Otitis Externa

Initiatief: Cluster Otologie Aantal modules: 7

Topische behandeling Otitis Externa

Uitgangsvraag

Wat is de plaats van een topische behandeling van primaire acute otitis externa?

 

De uitgangsvraag omvat onderstaande deelvragen:

  • Hoelang moet de topische behandeling van acute otitis externa duren?
  • Wat is de beste methode van toediening van topische medicatie bij een acute otitis externa?
  • Wat is de aanbevolen strategie bij therapieresistente otitis externa?

Aanbeveling

Topische behandeling

Start direct een topische behandeling bij patiënten die zich presenteren met een acute otitis externa. Zorg er altijd voor dat de gehoorgang eerst goed gereinigd is.

 

Pas een topische behandeling toe bij patiënten met een acute otitis externa.

  • Start met een antiseptische behandeling (topicaal) en overweeg direct een corticosteroïd houdend preparaat. Bij onvoldoende effect kan antibiotisch behandelen een vervolgstap zijn.
  • Een overzicht van topische middelen wordt gegeven in bijlage overzicht oordruppels.

Duur behandeling

Behandel patiënten met een acute otitis externa zo lang als de symptomen voortbestaan, gemiddeld 7 dagen. Schrijft de initiële behandeling niet langer dan 14 dagen voor.

 

Toediening medicatie

Instrueer de patiënt goed over het toedienen van de topische behandeling:

  • De patiënt moet een liggende houding aannemen, met het aangedane oor naar boven;
  • Deze houding dient na toediening nog 3-5 minuten te worden gecontinueerd;
  • De druppels worden bij voorkeur door iemand anders dan de patiënt toegediend.

De gehoorgang dient altijd eerst gereinigd te worden. Wanneer de gehoorgang geobstrueerd is kan er eventueel een oortampon worden geplaatst. Als een tampon geplaatst wordt, ligt het in de lijn der verwachting dat ontzwelling binnen 24 tot 48 uur is opgetreden.

 

Strategie therapieresistentie

Overweeg opnieuw de differentiaal diagnose (zie Heroverwegingen diagnose en behandeling van otitis externa) en factoren van invloed op het ziektebeloop/behandeling (module Ziektebeloop en behandeling Acute Otitis Externa (AOE)) als een acute otitis externa langer dan drie weken aanhoudt, ondanks therapie.

 

Sluit daarnaast ook een aantal misdiagnosen uit (zie Heroverwegingen diagnose en behandeling van otitis externa). De strategie wordt weergegeven in het stroomschema (zie bijlage).

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Er is een literatuuronderzoek verricht naar de plaats van de topische behandeling van primaire acute otitis externa. Voor de deelvragen over de duur van de topische behandeling, de methode van toediening en de aanbevolen strategie bij therapieresistentie is niet systematisch gezocht. Deze vragen worden toegelicht in de overwegingen op basis van expert opinion.

 

Het systematische review van Kaushik (2010) geeft een overzicht van de literatuur verschenen voor 2010. In de literatuur werden geen recentere, voor de Nederlandse zorg relevante, studies gevonden die de uitgangsvraag beantwoorden. Daarmee werd een kennislacune geïdentificeerd. De clusterexpertisegroep beveelt aan om onderzoek te doen naar de effecten van topische behandeling bij acute otitis externa bij volwassenen.

 

In 2014 is de Amerikaanse richtlijn Acute otitis externa herzien (Rosenfeld, 2014). In deze nieuwe richtlijn werd ook geen vermelding gemaakt van nieuwe relevante literatuur in de periode tussen 2006-2014 over de topische behandeling van acute otitis externa. In 2021 verscheen een ‘best clinical practice’artikel waaruit ook geen nieuwe relevante studies gehaald worden (Barry, 2021). Hierdoor blijven de eerdere aanbevelingen van de vorige richtlijn dus gehandhaafd.

 

Ondanks dat er geen recente studies werden gevonden over de effecten van topische behandeling bij acute otitis externa is er wel veel bekend over de effecten hiervan en is de clusterexpertisegroep van mening dat de initiële therapiekeuze bij primair acute otitis externa een topische behandeling is. Het is echter essentieel om de gehoorgang goed te reinigen voordat de topische behandeling wordt gestart (zie bijlage Stroomschema behandeling otitis externa).

 

In geval van te veel oedeem kan een oortampon worden geplaatst. Een tampon wordt geplaatst bij een afgesloten gehoorgang als gevolg van oedeem om medicatie toch ter plaatse te krijgen. Daarnaast is het soms pas na ontzwelling mogelijk goed otoscopisch onderzoek te verrichten en de juiste diagnose te stellen.

