Voorlichting en communicatie bij PTO
Uitgangsvraag
Hoe worden voorlichting en communicatie met patiënten met primaire tumor onbekend (PTO) en hun naasten vormgegeven vanaf het eerste consult tot het moment van overlijden?
Aanbeveling
Voorlichting
- Bespreek de mogelijke toekomstscenario’s op basis van de lokalisatie van uitzaaiingen en co-morbiditeit, zowel bij inzet van een ziektegerichte behandeling als bij het inzetten van uitsluitend symptoomgerichte behandeling.
- Heb in het gesprek met de patiënt en diens naasten aandacht voor het tweesporenbeleid.
- Indien van toepassing: geef informatie over genetisch onderzoek en de mogelijke consequenties daarvan.
- Bespreek de keuze tussen gecombineerde ziekte- en symptoomgerichte behandeling versus uitsluitend symptoomgerichte behandeling.
- Wijs de patiënt en diens naasten op informatie over PTO om thuis door te nemen (met name www.missietumoronbekend.nl en www.kanker.nl/kankersoorten/primaire-tumor-onbekend-pto).
- Wijs patiënten op de mogelijkheid van gespecialiseerde psychosociale zorg (www.ipso.nl) en/of lotgenotencontact (www.kanker.nl/ervaringen-van-anderen/vind-jouw-lotgenoot).
- Houd bij de voorlichting rekening met de gezondheidsvaardigheden van de patiënten en hun sociaaleconomische en culturele achtergrond. Maak zo nodig gebruik van de terugvraagmethode (zie overwegingen).
Communicatie
- Laat de patiënt en diens naasten op ieder moment van het ziektetraject weten wie de regiebehandelaar is en wie welke behandeling (ziektegericht en/of symptoomgericht) op zich neemt.
- Benoem wie het vaste aanspreekpunt voor de patiënt en diens naasten is (verpleegkundige, verpleegkundig specialist, physician assistant of praktijkondersteuner). Indien mogelijk, is deze aanwezig bij gesprekken met de behandelaar.
- Stimuleer de patiënt om altijd een partner, familielid of andere naasten mee te nemen naar gesprekken met de behandelaar.
- Betrek de patiënt en diens naasten actief bij de besluitvorming (shared decision making, samen beslissen).
- Bespreek in principe de opzet van de behandeling (curatief of palliatief) en de levensverwachting.
- Indien de behandeling palliatief van opzet is: voer regelmatig gesprekken in het kader van proactieve zorgplanning. Zie hiervoor de richtlijn Proactieve Zorgplanning (www.palliaweb.nl/richtlijnen-palliatieve-zorg/richtlijn/proactieve-zorgplanning).
Overwegingen
Met betrekking tot de ervaringen en wensen van patiënten met PTO, hun naasten en professionele zorgverleners werden drie kwalitatieve interviewstudies verricht bij resp. 9 patiënten (Boyland, 2008), 19 patiënten (Wolyniec, 2022) en 17 patiënten, 14 naasten en 13 professionals (10 artsen, 2 verpleegkundig specialisten en een diëtist) (Richardson, 2013). Twee studies vergeleken de ervaringen van patiënten met PTO en die van patiënten met een bekende primaire tumor door middel van vragenlijsten (Guccione, 2022, n=139 (PTO)/45 (bekende primaire tumor), en Wagland, 2017, n=1496/1496).
In deze studies kwam het volgende naar voren:
- Patiënten met PTO ervaren een hoge mate van onzekerheid (Boyland, 2008, Guccione, 2022, Richardson, 2013); deze onzekerheid is groter dan bij patiënten met een bekende primaire tumor (Giuccone, 1922). De naasten ervaren ook veel onzekerheid (Richardson, 2013).
- Patiënten met PTO vinden het vaak moeilijk te begrijpen dat er ondanks alle diagnostiek geen primaire tumor gevonden kan worden en vinden het ook moeilijk om dit aan hun naasten uit te leggen (Boyland, 2008). Ze hebben er ook moeite mee dat hun arts niet goed weet hoe hij hun ziekte moet behandelen. Vanwege het ontbreken van een primaire tumor kunnen ze minder makkelijk steun zoeken bij gespecialiseerde verpleegkundigen/verpleegkundig specialisten en lotgenoten.
