Psoriasis

Initiatief: NVDV Aantal modules: 93

Biologics voor ouderen

Uitgangsvraag

Wat zijn de (on)gunstige effecten van biologics voor ouderen patiënten met psoriasis?

 

In welk geval/ bij welke indicatie worden biologics bij ouderen aanbevolen?

Aanbeveling

Beschouw hoge leeftijd niet als contra-indicatie voor behandeling met een biologic. De behandeluitkomsten van biologics (effectiviteit en veiligheid) lijken bij oudere patiënten ≥ 65 jaar vergelijkbaar met die onder jongere patiënten. 

 

Houd in overwegingen voor een biologic bij ouderen rekening met een verhoogde gevoeligheid voor infecties en maligniteiten. Overweeg voor oudere psoriasispatiënten een biologic met een gunstig bijwerkingenprofiel met lagere kans op bijwerkingen zoals ernstige infecties.

 

Neem comorbiditeiten mee in de overweging voor de keuze van een biologic bij oudere psoriasispatiënten.

 

Pas de behandeling en communicatie aan op basis van de algehele gezondheidstoestand, functionele status en voorkeuren van de patiënt. Bespreek dit met de patiënt (en indien nodig diens mantelzorger).

Overwegingen

Kwaliteit van het bewijs

Er zijn relatief weinig studies uitgevoerd die specifiek de behandeluitkomsten van biologics bij oudere psoriasispatiënten hebben beoordeeld. In de meeste klinische trials is hoge leeftijd een exclusiecriterium. Daarnaast zijn er vrijwel geen prospectieve studies voorhanden die uitkomsten rapporteren van biologic-behandeling onder oudere patiënten in de dagelijkse klinische praktijk (“real-world evidence”).

 

Verschillen in PASI doelen

Op basis van beperkte data lijken er geen grote significante verschillen te zijn in effectiviteit van biologic-behandeling bij oudere psoriasispatiënten ten opzichte van jongere patiënten. De meeste studies zijn verricht met de 1e-generatie anti- Tumor Necrosis Factor (TNF)-alpha biologics en UST. Er zijn minder studies verricht naar de nieuwere-generatie anti-IL-17 en anti-IL-23 biologics; op basis van beperkte gegevens worden wel vergelijkbare resultaten behaald bij oudere psoriasispatiënten ten opzichte van jongere patiënten. Het percentage patiënten dat PASI75 behaald na 12-16 weken biologic-behandeling varieerde in de verschillende studies tussen de 16% en 93%. 

 

Balans van gewenste en ongewenste effecten

Het bijwerkingenprofiel en frequentie van bijwerkingen bij oudere patiënten lijken niet wezenlijk te verschillen van jongeren. Infecties en afwijkende laboratorium-waarden zijn de meest frequent gerapporteerde bijwerkingen onder biologic-behandeling. Er wordt voor deze type bijwerkingen echter geen directe associatie met leeftijd gezien, d.w.z. er geen relatie is tussen hogere leeftijd en een hogere incidentie van bijwerkingen. In het algemeen geldt dat de infectie-gevoeligheid voor oudere patiënten hoger ligt. Bij de overweging voor een biologic kan hiermee rekening gehouden worden door de kiezen voor een biologic met het minste risico op infecties.

 

Professioneel perspectief

De werkgroep is van mening dat hoge leeftijd niet als een absolute contra-indicatie moet worden beschouwd voor behandeling met een biologic. In de geïncludeerde studies lijken de behandeluitkomsten van biologics bij patiënten ≥ 65 jaar vergelijkbaar met die onder jongere patiënten. Het wordt aanbevolen om de behandelkeuzes zo veel mogelijk aan te passen op basis van de algehele gezondheidstoestand, functionele status en voorkeuren van de patiënt.

Oudere patiënten kunnen mogelijk unieke behoeften, behandeldoelen en beperkingen hebben. Aandacht hiervoor in het consult en gezamenlijke besluitvorming zijn daardoor extra van belang.

 

De werkgroep adviseert ook om expliciet rekening te houden met verhoogde gevoeligheid voor infecties en maligniteiten bij oudere patiënten. Infecties zijn de meest frequent gerapporteerde bijwerkingen onder oudere psoriasispatiënten behandeld met een biologic. De studie van ter Haar et al. [2022] rapporteerden dat het staken van biologics vanwege bijwerkingen niet frequenter voorkomt bij oudere patiënten. Echter, oudere patiënten stopten vaker met het gebruik van biologics vanwege ineffectiviteit, hoewel er geen significant verschil werd waargenomen in de PASI scores. In de post-hoc analyse van twee fase-III trials (reSURFACE1 en 2) werd de effectiviteit en veiligheid van tildrakizumab onderzocht bij jongere (<65 jaar) en oudere patiënten (≥65 jaar). [ter Haar, 2023]. Uit deze studie bleek dat beide leeftijdsgroep een vergelijkbaar en gunstig veiligheidsprofiel vertoonden, ondanks het feit dat oudere patiënten meer comorbiditeiten en polyfarmacie hadden. De retrospectieve multicenter cohortstudie rapporteerde dat hogere leeftijd geassocieerd was met een verhoogde frequentie van bijwerkingen [ter Haar, 2022]. De meeste bijwerkingen waren van infectieuze aard, reversibel en goed te behandelen. Bovendien werden er geen verband gevonden tussen comorbiditeit, polyfarmacie en specifieke soorten anti-psoriatica en het optreden van bijwerkingen. Een gepersonaliseerde aanpak, afhankelijk van de functionele status, kwetsbaarheidsstatus en voorkeuren van patiënt, is noodzakelijk.

Tenslotte beveelt de werkgroep aan om bij de keuze van een biologic rekening te houden met veelvoorkomende comorbiditeiten bij ouderen die mogelijk een contra-indicatie zijn, waaronder cardiovasculaire aandoeningen; zie hiervoor ook Comorbiditeiten en systemische therapieën – Richtlijn Psoriasis - Richtlijnendatabase.

 

De werkgroep is van mening dat een leeftijd ≥65 jaar geen contra-indicatie is voor dosisreductie en/of zorg op afstand.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten

Individuele ervaringen en voorkeuren van oudere patiënten kunnen sterk variëren bij het gebruik van biologics als behandeling. Hierbij spelen de langdurige ziektelast en de effectiviteit en het gebruik van eerdere behandelingen een rol. Het bespreken van de voor- en nadelen en de mogelijke bijwerkingen is belangrijk, zodat de patiënt door middel van gezamenlijke besluitvorming een bewuste keuze kan maken.

 

De behandelende arts dient rekening te houden met de algehele gezondheidstoestand van de patiënt, inclusief de functionele status, cognitieve status en kwetsbaarheid, evenals met de patiëntvoorkeuren en mogelijke comorbiditeiten. Naarmate mensen ouder worden, hebben zij vaker te maken met meerdere aandoeningen, wat vaak als belastend wordt ervaren. Dit komt mede door een hogere kans op infecties en een verminderde weerstand. Het is belangrijk om in gesprekken met oudere patiënten stil te staan bij wat dit inhoudt, waar men op moet letten en welke signalen belangrijk zijn om in de gaten te houden. Bovendien is het essentieel te weten bij wie en wanneer men aan de bel moet trekken.