 

Uit de literatuur samenvatting komt geen groot verschil tussen aseptisch en antibiotisch behandelen naar voren daarom heeft het de voorkeur om de volgende overwegingen mee te nemen:

  • Bij onbehandelde primaire otitis externa, overweeg eerst aseptische druppels te geven na reiniging om antibiotica sparend te handelen;
  • In het algemeen wordt in Nederland quinolonen als reserve-antibioticum gezien in verband met snelle resistentie vorming. Hoewel resistentie vorming bij topicaal gebruik niet bewezen is, adviseren wij deze druppels als eerste keuze te vermijden;
  • Behandel niet langer dan 14 dagen met eenzelfde therapie;

In bijlage overzicht oordruppels staat een overzicht van alle oordruppels die beschikbaar zijn voor patiënten met een primaire otitis externa (met dank aan het overzicht van Froukje Cals). Zie ook de flowchart over de behandeling van de primaire acute otitis externa.

 

Bij de keuze voor het type topische behandeling moet rekening worden gehouden met factoren zoals werkzaamheid tegen waarschijnlijke verwekkers Pseudomonas aeruginosa en Staphylococcus aureus, beschikbaarheid, kosten, compliantie, sterkte van het corticosteroïd bij behandeling van kinderen, ototoxiciteit en contactallergie. Een overzicht van topische middelen wordt gegeven in bijlage overzicht oordruppels, hierbij dient te worden opgemerkt dat niet alle middelen ook zijn geregistreerd voor de behandeling van otitis externa (otitis media oordruppels en oogdruppels). Ook een overzicht van het werkingsspectrum voor deze topische middelen is te vinden in de bijlage. 

 

Bij het gebruik van topische quinolonen is resistentievorming door Pseudomonas Aeruginosa beschreven (Knauf, 1996). De clusterexpertisegroep is van mening dat quinolonen niet de eerste keus voor de behandeling van acute otitis externa zouden moeten zijn. Quinolonen behoren tot de breed spectrum antibiotica die gereserveerd dienen te worden voor systemische infecties waaronder mastoïditis/rotsbeen etc. De kans op ontwikkeling van resistentie bij korte behandelduur (7-14 dagen) en in de gebruikelijke dosering van 3x daags 3 oordruppels is klein (van Balen, 2003). 

 

Duur van de behandeling

De topische behandeling kan antibiotisch of antiseptisch zijn, met of zonder steroïden. De clusterexpertisegroep raad aan om enkel een kortdurende behandeling toe te passen bij een acute otitis externa. Uit literatuur blijkt dat de meeste patiënten met een acute otitis externa na twee weken hersteld zijn (van Balen, 2003). Indien de patiënten langer dan twee weken klachten behouden na adequate behandeling dan moet dit worden gezien als het falen van de behandeling en is het nodig om een alternatieve behandeling te starten (Kaushik, 2010) en om de diagnose te heroverwegen.

 

Strategie therapieresistentie otitis externa

Differentiaaldiagnoses die overwogen dienen te worden zijn: otomycose, secundaire vormen van OE en osteomyelitis schedelbasis – necrotiserende otitis externa. Daarnaast dient een aantal misdiagnosen uitgesloten te worden (zie Tabel 1). Als andere oorzaken zijn uitgesloten en de ontsteking weer recidiveert of langer aanhoudt dan 12 weken is er sprake van een chronische otitis externa.

 

In bijlage Overzicht druppels en werkingsspectrum is een overzicht opgenomen van het werkingsspectrum van verschillende beschikbare middelen. Overweeg een bacteriële kweek af te nemen bij onvoldoende effect van de primaire behandeling en pas het middel aan op basis van het antibiogram en mogelijke verworven resistenties van de verwekker. Hierbij kan een antibioticum dat gerapporteerd wordt als I (gevoelig bij hoge dosering) geïnterpreteerd worden als bruikbaar in de vorm van oordruppels in verband met de zeer hoge lokale concentratie die bereikt wordt bij het druppelen in de gehoorgang.

 

Heroverwegingen diagnose en behandeling van otitis externa

Acute otitis externa

  • Infectieus
    • Bacteriële infectie
    • Mycose
    • Virale infectie (herpes zoster)
  • Niet-infectieus
    • Atopisch eczeem
    • Psoriasis
    • Seborrhoïsch eczeem
    • Allergisch contacteczeem
  • Gemengd (geïmpetiginiseerd eczeem)

Differentiaal Diagnosen (DD)

  • Otitis media
  • Acute (bulleuze) and chronische (granulatieve) myringitis
  • Cholesteatoom
  • Osteomyelitis (maligne/necrotiserende otitis extena)
  • Carcinoom van de uitwendige gehoorgang
  • Automutilatie

Predisponerende factoren

  • Hoortoestelgebruik
  • Meatusstenose
  • Ceruminose
  • Exostosen en osteomen
  • Corpus alienum
  • Immuundeficiëntie
  • Osteoradionecrose
  • Open middenoor (trommelvliesperforatie of buisje)

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Aangezien otitis externa zich uit met zeer hinderlijke symptomatologie is het de voorkeur voor patiënten om een zo snel mogelijk werkende therapie te krijgen. De interventie met topische behandeling wordt als weinig belastend ervaren en heeft gebruikelijk geen (tot weinig) systemische bijwerkingen. Topische behandeling lijkt daarom ook te worden geprefereerd boven een systemische antibiotica behandeling. De belasting van een oor reiniging en bezoek aan een arts wegen goed op tegen de verwachte gezondheidswinst. De behandeling is voor alle patiënten (en verzorgers) goed uit te voeren. Wel is het zo dat bij jonge kinderen en verstandelijk gehandicapten een oor reiniging mogelijk moeilijk tot weinig uitvoerbaar zal zijn. In deze specifieke categorieën kan bij uitblijven van resultaat overwogen worden om een oortoilet onder sedatie te laten plaatsvinden.