- Patiënten met PTO voelen zich wisselend gesteund en begrepen door hun artsen (Wolyniec, 2023).
- De kennis en het begrip van patiënten ten aanzien van genetisch onderzoek schiet vaak tekort (Wolyniec, 2022).
- In vergelijking met patiënten met een bekende primaire tumor hebben patiënten met PTO minder begrip van hun situatie, ervaren ze minder vaak dat ze nuttige informatie krijgen over hun ziekte en ontvangen ze minder vaak schriftelijk voorlichtingsmateriaal (Giuccione, 2022; Wagland, 2017).
- Professionals vinden het moeilijk om de onzekerheid te communiceren, om het moment te bepalen waarop de diagnostiek gestaakt moet worden en om voorstellen te doen voor behandeling zonder goede onderbouwing (Richardson, 2013).
- De organisatie van de zorg wordt zowel door patiënten als door professionals als problematisch ervaren. Daarbij spelen een rol: onduidelijkheid over welke medisch specialist de (eventuele) ziektegerichte behandeling op zich neemt, het ontbreken van een geschikt multidisciplinair overleg en het ontbreken van een verpleegkundig aanspreekpunt (Richardson, 2013).
Voorlichting
Tijdens het gehele behandeltraject vanaf diagnostiek tot aan behandeling en het nazorgtraject is het van groot belang om de patiënt met PTO en diens naasten te voorzien van passende voorlichting en te zorgen voor zo goed mogelijke communicatie tussen zorgverleners, patiënt en naasten. Daarmee zal het begrip van patiënten en naasten te verbeteren en zullen hun gevoelens van onzekerheid en onvoldoende informatie zo veel mogelijk verminderen.
De werkgroep is van mening dat daarbij het volgende aan de orde komt:
- de mogelijke toekomstscenario’s op basis van de lokalisatie van uitzaaiingen en co-morbiditeit, zowel bij inzet van een ziektegerichte behandeling als bij het inzetten van uitsluitend symptoomgerichte behandeling;
- het tweesporenbeleid (zie ook module Patiëntprofiel en diagnostische strategie), waarbij enerzijds wordt ingezet op diagnostiek en behandeling en anderzijds aandacht besteed wordt aan klachten en problemen en reeds rekening gehouden met een beperkt levensperspectief;
- indien van toepassing: informatie over genetisch onderzoek en de mogelijke consequenties daarvan;
- de keuze tussen gecombineerde ziekte- en symptoomgerichte behandeling versus uitsluitend symptoomgerichte behandeling;
- waar de patiënt en de naasten informatie kunnen vinden over PTO, die aansluit bij hun behoeftes:
- Missie Tumor Onbekend is een patiëntenorganisatie voor patiënten met PTO. De organisatie is landelijk betrokken bij het PTO-zorgpad en de richtlijn PTO en werkt samen met zorgverleners in het hele land om de beste zorg voor deze patiënten te realiseren. Op de website kunnen patiënten een folder over de diagnose PTO vinden. Ook zijn ervaringen van patiënten te lezen om steun en herkenning te bieden en wordt verwezen naar informatie- en ervaringsfilmpjes op YouTube. Verder wordt een up-to-date literatuuroverzicht over PTO gegeven. De patiëntenorganisatie organiseert ook een landelijk PTO-symposium voor zorgverleners, patiënten en wetenschappers. Patiënten kunnen direct contact opnemen met de patiëntenorganisatie om vragen te stellen of advies te krijgen;
- Op Kanker.nl (www.kanker.nl/kankersoorten/primaire-tumor-onbekend-pto);
- Engelstalige informatie kan gevonden worden op www.cupfoundjo.org/research (Cancer of Unknown Primary Foundation) en www.worldcupawareness.org/ (World CUP Alliance). Missie Tumor Onbekend is mede-oprichter van de World CUP Alliance en onderhoudt deze website ook;
- Ook is er een (Engelstalige) Facebookgroep (Unknown Primary Cancer (CUP) Support Group) waar patiënten en naasten uit de hele wereld vragen stellen en elkaar ondersteunen.
