige regelmaat voor. De ervaring van de werkgroep leert dat pijn maar zelden goed verholpen wordt na een operatieve ingreep voor IRP en dus niet (als enige klacht) als indicatie tot operatief ingrijpen gezien mag worden (module ‘Behandeling interne rectumprolaps’). Hypothetisch zouden patiënten een radiologische aangetoonde IRP weleens van last kunnen hebben van IBS waarbij pijn vaak op de voorgrond staat maar ook klachten kunnen hebben die overlap vertonen met functionele klachten (FI&OD) veroorzaakt door IRP. De werkgroep is van mening dat de pijn veroorzaakt door IBS niet of nauwelijks verholpen wordt door de prolaps op te heffen. In hoeverre de functionele klachten verholpen worden (aangezien die deels door de IBS en deels door de IRP verklaard kunnen worden) is lastig te voorspellen. Het is daarom voor een chirurg belangrijk klachten van IBS te herkennen en zo goed mogelijk te differentiëren met functionele klachten veroorzaakt door IRP.

 

Klachten passend bij IBS zijn: Pijn die gerelateerd is aan ten minste twee van de drie volgende factoren;

  1. pijn in relatie met defecatie (vaak vermindering na het hebben van ontlasting);
  2. pijn is geassocieerd met de frequentie van defeceren;
  3. pijn is geassocieerd de /vormconsistentie van de faeces.

 

Bij patiënten met een STC is er vaak ook sprake van buikpijnklachten. Vaak worden deze buikpijnklachten in de rechteronderbuik aangegeven. Deze pijn wordt bij patiënten met een primaire STC verklaard door fecale stasis in het coecum/ rechter hemi-colon. Als er sprake is van een combinatie van STC en functionele klachten op basis van een IRP mag verwacht worden dat na een operatieve correctie van de IRP er geen vermindering van pijnklachten door de STC zal plaatsvinden.

 

Als enige uitzondering op de regel om patiënten met een IRP met pijn als enige symptoom niet te opereren is een solitary rectal ulcer (SRU). Van een SRU wordt aangenomen dat dit door een rectumprolaps veroorzaakt wordt (de prolaps zou een ulceratie/druknecrose van het slijmvlies veroorzaken) en kan als enige klacht pijn geven. Indien er sprake is van een IRP en een SRU met endoscopisch onderzoek is aangetoond wordt dat als een indicatie voor operatief ingrijpen gezien (indien conservatieve therapie niet toereikend is gebleken).

 

Rectopexie bij mannen

Anatomisch zijn er zenuwen die ventraal van het rectum gelegen zijn, dit zijn autonome zenuwen gelegen tussen de prostaat en het rectum. Wanneer bij een ventrale rectopexie dit vlak bij mannen vrij gelegd wordt, zullen deze zenuwen zeer goed mogelijk beschadigd kunnen raken. Voor menig chirurg is dat een reden geweest terughoudend te zijn om bij mannen een ventrale rectopexie te doen uit angst voor impotentie of retrograde ejaculatie. Omdat deze zenuwen maar gedeeltelijk verantwoordelijk zijn voor de autonome innervatie van de prostaat en penis is altijd de vraag geweest of beschadiging van deze zenuwen enig klinisch gevolg zou hebben. Onlangs is een onderzoek verschenen (Owais, 2014) waarbij 68 mannen een ventrale rectopexie hadden ondergaan. Postoperatief waren er geen patiënten die last hadden van impotentie en één patiënt die last had van passagiere (drie maanden) retrograde ejaculatie. De werkgroep is van menig dat de kans op impotentie/ retrograde ejaculatie als erg laag ingeschat kan worden en ziet de voordelen van een ventrale rectopexie (zie ook de modules ‘Behandeling interne rectumprolaps’ en ‘Behandeling externe rectumprolaps’) opwegen tegen de kans op impotentie/ retrograde ejaculatie. Bij ernstige (morbide) obese mannen kan het uitvoeren van een ventrale rectopexie technisch erg lastig zijn. Mannen hebben een kleiner bekken en bij vetzucht wordt bij mannen het vet met name intra-abdominaal opgeslagen. Dit maakt een dissectie van het ventrale vlak tot aan de sphincter ani technisch soms erg lastig te meer omdat er vanwege de anatomie geen tractie op het dissectievlak gegeven kan worden. Bij vrouwen is dat wel mogelijk door gebruik te maken van bijvoorbeeld een vaginaal speculum. Om die reden wordt (morbide) obesitas bij mannen als een relatieve contra-indicatie gezien voor een (ventrale) rectopexie.