 

Kosten (middelenbeslag)

De clusterexpertisegroep is van mening dat de huidige aanbeveling geen extra kosten met zich meebrengt omdat deze in lijn is met de huidige praktijk. Mochten er problemen zijn met de levering van een bepaald middel, zie bijlage overzicht oordruppels voor alternatieven.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De clusterexpertisegroep verwacht geen problemen wat betreft de aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie van de aanbeveling aangezien de aanbeveling overeenkomt met de huidige praktijk. De aanbeveling zoals die is opgesteld in 2010 is inhoudelijk niet gewijzigd.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies.

Ondanks dat er geen recente studies werden gevonden over de effecten van topische behandeling bij acute otitis externa is er wel veel bekend over de effecten hiervan en is de clusterexpertisegroep van mening dat de initiële therapiekeuze bij primair acute otitis externa een topische behandeling is. Het is echter essentieel om de gehoorgang goed te reinigen voordat de topische behandeling wordt gestart.

Onderbouwing

Otitis externa (OE) is een diffuse ontsteking van de huid van de gehoorgang met pijn, jeuk, afscheiding, schilfering, roodheid of zwelling, eventueel in combinatie met gehoorverlies (NHG-standaard, 2014).

 

Er kan onderscheid gemaakt worden in een primaire vorm en een secundaire vorm. Primair heeft zijn oorzaak in een bacteriële ontsteking van de gehoorganghuid zonder andere bijkomende pathologie. Secundair houdt in dat de gehoorgang ontsteekt bij aanwezigheid van andere pathologie (bijv. chronische suppuratieve otitis media (CSOM), trommelvliesperforatie, cholesteatoom, occlusie door hoortoestel, obstruerende osteomata en/of exostosen, keratosis obturans en/of huidziekten (zoals eczeem en psoriasis)).

 

Wanneer OE minder dan 12 weken aanhoudt of minder dan 3 keer recidiveert in 12 weken bij volwassenen, wordt gesproken van acute otitis externa (AOE). In deze acute fase kunnen er verschillende topische interventies overwogen worden om de acute otitis externa te behandelen bij volwassenen. Het is momenteel echter onduidelijk welke topische behandeling het meest effectief is en wanneer voor welke behandeling gekozen moet worden om acute otitis externa te behandelen en mogelijk te voorkomen dat deze overgaat in een chronische otitis externa (COE).

 

Indien adequate primaire behandeling faalt (therapieresistent) dienen andere differentiaaldiagnoses te worden geëvalueerd. Hieronder vallen: otomycose, secundaire vormen van OE en osteomyelitis schedelbasis – maligne otitis externa.

Dry ear (resolution of symptoms) (critical)

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of topical treatment (antiseptic, antibiotic, with or without corticosteroids) on the outcome measure dry ear when comparing different topical treatments in adults with acute otitis externa.

Source: Kaushik (2010)

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of topical treatment (aeration, drying, decongesting, cleaning, aural toilet) on the outcome measure dry ear when comparing different topical treatments in adults with acute otitis externa.

Source: -

 

Pain (critical)

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of topical treatment on the outcome measure pain when comparing different topical treatments in adults with acute otitis externa.

Source: -

 

Quality of life, wearing a hearing aid, hearing loss (important)

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of topical treatment on the outcome measures quality of life, wearing hearing aid, and hearing (loss) when comparing different topical treatments in adults with acute otitis externa.

Source: -

Description of studies

The systematic review by Kaushik (2010) reported the effectiveness of different interventions, such as antibiotic, steroid, and antiseptic treatment for acute otitis externa. RCTs in line with the research question of the systematic review, evaluating ear cleaning, topical medication, or systematic therapy for treatment of acute otitis externa were eligible for inclusion. Topical treatments consisted of drops, sprays or ointments. The following combinations were used in the trials included in this review: antiseptic, antibiotic, steroid, antibiotic/steroid, antiseptic/steroid, antiseptic/antibiotic/steroid, antibiotic/steroid/antifungal, antiseptic/astringent. RCTs investigating complicated acute otitis externa, otitis externa secondar to otitis media, or chronic supportive otitis media, chronic otitis externa, fungal otitis externa (otomycosis), eczematous otitis externa, viral otitis externa, and furunculosis were excluded from the systematic review. Electronic searches were performed in the Cochrane Ear, Nose and Throat Disorders Group Trials Register, CENTRAL, PubMed, EMBASE, CINAHL, Web of Science, BIOSIS Previews, Cambridge Scientific Abstracts, mRCT and additional sources, to identify relevant studies up to 6 January 2009. Primary outcomes were: resolution of symptoms and/or signs. Secondary outcomes were: eradication of pathogenic ear canal bacteria (determined by cultures), the recurrence of symptoms, and complications from treatment. Data of 19 published randomized controlled trials, including a total of 3382 participants (children and adults) were included. Three meta-analyses were performed in the systematic review. Subgroup analyses to explore whether heterogeneity can be explained were performed for age, ear cleaning, co-interventions, and methodological quality. For this literature review, we only included the studies performed in adults (N=9). Important limitations of the current review were that results were based on odds ratios of single trials with small to modest sample sizes, that only three meta-analyses were performed, and that the findings might not be generalizable to primary care.