- de mogelijkheid van gespecialiseerde psychosociale zorg (www.ipso.nl) en/of lotgenotencontact (www.kanker.nl/ervaringen-van-anderen/vind-jouw-lotgenoot).
Bij de voorlichting wordt rekening gehouden met de gezondheidsvaardigheden van de patiënt (onder andere de mate waarin geschreven tekst begrepen wordt) en de sociaaleconomische en culturele achtergrond. Het is belangrijk om te checken of de informatie goed is overgekomen. Hierbij kan gebruikgemaakt worden van de terugvraagmethode (zie onderstaande link van Pharos).
Zie voor handvatten onderstaande linken:
- www.pharos.nl/factsheets/laaggeletterdheid-en-beperkte-gezondheidsvaardigheden/ Informatie over beperkte gezondheidsvaardigheden, laag- en ongeletterdheid en over signaleren, begrijpelijke communicatie bij beperkte gezondheidsvaardigheden en de terugvraagmethode (methode om na te gaan of de boodschap goed is overgekomen).
- www.pharos.nl/kennisbank/checklist-herkennen-laaggeletterdheid/
Checklist om laaggeletterdheid te herkennen.
- www.communicatierijk.nl/vakkennis/rijkswebsites/aanbevolen-richtlijnen/taalniveau-b1 Website van de overheid met adviezen over taalniveau bij geschreven teksten.
- www.pharos.nl/begrijpjelichaam/
- www.cbg-meb.nl/documenten/beleidsdocumenten/2023/01/01/patientvriendelijke-termen
Uitleg van medische termen in begrijpelijke taal.
- Gesprekskaart van de NFK, bedoeld als hulpmiddel om patiënten te stimuleren na te denken over hun wensen en behoeftes in hun laatste levensfase.
- www.pharos.nl/thema/palliatieve-zorg/
Informatie interculturele palliatieve zorg (‘In gesprek over leven en dood’) en over begrijpelijke palliatieve zorg (‘Goed Begrepen’), praktische tips en diverse hulpmiddelen.
Bevindingen uit voorlichtingsbijeenkomsten en uit onderzoek over palliatieve zorg aan mensen met een migratieachtergrond.
Informatie over migranten voor huisartsen.
- Handreiking ‘Palliatieve zorg aan mensen met een niet-westerse achtergrond’
Handreiking voor artsen en verpleegkundigen die te maken hebben met palliatieve zorg aan mensen met een niet-westerse achtergrond.
- Cultuursensitieve palliatieve zorg - Palliaweb
Aandachtspunten voor palliatieve zorg voor mensen met een migratieachtergrond. - www.pharos.nl/kennisbank/infographic-wat-is-cultuursensitief-werken/
Infographic over cultuursensitief werken.
Communicatie
Bij de communicatie is het volgende van belang:
- Het moet op ieder moment duidelijk zijn wie de regiebehandelaar is en wie welke behandeling op zich neemt, zowel t.a.v. ziektegerichte behandeling als t.a.v. symptoomgerichte behandeling. Deze rollen kunnen veranderen in de loop van het ziekteproces. NB. De term hoofdbehandelaar is vervangen door regiebehandelaar. Deze persoon houdt de regie en stemt de verschillende behandelingen op elkaar af.
- Het is belangrijk dat de patiënt een vast aanspreekpunt heeft. Dit is vaak een verpleegkundige of verpleegkundig specialist, maar het kan ook een andere discipline zijn (bijv. in het ziekhuis een physician assistant en in de eerste lijn een praktijkondersteuner). Waar mogelijk is deze aanwezig bij gesprekken met de behandelaar(s).
- De aanwezigheid van naasten bij de gesprekken wordt gestimuleerd.
- De patiënt en de naasten worden actief betrokken bij de besluitvorming over de behandeling (shared decision making, samen beslissen). Zie www.nfk.nl/themas/samen-beslissen/tools-bij-samen-beslissen. Essentieel hiervoor is goede informatie (zie eerder). Bij de besluitvorming spelen behandelwensen en behandelgrenzen van patiënten een grote rol.