 

IBD

Zowel colitis ulcerosa (CU) als Morbus Crohn wordt als relatieve contra-indicatie gezien. Met name bij een IRP zal men terughoudend moeten zijn met een operatieve ingreep. Daarentegen is een ERP dermate invaliderend dat een chirurgisch correctie van de prolaps overwogen mag worden.

 

Bij M. Crohn is van belang waar de Crohnse activiteit aanwezig is. Omdat het een transmurale infectie is dient men terughoudend te zijn als er activiteit van het rectum aanwezig is een operatie uit te voeren. In een dergelijk geval valt te verwachten dat de darm kwetsbaarder is en dat daarom er een verhoogde kans bestaat op perforatie. Daarom is in het geval er een proctitis aanwezig is zal zowel een (transanale) resectie als het fixeren van het rectum door middel van een mat gecontra-indiceerd zijn. Omdat er mogelijk in de toekomst het rectum resectie moet plaatsvinden en bijvoorbeeld een ileo-rectale anastomosis aangelegd moet worden is daarnaast bij M. Crohn terughoudendheid met transperineale procedures op zijn plaats. Indien er sprake is van perianale fisteling lijkt met name een perineale ingreep gepaard te gaan met een verhoogde kans op complicaties.

 

Bij CU, waarbij de ontsteking op mucosaal niveau gelegen is, en vaak het rectum aangedaan is, is een perineale benadering onverstandig. Ook bestaat hier de kans dat op termijn er een proctocolectomie en pouch moet worden aangelegd. De kans op de te verwachten complicaties lijkt bij een transabdominale ingreep (lees rectopexie) minder te zijn. De beslissing wel of niet te opereren zal besproken moeten worden met de behandelend MDL-arts tijdens het multidisciplinair overleg. Een actieve proctitis wordt als absolute contra-indicatie gezien.

 

Indien zowel een perineale benadering als een rectopexie met mat gecontra-indiceerd lijken kan een suture rectopexie als compromis overwogen worden (lees verder in de modules ‘Behandeling interne rectumprolaps’ en ‘Behandeling externe rectumprolaps’ voor de optimale chirurgische behandeling van rectumprolaps).

 

Psychische instabiliteit

Voor overwegingen met betrekking tot psychische instabiliteit verwijzen wij naar desbetreffende paragraaf in de module ‘Verdere work-ups bij rectumprolaps’.

Onderbouwing

Externe rectumprolaps

Patiënten die zich presenteren met een externe rectumprolaps hebben vaak los van het feit dat een dergelijke prolaps beschamend is voor de patiënt, klachten van pijn en bloedverlies. Daarnaast is bekend dat met name klachten van FI in toenemende mate irreversibel kunnen zijn naarmate er langer gewacht wordt alvorens operatief in te grijpen (Cunin, 2013). Om die reden zal er in het algemeen dikwijls overwogen worden deze patiënt een operatieve behandeling aan te bieden omdat een succesvolle conservatieve behandeling niet bestaat. Bestaan er bij patiënten met een externe rectumprolaps contra-indicaties en wat zijn de overwegingen daarbij?

 

Interne rectumprolaps

In het geval van een interne rectumprolaps moet de behandelend chirurg er zich van vergewissen dat het gaat om een electieve behandeling waarbij functionele klachten moeten worden afgewogen tegen de kans op introductie van morbiditeit (complicaties) en wellicht ook introductie van mortaliteit. Deze afweging is soms erg lastig te maken omdat het vaak appels met peren vergelijken is. Vragen die gesteld mogen worden zijn: wat wordt beschouwd als een indicatie tot operatief ingrijpen? Welke conservatieve therapeutische maatregelen moeten eerst overwogen of zelfs geprobeerd zijn? Zijn er relatieve en absolute contra-indicaties op te stellen?

