Palliatieve zorg bij COPD

Initiatief: IKNL / KNMG / LAN Aantal modules: 26

Ontspanningsoefeningen bij COPD

Uitgangsvraag

Zijn mind-body interventies en ontspanningsoefeningen geschikt voor de behandeling van dyspneu bij mensen met gevorderde COPD?

Aanbeveling

Mind-body interventies (zoals yoga, Tai Chi, Qi-Pong en Pilates) en ontspanningsoefeningen ter vermindering van dyspneu bij mensen met gevorderde COPD worden niet aangeraden. (1B)

Overwegingen

De hier genoemde mind-body interventies (yoga, Tai Chi, Qi-Pong en Pilates) zijn gericht op de relatie tussen lichaam en geest. Toegenomen bewustzijn zou kunnen leiden tot een betere controle op de ademhaling en daarmee invloed kunnen hebben op de dyspneu. Echter, gerandomiseerd onderzoek laat geen effect zien van de onderzochte interventies op dyspneu bij mensen met COPD. Er zijn op dit moment onvoldoende aanwijzingen voor een positief effect om yoga, Tai Chi, Qi-Pong of Pilates aan te raden ter behandeling van dyspneu bij mensen met COPD.

In 2008 is een Cochrane review gepubliceerd naar het effect van onder andere ontspanningsoefeningen op dyspneu. Bausewein et al. includeerden drie RCT's die het effect van ontspanningsoefeningen evalueerden bij mensen met COPD [Bausewein 2008]. Eén studie [Gift 1992] vergeleek progressieve spierrelaxatie met geen behandeling bij 26 mensen; de visual analogue scale (VAS)-scores voor dyspneu na 4 weken behandeling bedroegen 41 vs. 20 (geen p-waarde vermeld). De tweede studie [Renfroe 1988] evalueerde eveneens progressieve spierrelaxatie in vergelijking met geen behandeling bij 14 mensen en vond een significant effect op dyspneu (VAS score: gemiddeld verschil 2,4, standaarddeviatie 2,4, p=0,04). De derde studie [Louie 2004] evalueerde geleide verbeelding in vergelijking met geen behandeling bij 26 mensen en vond geen significant verschil in de modified Borg-score (p=0,626). De Cochrane review vond dat er onvoldoende evidentie was om ontspanningsoefeningen aan te bevelen ter behandeling van dyspneu.

Onderbouwing

Actieve mind-body bewegingstherapie / meditatieve beweging

Zeer lage GRADE

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat actieve mind-body bewegingstherapie in het algemeen geen significant effect heeft op dyspneu in vergelijking met looptraining bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op (een meta-analyse van) twee gerandomiseerde studies met methodologische beperkingen en onvoldoende precisie en wordt bevestigd door een tweede meta-analyse.

[Gendron 2018, Wu 2018]

 

Lage GRADE

Er is bewijs van lage kwaliteit dat de combinatie van actieve mind-body bewegingstherapie en looptraining geen significant effect heeft op dyspneu in vergelijking met looptraining alleen bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op twee gerandomiseerde studies met methodologische beperkingen.

[Gendron 2018]

 

Zeer lage GRADE

Er is bewijs van lage tot zeer lage kwaliteit dat Tai Chi geen significant effect heeft op dyspneu in vergelijking met gewone zorg bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op (meta-analyses van) meerdere gerandomiseerde studies met methodologische beperkingen en/of onvoldoende precisie, maar wordt deels tegengesproken door een tweede meta-analyse.

[Ngai 2016, Wu 2018]

 

Zeer lage GRADE

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat de combinatie van Tai Chi en ademhalingsoefeningen een significant effect heeft op dyspneu in vergelijking met ademhalingsoefeningen alleen bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op één gerandomiseerde studie met methodologische beperkingen en onvoldoende precisie.

[Ngai 2016]

 

Lage GRADE

Er is bewijs van lage kwaliteit dat actieve mind-body bewegingstherapie in het algemeen een significant effect heeft op kwaliteit van leven in vergelijking met looptraining bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op (een meta-analyse van) drie gerandomiseerde studies met methodologische beperkingen en onvoldoende precisie, maar wordt tegengesproken door een tweede meta-analyse.

[Gendron 2018, Wu 2018]

 

Zeer lage GRADE

Op basis van het beschikbare tegenstrijdige bewijs van lage tot zeer lage kwaliteit kan geen eensluidende uitspraak gedaan worden over het effect van de combinatie van actieve mind-body bewegingstherapie en looptraining of looptraining op kwaliteit van leven in vergelijking met looptraining of alleen looptraining bij patiënten met COPD.

[Gendron 2018]

 

Zeer lage GRADE

Er is bewijs van lage tot zeer lage kwaliteit dat Tai Chi geen significant effect heeft op kwaliteit van leven in vergelijking met gewone zorg bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op (meta-analyses van) meerdere gerandomiseerde studies met methodologische beperkingen en/of onvoldoende precisie, maar wordt deels tegengesproken door een tweede meta-analyse.

[Ngai 2016, Wu 2018]

 

Lage GRADE

Er is bewijs van lage kwaliteit dat de combinatie van Tai Chi en ademhalingsoefeningen geen significant effect heeft op kwaliteit van leven in vergelijking met ademhalingsoefeningen alleen bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op een meta-analyse van twee gerandomiseerde studies met methodologische beperkingen.

[Ngai 2016]

 

Matige GRADE

Er is bewijs van matige kwaliteit dat de combinatie van Tai Chi en oefentherapie geen significant effect heeft op kwaliteit van leven in vergelijking met oefentherapie alleen bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op een één gerandomiseerde studie met methodologische beperkingen.

[Ngai 2016]

 

Zeer lage GRADE

Er is bewijs van lage tot zeer lage kwaliteit dat meditatieve beweging in het algemeen een significant effect heeft op de inspanningstolerantie in vergelijking met looptraining bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op (meta-analyses van) meerdere gerandomiseerde studie met methodologische beperkingen en onvoldoende precisie, maar wordt tegengesproken door een andere studie.

[Wu 2018, Gendron 2018]

 

Lage GRADE

Er is bewijs van lage kwaliteit dat de combinatie van actieve mind-body bewegingstherapie en looptraining of wandeltherapie geen significant effect heeft op de inspanningstolerantie in vergelijking met looptraining alleen bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op een meta-analyse van twee gerandomiseerde studies met methodologische beperkingen.

[Gendron 2018]

 

Zeer lage GRADE

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat Tai Chi een significant effect heeft op de loopafstand, maar niet op de inspanningsduur en VO2max, in vergelijking met gewone zorg bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op twee meta-analyses van meerdere gerandomiseerde studie met methodologische beperkingen en onvoldoende precisie, maar wordt tegengesproken door een derde meta-analyse.

[Ngai 2016, Wu 2018, Gendron 2018]

 

Geen GRADE

Over het effect van actieve mind-body bewegingstherapie op fysiek functioneren bij patiënten met COPD kan geen uitspraak gedaan worden bij gebrek aan gerandomiseerde studies.

 

Yoga ademen

Zeer lage GRADE

Er is bewijs van lage tot zeer lage kwaliteit dat de combinatie van yoga ademen en voorlichting geen significant effect heeft op dyspneu in vergelijking met voorlichting alleen bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op één gerandomiseerde studie met methodologische beperkingen en onvoldoende precisie.

[Kaminsky 2017]

 

Lage GRADE

Er is bewijs van lage kwaliteit dat de combinatie van yoga-ademen en voorlichting geen significant effect heeft op kwaliteit van leven in vergelijking met voorlichting alleen bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op één gerandomiseerde studie met methodologische beperkingen en onvoldoende precisie.

[Kaminsky 2017]

 

Lage GRADE

Er is bewijs van lage kwaliteit dat de combinatie van yoga-ademen en voorlichting geen significant effect heeft op de inspanningstolerantie in vergelijking met voorlichting alleen bij patiënten met COPD. Het bewijs is gebaseerd op één gerandomiseerde studie met methodologische beperkingen en onvoldoende precisie.

[Kaminsky 2017]

Literatuurbespreking

De literatuurzoektocht identificeerde drie relevante systematische reviews:

  • In een Cochrane review zochten Gendron et al. naar gerandomiseerde studies die actieve mind-body bewegingstherapie (yoga, Tai Chi, Qi-Pong en Pilates), al dan niet toegevoegd aan longrevalidatie, vergeleken met longrevalidatie alleen bij COPD patiënten [Gendron 2018]. Ze includeerden 10 studies (gepubliceerd tot juli 2017) met een totaal van 762 patiënten. De meeste van deze studies beschouwden niet-gestructureerde looptraining als longrevalidatie. De meeste meta-analyses gerapporteerd in deze Cochrane review maakten geen onderscheid naargelang het type bewegingstherapie.
  • In een tweede Cochrane review zochten Ngai et al. naar gerandomiseerde studies die het effect van Tai Chi evalueerden bij COPD patiënten [Ngai 2016]. Ze includeerden 12 studies (gepubliceerd tot september 2015) met een totaal van 984 patiënten. Wat betreft Tai Chi geeft deze review een vollediger beeld dan de review van Gedron et al., ook al is deze laatste recenter.
  • Wu et al. zochten naar gerandomiseerde studies die het effect van meditatieve beweging (yoga, Tai Chi, Qi-Pong) evalueerden bij COPD patiënten [Wu 2018]. Ze includeerden 16 studies (gepubliceerd tot augustus 2017) met een totaal van 1176 patiënten [Wu 2018]. Sommige van deze studies (maar niet allemaal) werden ook geïncludeerd in de reviews van Gendron et al. en Ngai et al. De meta-analyses gerapporteerd in deze review maakten geen onderscheid naargelang het type beweging.

Aanvullend werden nog een gerandomiseerde studie gevonden:

  • Kaminsky et al. randomiseerden 46 patiënten met COPD en dyspneu tussen yoga (Pranayama) ademen en voorlichting (N=23) of voorlichting alleen (N=23) [Kaminsky 2017].