- Voor het overgrote deel van de patiënten met PTO geldt dat de behandeling palliatief van opzet is en de levensverwachting beperkt is. Uitzonderingen zijn patiënten met gunstige subgroepen (o.a. breast-like, head and neck-like en ovary-like), waarbij de behandeling curatief van opzet kan zijn. In principe wordt de prognose met de patiënt besproken.
Als de behandeling palliatief is worden proactieve zorgplanningsgesprekken gevoerd. Deze hebben tot doel om de patiënt, diens naasten en het behandelteam rondom de patiënt, vooruit te laten denken over de gewenste zorg in de toekomst. Inhoudelijk is er aandacht voor zowel de fysieke, de psychische, de sociale als de zingevingsdimensies. Deze gesprekken hebben een terugkerend karakter. Er moet goed worden afgestemd wie verantwoordelijk is voor deze gesprekken. De uitkomsten van deze gesprekken moeten inzichtelijk zijn voor alle betrokken zorgverleners.
Zie hiervoor de richtlijn Proactieve Zorgplanning.
Waarden en voorkeuren van patiënten
Het kwaliteitskader Palliatieve zorg Nederland (IKNL/Palliactief 2017) geeft het volgende aan:
- Ieder mens is uniek. Zorg wordt geboden met respect voor de autonomie van de patiënt en wordt afgestemd op de eigenheid en de kwaliteit van leven, zoals elk mens deze voor zichzelf definieert of ervaart. Zorg kan alleen geboden worden wanneer de patiënt en naasten bereid zijn deze te accepteren.
- De zorgverlener gaat met de patiënt en diens naasten een relatie aan gebaseerd op wederzijds respect, integriteit en waardigheid. De omgeving waarin zorg wordt geboden is dusdanig ingericht dat de patiënt zich veilig, gezien en gehoord voelt.
- De zorg wordt afgestemd op de (inter)persoonlijke, culturele en levensbeschouwelijke waarden, normen, wensen en behoeften rondom leven, ziek zijn en sterven van de patiënt en diens naasten.
- De patiënt of diens wettelijk vertegenwoordiger heeft regie over zijn zorg en bepaalt hoe en welke naasten en zorgverleners daarbij betrokken zijn. De zorg en aandacht is liefdevol en steeds gericht op zowel de patiënt als diens naasten.
Kosten (middelenbeslag)
De aanbevelingen t.a.v. voorlichting en communicatie zullen niet leiden tot toename van kosten.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
De adviezen over voorlichting en communicatie zijn niet wezenlijk anders dan bij patiënten met kanker met een bekende primaire tumor. De werkgroep gaat er van uit dat hier een breed draagvlak voor bestaat en dat de implementatie geen grote problemen op zal leveren.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Patiënten en hun naasten hebben behoefte aan en recht op goede voorlichting en communicatie. De wijze waarop dit gebeurt moet wel goed afgestemd zijn op de wensen en mogelijkheden van patiënten en naasten. Niet alles kan en hoeft besproken te worden en zeker niet in één keer. Het is de verantwoordelijkheid van de zorgverlener om te zorgen voor passende voorlichting en communicatie.
Onderbouwing
Samenvatting literatuur
Voor bovenstaande vraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de beschreven overwegingen.
Referenties
- 1 - Boyland L, Davis C. Patients' experiences of carcinoma of unknown primary site: dealing with uncertainty. Palliat Med. 2008 Mar;22(2):177-83. doi: 10.1177/0269216307085341. PMID: 18372382.
- 2 - Guccione L, Fisher K, Mileshkin L, Tothill R, Bowtell D, Quinn S, DeFazio A, Karapetis CS, Wilcken N, Singh M, Steer C, Gao B, Warren M, Collins IM, Karanth N, Bryant C, Schofield P. Uncertainty and the unmet informational needs of patients with cancer of unknown primary (CUP): a cross-sectional multi-site study. Support Care Cancer. 2022 Oct;30(10):8217-8229. doi: 10.1007/s00520-022-07228-7. Epub 2022 Jul 9. PMID: 35804177; PMCID: PMC9512714.
- 3 - IKNL/Palliactief. Kwaliteitskader palliatieve zorg in Nederland, 2017. https://palliaweb.nl/zorgpraktijk/kwaliteitskader-palliatieve-zorg-nederland.