Deze uitgangsvraag zal beantwoord worden als expert opinion. Binnen de richtlijn rectumprolaps zijn er een aantal uitgangsvragen niet goed met de GRADE-systematiek uit te zoeken. Dat de uitgangsvraag niet goed uit te zoeken is, is aan de hand van een systematische zoekactie bevestigd. Omdat de commissie van mening is dat deze uitgangsvragen een wezenlijk onderdeel vormen is besloten dat deze uitgangsvragen te beantwoorden als expert opinion. De commissieleden hebben na het bespreken en bediscussiëren van de uitgangsvragen een expert opinion geformuleerd.

  1. Cunin D, Siproudhis L, Desfourneaux V, et al. No surgery for full-thickness rectal prolapse: what happens with continence? World J Surg. 2013;37(6):1297-302. doi: 10.1007/s00268-013-1967-z. PubMed PMID: 23440486.
  2. Owais AE, Sumrien H, Mabey K, et al. Laparoscopic ventral mesh rectopexy in male patients with internal or external rectal prolapse. Colorectal Dis. 2014;16(12):995-1000. doi: 10.1111/codi.12763. PubMed PMID: 25175930.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-07-2017

Laatst geautoriseerd  : 01-07-2017

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2021

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven, zie de tabel hieronder. Het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) bepaalt of de modules nog actueel zijn. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De NVvH is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

 

Module

Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijn

ARFO

2021

Diagnostiek

2021

Scoringssystemen FI

2021

Scoringssystemen OD

2021

Work-up

2021

Conservatieve therapie OD

2021

Conservatieve therapie FI

2021

Indicatiestelling

2021

Chirurgische behandeling IRP

2019

Chirurgische behandeling ERP

2019

Materiaalkeuze

2021

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

Er bestaat behoefte aan uniformiteit met betrekking tot de indicatiestelling voor conservatief- of operatief beleid alsmede de inhoud van het beleid, in het bijzonder in geval van operatief beleid (operatietechnieken en materiaalkeuze). De indicatistelling dient optimaal recht te doen aan de patiënt. Dat wil zeggen dat de indicatiestelling zo gekozen wordt dat patiënten niet onnodig een operatie ondergaan maar ook andersom er niet te veel patiënten, die veel baat bij een operatie zouden hebben, een operatie ontzegd worden. De patiënteninformatie bijhorende deze richtlijn kan ertoe bijdragen dat een patiënt beter geïnformeerd is over de behandelopties en de mogelijke risico’s. Dit stelt de patiënt in staat om een goede afwezging te maken en mee te beslissen over de keuze tussen conservatief en operatiefbeleid.

 

Doelgroep

De op te stellen richtlijn is in wezen een professioneel technische standaard op de eerste plaats bedoeld voor de doelgroep gevormd door chirurgen, MDL-artsen, gynaecologen, bekkenfysiotherapeuten, urologen en radiologen. In tweede plaats is de richtlijn bedoeld om zorgverleners die te maken hebben met patiënten met RP zoals huisartsen, continentieverpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en physician assistant te informeren. Er zijn geen aanbevelingen voor de eerste lijn opgenomen.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2015 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met (verdenking op) een rectum prolaps (zie hieronder).

 

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname.