 

Kwaliteit van het bewijs

De drie reviews waren van goede kwaliteit [Gendron 2018, Ngai 2016, Wu 2018]. Er werd gezocht in meerdere databanken zonder taalrestrictie. Het reviewproces gebeurde door twee onafhankelijke reviewers, enkel in de review van Wu et al. was het onduidelijk of ook de data-extractie door twee reviewers gebeurde.

In de studie van Kaminsky [2017] was de allocatiemethode onduidelijk, waren de patiënten niet geblindeerd en werd geen intention-to-treat analyse uitgevoerd.

 

Resultaten

Effect op dyspneu

Gendron et al. vonden geen significant effect van alleen actieve mind-body bewegingstherapie op dyspneu in vergelijking met looptraining, zowel gemeten met de modified Medical Research Council (mMRC) schaal (gemiddeld verschil = 0,00; 95%BI -0,37 tot 0,37), de Borg-schaal (gemiddeld verschil = -0,44; 95%BI -0,88 tot 0,00) als de Chronic Respiratory Questionnaire (CRQ) dyspneu subschaal (gemiddeld verschil na behandeling = -0,21; 95%BI -2,81 tot 2,38) [Gendron 2018]. Ook actieve mind-body bewegingstherapie toegevoegd aan looptraining toonde geen significant effect op dyspneu (CRQ dyspneu subschaal) in vergelijking met looptraining (gemiddeld verschil = 0,04; 95%BI -2,18 tot 2,26).

Ngai et al. vonden geen significant effect van Tai Chi op dyspneu in vergelijking met gewone zorg, zowel gemeten met de mMRC-schaal (gemiddeld verschil = -0,15; 95%BI -0,56 tot 0,26), de Borg-schaal (gemiddeld verschil = -0,20; 95%BI -0,67 tot 0,27), de CRQ dyspneu subschaal (gemiddeld verschil = 0,05; 95%BI -1,32 tot 1,42) als de University of California, San Diego Shortness of Breath Questionnaire (UCSD SOB) (gemiddeld verschil = 5; 95%BI -11,62 tot 21,62) [Ngai 2016]. Tai Chi in combinatie met ademhalingsoefeningen had wel een significant effect op dyspneu (Borg-schaal) in vergelijking met ademhalingsoefeningen alleen (gemiddeld verschil = 1,30; 95%BI -2,02 tot -0,58).

Wu et al. [2018] vonden wel een significant effect van meditatieve beweging op dyspneu gemeten met de CRQ dyspneu subschaal (gemiddeld verschil t.o.v. basiswaarden = 0,9; 95%BI 0,51 tot 1,29) in vergelijking met geen beweging, hoewel zij exact dezelfde twee studies [Leung 2013, Yeh 2010] includeerden in hun meta-analyse als Ngai et al. Het verschil zit in de benadering van de uitkomst, waarbij Wu et al. de verandering t.o.v. de basiswaarden evalueerden en Ngai et al. de eindwaarden na behandeling. Wu et al. vonden geen significant effect van meditatieve beweging op dyspneu gemeten met de CRQ dyspneu subschaal wanneer deze vergeleken werd met wandeltraining (gemiddeld verschil t.o.v. basiswaarden = 0,46; 95%BI -0,28 tot 1,20).

Kaminsky et al. vonden na 12 weken geen significant effect van yoga ademen en voorlichting op dyspneu, gemeten met verschillende maten in vergelijking met voorlichting alleen (mMRC: 2,1 vs. 2,4; p=0,21; Baseline-Transition Dyspnea Index (BDI/TDI): 0,89 vs. -0,05; geen p-waarde; COPD Assessment Test (CAT): 17,7 vs. 17,5; p=0,31; Borg-score: 2,18 vs. 2,50; p=0,32) [Kaminsky 2017].

 

Effect op kwaliteit van leven

Gendron et al. vonden een significant positief effect van alleen actieve mind-body bewegingstherapie op kwaliteit van leven in vergelijking met looptraining, zowel gemeten met de Saint George Respiratory Questionnaire (SGRQ) (gemiddeld verschil = -5,83; 95%BI -8,75 tot -2,92) als met de CAT (gemiddeld verschil = 6,58; 95%BI -9,16 tot -4,00) [Gendron 2018]. Ook actieve mind-body bewegingstherapie toegevoegd aan looptraining toonde een significant effect op kwaliteit van leven in vergelijking met looptraining wanneer gemeten met het SF-36 instrument (algemene gezondheid: gemiddeld verschil = 5,42; 95%BI 3,82 tot 7,02; mentale gezondheid: gemiddeld verschil = 3,29; 95%BI 1,45 tot 4,95), maar niet met de SGRQ-schaal (gemiddeld verschil = -2,57; 95%BI -7,76 tot 2,62).

Ngai et al. vonden geen significant effect van Tai Chi op kwaliteit van leven in vergelijking met gewone zorg, zowel gemeten met de SGRQ-schaal (gemiddeld verschil = -7,85; 95%BI -16,53 tot 0,83) als met de CRQ-schaal (gemiddeld verschil = 0,41; 95%BI -0,54 tot 1,35) [Ngai 2016]. Op de CRQ mastery subschaal werd wel een significant effect gevonden (gemiddeld verschil = 0,89; 95%BI 0,30 tot 1,47). Tai Chi in combinatie met ademhalingsoefeningen had eveneens geen significant effect op kwaliteit van leven (SGRQ) in vergelijking met ademhalingsoefeningen alleen (gemiddeld verschil = 1,32; 95%BI -5,92 tot 3,28), net als Tai Chi in combinatie met oefentherapie in vergelijking met oefentherapie alleen (gemiddeld verschil = -3,76; 95%BI -8,72 tot 1,20).

Wu et al. [Wu 2018] vonden wel een significant effect van meditatieve beweging op kwaliteit van leven gemeten met de CRQ-schaal (gemiddeld verschil t.o.v. basiswaarden = 1,92; 95%BI 0,54 tot 3,31) in vergelijking met geen beweging. Ook hier geldt dezelfde opmerking over de verschillende benadering dan Ngai et al. Wu et al. vonden geen significant effect van meditatieve beweging op kwaliteit van leven gemeten met de CRQ-schaal wanneer deze vergeleken werd met wandeltraining (gemiddeld verschil t.o.v. basiswaarden = 0,00; 95%BI -0,32 tot 0,33).

Kaminsky et al. vonden na 12 weken geen significant effect van yoga ademen en voorlichting op kwaliteit van leven gemeten met de SGRQ-schaal in vergelijking met voorlichting alleen (42,2 vs. 49,8; p=0,39) [(Kaminsky 2017].

 
Effect op inspanningstolerantie

Gendron et al. vonden geen significant effect van Tai Chi (gemiddeld verschil = 19,22; 95%BI -1,86 tot 40,30) of Qi-Pong (gemiddeld verschil = -0,16; 95%BI -10,11 tot 9,80) op de 6-minuten loopafstand, maar wel een negatief effect van yoga (gemiddeld verschil = -69,30; 95%BI -117,73 tot 20,87) [Gendron 2018]. Ook gemeten met incrementele fietsproef werd geen significant effect gevonden van actieve mind-body bewegingstherapie (gemiddeld verschil = 55; 95%BI -157,82 tot 267,82). Actieve mind-body bewegingstherapie toegevoegd aan looptraining toonde eveneens geen significant effect op de 6-minuten loopafstand in vergelijking looptraining alleen (gemiddeld verschil = 14,09; 95%BI -3,68 tot 31,86).

Ngai et al. vonden wel een significant effect van Tai Chi op inspanningstolerantie in vergelijking met gewone zorg gemeten met de 6-minuten loopafstand (gemiddeld verschil = 29,64; 95%BI 10,52 tot 48,77) en de Endurance Shuttle wandeltest (ESWT) (gemiddeld verschil = 373; 95%BI 135,42 tot 610,58), maar niet met de Incremental Shuttle wandeltest (ISWT) (gemiddeld verschil = 2; 95%BI -95,26 tot 99,26), de inspanningsduur (gemiddeld verschil = 1; 95%BI -1,1 tot 3,1) of de VO2max (gemiddeld verschil = -2; 95%BI -5,76 tot 1,76) [Ngai 2016].

Wu et al. vonden eveneens een significant effect van meditatieve beweging op de 6-minuten loopafstand, zowel in vergelijking met geen beweging (3 maanden: gemiddeld verschil = 25 meter; 95%BI 16,25 tot 34,54; 6 maanden: gemiddeld verschil = 36 meter; 95%BI 22,23 tot 49,27), als in vergelijking met looptraining (3 maanden: gemiddeld verschil = 16 meter; 95%BI 11,59 tot 19,48; 6 maanden: gemiddeld verschil = 19 meter; 95%BI 9,0 tot 29,72) [Wu 2018].

Kaminsky et al. vonden na 12 weken geen significant grotere toename van de 6-minuten loopafstand met yoga-ademen en voorlichting in vergelijking met voorlichting alleen (+28 vs. -15; p=0,06) [Kaminsky 2017]. Het absolute verschil na 12 weken was wel significant (gemiddeld verschil = 65; 95%BI 2 tot 129; p=0,04).

 

Effect op fysiek functioneren

Er werden geen meta-analyses of gerandomiseerde studies geïncludeerd die het effect van ontspanningsoefeningen op fysiek functioneren evalueerden.

Onderzoeksvraag

Om de uitgangsvraag van deze module te beantwoorden is een systematische literatuurzoektocht uitgevoerd. De onderzoeksvraag die hiervoor is opgesteld is PICO-gestructureerd en luidt:

 

Wat is het effect van mind-body interventies en ontspanningsoefeningen op dyspneu bij mensen met gevorderde COPD?