 

Results

Dry ear (critical)

The outcome measure dry ear (resolution of acute otitis media) was reported by 7 trials included in the review from Kaushik (2010). The results are reported separately per comparison, meta-analyses were not performed.

 

Quinolone versus non-quinolone antibiotic

One trial included in Kaushik (2010) (Sabater, 1996) compared a quinolone-antibiotic drop with a non-quinolone (aminoglycoside antibiotic drop) with a follow-up at day 8. In total, 26 out of 30 (87%) in patients treated with a quinolone drop were cured at 7 to 9 days, versus 19 out of 24 (79%) in patients treated with a non-quinolone drop. The OR was 1.71 (95%CI 0.4 to 7.23), in favour of the quinolone drop. This difference is considered clinically relevant.

 

Antibiotic/steroid versus antiseptic

Two trials included in Kaushik (2010) (Slack, 1987; van Balen, 2003) compared an antiseptic with an antibiotic/steroid. The steroid components were hydrocortisone and dexamethasone, respectively. The antiseptic components were boric acid and acetic acid, respectively. The antibiotic component was the same in both trials: polymyxin B + neomycin.

 

The clinical cure rate at 7 to 9 days reported by Slack (1987) was 6 out of 9 (67%) in patients treated with an antiseptic, versus 3 out of 7 (43%) in patients treated with an antibiotic/steroid. The OR was 2.67 (95%CI 0.35 to 20.51), in favour of an antiseptic. This difference is considered clinically relevant.

 

The clinical cure rate at 7 to 9 days reported by van Balen (2003) was 19 out of 65 (29%) in patients treated with an antiseptic, versus 31 out of 73 (42%) in patients treated with an antibiotic/steroid. The OR was 0.56 (95%CI 0.28 to 1.14), in favour of an antibiotic/steroid. This difference is considered clinically relevant.

 

Antibiotic/steroid versus antiseptic/steroid

One trial included in Kaushik (2010) (van Balen, 2003) compared an antibiotic/steroid with an antiseptic/steroid. The study compared a non-quinolone antibiotic/steroid with an antiseptic/steroid drop (polymyxin B + neomycin + dexamethasone versus acetic acid + triamcinolone). The clinical cure rate at 7 to 9 days reported by van Balen (2003) was 29 out of 61 (48%) in patients treated with an antiseptic/steroid, versus 31 out of 73 (42%) patients treated with an antibiotic/steroid. The OR was 1.23 (95%CI 0.62 to 2.43), in favour of an antibiotic/steroid. This difference is not considered clinically relevant.

 

Antibiotic/steroid versus antibiotic

Two trials included in Kaushik (2010) (Mosges, 2007; Mosges, 2008) compared an antibiotic/steroid versus antibiotic treatment. Mosges (2008) compared an antibiotic/steroid drop with an antibiotic drop. Mosges (2007) used medicated wicks and compared an antibiotic ointment with an antibiotic/steroid.

 

In Mosges (2008), the steroid component was dexamethasone, the antibiotic component was neomyxin+polymyxin B. The clinical cure rate at day 14 to 20 was 64 out of 164 (39%) in patients treated with an antibiotic versus 84 out of 164 (51%) in patients treated with an antibiotic/steroid. The OR was 0.61 (95%CI 0.39 to 0.94), in favour of an antibiotic/steroid. This difference is considered clinically relevant.

 

In Mosges (2007) the antibiotic ointment was polymyxin B and bacitracin, the steroid component was hydrocortisone. A medicated gauze strip was inserted on day 1 and removed by the patient after 24 hours. Ointment was then applied twice daily. Another medicated gauze strip was inserted on day three to five and again removed 24 hours later by the patient. Ointment was then applied twice daily until day 10. The authors did not report results by binary outcomes. There were no significant differences between the groups in terms of clinical cure rate. Whether the differences are clinically relevant remains unknown.

 

Antiseptic/steroid versus antiseptic

One trial included in Kaushik (2010) (van Balen, 2003) compared an antiseptic/steroid with an antiseptic. The antiseptic component was acetic acid, the steroid component was triamcinolone. The clinical cure rate at 7 to 9 days reported by van Balen (2003) was 29 out of 61 (48%) in patients treated with an antiseptic/steroid, versus 19 out of 65 (29%) in patients treated with an antiseptic. The OR was 2.19 (95%CI 1.05 to 4.57), in favour of an antiseptic/steroid. This difference is considered clinically relevant.