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroep

  • Dr. N.A.T. Wijffels, chirurg, Antonius ziekenhuis, NVvH (voorzitter)
  • Dr. E. Consten, chirurg, Meander MC, Amersfoort, NVvH
  • Dr. S.J. van der Hagen, chirurg, Treant Zorggroep Stadskanaal, Emmen en Hoogeveen, NVvH
  • Dr. A. Pronk, chirurg, Diakonessenhuis, Utrecht, NVvH
  • Dr. R.J.F. Felt-Bersma, Maag-, darm- en leverarts, VU medisch centrum, Amsterdam, NVMDL
  • Drs. M. Stegeman, gynaecoloog,Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg, NVOG
  • Drs. E.J.L. Bosboom, radioloog, ZiekenhuisGroep Twente, Almelo, NVvR
  • J.A.J. Kalkdijk MSc., bekkenfysiotherapeut, Bekken en Bekkenbodem Zorgcentrum, Leeuwarden, NVFB
  • Drs. D.A van Reijn, bekkenfysiotherapeut, Bekkenfysiotherapie Baarn, Proctos Kliniek Bilthoven, NVFB
  • Drs. A.H.P. Meier, uroloog, VieCuri, Venlo, NVU
  • T.J.C. Paulides MSc., arts in opleiding tot chirurg (aios chirurgie), Meander MC, Amersfoort, NVvH

 

Klankbordgroep

  • Drs. G.G.A. (Alec) Malmberg, patiëntvertegenwoordiger/gynaecoloog, Universitair Medisch Centrum Groningen, Bekkenbodem4All
  • T. (Thea) Boele, patiëntvertegenwoordiger, Bekkenbodem4All, Brandwijk
  • Prof. Dr. W.A. Bemelman, chirurg, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, NVvH
  • Dr. S. Festen, chirurg, OLVG, Amsterdam, NVvH
  • Dr. D.D.E. Zimmerman, colorectaal chirurg, Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg, NVvH

 

Met ondersteuning van

  • E.A. Rake MSc., junior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (vanaf januari 2016)
  • H.L. Vreeken MSc., adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (tot december 2015)
  • Dr. W.A. van Enst, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in de tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

Achternaam

Functie

Nevenfuncties

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Reputatiemanagement

Extern gefinancierd onderzoek

Kennisvalorisatie

Overige belangen

Getekend

Stegeman

Gynaecoloog

Medisch Manager

geen

geen

geen

geen

geen

geen

ja, 27-05-2015

Wijffels

Gastro-intestinaal chirurg, regiomaatschap Chirurgie Midden-Nederland

Lid bestuur werkgroep coloproctologie (WCP)

geen

geen

WCP

geen

geen

Gedeelten van de NVvH en WCP worden door diverse partijen gesponsord

ja, 09-06-2015

Felt-Bersma

MDL arts

MDL arts VuMC consultant MDL arts MCV de Veluwe, Apeldoorn consultant MDL arts Proctoskliniek Bilthoven

geen

geen

geen

geen

geen

geen

ja, 09-06-2015

Consten

Gastro-intestinaal chirurg.

Voorzitter NVEL opleiding Heelkunde, Meander MC

geen

geen

geen

geen

geen

geen

ja, 09-06-2015

Pronk

gastro-intestinaal chirurg, Diakonessenhuis Utrecht en Zeist

 

werkzaam colorectaal chirurg in ziekenhuis (Diakonessenhuis)

geen

2002-2008 lid beroepsbelangen vereniging heelkunde

geen

geen

geen

ja, 12-06-2015

Bosboom

Fellow radioloog ZGT almelo

geen

geen

geen

geen

geen

geen

geen

ja, 15-06-2015

Van der Hagen

gastro-intestinaal chirurg in TREANT Zorggroep

Bestuurslid stafbestuur MSN NON (betaald) Bestuurslid stafbestuur TREANT zorggroep (betaald)

geen

geen

geen

geen

geen

geen

ja, 13-06-2015

Huisman

gynaecoloog Haga Bekkenbodem Centrum

geen

geen

geen

geen

geen

geen

geen

15-7-2015

Kalkdijk

Bekkenfysiotherapeut

Promovendus Heelkunde

Onderzoeker Anorectaal Functiecentrum UMCG

geen

geen

geen

geen

geen

geen

geen

ja, 13-07-2015

Meier

Uroloog

geen

geen financiele belangen

Geen persoonlijke relaties die baat kunnen hebben bij een bepaalde uitkomst of advies

geen belangen, geen deelname

Geen extern gefinancieerd onderzoek

Expertise op gebied van colpopromontoriopexie voor urogenitale prolaps Expertise centrum voor de ALTIS SIS tape voor stress-urine-incontinentie van de Fa.Coloplast

geen

ja, 16-10-2015

Van Reijn

Bekkenfysiotherapeut

geen

geen

geen

geen

geen

geen

geen

ja, 01-12-2015

Malmberg

Gynaecoloog en sectie voorzitter algemene gynaecologie Bestuurslid Bekkenbodem4All (voormalig SBP)