 

P: patiënten met gevorderde COPD

I: mind-body interventies en ontspanningsoefeningen

C: andere interventie, geen interventie

O: dyspneu, kwaliteit van leven, fysiek functioneren, inspanningstolerantie

 

Relevante uitkomstmaten

Cruciale uitkomstmaten: dyspneu en kwaliteit van leven

Belangrijke uitkomstmaten: fysiek functioneren, inspanningstolerantie

 

Zoeken en selecteren

Zoekdatum 1 23 december 2019

Zoekdatum 2 19 maart 2020

Databases OVID Medline, Embase, Cochrane Library, Cinahl

Zoeklimieten Publicatiedatum: 2009-2019

Talen: Engels en Nederland

Studie design: meta-analyses, systematic reviews, randomized controlled trials

 

Resultaten

Vier onderzoeken zijn opgenomen in de literatuuranalyse, drie systematische reviews en één randomized controlled trial. De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten van de vier opgenomen studies zijn weergegeven in de evidence tabel. De beoordeling van de kwaliteit is opgenomen in het GRADE profiel.

  1. Bausewein C, Booth S, Higginson I. Non-pharmacological interventions for breathlessness in advanced stages of malignant and non-malignant diseases. Cochrane Database Syst Rev 2008 Apr 16;(2):CD005623
  2. Gendron LM, Nyberg A, Saey D, Maltais F, Lacasse Y. Active mind-body movement therapies as an adjunct to or in comparison with pulmonary rehabilitation for people with chronic obstructive pulmonary disease. Cochrane Database Syst Rev. 2018;10:CD012290.
  3. Gift A, Moore A, Soeken K. Relaxation to reduce dyspnea and anxiety in COPD patients. Nursing Research 1992;41 (4):242–6.
  4. Kaminsky DA, Guntupalli KK, Lippmann J, Burns SM, Brock MA, Skelly J, et al. Effect of Yoga Breathing (Pranayama) on Exercise Tolerance in Patients with Chronic Obstructive Pulmonary Disease: A Randomized, Controlled Trial. J Altern Complement Med. 2017;23(9):696-704.
  5. Louie SW. The effects of guided imagery relaxation in people with COPD. Occup Ther Int. 2004; 11(3): 145-59.
  6. Ngai SP, Jones AY, Tam WW. Tai Chi for chronic obstructive pulmonary disease (COPD). Cochrane Database Syst Rev. 2016(6):CD009953.
  7. Renfroe K. Effect of progressive relaxation on dyspnoea and state anxiety in patients with chronic obstructive pulmonary disease. Heart Lung 1988;17:408–13.
  8. Wu LL, Lin ZK, Weng HD, Qi QF, Lu J, Liu KX. Effectiveness of meditative movement on COPD: a systematic review and meta-analysis. Int.

Systematische reviews

Study ID

 Methods

Patient characteristics

Intervention

Results

Critical appraisal of study quality

Gendron 2018

  • Design: systematic review
  • Funding: no funding received; CoI: one author received grants from different pharmaceutical companies
  • Search date: Jul 2017
  • Databases: CENTRAL, MEDLINE, Embase, CINAHL, AMED, PsycINFO, China National Knowledge Infrastructure (CNKI), WANGFAN, VIP, and SinoMed (Chinese Biomedical Literature Database, Chinese Medical Science Literature Database, and Beijing Union Medical Doctor and Master Thesis Database), Indian Biomedical Journals Database (IndMED)
  • Study designs: RCTs
  • N included studies: N=10 (762 patients)
  • Eligibility criteria: adult patients with clinical diagnosis of COPD
  • A priori patient characteristics:
    • Age: 55-88y
    • Male: 78%

 

Active mind body movement therapies +/- pulmonary rehabilitation

 

vs.

 

Pulmonary rehabilitation alone

CRITICAL OUTCOMES

  • Dyspnoea:
  • AMBMT vs. PR:
    • mMRC: MD 0.00 (95%CI -0.37 to 0.37; 2 studies; N=127)
    • Borg-scale: MD -0.44 (95%CI -0.88 to 0.00; 1 study; N=139)
    • CRQ dyspnoea subscale: MD -0.21 (95%CI -2.81 to 2.38; 1 study; N=11)
  • AMBMT + PR vs. PR alone:
    • CRQ dyspnoea subscale: MD 0.04 (95%CI -2.18 to 2.26; 1 study; N=80)
  • Quality of life:
  • AMBMT vs. PR:
    • SGRQ total score: MD -5.83 (95%CI -8.75 to -2.92; 3 studies, N=249)
    • CAT: MD 6.58 (95%CI -9.16 to - 4.00; 1 study; N=74)
  • AMBMT + PR vs. PR alone:
    • SF-36 general health: MD 5.42 (95%CI 3.82 to 7.02; 1 study; N=80)
    • SF-36 mental health: MD 3.29 (95%CI 1.45 to 4.95; 1 study; N=80)
    • SGRQ total score: MD -2.57 (95%CI -7.76 to 2.62; 1 study; N=192)

 

IMPORTANT OUTCOMES

  • Physical functioning: not reported
  • Exercise tolerance:
  • 6MWD:
    • Tai chi: 3 studies, N=253; MD 19.22 (95%CI -1.86 to 40.30)
    • Qigong: 3 studies, N=172; MD -0.16 (95%CI -10.11 to 9.80)
    • Yoga: 1 study, N=11; MD -69.30 (95%CI ‑117.73 to -20.87)
    • AMBMT + PR vs. PR alone: 2 studies, N=272; MD 14.09 (95%CI -3.68 to 31,86)
  • Incremental cycle ergometry: 1 study, N=36; MD 55 (95%CI -157.82 to 267.82)

Level of evidence: high risk of bias

 

  • Review process in duplicate
  • No language restriction
  • Most included studies (8/10) considered unstructured walking training as equal to pulmonary rehabilitation

Ngai 2016

  • Design: systematic review
  • Funding: no funding received; CoI: authors declared having no CoI
  • Search date: Sep 2015
  • Databases: CENTRAL, MEDLINE, EMBASE, CINAHL, AMED, PsycINFO, Wanfang Data, Chinese Medical Current Contents (CMCC), Chinese Biomedical Database (CBM), China Journal Net (CJN) and China Medical Academic Conference (CMAC)
  • Study designs: RCTs
  • N included studies: N=12 (984 patients)
  • Eligibility criteria: patients clinically diagnosed with COPD
  • A priori patient characteristics:
    • Mean age: 61 – 74 years

Tai Chi

 

CRITICAL OUTCOMES

  • Dyspnoea:
  • Tai Chi vs usual care:
    • Borg-scale: MD -0.2 (1 study; N=137; 95%CI ‑0.67 to 0.27)
    • UCSD SOB: MD 5 (1 study; N=10; 95%CI -11.62 to 21.62)
    • mMRC: MD -0.15 (2 studies; N=96; 95%CI -0.56 to 0.26; I2 61%)
    • CRQ dyspnoea: MD 0.05 (2 studies; N=48; 95%CI -1.32 to 1.42; I² 82%)
  • Tai Chi + breathing exercise vs breathing exercise:
    • Borg-scale: MD -1.3 (1 study; N=80; 95%CI ‑2.02 to ‑0.58)
  • Quality of life:
  • Tai Chi vs usual care:
    • SGRQ total score: MD ‑7.85 (3 studies; N=233; 95%CI -16.53 to 0.83; I² 85%)
    • CRQ total: MD 0.41 (2 studies; N=48; 95%CI ‑0.54 to 1.35; I² 49%)
    • CRQ mastery: MD 0.89 (2 studies; N=48; 95%CI 0.3 to 1.47; I² 0%)
  • Tai Chi + breathing exercise vs breathing exercise:
    • SGRQ total: MD -1.32 (2 studies; N=120; 95%CI ‑5.92 to 3.28; I² 0%)
  • Tai Chi + exercise vs exercise:
    • SGRQ total: MD ‑3.76 (1 study; N=192; 95%CI ‑8.72 to 1.2)

 

IMPORTANT OUTCOMES

  • Physical functioning: not reported
  • Exercise tolerance:
  • Tai Chi vs usual care:
    • 6MWD: MD 29.64 (6 studies; N=318; 95%CI 10.52 to 48.77; I² 59%)
    • ISWT: MD 2 (1 study; N=38; 95%CI ‑95.26 to 99.26)
    • ESWT: MD 373 (1 study; N=38; 95%CI 135.42 to 610.58)
    • Exercise duration: MD 1 (1 study; N=10; 95%CI -1.1 to 3.1)
    • Peak VO2: MD -2 (1 study; N=10; 95%CI -5.76 to 1.76)
  • Tai Chi + breathing exercise vs breathing exercise: 6MWD: MD 22 (1 study; N=60; 95%CI -6 to 50)
  • Tai Chi + exercise vs exercise: 6MWD: MD 1.5 (1 study; N=192; 95%CI ‑18.76 to 21.76)

Level of evidence: high risk of bias

 

  • Review process in duplicate
  • No language restriction

Wu 2018

  • Design: systematic review
  • Funding: not reported; CoI: reported having no CoI
  • Search date: Aug 2017
  • Databases: PubMed, Web of Science, EMBASE, CENTRAL
  • Study designs: RCTs
  • N included studies: N=16 (1176 patients)
  • Eligibility criteria: Patients with COPD
  • A priori patient characteristics:
    • Mean age: 45 - 74.1y
    • FEV1 predicted: 36.75 - 59.12%

Meditative movement

 

CRITICAL OUTCOMES

  • Dyspnoea:
  • Meditative movement vs non-exercise:
    • CRQ dyspnoea score: 3 months MD 0.9 (2 studies; N=48; 95%CI 0.51 to 1.29, I² 0%)
  • Meditative movement vs walking exercise:
    • CRQ dyspnoea score: 6 months MD 0.46 (2 studies; N=206; 95%CI -0.28 to 1.20; I² 90%)
  • Quality of life:
  • Meditative movement vs non-exercise:
    • CRQ total score: 3 months MD 1.92 (2 studies; N=48; 95%CI 0.54 to 3.31, I² 42)
    • CRQ mastery: 3 months MD 1.57 (2 studies; N=48; 95%CI -0.49 to 3.62; I² 96%)
  • Meditative movement vs walking exercise:
    • CRQ mastery: 6 months MD 0.00 (2 studies; N=206; 95%CI -0.32 to 0.33, I² 55%)