 

Antibiotic/steroid versus steroid alone

One trial included in Kaushik (2010) (Tsikoudas, 2002) compared an antibiotic/steroid with a steroid-only drop. The steroid component was betamethasone, the antibiotic component was neomycin. Tsikoudas (2002) did not report results by binary outcomes. Instead, assessment scores were compared across groups at day 11, using p-values. No statistical difference was demonstrated between the antibiotic/steroid group and the steroid group. Whether the differences are clinically relevant remains unknown.

 

Antiseptic/antibiotic/steroid versus antiseptic

One trial included in Kaushik (2010) (Johnston, 2006) compared an antiseptic/antibiotic/steroid spray with an antiseptic spray. The antiseptic component was glacial acetic acid, the antibiotic component was neomycin, and the steroid component was dexamethasone. The clinical cure rate at 2 weeks was 12 out of 32 (37.5%) in patients treated with an antiseptic, versus 15 out of 21 (71%) in patients treated with an antiseptic/antibiotic/steroid. The OR is 0.24 (95%CI 0.07 to 0.79), in favour of antiseptic/antibiotic/steroid treatment. The difference is clinically relevant.

 

Pain (critical)

The outcome measure pain was not reported in the systematic review from Kaushik (2010).

 

Quality of life (important)

The outcome measure quality of life was not reported in the systematic review from Kaushik (2010).

 

Wearing hearing aid (important)

The outcome measure wearing a hearing aid was not reported in the systematic review from Kaushik (2010).

 

Hearing (loss) (important)

The outcome measure hearing loss was not reported in the systematic review from Kaushik (2010).

 

Level of evidence of the literature

Dry ear (critical)

The level of evidence comes from RCT’s and therefore starts high. The level of evidence was downgraded because of study limitations of the included trials (risk of bias, -1), and a very small number of included patients and/or because the confidence intervals overlap with the boundaries for clinical relevance (imprecision, -2). The level of evidence is therefore very low.

 

The level of evidence could not be graded for the outcome measures pain, quality of life, wearing a hearing aid, and hearing (loss) as these outcome measures were not reported by the included systematic review.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

‘What are the (un)favorable effects of topical treatment of acute otitis externa in adults?’

 

P (Patiënten) = adults (≥ 18 y) with acute otitis externa

I (Interventie) = topical treatment (antiseptic, antibiotic, with or without corticosteroids, aeration, drying, decongesting, cleaning, rinsing with vinegar, ear toilet)

C (Comparison) = mutual comparison of topical treatments

O (Outcomes) = dry ear, quality of life, pain, wearing hearing aid, hearing (loss)

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered resolution of complaints (dry ear and pain) as critical outcome measure for decision making; and quality of life, wearing a hearing aid, and hearing (loss) as important outcome measures for decision making.

 

The working group did not define the outcome measures a priori, but used the definitions used in the studies.

The working group defined the following minimal clinically (patient) important differences:

  • Dichotomous outcome measures: 25% (RR < 0.8 or RR > 1.25).
  • Quality of life: 10%
  • Pain: 2 points on VAS scale (10%)

 Search and select (Methods)

A MEDLINE search from 1966 through July 2005 was performed on PubMed with the terms “otitis externa” (MeSH term) and “swimmer’s ear.” Titles and abstracts unrelated to AOE were excluded, leaving 240 articles that were collated under these headings: risk factors (n _ 30), microbiology (n _ 24), pharmacologic intervention (n _ 118), other interventions (n _ 17), epidemiology and practice patterns (n _ 14), potential harms (n _ 30), and otomycosis (n _ 9). Citations and abstracts were distributed to all group members to assist in formulating and prioritizing evidence-based statements.

 

In January 2010 an additional targeted MEDLINE search was performed through 2006 to supplement the initial broad search. This resulted in 165 new articles, of which the RCT’s (18) and systematic reviews (5) were selected. The search strategy is depicted under the tab Methods. Two systematic reviews were included based on title and abstract screening (Kaushik, 2010 and Rosenfeld, 2006).

 

In February 2022 an additional search is performed. Database Medline (via OVID) and Embase were searched with relevant search terms between 1 January 2010 and 24 February 2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 332 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic reviews, randomized controlled trials, and observational studies on the effects of topical treatment of acute otitis externa. No studies were included based on title and abstract screening. However, from the previous search, the systematic review from Kaushik was included, the systematic review from Rosenfeld (2006) did not add any evidence.

 

Results

One systematic review was included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.