Ambassadeur compassion for care onbetaald ontwikkelen en onderzoeken e health mogelijkheden, #PCiCare BIJVOORBEELDonbetaald

geen lidmaatschap van adviescommissie (s) aandeelhouder in #PCiCare BV

directe collega F. Hoogenboom colorectaal chiruge umcg vriendenkring bekkenfysiotherapeut

Bestuurslid Bekkenbodem4All Ambassadeur Compassion for care, car for sustainable health, noorden duurzaam. Biotoop bijeenkomstenGroningen

geen

geen

niet dat ik weet

ja, 27-11-2015

Boele

Bestuurslid Patiëntenorganisatie Bekkenbodem4All

Telefoniste informatie-advieslijn Bekkenbodem4All
Teamcoördinator
Beide onbetaald

geen

geen

Wij nemen deel aan deze commissie om de belangen van patiënten te behartigen en de goede communicatie tussen arts en patiënt te bewerkstellingen.

Wij schrijven voor sommige onderzoeken brieven waarin wij het onderzoek aanbevelen, uitsluitend als wij daar ook als bestuur geheel achter staan. Voor het schrijven van deze brieven vragen wij een kleine vergoeding, nogmaals uitsluitend om als patiënten geen vereniging onszelf staande te houden.

geen

geen

ja, 22-03-2016

Paulides

Promovendus Heelkunde

Literatuuronderzoek en meeschrijven aanbeveling (onbetaald).

geen

geen

geen

geen

geen

nee

ja, 22-03-2016

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de focusgroep die bij de richtlijn prolaps werd gehouden, te gebruiken. Een verslag van de patientenfocusgroep uit de richtlijn Prolaps (bijlage Notulen patiëntenfocusgroep) is besproken in de werkgroep. De knelpunten die betrekking hadden op deze richtlijn zijn verwerkt. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Bekkenbodem4All (een fusie van Patiëntvereniging Gynaecologie en Stichting Bekkenbodem Patiënten) en de Patiëntenfederatie Nederland. Gedurende de commentaarfase is patiënteninformatie ontwikkeld (Patiënteninformatietool) in samenwerking met de Patiëntenfederatie Nederland.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten (Implementatieplan). De werkgroep heeft tevens een interne kwaliteitsindicator ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken (zie Indicatorontwikkeling en Indicatoren).

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens werden de volgende stakeholders schriftelijk uitgenodigd te reageren op het concept-raamwerk van de richtlijn rectum prolaps: IGZ, NVZ, NFU, STZ, ZKN, Lareb, Nefarma, NVvH, NVMDL, NVOG, NVvR, KNGF-NVFB, NVU, PGN, SBP, (tegenwoordig zijn PGN en SBP gefuseerd tot Bekkenbodem4All) NVA, V&VN, Patiëntenfederatie Nederland, Zorginstituut Nederland, ZN, NGH. De invitational conference van de Richtlijn Prolaps werd hierbij als uitgangspunt genomen. Een overzicht van de binnengekomen suggesties en de reactie van de werkgroep hierop is opgenomen onder aanverwante producten (Knelpuntanalyse).

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als kritiek, belangrijk (maar niet kritiek) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de kritieke uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR – voor systematische reviews; Cochrane – voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; ROBINS – voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, matig, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Matig

  • er is matige zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)

Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje Overwegingen.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in een aparte module over Organisatie van Zorg.

 

Indicatorontwikkeling

Gelijktijdig met het ontwikkelen van de richtlijn werd er een interne kwaliteitsindicator ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken (Indicatoren). Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (secretariaat@kennisinstituut.nl).

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten; Kennislacunes).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.

Kennisinstituut van Medisch Specialisten. Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0. Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html. 2012.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.

Volgende:
Chirurgische behandeling bij rectumprolaps