 

De voorkeur voor tabletten of injecties speelt mee in de keuze. Het is ook belangrijk om aandacht te besteden aan de wijze van het ophalen van de medicatie. Zeker als de oudere minder mobiel is of gebruik maakt van het openbaar vervoer, is het gekoeld vervoer van invloed. Voor ouderen is het ontvangen van informatie op papier om thuis te kunnen teruglezen over biologics belangrijk. Evenals de mogelijkheid om een mantelzorger te betrekken bij de keuze voor de biologic of de instructie bij het eerste gebruik. Het is goed om hier tijdens het consult aandacht aan te besteden.

 

Aanvaardbaarheid en haalbaarheid

Gezien het groeiende aantal oudere psoriasispatiënten is het cruciaal om kritisch te kijken naar de aanvaardbaarheid en haalbaarheid van behandeling met biologics. Op basis van beperkte literatuur en expert opinion zou een hoge leeftijd bij een psoriasispatiënt niet als contra-indicatie moeten worden beschouwd. Met zorgvuldige overwegingen is het mogelijk om oudere patiënten met biologics te behandelen. De behandelende arts dient hier rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de patiënt, o.a. mobiliteit, het vangnet van de patiënt en eventuele comorbiditeiten.

Onderbouwing

Psoriasis is een chronische aandoening, waardoor het ook voorkomt op oudere leeftijd. De prevalentie van psoriasis in Nederland in de leeftijdscategorie 65-75 jaar bedraagt 3.4%, onder 75+-jarigen heeft 2.8% psoriasis [Centraal Bureau voor de Statistiek, 2015]. Het aantal oudere psoriasispatiënten neemt toe in lijn met de stijgende levensverwachting en toenemende vergrijzing van de samenleving. Hierdoor zullen zorgverleners steeds vaker te maken hebben met oudere patiënten met psoriasis. Ongeveer 15% van de ouderen met psoriasis heeft een uitgebreide psoriasis waarbij systemische therapie geïndiceerd is [Kwon, 2012]. De afweging om wel of niet te starten met systemische therapie in deze leeftijdsgroep kan lastig zijn vanwege verschillende redeneren [Shary, 2020]. In de eerste plaats is op oudere leeftijd sprake van een functionele afname van het immuunsysteem (“immunosenescence”), waardoor ouderen vatbaarder zijn voor ontwikkeling van infecties en maligniteiten. Ten tweede kampen oudere patiënten relatief vaker met meerdere comorbiditeiten en daarmee samenhangend vaker polyfarmacie. Ook logistieke aspecten zoals verminderde mobiliteit en een grotere afhankelijkheid van anderen spelen een rol. Hoewel er hierdoor een terughoudendheid kan bestaan voor systemische therapie, hebben oudere patiënten wel sterke behandelwensen en specifieke behandelvoorkeuren [Maul, 2019]. Aandacht voor deze factoren is van belang bij het overwegen van de keuze voor systemische therapie bij de kwetsbare oudere psoriasispatiënt. In dit hoofdstuk worden aanbevelingen gegeven met betrekking tot de keuzes voor biologic behandeling voor de oudere psoriasispatiënt.

Vraagstelling: biologics versus conventionele therapie

Certainty assessment

Aantal patiënten

Effect

Certainty

Importantie

Aantal studies

Studieopzet

Risk of bias

Inconsistentie

Indirect bewijs

Onnauwkeurigheid

Andere factoren

biologics

conventional systemic therapy (apremilast)

Relatief
(95% CI)

Absoluut
(95% CI)

PASI75 bij 24 weken (Bakiritzi, 2022)

1

observationele studies

ernstiga

niet ernstig

niet ernstig

niet ernstig

niet gevonden

106/128 (82.8%)

12/26 (46.2%)

OR 5.62
(2.29 tot 13.79)

367 meer per 1.000
(from 201 meer tot 460 meer)

⨁◯◯◯
Zeer laag

CRUCIAAL

PASI75 bij 52 weken (Bakiritzi, 2022)

1

observationele studies

ernstiga

niet ernstig

niet ernstig

niet ernstig

niet gevonden

117/128 (91.4%)

17/26 (65.4%)

OR 5.63
(2.04 tot 15.57)

260 meer per 1.000
(from 140 meer tot 313 meer)

⨁◯◯◯
Zeer laag

CRUCIAAL

PASI75 bij 3 jaar (Bakiritzi, 2022)

1

observationele studies

ernstiga

niet ernstig

niet ernstig

niet ernstig

niet gevonden

114/128 (89.1%)

23/26 (88.5%)

OR 1.06
(0.28 tot 4.00)

6 meer per 1.000
(from 202 minder tot 84 meer)

⨁◯◯◯
Zeer laag

CRUCIAAL

PASI90 bij 24 weken (Bakiritzi, 2022)

1

observationele studies

ernstiga

niet ernstig

niet ernstig

niet ernstig

niet gevonden

51/128 (39.8%)

5/26 (19.2%)

OR 2.78
(0.99 tot 7.85)

206 meer per 1.000
(from 2 minder tot 459 meer)

⨁◯◯◯
Zeer laag

CRUCIAAL

PASI90 bij 52 weken (Bakiritzi, 2022)

1

observationele studies

ernstiga

niet ernstig

niet ernstig

niet ernstig

niet gevonden

80/128 (62.5%)

12/26 (46.2%)

OR 1.94
(0.83 tot 4.55)

163 meer per 1.000
(from 46 minder tot 334 meer)

⨁◯◯◯
Zeer laag

CRUCIAAL

PASI90 bij 3 jaar (Bakiritzi, 2022)

1

observationele studies

ernstiga

niet ernstig

niet ernstig

niet ernstig

niet gevonden

81/128 (63.3%)

16/26 (61.5%)

OR 1.08
(0.45 tot 2.57)

18 meer per 1.000
(from 197 minder tot 189 meer)

⨁◯◯◯
Zeer laag

CRUCIAAL

CI: Confidence interval; OR: Odds ratio

Explanations

a. Beperkingen in studieopzet, zoals selectie van de patiënten, verschil in het aantal tussen de groepen.

Er werden in totaal 44 studies geïncludeerd op basis van beoordeling van titel en abstract. Uiteindelijk zijn er na full tekst screening 39 studies geëxcludeerd. Specifieke redenen voor exclusie zijn te vinden onder ‘Evidence tabellen’. Momose et al. [2017] werd als aanvullende literatuur toegevoegd na de zoekopdracht. Verder werden er drie aanvullende studies [ter Haar, 2022a; ter Haar 2022b; ter Haar 2023] als aanvullende literatuur aangeleverd door de werkgroep

 

Beschrijving van de studies en resultaten

De SR van Van Winden et al. [2020] onderzocht de effectiviteit en veiligheid van systemische behandelingen voor psoriasis in patiënten van 65 jaar en ouder. In totaal werden 31 artikelen (n=39561) geïncludeerd, waarbij onder andere ETN (acht studies), ADA (zes studies), infliximab (IFX) (twee studies), UST (twee studies) en SEC (één studie).