 

IMPORTANT OUTCOMES

  • Physical functioning: not reported
  • Exercise tolerance:
  • 6MWD
    • Meditative movement vs non-exercise: at 3 months MD 25.40 (8 studies; N=644; 95%CI 16.25 to 34.54, I² 68%); at 6 months MD 35.75 (4 studies; N=455; 95%CI 22.23 to 49.27, I² 74%)
    • Meditative movement vs walking exercise: at 3 months MD 15.53 (2 studies; N=224; 95%CI 11.59 to 19.48, I² 0%); at 6 months MD 19.36 (4 studies; N=430; 95%CI 9.0 to 29.72, I² 83%)

Level of evidence: high risk of bias

 

  • Selection and quality appraisal by two reviewers; data extraction unclear
  • No language restrictions

 

Primaire studies

Study ID

 Methods

Patient characteristics

Intervention

Results

Critical appraisal of study quality

Kaminsky 2017

  • Design: RCT (NCT01633697)
  • Funding: National Institutes of Health, NHLBI R34 HL113290 CoI: authors declared no competing financial interests
  • Setting: two academic pulmonary practices, US
  • Sample size: N=43
  • Duration: 12 weeks, Jan 2013 - Oct 2015
  • Eligibility criteria: adult patients diagnosed with COPD with symptoms of shortness of breath, mMRC Dyspnea Scale score >2 and FEV1/forced <0.7, FEV1<80%, current non-smokers with no enrolment in PR or other yoga practising
  • A priori patient characteristics:
    • Mean age: 68y
    • Men: 61%
    • FEV1: 42.5%

Pranayama breathing with education (N=21)

 

vs.

 

Education alone (N=22)

CRITICAL OUTCOMES

  • Dyspnoea:
  • mMRC at 12w: 2.1 vs. 2.4 (group x time p=0.21)
  • BDI/TDI at 12w: 0.89 vs. -0.05
  • CAT at 12w: 17.7 vs. 17.5 (group x time p=0.31)
  • Borg-score at 12w: 2.18 vs. 2.50 (group x time p=0.32)
  • Quality of life
  • SGRQ at 12w: 42.2 vs. 49.8 (group x time p=0.39)

 

IMPORTANT OUTCOMES

  • Physical functioning: not reported
  • Exercise tolerance:
  • 6MWD at 12w: 316 vs. 252m; increase in intervention group 28 m (95%CI -5 to 61) vs. control -15 m (95%CI -47 to 16), p=0.06 (group x time)
  • Difference in 6MWD at 12 weeks: 65m (95%CI 2 to 129, p=0.04)

Level of evidence: high risk of bias

 

  • Computer-generated randomization scheme administered by the statistician
  • Different set of research coordinators who were blinded to group assignment conducted all measurements and assessments
  • 3 drop-outs excluded from analysis

 

GRADE profielen

Active mind-body movement therapy vs. pulmonary rehabilitation

Quality assessment

No of patients

Effect

Quality

Importance

No of studies

Design

Risk of bias

Inconsistency

Indirectness

Imprecision

Other considerations

AMBMT

PR

Relative
(95%CI)

Absolute

Dyspnoea: mMRC

2

RCT

Serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

Very serious2

None

62

65

MD 0.00

-0.37 to 0.37

-

VERY LOW

CRITICAL

Dyspnoea: Borg-scale

1

RCT

Very serious3

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious4

None

70

69

MD -0.44

-0.88 to 0.00

-

VERY LOW

CRITICAL

Dyspnoea: CRQ dyspnoea subscale

1

RCT

Serious5

No serious inconsistency

No serious indirectness

Very serious6

None

8

3

MD -0.21

-2.81 to 2.38

-

VERY LOW

CRITICAL

Quality of life: SGRQ total score

3

RCT

Serious7

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious8

None

124

125

MD -5.83

-8.75 to ‑2.92

-

LOW

CRITICAL

Quality of life: CAT

1

RCT

Very serious9

No serious inconsistency

No serious indirectness

No serious imprecision

None

36

38

MD -6.58

-9.16 to ‑4.00

-

LOW

CRITICAL

Exercise tolerance: incremental cyclo-ergometry

1

RCT

Very serious10

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious11

None

18

18

MD 55

-157.82 to 267.82

-

VERY LOW

IMPORTANT

Physical functioning

0

No evidence

IMPORTANT

1 High risk of bias: unclear allocation concealment, no blinding of patients and clinicians, unclear ITT analysis.
2 Estimated SMD = 0.01 (95%CI -0.58 to 0.59); CI includes -0.5 and 0.5.

3 High risk of bias: unclear allocation concealment, no blinding, no ITT analysis.

4 Estimated SMD = -0.33 (95%CI -0.67 to 0.00); CI includes -0.5.

5 High risk of bias: no blinding.

6 Estimated SMD = -0.15 (95%CI -1.48 to 1.18); CI includes -0.5 and 0.5.

7 High risk of bias: unclear allocation concealment, no blinding of patients and clinicians, unclear or no ITT analysis.

8 Estimated SMD = -0.47 (95%CI -0.79 to -0.15); CI includes -0.5.

9 High risk of bias: unclear allocation concealment, no blinding, unclear ITT analysis.

10 High risk of bias: unclear allocation concealment, no blinding, unclear ITT analysis.

11 Estimated SMD = 0.17 (95%CI -0.49 to 0.82); CI includes 0.5.

 

Active mind-body movement therapy + pulmonary rehabilitation vs. pulmonary rehabilitation alone

Quality assessment

No of patients

Effect

Quality

Importance

No of studies

Design

Risk of bias

Inconsistency

Indirectness

Imprecision

Other considerations

AMBMT + PR

PR

Relative
(95%CI)

Absolute

Dyspnoea: CRQ dyspnoea subscale

1

RCT

Very serious2

No serious inconsistency

No serious indirectness

No serious imprecision

None

40

40

MD 0.04

-2.18 to 2.26

-

LOW

CRITICAL

Dyspnoea: Borg-scale

1

RCT

Very serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

No serious imprecision

None

94

98

MD -0.10

-0.37 to 0.17

-

LOW

CRITICAL

Quality of life: SGRQ total score

1

RCT

Very serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

No serious imprecision

None

94

98

MD -2.57

-7.76 to 2.62

-

LOW

CRITICAL

Quality of life: SF-36 general health

1

RCT

Very serious2

No serious inconsistency

No serious indirectness

No serious imprecision

None

40

40

MD 5.42

3.82 to 7.02

-

LOW

CRITICAL

Quality of life: SF-36 mental health

1

RCT

Very serious2

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious3

None

40

40

MD 3.20

1.45 to 4.95

-

VERY LOW

CRITICAL

Exercise tolerance: 6MWD

2

RCT

Very serious4

No serious inconsistency

No serious indirectness

No serious imprecision

None

134

138

MD 14.09

-3.68 to 31.86

-

LOW

IMPORTANT

Physical functioning

0

No evidence

IMPORTANT

1 High risk of bias: no blinding, no ITT analysis.
2 High risk of bias: no allocation concealment, no blinding, no ITT analysis.

3 Estimated SMD = 0.79 (95%CI 0.34 to 1.25); CI includes 0.5.

4 High risk of bias: no allocation concealment (1 study), no blinding or ITT analysis (2 studies).

 

Tai Chi vs. usual care

Quality assessment

No of patients

Effect

Quality

Importance

No of studies

Design

Risk of bias

Inconsistency

Indirectness

Imprecision

Other considerations

Tai Chi

Usual care

Relative
(95%CI)

Absolute

Dyspnoea: Borg-scale

1

RCT

Very serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

No serious imprecision

None

70

67

MD -0.2

-0.67 to 0.27

-

LOW

CRITICAL

Dyspnoea: UCSD SOB Questionnaire

1

RCT

Very serious2

No serious inconsistency

No serious indirectness

Very serious3

None

5

5

MD 5

-11.62 to 21.62

-

VERY LOW

CRITICAL

Dyspnoea: mMRC

2

RCT

Very serious4

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious5

None

47

49

MD -0.15

-0.56 to 0.26

-

VERY LOW

CRITICAL

Dyspnoea: CRQ dyspnoea subscale

2

RCT

Serious6

Serious18

No serious indirectness

Very serious7

None

24

24

MD 0.05

-1.32 to 1.42

-

VERY LOW

CRITICAL

Quality of life: SGRQ total score

3

RCT

Very serious1,4

Serious8

No serious indirectness

Serious9

None

117

116

MD -7.85

-16.53 to 0.83

-

VERY LOW

CRITICAL

Quality of life: CRQ total score

2

RCT

Serious6

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious10

None

24

24

MD 0.41

-0.54 to 1.35

-

LOW

CRITICAL

Exercise tolerance: 6MWD

6

RCT

Very serious11

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious12

None

160

158

MD 29.64

10.52 to 48.77

-

VERY LOW

IMPORTANT

Exercise tolerance: ISWT

1

RCT

Serious13

No serious inconsistency

No serious indirectness

Very serious14

None

19

19

MD 2

-95.26 to 99.26

-

VERY LOW

IMPORTANT

Exercise tolerance: ESWT

1

RCT

Serious13

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious15

None

19

19

MD 373

135.72 to 610.58

-

VERY LOW

IMPORTANT

Exercise tolerance: exercise duration

1

RCT

Very serious2

No serious inconsistency

No serious indirectness

Very serious16

None

5

5

MD 1

-1.1 to 3.1

-

VERY LOW

IMPORTANT

Exercise tolerance: Peak VO2 uptake

1

RCT

Very serious2

No serious inconsistency

No serious indirectness

Very serious17

None

5

5

MD -2

-5.76 to 1.76

-

VERY LOW

IMPORTANT

Physical functioning

0

No evidence

IMPORTANT

1 High risk of bias: unclear allocation concealment, no blinding of patients and clinicians, no ITT analysis.
2 High risk of bias: unclear allocation concealment, no blinding of patients and clinicians.