- 4 - Richardson A, Wagland R, Foster R, Symons J, Davis C, Boyland L, Foster C, Addington-Hall J. Uncertainty and anxiety in the cancer of unknown primary patient journey: a multiperspective qualitative study. BMJ Support Palliat Care. 2015 Dec;5(4):366-72. doi: 10.1136/bmjspcare-2013-000482. Epub 2013 Nov 19. PMID: 24644189.
- 5 - Wagland R, Bracher M, Drosdowsky A, Richardson A, Symons J, Mileshkin L, Schofield P. Differences in experiences of care between patients diagnosed with metastatic cancer of known and unknown primaries: mixed-method findings from the 2013 cancer patient experience survey in England. BMJ Open. 2017 Sep 27;7(9):e017881. doi: 10.1136/bmjopen-2017-017881. PMID: 28963312; PMCID: PMC5623509.
- 6 - Wolyniec K, Sharp J, Fisher K, Tothill RW, Bowtell D, Mileshkin L, Schofield P. Psychological distress, understanding of cancer and illness uncertainty in patients with Cancer of Unknown Primary. Psychooncology. 2022 Nov;31(11):1869-1876. doi: 10.1002/pon.5990. Epub 2022 Jul 3. PMID: 35765251; PMCID: PMC9796856.
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 08-10-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met een primaire tumor onbekend.
Werkgroep
- prof. dr. P. (Petur) Snaebjornsson (voorzitter), Patholoog, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, NVVP
- dr. M.L. (Marc) Ooft, Patholoog, Rijnstate, Arnhem, NVVP
- dr. L.I. (Leonie) Kroeze, Klinisch moleculair bioloog, Radboud UMC, Nijmegen, NVVP
- dr. D.G.J. (Debbie) Robbrecht, Internist, Erasmus MC, Rotterdam, NIV/NVMO
- dr. A.J. (Yes) van de Wouw, Internist, VieCuri Medisch Centrum, Venlo, NIV/NVMO
- dr. M.A. (Marieke) Vollebergh, Internist, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, NIV/NVMO
- prof. dr. A.J. (Anthonie) van der Wekken, Longarts, UMCG, Groningen, NVALT
- dr. A.M.J. (Anke) Kuijpers, Chirurg, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, NVvH
- dr. Q. (Quirijn) Tummers, Chirurg, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, NVvH
- dr. M. (Martin) Lacko, KNO-arts/ Hoofd-hals chirurg, MUMC, Maastricht, NVKNO
- dr. J. (Jessie) Westerhof, MDL-arts, UMCG, Groningen, NVMDL
- dr. M.C. (Maartje) van Rijk, Nucleair geneeskundige, Radboud UMC, Nijmegen, NVNG
- W.A. (Warnyta) Minnaard, Patiëntenvertegenwoordiger, Missie Tumor Onbekend
- F.C.M. (Francine) van der Heijden, Patiëntenvertegenwoordiger, Missie Tumor Onbekend
- prof. dr. C.H.J. (Chris) Terhaard, Radiotherapeut-oncoloog, UMCU, Utrecht, NVRO
- dr. D.M.H.J. (Deirdre) Hekkelman-ten Berge, Radioloog, ADRZ, Goes, NVvR
- dr. A. (Alexander) de Graeff, Internist-oncoloog/hospice-arts, UMCU, Utrecht, Palliactief
- C. (Christien) de Jong, GZ-psycholoog/psychotherapeut, Amsterdams Instituut voor Gezins- en Relatietherapie, Amsterdam, NVPO
- D. (Daphne) Rethmeier, oncologieverpleegkundige, Radboud UMC, Nijmegen, V&VN
- D. (Diane) van Biessen, verpleegkundig specialist, Erasmus MC, Rotterdam, V&VN
- dr. C. (Caroline) Loef, adviseur, Integraal Kankercentrum Nederland, Utrecht
Klankbordgroep
- dr. E. (Esther) van Meerten, internist-oncoloog, Erasmus MC, Rotterdam, NIV
Met ondersteuning van
- dr. C.M.W. (Charlotte) Gaasterland, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- drs. I. (Isabelle) Laseur, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- dr. M. (Merel) Wassenaar, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- dr. L. (Linda) Oostendorp, Senior Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- dr. J. (Jana) Tuijtelaars, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- D.P. (Diana) Gutierrez, projectmedewerker, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- dr. J. (Jing) de Haan-Du, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