PASI75 werd bereikt door 15,6% tot 64% op week 12 en 83,6% tot 86,9% na 1-3 jaar in de ETN-groep (n=256). In de IFX-groep werd PASI75 bereikt door 66,7% tot 93% op week 12 (n=43). Voor de ADA-groep werd PASI75 bereikt door 60,7% tot 65% op week 12-16 en 67,9% tot 71,4% na 1-3 jaar (n=100). In de UST-groep werd PASI75 behaald door 56,5% op week 16 en 60,0% tot 90,9% na 52-100 weken (n=46). Ten slotte werd .PASI75 bereikt door 86,4% op week 16 en 81,8% op week 52 in de SEC-groep (n=67). De effectiviteit van ETN, ADA en SEC was niet geassocieerd was met leeftijd. De meest gerapporteerde bijwerking van biologics bij patiënten van 65 jaar of ouder was infecties, echter werd er geen significante associatie met de leeftijd vastgesteld. De auteurs concludeerden dat op basis van beperkte literatuur leeftijd op zichzelf geen beperkende factor mag zijn voor de systemische behandeling van psoriasis. Niettemin benadrukken ze het belang van aandacht voor zowel de comorbiditeit/polyfarmacie als geschikte dosering en frequente laboratorium- en klinische monitoring.

 

Bakirtzi et al. [2022] voerden een retrospectieve studie uit met als doel de effectiviteit en veiligheid van biologics en apremilast bij psoriasispatiënten van 65 jaar en ouder te onderzoeken. De effectiviteit werd beoordeeld door middel van PASI-score bij aanvang van de behandeling en op week 12, 24, 52 en 3 jaar. Ook werden de bijwerkingen gerapporteerd. In totaal werden 154 patiënten geïncludeerd met een gemiddelde leeftijd van 70,7 ± 6,3 jaar en een gemiddelde ziekteduur van 27,4 ± 8,7 jaar. De gemiddelde huidige behandelduur was 48 ± 33 maanden (range: 3-132 maanden). Patiënten die met SEC, UST en brodalumab behandeld werden, vertoonden snelle resultaten in het verminderen van de PASI75- en 90 scores vergeleken met andere biologics. Anderzijds werd ook een langdurige effectiviteit van SEC, UST, IFX, ADA en brodalumab geobserveerd.

Bij 30 van 154 van de patiënten (19,5%) werden bijwerkingen gemeld, waarbij de behandeling bij 16 patiënten (10,4%) werd beëindigd vanwege ernstige reacties. Onderste luchtweginfecties en verhoging van leverwaarden werden gerapporteerd als de meest voorkomende bijwerkingen.

De studie concludeerde dat biologics en apremilast een adequate effectiviteit tonen bij oudere patiënten. De incidentie en ernst van de bijwerkingen waren vergelijkbaar met jongere patiënten in relevante studies.

 

De gerandomiseerde fase III-studie ECLIPSE vergeleek de effectiviteit van guselkumab met SEC in patiënten met matige tot ernstige psoriasis [Blauvelt, 2022]. Patiënten werden behandeld met guselkumab 100 mg (n=534) of SEC 300 mg (n=514) tot week 44. Er werden subanalyses uitgevoerd. De uitkomstmaten omvatten minimaal 90% verbetering t.o.v. de baseline PASI (PASI90), PASI100, IGA 0/1 (geen/minimale tekenen van psoriasis) en IGA 0 (geen tekenen van psoriasis) op week 48. De responspercentages voor PASI 90 en PASI 100 waren hoger op week 48 in de guselkumab-groep dan in de SEC-groep in alle leeftijdsgroepen: <45 jaar, 45 tot <65 jaar en ≥65 jaar.

In totaal werd PASI 90 in de SEC-groep bereikt door 70,0% (n=514) versus 84,5% (n=534) in de guselkumab-groep en PASI 100 door 48,4% (n=514) in de SEC-groep versus 58,2% (n=534) in de guselkumab-groep. In de subgroep ≥65 jaar werd PASI 90 behaald door 46,7% (n=45) in de SEC-groep versus 81,5% (n=54) in de guselkumab-groep. Voor PASI 100 waren de percentages 24,4% (n=45) in de SEC-groep en 53,7% (n=54) in de guselkumab-groep.

De IGA 0/1-responsen waren voor de groep <45 jaar: 85,8% (guselkumab] versus 81,3% (SEC) met 95% CI (-2,4-11,5); groep 45 tot <65 jaar: 85,4 versus 73,4%, 95% CI (4,1, 19,9); groep ≥65 jaar: 79,6 versus 44,4%, 95% CI (15,1, 55,3). Daarnaast waren de IGA 0-responsen voor groep <45 jaar: 64,6 versus 58,0%, 95% CI (-2,5, 15,6); groep 45 tot <65 jaar: 61,4 versus 46,4%, 95% CI (5,5, 24,5); groep ≥65 jaar: 55,6 versus 24,4%, 95% CI (10,8, 51,4) op week 48 voor de guselkumab-groep in vergelijking met de SEC-groep respectievelijk.

 

De retrospectieve studie van Momose et al. [2017] onderzocht de effectiviteit en veiligheidsprofiel van biologics in een cohort van 27 patiënten met de diagnose plaque psoriasis. De leeftijd van de groep varieerde van 75 tot 88 jaar met een gemiddelde van 78,3 jaar. De behandelperiode varieerde van 1 tot 4 jaar met een gemiddelde van 2,2 jaar. Initieel kregen 5 patiënten ADA en 22 patiënten UST. Voor patiënten met een verhoogd risico op reactivatie van latente tuberculose werd isoniazide als profylactische behandeling toegediend, i.c.m. ursodeoxycholzuur om levertoxiciteit te voorkomen. Bij elk bezoek werden bijwerkingen beoordeeld. Afwijkende laboratoriumwaarden werden beschouwd als bijwerkingen.

Van de 27 patiënten zetten 11 patiënten de initieel voorgeschreven biologic voort, 4 patiënten met intermitterend gebruik (stoppen na remissie en herstarten bij terugkeer psoriasis) en 5 patiënten geswitcht naar een andere biologic (van ADA naar IFX (n=1) en SEC (n=2) na onvoldoende effect en van UST naar ADA (n=1) en SEC (n=1)) na ontwikkelen van psoriasis artritis, 7 patiënten stopten met de biologics gedurende de observatieperiode van 4 jaar vanwege een fractuur, twee maligniteiten, interstitiële pneumonie, Cerebro Vasculair Accident (CVA), verslechtering en leverziekte als gevolg van de profylactische tuberculose behandeling.

4 patiënten stopten in het eerste jaar, terwijl 2 andere patiënten overleden (met pneumonie en CVA). Het is niet duidelijk of ze direct na het ontwikkelen van de pneumonie en CVA zijn overleden.