3 Estimated SMD = 0.34 (95%CI -0.92 to 1.59); CI includes -0.5 and 0.5.

4 High risk of bias: unclear randomization (1 study) and allocation concealment (2 studies), no blinding of patients and clinicians (2 studies), unclear ITT analysis (2 studies).

5 Estimated SMD = -0.13 (95%CI -0.52 to 0.26); CI includes -0.5.

6 High risk of bias: unclear allocation concealment (1 study), no blinding of patients and clinicians (2 studies).

7 Estimated SMD = 0.07 (95%CI -1.36 to 1.49); CI includes -0.5 and 0.5.

8 I2 85%, non-overlapping CI.

9 Estimated SMD = -0.66 (95%CI -1.44 to 0.12); CI includes -0.5.

10 Estimated SMD = 0.43 (95%CI -0.15 to 1.00); CI includes 0.5.

11 High risk of bias: unclear allocation concealment (5 studies), no blinding of patients and clinicians (6 studies), no unclear ITT analysis (4 studies).

12 Estimated SMD = 0.66 (95%CI 0.43 to 0.89); CI includes - 0.5.

13 High risk of bias: no blinding of patients and clinicians.

14 Estimated SMD = 0.01 (95%CI -0.62 to 0.65); CI includes -0.5 and 0.5.

15 Estimated SMD = 0.98 (95%CI 0.30 to 1.65); CI includes 0.5.

16 Estimated SMD = 0.54 (95%CI -0.74 to 1.81); CI includes -0.5 and 0.5.

17 Estimated SMD = -0.59 (95%CI -1.87 to 0.69); CI includes -0.5 and 0.5.

18 I² 85%.

 

Tai Chi + breathing exercise vs. breathing exercise

Quality assessment

No of patients

Effect

Quality

Importance

No of studies

Design

Risk of bias

Inconsistency

Indirectness

Imprecision

Other considerations

Tai Chi + BE

BE

Relative
(95%CI)

Absolute

Dyspnoea: Borg-scale

1

RCT

Very serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious2

None

40

40

MD -1.3

-2.02 to ‑0.58

-

VERY LOW

CRITICAL

Quality of life: SGRQ total score

2

RCT

Very serious2

No serious inconsistency

No serious indirectness

No serious imprecision

None

60

60

MD -1.32

-5.92 to 3.28

-

LOW

CRITICAL

Exercise tolerance: 6MWD

1

RCT

Very serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious4

None

30

30

MD 22

-6 to 50

-

VERY LOW

IMPORTANT

Physical functioning

0

No evidence

IMPORTANT

1 High risk of bias: unclear randomization and allocation concealment, no blinding of patients and clinicians, unclear ITT analysis.
2 Estimated SMD = -0.78 (95%CI -1.24 to -0.33); CI includes -0.5.

3 High risk of bias: unclear randomization (1 study) and allocation concealment (2 studies), no blinding of patients and clinicians (2 studies), unclear ITT analysis (2 studies).

4 Estimated SMD = 0.39 (95%CI -0.12 to 0.90); CI includes 0.5.

 

Tai Chi + exercise vs. exercise

Quality assessment

No of patients

Effect

Quality

Importance

No of studies

Design

Risk of bias

Inconsistency

Indirectness

Imprecision

Other considerations

Tai Chi + exercise

Exercise

Relative
(95%CI)

Absolute

Dyspnoea

0

No evidence

CRITICAL

Quality of life: SGRQ total score

1

RCT

Serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

No serious imprecision

None

98

94

MD -3.76

-8.72 to 1.2

-

MODERATE

CRITICAL

Exercise tolerance: 6MWD

1

RCT

Serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

No serious imprecision

None

98

94

MD 1.5

-18.76 to 21.76

-

MODERATE

IMPORTANT

Physical functioning

0

No evidence

IMPORTANT

1 High risk of bias: no blinding.

 

Meditative movement vs. non-exercise

Quality assessment

No of patients

Effect

Quality

Importance

No of studies

Design

Risk of bias

Inconsistency

Indirectness

Imprecision

Other considerations

MM

Usual care

Relative
(95%CI)

Absolute

Dyspnoea: CRQ dyspnoea at 3 months

2

RCT

Serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious2

None

24

24

MD 0.9

0.51 to 1.29

-

LOW

CRITICAL

Quality of life: CRQ total score at 3 months

2

RCT

Serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

Very serious3

None

24

24

MD 1.92

0.54 to 3.31

-

VERY LOW

CRITICAL

Quality of life: CRQ mastery at 3 months

2

RCT

Serious1

Serious4

No serious indirectness

Very serious5

None

24

24

MD 1.57

-0.49 to 3.62

-

VERY LOW

CRITICAL

Exercise tolerance: 6MWD at 3 months

8

RCT

Serious6

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious7

None

309

335

MD 25.40

16.25 to 34.54

-

LOW

IMPORTANT

Exercise tolerance: 6MWD at 6 months

4

RCT

Serious8

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious9

None

226

229

MD 35.75

22.23 to 49.27

-

LOW

IMPORTANT

Physical functioning

0

No evidence

IMPORTANT

1 High risk of bias: no blinding of patients and clinicians (see Ngai 2016).
2 Estimated SMD = 1.22 (95%CI 0.00 to 2.44); CI includes 0.5.

3 Estimated SMD = 3.44 (95%CI -3.63 to 10.52); CI includes -0.5 and 0.5.

4 I2 96%.

5 Estimated SMD = 2.90 (95%CI -2.46 to 8.26); CI includes -0.5 and 0.5.

6 High risk of bias: unclear randomization (4 studies), unclear allocation concealment (6 studies), unclear blinding (2 studies), unclear ITT analysis (3 studies).

7 Estimated SMD = 1.05 (95%CI 0.43 to 1.68); CI includes 0.5.

8 High risk of bias: unclear randomization (1 study), unclear allocation concealment (3 studies), unclear blinding (2 studies), unclear ITT analysis (1 study).

9 Estimated SMD = 1.61 (95%CI 0.35 to 2.86); CI includes 0.5.

 

Meditative movement vs. walking exercise

Quality assessment

No of patients

Effect

Quality

Importance

No of studies

Design

Risk of bias

Inconsistency

Indirectness

Imprecision

Other considerations

MM

Walking exercise

Relative
(95%CI)

Absolute

Dyspnoea: CRQ dyspnoea at 6 months

2

RCT

Serious1

Serious2

No serious indirectness

Very serious2

3None

103

103

MD 0.46

-0.28 to 1.20

-

VERY LOW

CRITICAL

Quality of life: CRQ mastery

2

RCT

Serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

Very serious4

None

103

103

MD 0.0

-0.32 to 0.33

-

VERY LOW

CRITICAL

Exercise tolerance: 6MWD at 3 months

2

RCT

Serious5

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious6

None

112

112

MD 15.53

11.59 to 19.48

-

LOW

IMPORTANT

Exercise tolerance: 6MWD at 6 months

4

RCT

Serious7

Serious8

No serious indirectness

Serious9

None

215

215

MD 19.36

9.00 to 29.72

-

VERY LOW

IMPORTANT

Physical functioning

0

No evidence

IMPORTANT

 

Yoga (Pranayama) breathing

Quality assessment

No of patients

Effect

Quality

Importance

No of studies

Design

Risk of bias

Inconsistency

Indirectness

Imprecision

Other considerations

Yoga + education

Education

Relative
(95%CI)

Absolute

Dyspnoea: mMRC at 12 w

1

RCT

Serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious2

None

21

22

-

2.1 vs. 2.4 (p=0.21)

LOW

CRITICAL

Dyspnoea: BDI/TDI at 12 w

1

RCT

Serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious3

None

21

22

-

0.89 vs. ‑0.05

LOW

CRITICAL

Dyspnoea: CAT at 12 w

1

RCT

Serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

Very serious4

None

21

22

-

17.7 vs. 17.5 (p=0.31)

VERY LOW

CRITICAL

Dyspnoea: Borg-score at 12 w

1

RCT

Serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious5

None

17

22

-

2.18 vs. 2.50 (p=0.32)

LOW

CRITICAL

Quality of life: SGRQ at 12 w

1

RCT

Serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious6

None

21

22

-

42.2 vs. 49.8 (p=0.39)

LOW

CRITICAL

Exercise tolerance: 6MWD at 12 w

1

RCT

Serious1

No serious inconsistency

No serious indirectness

Serious7

None

21

22

MD 65

2 to 129

-

LOW

IMPORTANT

Physical functioning

0

No evidence

IMPORTANT

1 High risk of bias: unclear allocation concealment, unclear blinding of patients and clinicians, no ITT analysis (3 dropouts).
2 Estimated SMD = -0.31 (95%CI -0.91 to 0.29); CI includes -0.5.

3 Estimated SMD = 0.45 (95%CI -0.15 to 1.06); CI includes 0.5.

4 Estimated SMD = 0.03 (95%CI –0.57 to 0.63); CI includes -0.5 and 0.5.

5 Estimated SMD = -0.17 (95%CI -0.80 to 0.47); CI includes -0.5.

6 Estimated SMD = -0.43 (95%CI -1.03 to 0.18); CI includes -0.5.

7 Estimated SMD = 0.57 (95%CI -0.04 to 1.18); CI includes 0.5.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 03-08-2021

Laatst geautoriseerd  : 03-08-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

Actualisatie

Deze richtlijn is goedgekeurd op 3 augustus 2021. De Long Alliantie Nederland (LAN) bewaakt samen met betrokken verenigingen de houdbaarheid van (de modules van) deze richtlijn. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld. De geldigheidstermijn van de richtlijn is maximaal 5 jaar na vaststelling. Indien de richtlijn dan nog actueel wordt bevonden, wordt de geldigheidsduur van de richtlijn verlengd.