|
Naam |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke Financiële Belangen |
Persoonlijke Relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intell. belangen en reputatie |
Overige belangen |
Datum |
|
Alexander de Graeff |
Arts Academisch Hospice Demeter, De Bilt |
Adviseur richtlijnen IKNL |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
14-07-2022 |
|
Anke Kuijpers |
Chirurg, Antoni van Leeuwenhoek |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
24-11-2023 |
|
Anthonie van der Wekken |
Longarts |
geen |
geen |
geen |
Astra Zeneca, Boehringer-Ingelheim, Pfizer, Roche, Takeda |
Specialisten panel Patiënten vereniging 'Longkanker Nederland' |
Adviesraden of lezingen gegeven gesponsord door bedrijven voor het UMCG: Agena, Astra-Zeneca, Bayer, BMS, Boehringer-Ingelheim, Janssen, MSD, Pfizer, Roche, Takeda |
23-05-2022 |
|
Anthonie van der Wekken (aanvulling in 2024) |
Longarts |
geen |
geen |
geen |
Astra Zeneca, Boehringer-Ingelheim, Pfizer, Roche, Takeda |
Specialisten panel Patiëntenvereniging 'Longkanker Nederland'. Daarnaast specialist panel ‘ROS1ders’ en adviseur NFU en FMS. |
Deelgenomen aan adviesraden of lezingen gegeven gesponsord door bedrijven voor het UMCG: Agena, Astra-Zeneca, Bayer, BMS, Boehringer-Ingelheim, Janssen, MSD, Pfizer, Roche, Takeda en Lilly. |
6-03-2024 |
|
Caroline Loef (heeft de werkgroep in juli 2023 verlaten ivm een wisseling van baan) |
IKNL - Onderzoeker/Adviseur - betaald |
Kanker.nl - moderator - onbetaald |
Geen |
nee |
nee |
geen belang |
geen belang |
24-05-2022 |
|
Caroline Loef (aanvulling belangen in augustus 2022) |
IKNL - Onderzoeker/Adviseur - betaald |
Lid raad van Advies - Missie Tumor onbekend |
geen, alle nevenfuncties zijn ook op vrijwillige basis |
geen |
geen |
Uiteraard geeft dit voor alle deelnemers aan de richtlijnrevisie een zekere erkenning dan wel reputatie/positie of versterking daarvan in het werkveld. Dus dat geldt ook voor mijn persoon, tenminste wanneer de namen vermeldt worden. Zo niet, dan zal er geen belang zijn. |
geen |
4-08-2022 |
|
Chris Terhaard |
Radiotherapeut-oncoloog, emeritus |
Voor ELEKTA beoordeling AI van OAR hoofd-hals |
Geen financieel voordeel |
Geen |
Geen deelname onderzoek |
Geen |
Geen |
9-11-2022 |
|
Debbie Robbrecht |
Medisch specialist (internist-oncoloog) |
geen |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Hoofdonderzoeker van een landelijk ontwikkeld protocol voor dataverzameling rond patiënten met PTO. Dit kent tot nog toe geen financiering. Het doel is om van patiënten met PTO de gegevens te verzamelen ten aanzien van kliniek en eventueel WGS (DNA test), als ook kwaliteit van leven vragenlijsten. |
13-05-2022 |
|
Deirdre Hekkelman-ten Berge |
Radioloog, ADRZ, betaald |
Arts onderzoeker longgeneeskunde, onbetaald |
geen belangenverstrengelingen |
Geen |
Geen |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
13-07-2022 |
|
Diane van der Biessen (heeft de werkgroep in januari 2024 verlaten) |
Verpleegkundig specialist, Center for Drug Development, Erasmus MC Kanker Instituut. Werkzaamheden: Standaard medische zorg en verpleegkundige zorg bij patiënten met vergevorderde kanker die deelnemen aan vroeg klinisch onderzoek. Betaald |
Betaald: |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
9-08-2022 |
|
Francine van der Heijden |
Zangeres/zangdocent Bestuurder, oprichter en vrijwilliger bij Missie Tumor Onbekend |
Vertegenwoordiger patiëntenorganisatie Missie Tumor Onbekend |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