PASI75 werd behaald door 76,9% op week 16 (n=26), 88,0% op week 24 (n=25) en 90,5% op week 52 (n=21). Behandeling met biologics toonde in deze kleine cohort een duidelijke effectiviteit bij oudere patiënten met psoriasis, echter vanwege de verhoogde kans op bijwerkingen werd een nauwkeurige monitoring vereist.

 

Poulin et al. [2020] voerden een post-hoc analyse met de gepoolde data van P05495 [Papp, 2015] en reSURFACE 1 en reSURFACE 2 [Reich, 2017] naar tildrakizumab bij patiënten met matige tot ernstige plaque psoriasis. De gegevens van patiënten die een placebo of tildrakizumab 100 of 200 mg kregen uit de eerder genoemde trials geanalyseerd. PASI75 en PASI90 op week 12 werden vergeleken tussen de behandelgroepen in elke subgroep. Absolute PASI scores op week 0 en 12 werden ook bepaald voor elke subgroep. Patiënten werden als volgt ingedeeld in subgroepen op basis van demografische gegevens, comorbiditeit en eerdere psoriasisbehandelingen: leeftijd (<65 jaar, ≥65 jaar); geslacht; ethniciteit; gewicht (≤90 kg, >90 kg); zelf gerapporteerde PsA; falen van minstens 1 traditionele systemische behandeling zoals MTX, ciclosporine of lichttherapie en eerdere behandeling met een biologics. .

Van de patiënten in P05495 (N=355), reSURFACE 1 (N=772) en reSURFACE 2 (N=1090), werden respectievelijk 357, 705 en 708 patiënten ingedeeld in de controlegroep (placebo), tildrakizumab 100 mg of tildrakizumab 200 mg. Het percentage van PASI75- en 90-responders waren significant groter voor beide tildrakizumab groepen in vergelijking met placebo (p<0,0001). De percentages van PASI 75- en 90-responders waren groter bij patiënten <65 jaar, lichaamsgewicht ≤90 kg, zonder PsA en zonder eerdere behandeling met biologics (alleen PASI 90), hoewel deze verschillen niet statistisch significant waren.

Er werden geen duidelijke of consistente verschillen in effectiviteit geobserveerd tussen de andere subgroepen. Tevens waren de absolute PASI-scores over het algemeen vergelijkbaar tussen de subgroepen. De studie concludeerde dat over het algemeen tildrakizumab mogelijk geschikt is voor de behandeling van matige tot ernstige plaque psoriasis bij patiënten met uiteenlopende demografische en ziektekenmerken.

 

Ricerri et al. [2019] voerden een retrospectieve multicenter review uit met psoriasispatiënten van 65 en ouder die behandeld werden met biologics. De studie omvatte 266 patiënten met een gemiddelde leeftijd van 72,3 ±5,7 jaar (range 65-85). De meest gebruikte biologic was ADA (31,2%), gevolgd door UST (28,9%), ETN (20,3%), SEC (15%), IFX (3%), golimumab (1%) en certolizumab pegol (0,6%). Voor 128/266 patiënten was de huidige biologic de tweede behandeling met een biologic en voor respectievelijk 20, 6 en 1 patiënt betrof het de derde, vierde en vijfde biologic . Zes patiënten combineerden de biologic met MTX in een dosis van 7,5–10 mg/week, 2 patiënten met orale steroïden en 1 patiënt met cyclosporine (3 mg/kg).

De PASI score op week 0 varieerde van 4 tot 54 met een gemiddelde van 16,5 ±7,1. Deze nam af naar 3,7 ±8 op week 16, naar 1,6 ±2,1 op week 28 en 1,2 ±2,1 op week 52. Gedurende de observatieperiode werden 25 bijwerkingen gemeld, waarvan 12 infecties (48%) en 4 maligniteiten (16%). De studie concludeerde dat biologics voor psoriasis een grote effectiviteit vertoonden bij oudere mensen, waarbij de frequentie en type bijwerkingen vergelijkbaar waren met die bij jongere patiënten. Concluderend zou leeftijd alleen de therapeutische mogelijkheid voor een biologic niet moeten beperken.

 

Risk of bias

De risk of bias is beoordeeld middels de AMSTAR criteria, Newcastle-Ottowa Scale (NOS) en Cochrane collaboration tool. De volledige beoordeling is te vinden onder ‘Evidence tabellen’.

 

De SR van Van Winden et al [2020] had een adequate en duidelijke onderzoeksvraag. Er was een adequate beschrijving van de geïncludeerde en geëxcludeerde studies. De geïncludeerde studies vertoonden heterogeniteit met betrekking tot leeftijdsgrens, behandelregimes en methodologische benaderingen. Bovendien was de algehele kwaliteit van de studies over conventionele therapieën laag. In het algemeen lijkt de effectiviteit bij patiënten van 65 jaar en ouder vergelijkbaar te zijn met die bij patiënten jonger dan 65 jaar. Echter, verschillende studies hadden te maken met selectiebias, wat leidde tot een overschatting van de resultaten. Er is tenslotte ook gekeken naar belangenverstrengelingen.

 

De observationele studies van werden beoordeeld op risk of bias door middel van de NOS. Ricceri et al. [2019] scoorden 6 van de 9 punten en heeft daarmee een matig risico op bias. Momose et al. [2017] scoorde 5 van de 9 punten en Bakirtzi et al. [2022] 4 van de 9 punten, wat beide studies een hoog risico op bias leverde.

 

Poulin et al. [2020] en Blauvelt et al. [2022] werden beoordeeld op risk of bias door middel van Cochrane collaboration tool. Poulin et al. [2020] had een laag risico op bias, terwijl Blauvelt et al. [2022] een hoog risk of bias scoorde.

De SR van Van Winden et al. [2020] werd als uitgang genomen. Er werd een systematische zoekstrategie uitgevoerd in de elektronische databases Embase en Medline van de literatuur die na de zoekactie van Van Winden et al. [2020] is gepubliceerd. Studies werden geïncludeerd wanneer deze overeenkwamen met de elementen van de PICO en aan de volgende in- en exclusiecriteria voldeden:

 

De volgende afbakening is gebruikt:

Voor de P: Ouderen ((gemiddelde) leeftijd van 65 jaar of ouder) met milde, matige of ernstige psoriasis vulgaris
Voor de I: Voor psoriasis vulgaris geregistreerde biologics (infliximab, etanercept, adalimumab, certolizumab, ustekinumab, secukinumab, brodalumab, ixekizumab, bimekizumab, tildrakizumab, Guselkumab, risankizumab)
Voor de C: Geen behandeling, placebo, conventionele systemische therapie of bovenstaande biologics met elkaar vergeleken
Voor de O: Zie onderstaand

 

Cruciaal

  • Effectiviteit na 24 weken, 52 weken of ≥52 weken weergegeven met PASI-75 PASI-90 of PGA
  • Jeuk (zoals gerapporteerd in de studie)