 

Houderschap richtlijn

De houder van de richtlijn (LAN) moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen.

IKNL draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Een richtlijn is een kwaliteitsstandaard. Een kwaliteitsstandaard beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een kwaliteitsstandaard in het Register van Zorginstituut Nederland betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de kwaliteitsstandaard beschreven zorg verzekerde zorg is.

De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor het wenselijk is dat in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd gedocumenteerd te worden. De toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van elke zorgverlener, zowel BIG-geregistreerd als niet BIG-geregistreerd.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland
  • Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
  • Long Alliantie Nederland
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
  • Integraal Kankercentrum Nederland
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie
  • Ergotherapie Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Nederlandse vereniging voor professionele palliatieve zorg
  • Long Alliantie Nederland
  • Longfonds
  • Pharos, landelijk expertisecentrum
  • Kenniscentra Complex Chronische Longaandoeningen
  • Stichting Inhalatie Medicatie Scholing

Algemene gegevens

Financiering

Deze richtlijn is gefinancierd door IKNL. De inhoud van de richtlijnis niet beïnvloed door de financierende instantie.

 

Procesbegeleiding

IKNL is het kennis- en kwaliteitsinstituut voor professionals en bestuurders in de oncologische en palliatieve zorg dat zich richt op het continu verbeteren van de oncologische en palliatieve zorg.

IKNL benadert preventie, diagnose, behandeling, nazorg en palliatieve zorg als een keten waarin de patiënt centraal staat. Om kwalitatief goede zorg te waarborgen ontwikkelt IKNL producten en diensten ter verbetering van de oncologische zorg, de nazorg en de palliatieve zorg, zowel voor de inhoud als de organisatie van de zorg binnen en tussen instellingen. Daarnaast draagt IKNL nationaal en internationaal bij aan de beleidsvorming op het gebied van oncologische en palliatieve zorg.

 

IKNL rekent het (begeleiden van) ontwikkelen, implementeren en evalueren van multidisciplinaire, evidence-based richtlijnen voor de oncologische en palliatieve zorg tot een van haar primaire taken. IKNL werkt hierbij conform de daarvoor geldende (inter)nationale kwaliteitscriteria. Bij ontwikkeling gaat het in toenemende mate om onderhoud (modulaire revisies) van reeds bestaande richtlijnen.

Doel en doelgroep

Doel

Een richtlijn is een aanbeveling ter ondersteuning van de belangrijkste knelpunten uit de dagelijkse praktijk. Deze richtlijn is zoveel mogelijk gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en consensus. De richtlijn 'Palliatieve zorg bij COPD' geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van mensen met gevorderde COPD en beoogt hiermee de kwaliteit van de zorgverlening te verbeteren.

 

Doelpopulatie

Deze richtlijn is gericht op mensen met gevorderde COPD met palliatieve zorgbehoeften. De markering van de palliatieve fase bij mensen met gevorderde COPD wordt besproken in module ‘Palliatieve zorg bij COPD’. Als in deze richtlijn geschreven wordt over ‘gevorderde COPD’ doelen wij op mensen met gevorderde COPD en palliatieve zorgbehoeften. Ten behoeve van de leesbaarheid van de richtlijn is gekozen voor de kortere term ‘gevorderde COPD’.

 

Deze richtlijn is geschreven met het oog op zorg aan alle mensen met gevorderde COPD, ongeacht hun levensbeschouwing, religie of cultuur. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de gezondheidsvaardigheden van de patiënt (onder andere het gemak waarmee geschreven tekst begrepen wordt). Wanneer een andere dan een autochtoon Nederlandse religieuze/culturele achtergrond van de patiënt invloed heeft op de beleving en keuzes in de zorg rondom het levenseinde, raadpleeg dan, naast deze richtlijn, de handreiking 'Palliatieve zorg aan mensen met een niet-westerse achtergrond' [IKNL 2011]. Tevens is er van Pharos de folder 'Lessen uit gesprekken over leven en dood' met algemene voorlichting over palliatieve zorg aan mensen met een migratieachtergrond [Pharos 2017].

 

Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij de zorg voor mensen met gevorderde COPD, zoals huisartsen, longartsen, specialisten ouderengeneeskunde, artsen voor verstandelijk gehandicapten, overige medisch specialisten, (long)verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, physician assistants, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten, diëtisten, overige paramedici, apothekers, geestelijk verzorgers, IKNL-consulenten en psychologen. De inhoud van de richtlijn is ook relevant voor zorgverleners in het maatschappelijke en sociale domein en vrijwilligers en hun coördinatoren die werkzaam zijn in de palliatieve en terminale fase. Indien in de richtlijn wordt gesproken over zorgverleners rondom mensen met COPD, kunnen afhankelijk van de specifieke situatie van de patiënt alle bovengenoemde zorgverleners bedoeld worden.

Samenstelling werkgroep

Alle werkgroepleden en klankbordleden zijn afgevaardigd namens wetenschappelijke, beroeps- en patiëntenverenigingen en hebben daarmee het mandaat voor hun inbreng. Bij de samenstelling van de werkgroep is geprobeerd rekening te houden met landelijke spreiding, inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen/instellingen en vertegenwoordiging van de verschillende verenigingen/disciplines.
Het patiëntperspectief is vertegenwoordigd door het Longfonds.

 

Werkgroepleden

Naam

Functie

Rol

Vereniging

Mw. dr. D.J.A. Janssen

Specialist ouderengeneeskunde en kaderarts palliatieve zorg

Voorzitter

Verenso

Mw. dr. E.M.L. Verschuur

Projectleider Compassion, onderzoeker, docent

Lid kerngroep

LAN

Dhr. F.J. Allema

Kaderhuisarts en scenarts

 

CAHAG (NHG)

Mw. M. Bryobhokun

Manager zorg

 

Longfonds

Dhr. J. Donkers

Longervaringsdeskundige

 

Longfonds

Mw. H.H. Eijsbroek

Openbaar apotheker

 

KNMP

Dhr. dr. A.de Graeff

Internist-oncoloog

 

NIV, Palliactief

Mw. dr. C.H.M. Houben

Psycholoog en onderzoeker

 

NIP/PAZ LVMP

Dhr. dr. J.W. de Jong

Longarts

 

NVALT

Mw. M. Liefting

Gespecialiseerd longverpleegkundige, verpleegkundige palliatieve zorg

 

V&VN Longverpleeg-kundigen,
V&VN Palliatieve zorg

Dhr. W. van Litsenburg

Verpleegkundig specialist

 

V&VN Longverpleeg-kundigen

Mw. P. van Melick

Diëtist

 

NVD

Mw. dr. K.J.M. Mooren

Longarts

 

NVALT

Mw. M.E. Sackman-Gerritsen

Ergotherapeut

 

Ergotherapie Nederland

Mw. A.L. van der Valk

Fysiotherapeut

 

KNGF

 

Klankbordleden

Naam

Functie

Vereniging

Mw. dr. G. Boland

Projectleider programma Preventie en zorg chronische aandoeningen

Pharos

Mw. T.J. Klemmeier

Longverpleegkundige

IMIS

Mw. E. Kuin-van der Velde

Verpleegkundig specialist

V&VN Praktijkverpleegkundigen en Praktijkondersteuners

Mw. dr. A. Leendertse

Longervaringsdeskundige

Longfonds

Mw. A. van der Pouw

Verpleegkundig specialist

V&VN Verpleegkundig Specialisten, V&VN Longverpleegkundigen

Mw. F.F. Stok

Logopedist

NVLF

Mw. drs. ir. E. bij de Vaate

Longarts

Kenniscentra Complex Chronische Longaandoeningen

Dhr. dr. E.C. Vasbinder

Ziekenhuisapotheker, opleider

NVZA

 

Leden Pallialine.be-redactieraad (Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen)

Naam

Functie

Organisatie

Dhr. N. Derycke

Stafmedewerker, equipearts

Palliatieve Hulpverlening Antwerpen (PHA)

Mw. A. Janssen

Wetenschappelijk medewerker

Federatie palliatieve zorg Vlaanderen

Dhr. J. Wens

Huisarts, hoofddocent, professor general practice

Universiteit Antwerpen

 

Ondersteuning

Naam

Functie

Organisatie

Mw. B.C.M. Borggreve

Procesbegeleider, adviseur richtlijnen

IKNL

Mw. C.A. van den Berg

Procesbegeleider, adviseur richtlijnen

IKNL

Mw. F.E.A.H. Essers

Secretaresse

IKNL

Dhr. J. Vlayen

Literatuuronderzoeker

ME/TA

Belangenverklaringen

Om de beïnvloeding van de richtlijnontwikkeling of formulering van de aanbevelingen door conflicterende belangen te minimaliseren zijn de leden van werkgroep gemandateerd door de wetenschappelijke en beroepsverenigingen.