  1. Barry V, Bhamra N, Balai E, Maung S. Otitis externa BMJ 2021; 372 :n714 doi:10.1136/bmj.n714
  2. Kaushik V, Malik T, Saeed SR. Interventions for acute otitis externa. Cochrane Database Syst Rev. 2010 Jan 20;(1):CD004740. doi: 10.1002/14651858.CD004740.pub2. PMID: 20091565.
  3. Knauf HP, Silvany R, Southern PM Jr, Risser RC, Wilson SE. Susceptibility of corneal and conjunctival pathogens to ciprofloxacin. Cornea. 1996 Jan;15(1):66-71. PMID: 8907383.
  4. Rosenfeld RM, Schwartz SR, Cannon CR, Roland PS, Simon GR, Kumar KA, Huang WW, Haskell HW, Robertson PJ. Clinical practice guideline: acute otitis externa. Otolaryngol Head Neck Surg. 2014 Feb;150(1 Suppl):S1-S24. doi: 10.1177/0194599813517083. Erratum in: Otolaryngol Head Neck Surg. 2014 Mar;150(3):504. Erratum in: Otolaryngol Head Neck Surg. 2014 Mar;150(3):504. PMID: 24491310.
  5. van Balen FA, Smit WM, Zuithoff NP, Verheij TJ. Clinical efficacy of three common treatments in acute otitis externa in primary care: randomised controlled trial. BMJ. 2003 Nov 22;327(7425):1201-5. doi: 10.1136/bmj.327.7425.1201. PMID: 14630756; PMCID: PMC274056.

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison / control (C)

 

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Kaushik, 2010

 

[individual study characteristics deduced from Kaushik, 2010]

SR and meta-analysis of 19 RCTs

 

Literature search up to 6 January 2009

 

A: Emgard, 1999

B: Johnston, 2006

C: Masood, 2008

D: Mosges, 2007

E: Mosges, 2008

F: Sabater, 1996

G: Slack, 1987

H: Tsikoudas, 2002

I: van Balen, 2003

 

Study design: RCT, double- or single-blinded

 

Setting and country:

A: 3 Hospital clinics, Sweden

B: Hospital clinic, UK

C: Hospital ENT clinic, UK

D: 11 ENT specialist practices, Germany

E: 21 ENT specialist practices, Germany

F: Hospital clinic, Spain

G: Hospital clinic, UK

H: Hospital clinic, UK

I: 79 General practices, Netherlands

 

Source of funding

A: Research grant from Schering-Plough

B: not stated

C: not stated

D: not stated

E: Unrestricted grant from Alcon Pharma Germany GmbH

F: not stated

G: not stated

H: not stated

I: Fund for Common Disorders from the Dutch College of General Practitioners and Foundation for the Advancement of Appropriate Drug Usage in the Central Region of the Netherlands

 

Conflict of interest:

No conflict of interest in the 9 studies taken into account.

Inclusion criteria SR: Randomized controlled trials evaluating ear cleaning, topical medication or systemic therapy in the treatment of acute otitis externa. Double or single-blind RCTs, any participant (adult or child) with acute otitis externa with intact tympanic membranes.

 

Exclusion criteria SR: Complicated acute otitis externa, otitis externa secondary to otitis media or chronic suppurative otitis media, chronic otitis externa, fungal otitis externa (otomycosis), eczematous otitis externa, viral otitis externa and furunculosis.

 

19 studies included

Important patient characteristics at baseline:

 

N, age

A: 30 patients, 18 to 62 years

B: 109 patients, adults

C: 64 patients, 18 to 75 years

D: 152 patients, adults (mean=51.7 years)

E: 338 patients, 18 to 76 years

F: 101 patients, adults

G: 28 patients, not stated

H: 39 patients, adults

I: 213 patients, mean 43.6 years

 

Duration of treatment:

A: 11 days

B: 2 weeks initially, if not cured 2 more weeks

C: 48 hours

D: 10 days

E: 10 days

F: 8 days

G: until cure

H: 14 days

I: up to 21 days

 

Fifteen trials were comparable at baseline, two trials (F and G) were not comparable at baseline, and for two trials it was not reported.

Different interventions were performed in the trials. Ear cleaning was mentioned by 11 studies, of which most performed ear cleaning on entry. Permission of medicated wicks was variable. Topical treatments, such as drops, sprays or ointments, were used as intervention. Two trials used systemic treatment.

 

A: 0.5% betamethasone dipropionate + loratadine 20 mg od 10/7, 4 drops 4 times daily for the first week, 4 drops once daily from day 8 to 11

B: 2% glacial acetic acid, 1 puff 3 times a day

C: 10% glycerine-ichthammol (GI) solution on ribbon gauze, medicated dressing inserted into ear canal for 48 hours

D: Polymyxin B sulfate (7500 IU) + bacitracin (300 IU) (an antibiotic) + hydrocortisone acetate (10 mg/g) ointment, medicated gauze strip inserted on day 0 and removed by patient after 24 hours, then ointment applied twice daily, then medicated gauze strip inserted on day 3 to 5 and removed 24 hours later by the patient, then ointment applied twice daily

E: Polymyxin B sulfate 7500 IU + neomycin sulfate 3500 IU, 2 drops 3 times daily

F: 0.5% ciprofloxacin, 5 drops 3 times daily

G: Boric acid 4% (with absolute alcohol 25% + sterile water to 100%), 2 drops 4 times daily

H: Vista-Methasone N (betamethasone sodium phosphate 0.1% + neomycin sulphate 0.5%), dose not stated

I: Acetic acid, 3 drops 3 times daily

 

Most studies compared active treatments against each other. Two studies (G and I) compared three interventions.