Belangrijk

  • Bijwerkingen
  • Kwaliteit van leven (DLQI)
  • Drug survival
  • Doseeraanpassingen

Er werd een systematische zoekstrategie uitgevoerd in de elektronische databases Embase en Medline. Studies werden geïncludeerd wanneer deze overeenkwamen met de elementen van de PICO en aan de volgende in- en exclusiecriteria voldeden:

 

Inclusie:

  • Vergelijkend onderzoek RCT, clinical controlled trials (CCT) of SRs van RCT’s of CCT’s)
  • Observationele studies
  • Volledige tekst beschikbaar in het Engels of Nederlands

Exclusie:

  • Studies met een publicatiedatum van voor het jaar 2019
  1. * Bakirtzi, K., Sotiriou, E., Papadimitriou, I., Sideris, N., Vakirlis, E., Lallas, A., Vrani, F., & Ioannides, D. (2020). Elderly patients with psoriasis: Long-term efficacy and safety of modern treatments. Journal of Dermatological Treatment, 33(3), 1339-1342. https://doi.org/10.1080/09546634.2020.1809623
  2. * Blauvelt, A., Armstrong, A. W., Langley, R. G., Gebauer, K., Thaçi, D., Bagel, J., Guenther, L. C., Paul, C., Randazzo, B., Flavin, S., Hsu, M.-C., You, Y., & Reich, K. (2021). Efficacy of guselkumab versus secukinumab in subpopulations of patients with moderate-to-severe plaque psoriasis: Results from the eclipse study. Journal of Dermatological Treatment, 33(4), 2317–2324. https://doi.org/10.1080/09546634.2021.1959504
  3. * Centraal Bureau voor de Statistiek. (2015, November 12). Ruim 1,2 miljoen nederlanders hebben eczeem of psoriasis. https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2015/46/ruim-1-2-miljoen-nederlanders-hebben-eczeem-of-psoriasis
  4. * Efficacy of tildrakizumab patient subgroups across a phase 2b and 2 phase 3 trials in patients with moderate to severe chronic plaque psoriasis. (2019). Journal of the American Academy of Dermatology, 81(4). https://doi.org/10.1016/j.jaad.2019.10.112
  5. * Kwon, H. H., Kwon, I. H., & Youn, J. I. (2011). Clinical study of psoriasis occurring over the age of 60 years: Is elderly?onset psoriasis a distinct subtype? International Journal of Dermatology, 51(1), 53-58. https://doi.org/10.1111/j.1365-4632.2011.04979.x
  6. * • Maul, J. ‐T., Navarini, A. A., Sommer, R., Anzengruber, F., Sorbe, C., Mrowietz, U., Drach, M., Blome, C., Boehncke, W. ‐H., Thaci, D., Reich, K., von Kiedrowski, R., Körber, A., Yawalkar, N., Mainetti, C., Laffitte, E., Streit, M., Rustenbach, S., Conrad, C., … Augustin, M. (2019). Gender and age significantly determine patient needs and treatment goals in psoriasis – a lesson for practice. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology, 33(4), 700–708. https://doi.org/10.1111/jdv.15324
  7. * Momose, M., Asahina, A., Hayashi, M., Yanaba, K., Umezawa, Y., & Nakagawa, H. (2017). Biologic treatments for elderly patients with psoriasis. The Journal of Dermatology, 44(9), 1020-1023. https://doi.org/10.1111/1346-8138.13853
  8. * Shary, N., & Kalb, R. E. (2020). Optimizing the treatment of moderate-to-severe psoriasis in older adults. Drugs & Aging, 37(10), 715-723. https://doi.org/10.1007/s40266-020-00790-x
  9. * Ter Haar, E. L. M., Ten Bruin, E. E., Bronkhorst, E. E., Borgonjen, R. J., Kleinpenning, M. M., Kop, E. N., Visch, M. B., Van de Kerkhof, P. C. M., De Jong, E. M. G. J., & Lubeek, S. F. K. (2022). Safety assessment of conventional and biological systemic therapy in older adults with psoriasis, a real-world multicentre cohort study. Acta Dermato-Venereologica, 102. https://doi.org/10.2340/actadv.v102.2412
  10. * ter Haar, E. L., Thomas, S. E., van den Reek, J. M., Otero, M. E., Njoo, M. D., Ossenkoppele, P. M., Kop, E. N., Dodemont, S. R., Körver, J. E., Kuijpers, A. L., Lindhout, R. J., Tupker, R. A., Mommers, J. M., Berends, M. A., Koetsier, M. I., de Bruin-Weller, M. S., Visch, M. B., Arnold, W. P., van Lümig, P. P., … de Jong, E. M. (2022). Drug survival, safety, and effectiveness of biologics in older patients with psoriasis: A comparison with younger patients—a BIOCAPTURE Registry study. Drugs & Aging, 39(9), 715–727. https://doi.org/10.1007/s40266-022-00961-y
  11. * Ter Haar, E. L., Van den Reek, J. M., Gaarn Du Jardin, K., Barbero-Castillo, A., De Jong, E. M., & Lubeek, S. F. (2023). Efficacy and safety of tildrakizumab in older patients: Pooled analyses of two randomized phase III clinical trials (Resurface 1 and resurface 2) through 244 weeks. Acta Dermato-Venereologica, 103. https://doi.org/10.2340/actadv.v103.17752
  12. * van Winden, M. E., van der Schoot, L. S., van de L’Isle Arias, M., van Vugt, L. J., van den Reek, J. M., van de Kerkhof, P. C., de Jong, E. M., & Lubeek, S. F. (2020). Effectiveness and safety of systemic therapy for psoriasis in older adults. JAMA Dermatology, 156(11), 1229. https://doi.org/10.1001/jamadermatol.2020.2311

Overzicht van geëxcludeerde studies

Artikel

Reden van exclusie

Asahina, 2023

Verkeerde populatie

Borren, 2019

Verkeerde populatie

Cai, 2022

Verkeerde populatie

Curtis, 2019

Geen onderscheid gemaakt in leeftijd

Dauden, 2020

Verkeerde populatie

Diels, 2020

Verkeerde populatie

Dommasch, 2019

Verkeerde populatie

Ellis, 2019

Verkeerde populatie

Fisher, 2021

Verkeerde populatie

Gordon, 2021

Verkeerde populatie

Gordon, 2022

Voldoet niet aan PICO

Gottlieb, 2020

Verkeerde populatie

Johnson, 2019

Verkeerde populatie

Karpinska, 2020

Verkeerde populatie

Kerbusch, 2020

Verkeerde populatie

Lebwohl, 2019

Verkeerde design en vergelijking

Lee, 2019

Verkeerde populatie

Menter, 2020

Verkeerde populatie en design

Ohtsuki, 2019

Verkeerde populatie

Poulin, 2019

Duplicaat van Poulin, 2020

Reich, 2020a

Verkeerde populatie

Reich, 2019a

Verkeerde populatie

Reich, 2020b

Verkeerde populatie

Reich,2019b

Verkeerde populatie

Reich, 2020c

Verkeerde populatie

Reich, 2021

Verkeerde populatie

Samtsov, 2022

Verkeerde populatie

Sandhu, 2020

SR zonder aanvullende studies (tov Van Winden 2020)

Sarabia, 2022

Verkeerde populatie

Sawyer, 2019

Verkeerde populatie

Shary, 2020

Verkeerde studie design

Tang, 2021

SR kijkt alleen naar veiligheid

Thaçi, 2022

Verkeerde populatie

Thaçi, 2021

Verkeerde populatie

Umezawa, 2021

Verkeerde populatie

Van de Kerkhof, 2020

Verkeerde populatie

Yiu, 2021

Verkeerde populatie

Zhu, 2019

Verkeerde populatie

Zou, 2021

Verkeerde populatie

 

Risico op bias tabellen

 

Systematische reviews:

Beoordeling risk of bias door middel van AMSTAR.