Alle leden van de richtlijnwerkgroep hebben verklaard onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn. Een onafhankelijkheidsverklaring ‘Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling' zoals vastgesteld door onder meer de KNAW, KNMG, Gezondheidsraad, CBO, NHG en Orde van Medisch Specialisten is door de werkgroepleden bij aanvang en bij afronding van het traject ingevuld. Deze vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaring zijn opvraagbaar via info@iknl.nl,

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen voor aanvang

Ondernomen actie

Gemelde belangen na afronding

Ondernomen actie

D. Janssen

  • Specialist ouderengeneeskunde / kaderarts palliatieve zorg, CIRO, Horn
  • Universitair docent, Universiteit Maastricht, Maastricht

Geen

  • Consultant Mayne Pharma
  • Sprekersvergoeding GlaxoSmithKline, Boehringer Ingelheim, AstraZeneca, Novartis
  • Onderzoekssubsidies ZonMw, Longfonds, Stichting Stoffels-Hornstra
  • Ontwikkelaar van de CIRO Academy workshop: Advance care planning bij chronisch long- of hartfalen

Geen

  • ZonMw subsidie voor onderzoeksprojecten
  • Sprekersvergoeding Boehringer Ingelheim

 

Geen

E. Verschuur

  • Projectleider Compassion Palliatieve zorg voor mensen met COPD, LAN
  • Opleider Trainer Adviseur/senior onderzoeker, Hogeschool Arnhem en Nijmegen

Geen

Geen

-

Geen

-

F. Allema

  • Huisarts
  • SCEN-arts NO-Overijssel (voorzitter intervisiegroep), betaald
  • Kaderarts Astma-COPD, betaald
  • Transmuraal Medisch Coördinator, Saxenburg ziekenhuis, Hardenberg (betaald)
  • Namens CAHAD vertegenwoordiger in LAN onderzoek naar palliatieve zorg bij COPD-patiënt (betaald)
  • Nascholing aan huisartsen/POH/DA op gebied van Astma en COPD, gefinancierd door Astra-Zeneca, Boehringer-Ingelheim en Chiesi

Geen

  • Nascholing aan huisartsen/POH/DA op gebied van Astma en COPD, gefinancierd door Astra-Zeneca, Boehringer-Ingelheim en Chiesi

Geen

M. Bryobhokun

  • Manager zorg, Longfonds

Geen

  • Patiëntparticipatie bij richtlijnen uitgevoegd door de Longfonds Patiëntenorganisatie.

Geen

  • Patiëntparticipatie bij richtlijnen uitgevoegd door de Longfonds Patiëntenorganisatie

Geen

J. Donkers

  • Ervaringsdeskundige COPD
  • Lid LED-groep Longfonds
  • Werkgroeplid richtlijn COPD KNGF (vacatie)
  • Werkgroeplid COPD richtlijn NHG (vacatie)

Geen

-

Geen

-

H. Eijsbroek

  • Openbaar apotheker, SIR Institute for Pharmacy Practice and Policy

Geen

  • Partner is werkzaam bij Takeda

Geen

  • Partner is werkzaam bij Takeda

Geen

A. de Graeff

  • Internist-oncoloog UMC Utrecht
  • Hospice-arts Academisch Hospice Demeter, De Bilt

Geen

Geen

-

Geen

-

C. Houben

  • Medisch psycholoog i.o. tot gezondheidszorg-psycholoog, VieCuri Medisch Centrum, Venlo
  • Redactielid E-PAL (betaald)
  • Docent/trainer voor presentaties/trainingen op het gebied van palliatieve zorg, advance care planning en communicatie over zorg rondom het levenseinde (betaald)

Geen

-

Geen

-

J.W. de Jong

  • Longarts, Ommelander Ziekenhuis, Groningen
  • Kaderarts Palliatieve Zorg, Ommelander Ziekenhuis, Groningen

Geen

Geen

-

Geen

-

M. Liefting

  • Gespecialiseerd longverpleegkundige en verpleegkundige palliatieve zorg, Vitras

Geen

Geen

-

Geen

-

W. van Litsenburg

  • Verpleegkundig specialist astma en COPD, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven
  • Verpleegkundige thuiszorg (betaald)
  • Docent (betaald)
  • IMIS bestuurslid
  • Picasso voor COPD lid

Geen

-

Geen

-

P. van Melick

  • Resultaatverant-woordelijke diëtist, Ciro, Horn
  • Lid/contactpersoon van Landelijke Diëtisten Netwerk van COPD diëtisten (LDN COPD) (onbetaald)

Geen

-

Geen

-

K. Mooren

  • Longarts, Spaarne Gasthuis, Haarlem
  • Palliatief arts, Spaarne Gasthuis, Haarlem
  • Voorzitter sectie palliatieve zorg NVALT (onbetaald)
  • Commissielid Palliantie ZonMW (betaald)

Geen

-

Geen

-

M. Sacksman

  • Ergotherapeut, Liemerije
  • Flex docent opleiding ergotherapie, HAN (betaald)
  • Werkgroeplid Ergotherapie bij COPD, EN (onbetaald)

Geen

-

Geen

-

A. van der Valk

  • Fysiotherapeut hart-vaat-long en geriatrie
  • Praktijkhouder Fysiocompany van Mourik & van der Valk – FysioCompany de Baronie
  • Werkgroeplid KNGF-richtlijn COPD (vacatie)
  • Bestuurslid LAN (vacatie)
  • Bestuurslid regionale netwerken gericht op hart-vaat-long aandoeningen en orthopedische aandoeningen (onbetaald)
  • Bestuurslid LAN

Geen

  • Bestuurslid LAN

Geen

Klankbordlid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen voor aanvang

Ondernomen actie

Gemelde belangen na afronding

Ondernomen actie

G. Boland

  • Strategisch projectleider en adviseur Pharos

Geen

Geen

-

Geen

-

T. Klemmeier

  • Longverpleegkundige, Martini ziekenhuis, Groningen
  • Coördinator stichting IMIS (betaald)

Geen

-

Geen

-

E. Kuin

  • Praktijkverpleegkundige
  • Meelezen met nieuwe richtlijnen/ protocollen (onbetaald)

Geen

-

Geen

-

A. van der Pouw

  • Verpleegkundig specialist AGZ/ Longgeneeskunde, Rijnstate, Arnhem
  • Gastdocent Radboud Zorgakademie (betaald)

Geen

-

Geen

-

F. Stok

  • Logopedist, Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam
  • Gastlessen logopedie en COPD (betaald)
  • Betrokken bij wetenschappelijk onderzoek over slikproblemen bij COPD

Geen

  • Betrokken bij wetenschappelijk onderzoek over slikproblemen bij COPD

Geen

E. bij de Vaate

  • Longarts, Merem, Hilversum
  • Medisch manager, Merem, Hilversum
  • Bestuurslid Kenniscentra Complex Chronische Longaandoeningen
  • NVALT lid van sectie palliatieve zorg bij COPD, sectie COPD en sectie Astma

Geen

  • NVALT lid van sectie palliatieve zorg bij COPD, sectie COPD en sectie Astma

Geen

E. Vasbinder

  • Ziekenhuisapotheker, Franciscus Gasthuis & Vlietland, Rotterdam
  • Redacteur medisch/ farmaceutisch handboekje over farmacotherapie bij verschillende longziekten (betaald)
  • Lid commissie wetenschappelijke zaken en onderzoek van NVZA
  • Lid SIG Longziekten van NVZA

-

  • Lid commissie wetenschappelijke zaken en onderzoek van NVZA
  • Lid SIG Longziekten van NVZA

-

Inbreng patiëntenperspectief

Twee patiëntvertegenwoordigers namen (via het Longfonds) zitting in de richtlijnwerkgroep: een ervaringsdeskundige (patiënt met COPD) en een beleidsmedewerker van het Longfonds. De input van patiëntvertegenwoordigers is nodig voor de ontwikkeling van kwalitatief goede richtlijnen. Goede zorg voldoet immers aan de wensen en eisen van zowel zorgverlener als patiënt.

 

Door middel van onderstaande werkwijze is informatie verkregen en zijn de belangen van de patiënt meegenomen:

  • Bij aanvang van het richtlijntraject hebben de patiëntvertegenwoordigers knelpunten aangeleverd.
  • Via het Longfonds en sociale media is een enquête gehouden voor het inventariseren van knelpunten.
  • De patiëntvertegenwoordigers waren aanwezig bij de vergaderingen van de richtlijnwerkgroep.
  • De patiëntvertegenwoordigers hebben de conceptteksten beoordeeld om het patiëntperspectief in de formulering van de definitieve tekst te optimaliseren.
  • Pharos heeft de conceptteksten beoordeeld om het patiëntperspectief voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden in de formulering van de definitieve tekst zo goed mogelijk weer te geven.
  • Het Longfonds is geconsulteerd in de externe commentaarronde.
  • Het Longfonds heeft ingestemd met de inhoud van de richtlijn.

Informatie voor patiënten en/of een patiëntsamenvatting wordt opgesteld en gepubliceerd op de daarvoor relevante sites zoals bijvoorbeeld Thuisarts en www.overpalliatievezorg.nl.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Bevorderen van het toepassen van de richtlijn in de praktijk begint met een brede bekendmaking en verspreiding van de richtlijn. Bij verdere implementatie gaat het om gerichte interventies om te bevorderen dat zorgverleners de nieuwe kennis en kunde opnemen in hun routines van de palliatieve zorgpraktijk, inclusief borging daarvan. Als onderdeel van elke richtlijn stelt IKNL samen met de richtlijnwerkgroep een implementatieplan op. Activiteiten en interventies voor verspreiding en implementatie vinden zowel op landelijk als regionaal niveau plaats. Deze kunnen eventueel ook op maat gemaakt worden per instelling of specialisme. Informatie hierover is te vinden op https://iknl.nl/.

Het implementatieplan bij deze richtlijn is een belangrijk hulpmiddel om effectief de aanbevelingen uit deze richtlijn te implementeren voor de verschillende disciplines. Vragen over het implementatieplan kunnen gesteld worden aan info@iknl.nl.

Werkwijze

Elke module van de richtlijn bestaat uit een richtlijntekst. De teksten naar aanleiding van de uitgangsvragen zijn opgebouwd volgens het volgende vaste stramien: uitgangsvraag en aanbevelingen, literatuurbespreking, conclusies en overwegingen. De referenties zijn aangeleverd per module (of paragraaf) en de evidence tabellen en GRADE profielen staan in de bijlagen. De antwoorden op de uitgangsvragen (derhalve de aanbevelingen in deze richtlijn) zijn voor zover mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. De modules die betrekking hebben op de onderwerpen palliatieve zorg bij COPD, ACP, angst, depressie, dyspneu en prikkelhoest zijn via de evidence-based systematische methodiek uitgewerkt. De modules die betrekking hebben op de onderwerpen organisatie van zorg, voorlichting, het sociale domein en zingeving & spiritualiteit zijn zonder systematisch literatuuronderzoek uitgewerkt, omdat de werkgroep verwachtte geen studies te vinden die antwoord geven op de vraag, specifiek voor de Nederlandse situatie.