opdrachtgever, zonder financieel belang, van de e-learning Palliatieve zorg voor kankerpatiënten met een korte levensverwachting |
Niet van toepassing |
30-05-2022 |
|
Houke Klomp (heeft de werkgroep eind 2023 verlaten) |
chirurg Antoni van Leeuwenhoek (NKI-AVL) |
lid raad van commissarissen Prinses Maxima Centrum |
patent WO2010116003 A2, PCT/EP2010/054772, dit is ongerelateerd aan de richtlijn PTO |
- |
ja |
- |
- |
8-07-2022 |
|
Jessie Westerhof |
MDL-arts |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing. |
Niet van toepassing |
23-05-2022 |
|
Leonie Kroeze |
Klinisch moleculair bioloog in de pathologie (KMBP) - Radboudumc Nijmegen. Verantwoordelijk voor moleculaire diagnostiek op weefsels, met name van tumoren (betaald) |
Geen |
Geen |
Geen persoonlijke relaties |
Betrokken bij een KWF project als Principal Investigator. (Dit project heeft geen raakvlakken met deze richtlijncommissie) |
Geen |
Geen |
31-05-2022 |
|
Leonie Kroeze (aanvulling in juli 2022) |
Klinisch moleculair bioloog in de pathologie - Radboudumc Nijmegen |
Geen |
Geen |
Geen |
Ik heb zelf geen financiering binnengehaald afgelopen 3 jaar. Uiteraard ben ik zo af en toe wel betrokken bij projecten waarvoor externe financiering beschikbaar is (als onze afdeling gevraagd wordt de NGS analyses uit te voeren), echter sta ik niet als persoon genoemd op deze beursaanvragen. |
Geen |
Ik ben betrokken bij het opzetten van de zorgpad voor PTO-patiënten binnen het Radboudumc. |
22-07-2022 |
|
Maartje van Rijk |
Nucleair Geneeskundige/Nucleair Radioloog te RadboudUMC |
lid CKB NVNG (Commissie Kwaliteits Bewaking NVNG), onbetaald |
Pfizer aandelen (update 29-06-2022: heeft geen aandelen Pfizer meer) |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
28-04-2022 |
|
Marc Ooft |
Patholoog |
patholoog werkzaam in pathologie DNA locatie Rijnstate |
Niet van belang |
Ik werk in hetzelfde ziekenhuis met een oncoloog welke de DI CUP richtlijn geschreven heeft |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
15-06-2022 |
|
Marieke Vollebergh |
internist-oncoloog |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Hoofdonderzoeker van een landelijk ontwikkeld protocol voor dataverzameling rond patiënten met PTO. Dit kent tot nog toe geen financiering. Het doel is om van patiënten met PTO de gegevens te verzamelen ten aanzien van kliniek en eventueel WGS (DNA test), als ook kwaliteit van leven vragenlijsten. |
16-05-2022 |
|
Martin Lacko |
KNO-arts/hoofd-hals chirurg |
geen |
Geen |
Nee |
Nee |
Geen |
Geen |
24-08-2022 |
|
Petur Snaebjornsson (voorzitter) |
Patholoog in Antoni van Leeuwenhoek. Professor aan Universiteit van IJsland. |
1) Bestuur Dutch Colorectal Cancer Group (DCCG) sinds 2018 (onbetaald). |
1) Op 1 oktober 2020: online Expert Input Forum, georganiseerd door MSD. Onderwerp: MSI-H colorectaalcarcinoom. Hiervoor betaling aan AVL. |
Geen. |
Ik ben betrokken bij onderzoek i.h.k.v. colorectaalcarcinoom gefinancieerd door KWF (CAIRO6, COLOPEC 1 en 2). |
Geen. |
Geen. |
5-05-2022 |
|
Petur Snaebjornsson (voorzitter) (aanvulling in 2024) |
Patholoog in Antoni van Leeuwenhoek. Professor aan Universiteit van IJsland. |
1) Bestuur Dutch Colorectal Cancer Group (DCCG) van 2018 tot oktober 2022 (onbetaald). |
1) Op 1 oktober 2020: online Expert Input Forum, georganiseerd door MSD. Onderwerp: MSI-H colorectaalcarcinoom. Hiervoor betaling aan AVL. |
Geen. |
Ik ben betrokken bij onderzoek i.h.k.v. colorectaalcarcinoom gefinancieerd door KWF (CAIRO6, COLOPEC 1 en 2). |
Geen. |