 

Study

 

 

First year, author

Appropriate and clearly focused question?

 

 

Yes/no

Comprehensive and systematic literature search?

 

 

Yes/partial yes/ no

Description of included and excluded studies?

 

 

Yes/partial yes/ no

Description of relevant characteristics of included studies?

 

Yes/partial yes/no

Assessment of scientific quality of included studies?

 

Yes/partial yes/no

Enough similarities between studies to make combining them reasonable?

Yes/partial yes/ no

Potential risk of publication bias taken into account?

 

Yes/partial yes/ no

Potential conflicts of interest reported?



Yes/partial yes/ no

Van Winden, 2020

Yes

Yes

Partial yes, flow diagram of the literature search and a chart of included studies present. However no details of excluded studies

Yes

Yes, mentioned in data extraction and quality assessment.

                     

Partial yes

Partial yes

No extra steps mentioned to avoid any potential risk of publication bias.

Yes

Observationele studies

Beoordeling risk of bias middels NOS.

 

 

Selection

Comparability

Outcomes

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Study

Study design

Representativeness of the intervention cohort

Selection of the non intervention cohort

Ascertainment of intervention 

 

Demonstration that outcome of interest was not present at start of study 

 

Comparability of cohorts on the basis of the design or analysis

 

Assessment of outcome

 

Was follow up long enough for outcomes to occur 

 

Adequacy of follow up of cohorts 

 

Explanations

Ricceri, 2019

Retrospective review

*

x

*

*

x

*

*

*

Selection: multicentre patient groups (>65 years) (n=266). No non-intervention group. Data from patient’s records.

Comparability: study doesn’t control for any factors.

Outcomes: Patients were included if they were able to track their health for a minimum of 1 year using patients’ records.

Momose, 2017

Retrospective study

x

X

*

*

x

*

*

*

Selection: retrospective study with 75 years or older (n=27) with plaque psoriasis with no non-intervention group. Data retrieved from patient’s record.

Outcomes assessed by medical records with observation period ranging from 1 to 4 years with adequate follow up of the cohorts.

Bakirtzi, 2022

Retrospective study

x

X

*

*

X

X

*

*

Selection: a selected group of patients (n=154) with no non-intervention group.

Outcomes: no description of how the outcomes were assessed. PASI scores measured at week 12, 24, 52 and three years, acceptable length of time for assessments. Drop out rates and treatment discontinuation reported. 

 

 

Randomized controlled trial (RCT)

Blauvelt 2022

An outside vendor (Paraxel, Waltham, MA, USA) used an interactive web response system to randomly assign patients based on computergenerated permuted blocks.

Unclear

Unclear

Low

Patients, investigators, and the funder of the study were masked throughout the 56-week database lock, with the exception of the unmasked site personnel who dispensed or administered the study agent.

Low

Guselkumab-treated patients received placebo injections (10 mM L-histidine, 8·5% [weight to volume] sucrose, and 0·055% [weight to volume] polysorbate 80 at pH 5·8) to match the number and frequency of secukinumab injections to maintain the masking (figure 1A).

Unclear

Guselkumab =27 discontinued study treatment: 9 had adverse events 1 worsening of psoriasis 8 other adverse events 2 saw no efficacy 2 were lost to follow-up 2 did not comply with study drug 7 withdrew 1 was pregnant 2 protocol violations 2 other.

Secukinumab =48 discontinued study treatment: 11 had adverse events 1 worsening of psoriasis 10 other adverse events 7 saw no efficacy 2 were lost to follow-up 19 withdrew 1 was pregnant 6 protocol violations 2 other

High

The results of other prespecified secondary outcomes are not reported.

Unclear

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 22-11-2024

Laatst geautoriseerd  : 23-12-2024

Geplande herbeoordeling  :

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep grotendeels in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update).

 

De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn psoriasis en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten
  • Psoriasisvereniging Nederland
  • NVK sectie Kinderreumatologie

Algemene gegevens

Aanleiding en afbakening onderwerp

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is de richtlijn psoriasis in de periode 2023-2024 modulair herzien. Deze herziening betreft overwegend de toevoeging van nieuwe modules met klinische relevante onderwerpen welke ontbraken of toe waren aan  herziening: screening, topicale middelen, nieuwe biologics, dosisreductie van biologics, biologics voor kinderen/adolescenten en ouderen en voorlichting voor patiënten.

 

Tabel 1: Overzicht betrokken partijen modulaire herziening psoriasis 2023-2024

Overzicht betrokken partijen Psoriasis 2023-2024*

Zitting neming in werkgroep

Knelpunten analyse

Commentaarfase

Autorisatie

Opmerkingen

Wetenschappelijke verenigingen

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVVP)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR)

X

X

X

X

 

Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)

 

X

X

 

Geen knelpunten aangeleverd

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)

 

X

X

 

Geen knelpunten aangeleverd

Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)

 

 

X

X

 

Overige organisaties

 

 

 

 

 

Nederlands

Huisartsen Genootschap (NHG)

X

X

X

X

Module screening

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)

X

X

X

X

Geen knelpunten aangeleverd

Nederlandse Vereniging Huidtherapeuten (NVH)

X

X

X

X

Geen knelpunten aangeleverd

Nederlandse Associatie Physsian Assistants (NAPA)

 

X

 

 

Geen knelpunten aangeleverd

Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar.

Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)

 

 

X

 

 

Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK)

 

 

 

 

Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar.

Patiëntenverenigingen

Psoriasispatiënten Nederland (PN)

X

X

X

X

 

Huid Nederland (HN)

 

 

 

 

Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar.

Stakeholders

Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ)

 

X

 

Knelpunten schriftelijk aangeleverd

Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

 

X

 

X

 

Knelpunten schriftelijk aangeleverd

Zorginstituut Nederland (ZiN)

 

X

 

X

 

Knelpunten schriftelijk aangeleverd

Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG)

 

X

 

X

 

 

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

 

 

X

 

Afgemeld voor knelpunten

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)

 

 

 

 

Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar.

*alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.

Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.

 

 

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met psoriasis.