 

De GRADE-methodiek

De modules die betrekking hebben op de onderwerpen palliatieve zorg bij COPD, ACP, angst, depressie, dyspneu en prikkelhoest zijn via de evidence-based GRADE methodiek uitgewerkt.

 

Selectie

Naast de selectie op relevantie werd tevens geselecteerd op bewijskracht. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de volgende hiërarchische indeling van studiedesigns gebaseerd op bewijskracht:

  1. Gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT's).
  2. Niet gerandomiseerde gecontroleerde studies (CCT's).

Waar deze niet voorhanden waren werd verder gezocht naar vergelijkend cohortonderzoek.

 

Critical appraisal

De kwaliteit van bewijs wordt weergegeven in vier categorieën: hoog, matig, laag en zeer laag. RCT's starten hoog en observationele studies starten laag. Vijf factoren verlagen de kwaliteit van de evidentie (beperkingen in onderzoeksopzet, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, publicatie bias) en drie factoren kunnen de kwaliteit van de evidentie verhogen (sterke associatie, dosis-respons relatie, plausibele (residuele) confounding) (zie tabel 1).

 

Tabel 1. GRADE-methodiek voor het graderen van bewijs

Kwaliteit van bewijs

Onderzoeksopzet

Verlagen als

Verhogen als

Hoog (A)

Gerandomiseerde studie

Beperkingen in de onderzoeksopzet

-1 ernstig

-2 zeer ernstig

 

Inconsistenties

-1 ernstig

-2 zeer ernstig

 

Indirectheid

-1 ernstig

-2 zeer ernstig

 

Imprecisie

-1 ernstig

-2 zeer ernstig

 

Publicatiebias

-1 waarschijnlijk

-2 zeer waarschijnlijk

Sterke associatie

+ 1 sterk

+ 2 zeer sterk

 

Dosis-respons relatie

+ 1 bewijs voor deze relatie

 

Aanwezigheid van plausibele residuele confounding

+ 1 zou een aangetoond effect verminderen, of

+ 1 zou een onterecht effect suggereren als de resultaten geen effect laten zien

Matig (B)

 

Laag (C)

Observationele studie

Zeer laag (D)

 

 

Algehele kwaliteit van bewijs

Omdat het beoordelen van de kwaliteit van bewijs in de GRADE-benadering per uitkomstmaat geschiedt, is er behoefte aan het bepalen van de algehele kwaliteit van bewijs. Zowel voor als na het literatuuronderzoek wordt door de richtlijnwerkgroep bepaald welke uitkomstmaten cruciaal, belangrijk en niet belangrijk zijn. Het niveau van de algehele kwaliteit van bewijs wordt in principe bepaald door de cruciale uitkomstmaat met de laagste kwaliteit van bewijs.

Als echter de kwaliteit van het bewijs verschilt tussen de verschillende cruciale uitkomstmaten zijn er twee opties:

  • De uitkomstmaten wijzen in verschillende richtingen (zowel gewenst als ongewenste effecten) of de balans tussen gewenste en ongewenste effecten is onduidelijk, dan bepaalt de laagste kwaliteit van bewijs van de cruciale uitkomstmaten de algehele kwaliteit van bewijs;
  • De uitkomstmaten wijzen in dezelfde richting (richting gewenst of richting ongewenst effecten), dan bepaalt de hoogste kwaliteit van bewijs van de cruciale uitkomstmaat dat op zichzelf voldoende is om de interventie aan te bevelen van de algehele kwaliteit van bewijs.

 

Tabel 2. Formulering conclusies op basis van kwaliteit van bewijs per uitkomstmaat

Kwaliteit van bewijs

Interpretatie

Formulering conclusie

Hoog

Er is veel vertrouwen dat het werkelijk effect dicht in de buurt ligt van de schatting van het effect.

Er is bewijs van hoge kwaliteit dat...

(Referenties)

Matig

Er is matig vertrouwen in de schatting van het effect: het werkelijk effect ligt waarschijnlijk dicht bij de schatting van het effect, maar er is een mogelijkheid dat het hier substantieel van afwijkt.

Er is bewijs van matige kwaliteit dat...

(Referenties)

Laag

Er is beperkt vertrouwen in de schatting van het effect: het werkelijke effect kan substantieel verschillend zijn van de schatting van het effect.

Er is bewijs van lage kwaliteit dat....

(Referenties)

Zeer laag

Er is weinig vertrouwen in de schatting van het effect: het werkelijke effect wijkt waarschijnlijk substantieel af van de schatting van het effect.

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat....

(Referenties)

Formulering algehele kwaliteit van bewijs: hoog/matig/laag/zeer laag.

 

Overwegingen en aanbevelingen

Aanbevelingen in richtlijnen geven een antwoord op de uitgangsvraag. De GRADE methodiek kent twee soorten aanbevelingen: sterke aanbevelingen of conditionele (zwakke) aanbevelingen. De sterkte van de aanbevelingen reflecteert de mate van vertrouwen waarin - voor de groep patiënten waarvoor de aanbevelingen zijn bedoeld - de gewenste effecten opwegen tegen de ongewenste effecten.

 

Tabel 3. Gradering van aanbevelingen

Sterkte aanbeveling

Cijfer

Sterke aanbeveling

1

Zwakke aanbeveling

2

Kwaliteit van de evidence

Letter

Hoog

A

Matig

B

Laag

C

Zeer laag

D

 

Formulering:

  • Sterke aanbeveling: Doe / geef / enzovoort (gebiedende wijs)
  • Zwakke/conditionele aanbeveling: Overweeg te doen / te geven / enzovoort

 

Naast het bewijs uit de literatuur (conclusies) zijn er andere overwegingen die meespelen bij het formuleren van de aanbeveling. Deze aspecten worden besproken onder het kopje ‘Overwegingen' in de richtlijntekst. Hierin worden de conclusies (op basis van de literatuur) geplaatst in de context van de dagelijkse praktijk en vindt een afweging plaats van de voor- en nadelen van de verschillende beleidsopties. De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van de conclusie(s) in combinatie met deze overwegingen.

 

F1

Figuur 1. Van bewijs naar aanbeveling

 

Bij de overwegingen kon men informatie kwijt over:

  • veiligheid (bijvoorbeeld bijwerkingen, risico’s en complicaties)
  • patiëntperspectief (waarden en voorkeuren van de patiënt)
  • professioneel perspectief (bijvoorbeeld tijdsbesparing)
  • beschikbaarheid, werkbaarheid en wenselijkheid van organisatie van zorg aspecten: kosten, voorzieningen, coördinatie, communicatie, gegevensverwerking, taakverdeling, verantwoordelijkheden, enzovoort
  • kosteneffectiviteit, hierbij wordt aandacht besteed aan het perspectief (maatschappelijk perspectief versus gezondheidszorgperspectief)

Bij overwegingen kan men denken aan alle aspecten die niet vallen onder de systematische literatuuranalyse bij de uitgangsvraag, maar wel van belang zijn bij het formuleren van de aanbeveling.

 

Wijzigingen

Bij het opstellen van de conceptrichtlijn zijn enkele wijzigingen in de evidence-based uitgangsvragen doorgevoerd.

Binnen de module niet-medicamenteuze behandeling van dyspneu werd onder andere gezocht naar de effecten van voorlichting en de effecten van niet-invasieve beademing op dyspneu. Tijdens het schrijven van de modules is besloten de resultaten van de onderzoeksvraag Wat is het effect van voorlichting op dyspneu bij mensen met COPD? onder te brengen bij de module Voorlichting.

Tijdens het schrijven van de submodule Niet-invasieve beademing is besloten deze submodule niet meer evidence-based, maar consensus-based te schrijven. De rationale hiervoor is beschreven in de inleiding van deze submodule.

Tijdens het schrijven van module Hoesten is besloten de uitgangsvraag te wijzigen van Welke (niet-) medicamenteuze palliatieve behandeling is geschik voor hoesten bij mensen met gevorderde COPD? te wijzigen in Welke (niet-)medicamenteuze palliatieve behandeling is geschik voor prikkelhoest bij mensen met gevorderde COPD? De rationale hiervoor is beschreven in de inleiding van deze module.

 

Methodiek bij de modules zonder systematisch literatuuronderzoek

Bij de modules die betrekking hebben op de onderwerpen organisatie van zorg, voorlichting, het sociale domein en zingeving & spiritualiteit is geen systematisch literatuuronderzoek verricht, omdat de werkgroep verwachtte geen studies te vinden die antwoord geven op de vraag, specifiek voor de Nederlandse situatie.

Per module waren één of meerdere werkgroepleden verantwoordelijk voor het schrijven van de samenvatting literatuur, overwegingen, conclusies en aanbevelingen. De gehele werkgroep kon schriftelijk of tijdens de plenaire bijeenkomsten commentaar geven op deze teksten en aanbevelingen. Uiteindelijk werden de definitieve aanbevelingen in de plenaire bijeenkomst geaccordeerd.

De aanbevelingen zijn uitsluitend gebaseerd op overwegingen die zijn opgesteld door de werkgroepleden op basis van kennis uit de praktijk en waar mogelijk onderbouwd door (niet systematisch) literatuuronderzoek.

De teksten zijn gebaseerd op bewijs uit de literatuur, maar de artikelen zijn niet methodologisch beoordeeld. De overwegingen staan onder een apart kopje in de richtlijntekst. Hierin wordt de context van de dagelijkse praktijk beschreven en vindt een afweging plaats van de voor- en nadelen van de verschillende beleidsopties.

 

Evaluatie

De evaluatie van de richtlijn zal worden uitgevoerd door de regiehoudende vereniging.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Hoesten