 

A: 0.5% betamethasone dipropionate + oral placebo, 4 drops 4 times daily for the first week, 4 drops once daily from day 8 to 11

B: 2 % glacial acetic acid, 0.1% dexamethasone and 3250 U/ml neomycin sulphate, 1 puff 3 times a day

C: Triadcortyl ointment on ribbon gauze (triamcinolone acetonide 0.1%, gramicidin 0.025%, neomycin sulphate 0.25%, nystatin 100,000 units/g), medicated dressing inserted into ear canal for 48 hours

D: Polymyxin B sulfate (7500 IU) + bacitracin (300 IU) ointment, medicated gauze strip inserted on day 0 and removed by patient after 24 hours, then ointment applied twice daily, then medicated gauze strip inserted on day 3 to 5 and removed 24 hours later by the patient, then ointment applied twice daily

E: Dexamethasone sodium phosphate 0.132% + polymyxin B sulfate 7500 IU + neomycin sulfate 3500 IU, 2 drops 3 times daily

F: 0.3% gentamicin, 5 drops 3 times daily

G1: Otosporin (polymyxin B sulphate 10,000 units/ml; neomycin sulphate 0.5%; hydrocortisone 1%), 2 drops 4 times daily

G2: Polymyxin B sulphate 15,000 units/ml + flucinolone acetonide 0.1% + econazole 1% + methanol 5% + glycerol 10% + polyethylene glycol ‘300’ to 100%, 2 drops 4 times daily

H: Vista-Methasone (betamethasone sodium phosphate 0.1%), dose not stated

I1: Acetic acid + steroid (0.1% triamcinolone acetonide)

I2: Steroid + antibiotic (0.66 mg dexamethasone phosphate sodium; 5 mg neomycin sulphate; 10,000 IU polymyxin B sulphate per ml), 3 drops 3 times daily

 

 

End-point of follow-up:

A: 21 days

B: 4 weeks

C: Until resolution

D: 10 days (range 9 to 11 days)

E: 10 +/- 2 days

F: 8 days

G: until cure

H: 11 days

I: 42 days

 

For how many participants were no complete outcome data available?

A: none

B: 64% (7/109)

C: none

D: 12.1% (18/149)

E: 8% (27/337)

F: none

G: 14.3% (4/28)

H: 33% (13/39)

I: 10.8% (23/213)

 

Clinical cure

Definitions varied between trials, some requiring the complete absence of symptoms and signs, others permitted minor symptoms and signs to be present (symptoms included pain, itchiness, redness, swelling, and discharge).

OR [95% CI]

 

Quinolone versus non-quinolone antibiotic

F: 1.71 [0.40, 7.23], no significant differences

 

Antibiotic/steroid versus antiseptic

7 to 9 days

G: 2.67 [0.35, 20.51]

I: 0.56 [0.28, 1.14]

 

Two weeks

G: 4.38 [0.15, 125.29]

I: 0.29 [0.13, 0.62]

 

Three weeks

G: all patients cured

I: 0.25 [0.11, 0.58]

 

Antibiotic/steroid versus antiseptic/steroid

7 to 9 days

I: 1.23 [0.62, 2.43]

 

Two weeks

I: 0.66 [0.29, 1.53]

 

Three weeks

I: 1.22 [0.44, 3.44]

 

Antibiotic/steroid versus antibiotic/steroid/antifungal

7 to 9 days

G: 0.25 [0.03, 2.24]

 

Two weeks

G: 0.86 [0.04, 16.85]

 

Three weeks

G: not estimable

 

Antibiotic/steroid versus antibiotic

14 to 20 days

E: 0.61 [0.39, 0.94]

 

Antiseptic/steroid versus antiseptic

7 to 9 days

I: 2.19 [1.05, 4.57]

 

Two weeks

I: 2.32 [1.08, 4.97]

 

Three weeks

I: 4.82 [1.90, 12.25]

 

Antibiotic/steroid versus steroid alone

Day 11

H: p=0.30 patient assessment scores

P=0.164 observer assessment scores

No significant differences between the 2 groups

 

Oral antihistamine + steroid drop versus oral placebo + steroid drop

Three weeks

A: 3.21 [0.12, 85.20]

 

Antiseptic/antibiotic/steroid versus antiseptic

Two weeks

B: 0.24 [0.07, 0.79]

 

Four weeks

B: 0.10 [0.02, 0.41]

 

Antiseptic versus antibiotic/steroid/antifungal

One week

G: 0.67 [0.08, 5.54]

 

Two weeks

G: 3.8 [0.13, 107.31]

 

Three weeks

G: not estimable

 

Clinical response

Antifungal/antibiotic/steroid versus antiseptic/astringent

C: No significant difference in mean sign score improvement between entry and day three between the two interventions (p=0.979).

 

Pain score

Antibiotic/steroid versus antibiotic (involving medicated wicks)

D: Reduction of visual analogue scores for pain from entry to day three to five and from entry to day nine to 11 were similar across the groups (p=0.8737 and p=0.7255 respectively)

C: Significant improvement in pain score in the antifungal/antibiotic/steroid group (p<0.001)

Authors concluded that there is not a lot of high quality evidence regarding interventions for acute otitis externa. They conclude that topical treatments (independent of the type of topical treatment) alone are effective, and additional oral antibiotics are not required, for uncomplicated acute otitis externa.