 

Doelgroep

De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroep. Daartoe behoren onder andere: Dermatologen, verpleegkundig specialisten, physcian assistants, huidtherapeuten. Secundair kan de richtlijn nuttig zijn voor kinderartsen, reumatologen, geriaters, huisartsen en apothekers. Voor patiënten werd informatie op thuisarts.nl en een patiënten folder ontwikkeld.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntenvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn. Voor een volledig overzicht van voorgaande werkgroepen en alle betrokken partijen wordt verwezen naar tabel 1.

 

Werkgroepleden

Vereniging

Dhr. Dr. E.M. Baerveldt, dermatoloog (voorzitter)

NVDV

Mw. Prof. Dr. E.M.G.J. de Jong, dermatoloog

NVDV

Mw. Dr. M. Seyger, (kinder)dermatoloog

NVDV

Mw. Dr. J. van den Reek, wetenschappelijk onderzoeker

NVDV

Mw. Dr. L. van der Schoot, arts in opleiding tot dermatoloog

NVDV

Mw. Drs. C.A.M van Riel, PhD-kandidaat (vanaf januari 2023)

NVDV

Mw. Drs. N. Henckens, PhD-kandidaat (vanaf januari 2024)

NVDV

Mw. Dr. F.M. Bruins, arts in opleiding tot dermatoloog

NVDV

Mw. Dr. I.M.G.J. Broncker, dermatoloog

NVDV

Dhr. Dr. W.P. Arnold, dermatoloog (tot maart 2024)

NVDV

Mw. Drs. E. ter Haar, PhD-kandidaat

NVDV

Dhr. Dr. L.G.J.M. Plusjé, dermatoloog

NVDV

Dhr. Dr. D.M.W. Balak, dermatoloog

NVDV

Dhr. Dr. H.B. Thio, dermatoloog

NVDV

Dhr. Dr. S. Dieleman, psychiater

NVVP

Mw. Dr. E.J.H. Schatorjé, kinderreumatoloog

NVK

Mw. Drs. E. Hoppenreijs, kinderreumatoloog

NVK

Dhr. Dr. F.A. van Gaalen, reumatoloog

NVR

Mw. K. Sterkenburg, huidtherapeut

NVH

Mw. I. Laffra, verpleegkundig specialist

V&VN

Dhr. Drs. W. Eizenga, huisarts

NHG

Mw. I. van Ee, patiëntvertegenwoordiger

PN

Mw. F. van Oort, patiëntvertegenwoordiger

PN

Ondersteuning werkgroep

Vereniging

Dhr. Drs. M.O. Hoogeveen, arts-onderzoeker (vanaf januari 2023)

NVDV

Mw. Drs. D.S. Adams, arts-onderzoeker (vanaf maart 2023)

NVDV

Mw. Drs. T. M. Nlgisang, arts-onderzoeker (vanaf november 2023)

NVDV

Mw. Drs. T. A. Teunissen, arts-onderzoeker (vanaf oktober 2024)

NVDV

Mw. Drs. L.J. van den Oord, arts-onderzoeker (vanaf april 2024)

NVDV

Mw. Dr. W.A. van Enst, klinisch epidemioloog & directeur NVDV

NVDV

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Werkgroepleden

Hoofdfunctie(s)

Nevenfunctie(s)

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

Getekend op

Actie

Dhr. Dr. E.M. Baerveldt (voorzitter)

Dermatoloog Ijsselland ziekenhuis, SkinTwin

NVDV:
(1) lid domeingroep Inflammatoire aandoeningen (vacatiegelden)
(2) Voorzitter richtlijn psoriasis (vacatiegelden)
(3) (inhoudelijk) voorzitter Werkgroep Psoriasis | Uitkomstgerichte Zorg Lijn 1, ZI
(4) lid Zinnige Zorg-trajecten Eczeem en Psoriasis, ZI
(5) lid WG COVID-19 vaccinatie voor immuungecompromitteerde patienten, RIVM

FMS: (plaatsvervangend) Lid Raad voor wetenschap en innovatie (onbetaald)
SIILO, Prisma, lid dermatologie team (vergoeding)

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

3-11-2022

Geen

Mw. Prof. Dr. E.M.G.J. de Jong

Dermatoloog, Radboud UMC

zie verder bij extern gefinancierd onderzoek

Geen

Geen

heeft onderzoeksbeurzen ontvangen voor het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboud universitair medisch centrum Nijmegen, Nederland van AbbVie, BMS, Janssen Pharmaceutica, Leo Pharma, Lilly, Novartis, en UCB voor onderzoek naar psoriasis.

heeft opgetreden als consultant en/of betaalde spreker en/of deelgenomen aan onderzoek gesponsord door bedrijven die medicijnen produceren voor de behandeling van psoriasis of eczeem, waaronder AbbVie, Amgen, Almirall, Boehringer-Ingelheim, Celgene, Galapagos, Janssen Pharmaceutica, Lilly, Novartis, Leo Pharma, Sanofi en UCB.

Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat direct naar de instelling (Radboudumc).

Geen

Geen

23-11-2022

Geen

Mw. Dr. M. Seyger

Dermatoloog, Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Onderzoeksgrant Janssen (2020): Unmet needs regarding treatment in young people with psoriasis
Advisory boards/ consultant: Janssen, Lilly, Novartis.
Deelname aan trials van Janssen. Alle contracten zijn gesloten met het Radboudumc, en alle inkomsten gaan direct naar het Radboudumc.

Geen

Geen

31-10-2022

Geen

Mw. Dr. J. van den Reek

Dermatoloog, Radboud UMC

1. Adviseur psoriasis blad, Psoriasispatiënten Nederland (onbetaald)
2. Lid werkgroep 'regeldruk in onderzoek' - Ministerie van VWS (onbetaald)
3. Lid werkgroep 'immuungecompromiteerde patiënten en COVID-19 vaccinatie' RIVM (vacatiegelden aan Radboudumc)

Geen

Geen

Heeft klinische onderzoeken uitgevoerd voor AbbVie, Celgene, Almirall en Janssen. Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat naar het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van Radboudumc Nijmegen.

 

Ontving studiebeurzen van ZonMw voor studies over doseringsverlaging van biologics

.

heeft vergoedingen voor voordrachten ontvangen/deelgenomen aan adviesraden van AbbVie, Janssen, BMS, Almirall, LEO Pharma, Novartis, UCB en Eli Lilly en vergoeding voor het bijwonen van een symposium van Janssen, Pfizer, Celgene en AbbVie (voorzitter). Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat naar het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van Radboudumc Nijmegen.

 

Geen

Geen

6-9-2022

Geen

Mw. Dr. L. van der Schoot

Arts in opleiding tot dermatoloog, Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Uitvoeren van trials voor Janssen en Novartis en ontvangen sprekersvergoeding van Janssen en Eli Lilly. Alle financiering was onpersoonlijk en werd uitbetaald aan het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc.

Mogelijk 'Bescherming van de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties of verwerven van erkenning' vanwege promotieonderzoek op het gebied van behandeling van psoriasis met biologics, specifiek dosisreductie van biologics.