Aanvulling 2024: Ik ben een hoofdonderzoeker van een project waarbij de doel is om de WGS predictie tool van HMF (CUPPA) te verbeteren. De hypothese is dat met verfijning van de tumorclassificatie in het referentiedataset van de CUPPA tool het mogelijk wordt om tumoren van onbekende origine beter te classificeren. Het is dus de bedoeling om alle casustiek in AVL en zo mogelijk in externe zkh, waar WGS bij HMF is verricht, te doornemen en de registratie van tumortype/origine op orde te brengen. Dit project kent tot nu toe geen financiering. Ik ben ook betrokken als mede-onderzoeker van het genomische landscape van PTO (dit onderzoek wordt in EMC verricht). |
5-03-2024 |
|
Quirijn Tummers (vervanger van Anke Kuijpers tijdens haar zwangerschapsverlof) |
Chirurg Antoni van Leeuwenhoek - Nederlands Kanker Instituut |
Geen |
Geen |
Geen |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
13-06-2024 |
|
Warnyta Minnaard |
Investment manager bij Noaber Ventures (betaalde baan in venture capital met focus op digital health/preventie) |
Bestuurder, oprichter en vrijwilliger bij Missie Tumor Onbekend (patiëntenorganisatie) |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
8-05-2022 |
|
Warnyta Minnaard (aanvulling in maart 2024) |
Project manager bij het Nederlands Kanker Collectief op de uitgelichte doelen zeldzame kanker en rookpreventie van de Nederlandse Kanker Agenda (parttime betaalde baan) |
- Bestuurder, oprichter en vrijwilliger bij Missie Tumor Onbekend - Onbezoldigd lid bestuurd CUPP-NL |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
- Lid van de Data Access Board van Hartwig Medical Foundation (op persoonlijke titel) |
5-03-2024 |
|
Yes van de Wouw |
Internist-oncoloog in Viecuri Medisch Centrum Noord-Limburg. |
Onbezoldigd lid bestuur CUPPNL |
Geen |
Geen |
Geen |
Nvt |
Nvt |
14-10-2023 |
|
Yes van de Wouw (aanvulling in maart 2024) |
Gepensioneerd Internist-oncoloog in Viecuri Medisch Centrum Noord-Limburg. |
Onbezoldigd lid bestuur CUPPNL |
Geen |
Geen |
Geen |
Nvt |
Nvt |
5-03-2024 |
|
Daphne Rethmeier |
Oncologieverpleegkundige/ casemanager |
Als geschoold oncologieverpleegkundige begeleid ik in mijn rol als casemanager patiënten met borstkanker of een primaire tumor onbekend tijdens hun behandeltraject (24 uur per week, betaald). ik fungeer als hun eerste aanspreekpunt voor hun vragen en zorgen. Ik houd zicht op hun behandelproces en onderhoud contact met alle betrokken zorgverleners. Als oncologieverpleegkundige ben ik ook 8 uur per 2 weken een dag werkzaam op ons callcenter (betaald) voor uitvoer van triage. |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
9-1-2025 |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van de afgevaardigde patiëntenorganisatie Missie Tumor Onbekend in de werkgroep. De afgevaardigde heeft meebeslist bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Missie Tumor Onbekend en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er geen substantiële financiële gevolgen zijn voor deze richtlijn, gezien het aantal patiënten kleiner is dan 5000 per jaar.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met PTO. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn PTO op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de deelnemende WV-en, de V&VN en de patiëntorganisatie Missie Tumor Onbekend.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werden de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
|
GRADE |
Definitie |
|
Hoog |
|
|
Redelijk |
|
|
Laag |
|
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
|
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
|
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
|
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
|
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.