Geen

5-9-2022

Geen

Mw. Drs. C.A.M van Riel

Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie

Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

5-3-2024

Geen

Mw. Drs. N. Henckens,

Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie

Radboud UMC. Onderzoek naar patiënten met psoriasis die behandeld worden middels biologicals (BioCAPTURE registry).

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

21-12-2023

Geen

Mw. Dr. F.M. Bruins

Arts in opleiding tot dermatoloog, Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

7-9-2022

Geen

Mw. Dr. I.M.G.J. Broncker

Dermatoloog, Rijnstate

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

13-9-2022

Geen

Dhr. Dr. W.P. Arnold

Dermatoloog, Gelderse Vallei en Psoriasis dagcentrum Ede

1. Lid cie Kwaliteit ZKH Gelderse Vallei (ZGV)
2. Voorzitter MDO huidkanker ZGV

Mede-eigenaar Psoriasis dagcentrum Ede

Geen

Geen

Geen

Geen

7-9-2022

Geen

Mw. Drs. E. ter Haar

Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie

Radboud UMC

Geen

Geen

Geen

Uitvoeren van investigator-intiated research met financiele steun van Almirall en het uitvoeren van trials voor Novartis. Alle financiering was onpersoonlijk en werd uitbetaald aan het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc.

Mogelijk 'Bescherming van de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties of verwerven van erkenning' vanwege promotieonderzoek op het gebied van psoriasis bij de oudere patiënt.

Geen

12-9-2022

Geen

Dhr. Dr. L.G.J.M. Plusjé

Dermatoloog Rode Kruis ziekenhuis Beverwijk en
Erasmus MC

Centrum voor Lipoedeem. Behandeling van patiënten met lipoedeem. Betreft niet-verzekerde zorg

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

14-9-2022

Geen

Dhr. Dr. D.M.W. Balak

Dermatoloog, LUMC

Medisch adviseur Psoriasispatiënten NL (onbetaald)

- Organisatie nascholing Brugge dagen sept 2023 Ii.s.n. AbbVie (betaald) - Spreker nascholing Dermatology at sea juni 2-23 (ism met Janssen) (betaald) - Deelname world congress Dermatology juli 2023 (ism Admirall)

Geen

Geen

Geen

Geen

28-3-2023

Geen

Dhr. Dr. H.B. Thio

Dermatoloog Erasmus MC

Geen

 

Ik treed betaald op als onderzoeker, als spreker en als lid van de medische adviesaden van de firma's Boehringen Ingelheim, Janssen, AbbVie, Galderma, Leo Pharma, Eli Lilly, en UCB.

Geen

Zie eerder.

Geen

Geen

12-5-2023

Geen

Dhr. Dr. S. Dieleman

Psychiater en opleider psychiatrie Erasmus MC, deelnemer aan het multidisciplinaire psychodermatologie spreekuur in het Erasmus MC

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

eigen profilering op het gebied van psychodermatologie, maar dat is ongeacht de inhoud van de richtlijn

7-11-2022

Geen

Mw. Dr. E.J.H. Schatorjé

Kinderreumatoloog/immunoloog St. Maartenskliniek en Radboud UMC

secretaris Nederlands Vereniging voor Kinderreumatologie (NVKR): onbetaald

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

 20-10-2022

Geen

Mw. Drs. E. Hoppenreijs

Kinderreumatoloog St. Maartenskliniek en Radboud UMC

1. lid NvK geneesmiddelen commissie
2. FMS dure geneesmiddelen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

12-9-2022

Geen

Dhr. Dr. F.A. van Gaalen

Reumatoloog LUMC

Lid van het ASAS uitvoerend comité

Penningmeester van ASAS

Adviesvergoedingen van Novartis, MSD, AbbVie, Bristol Myers Squibb, Eli Lilly

Geen

subsidies van Stichting Vrienden van Sole Mio, Stichting ASAS, UCB, Novartis en Jacobus Stichting

Geen

Geen

23-9-2021

Geen

Mw. K. Sterkenburg,

Huidtherapeut en beleidsmedewerker NVH

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

5-9-2022

Geen

Mw. I. Laffra

Verpleegkundig specialist Rijnstate

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

11-9-2022

Geen

Dhr. Drs. W. Eizenga

Huisarts in Utrecht, manager bij de huisartsopleiding te Utrecht

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

8-11-2022

Geen

Mw. I. van Ee

Adviseur patientenbelang, PatientenfederatieNederland

Coordinator patientenparticipatie Psoriasispatienten Nederland
- Lid centrale redactie Psoriasispatienten Nederland
- Patient-partner / Eupatiefellow in onderzoek, beleid, zorg etc.
- Eupatiefellow- mentor
allen onbetaald

Geen

Geen

Freedom of disease Psoriasis: hoofdauteur
- Dosisreductie biological i.s.m. Radboud(zonMW) coauteur
- Onderzoek Zorg op afstand i.s.m. NVDV en radboud(zonMW)

Alle contracten zijn gesloten met de Psoriasispatienten Nederland, incl fees. persoonlijk onbetaald

Geen

Geen

7-8-2022

Geen

Mw. F. van Oort

Staffunctionaris beleid, zorg en kwaliteit.
Ouderenzorgorganisatie Van Neynsel te 's-Hertogenbosch

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

7-11-2022

Geen

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiënten perspectief in alle modules van de herziende richtlijn psoriasis door zitting neming van afgevaardigden van Psoriasispatiënten Nederland (PN). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PN.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst Raming

Toelichting

Biologics voor ouderen

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt. De voorlichtingsfolder van de NVDV zal worden afgestemd op de richtlijn. In verband met het modulaire onderhoud van deze richtlijn wordt het implementatieplan per module weergegeven in de bijlage van de betreffende module.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Onderstaand is de methode stapsgewijs beschreven.

 

Knelpuntenanalyse

In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden en gemandateerde van verschillende (wetenschappelijke) verenigingen en stakeholders. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar tabel 1.  

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heeft de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Daarbij inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen en consultatie van experts. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. Literatuur is geselecteerd op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in bijlage 2.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs (2021)

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

 

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

 

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

 

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

 

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)

Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. (naar keuze: optie-1 ‘Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.’ Of optie-2 ‘De kracht van het wetenschappelijk bewijs werd bepaald met de generieke GRADE-methode’).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overkoepelende bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overkoepelende conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Door gebruik te maken van de Guideline Development Tool werd het Evidence to decision framework conform GRADE methodiek toegepast. Alle werkgroepleden hebben systematisch antwoord gegeven op vragen over de grootte van het effect en grootte van negatieve consequenties, waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten en kosteneffectiviteit, beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, en overwegingen voor subgroepen in de patiëntenpopulatie. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling beschreven (zie bijlage 4).

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel 1). De commentaren zijn  verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie.

 

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.

 

Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from www.handbook.cochrane.org.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.. Online beschikbaar op http://richtlijnendatabase.nl/ Laatst geraadpleegd op [DATUM geraadpleegd voor concepttekst]

 

Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum 2004.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Combinatietherapie