 

Level of evidence: no GRADE reported in Cochrane review

 

  

Table of quality assessment for systematic reviews of RCTs and observational studies

Based on AMSTAR checklist (Shea et al.; 2007, BMC Methodol 7: 10; doi:10.1186/1471-2288-7-10) and PRISMA checklist  (Moher et al 2009, PLoS Med 6: e1000097; doi:10.1371/journal.pmed1000097)

Study

 

 

 

 

First author, year

Appropriate and clearly focused question?

 

 

 

Yes/no/unclear

Comprehensive and systematic literature search?

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of included and excluded studies?

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of relevant characteristics of included studies?

 

 

Yes/no/unclear

Appropriate adjustment for potential confounders in observational studies?

 

 

Yes/no/unclear/notapplicable

Assessment of scientific quality of included studies?

 

 

Yes/no/unclear

Enough similarities between studies to make combining them reasonable?

 

Yes/no/unclear

Potential risk of publication bias taken into account?

 

 

Yes/no/unclear

Potential conflicts of interest reported?

 

 

 

Yes/no/unclear

Kaushik, 2010

Yes

 

Reason: The research question of the review is broader than the guideline module.

Yes

 

Reason: different data sources were searched (see evidence table).  

Yes

 

Reason: Table characteristics of excluded studies (with reasons of exclusion) was included in SR.

Yes

 

Reason: Table with characteristics of included studies was included in SR.

Not applicable

 

Reason: SR consisting of 19 RCTs.

Yes

 

Reason: Risk of bias judgement by authors included in characteristics of included studies table.

No

 

Reason: Pooling was not possible due to different interventions that were used.

No

 

Reason: No funnel plots or other statistical tests were performed to assess publication bias.

No

 

Reason: Source of funding not stated for every individual study.

 

  

Table of excluded studies

Reference

Reason for exclusion

Rosenfeld RM, Singer M, Wasserman JM, Stinnett SS. Systematic review of topical antimicrobial therapy for acute otitis externa. Otolaryngol Head Neck Surg. 2006 Apr;134(4 Suppl):S24-48. doi: 10.1016/j.otohns.2006.02.013. PMID: 16638474.

Systematic review from Kaushik (2010) is more recent.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 05-02-2024

Laatst geautoriseerd  : 05-02-2024

Geplande herbeoordeling  : 01-12-2028

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Cluster Otologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie

Algemene gegevens

Belangrijkste wijzigingen t.o.v. vorige versie:     

Module

Geautoriseerd in

Laatst beoordeeld in

Geplande herbeoordeling [evt. de reden dat de herbeoordeling dan plaats zou moeten vinden]

Wijzigingen meest recente versie

Differentiaal diagnose

2010

2021

2024

Nvt

Ziektebeloop en behandeling

2010

2021

2024

Nvt

Optimale pijnbehandeling

2010

2021

2024

Nvt

Geïndiceerde behandeling

2010

2021

2024

Nvt

Topische behandeling

2023

2021

2024

Module is herzien.

Duur behandeling

2023

2021

Nvt

Module vervalt, geen knelpunt meer. De relevante informatie is opgenomen in de module Topische behandeling.

Toediening medicatie

2023

2021

Nvt

Module vervalt, geen knelpunt meer. De relevante informatie is opgenomen in de module Topische behandeling.

Strategie therapieresistentie

2023

2021

Nvt

Module vervalt, geen knelpunt meer. De relevante informatie is opgenomen in de module Topische behandeling.

Chirurgie Chronische Otitis Externa

2023

2021

2024

Module is herzien.

 

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een multidisciplinair cluster ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van het cluster) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met otitis externa.

 

Stuurgroep otologie

  • Dr. H. (Hilke) van Det-Bartels, voorzitter cluster otologie, KNO-arts, Isala, Zwolle, NVKNO (tot oktober)
  • Drs. M. Campman-Verhoeff, voorzitter cluster otologie, KNO-arts, Treant Zorggroep, Emmen (vanaf november)
  • Dr. E. (Erik) van Spronsen, voorzitter cluster otologie, KNO-arts, Amsterdam UMC locatie AMC, Amsterdam
  • Drs. M.J. (Thijs) Vaessen, Oogarts, Deventer Ziekenhuis, Deventer
  • Dr. Y.J.W. (Yvonne) Simis, Klinisch fysicus, audioloog, Amsterdam UMC locatie VUmc, Amsterdam
  • Drs. R.M. (Robert) van Haastert, KNO-arts, Dijklander Ziekenhuis, Purmerend
  • Dr. A.L. (Diane) Smit, KNO-arts, UMC Utrecht, Utrecht
  • Drs. S.A.H. (Sjoert) Pegge, Radioloog, Radboudumc, Nijmegen
  • Dr. ir. F.L. (Femke) Theelen, Audioloog, Amsterdam UMC, Amsterdam
  • Drs. ir. L.C. (Lucas) Stam, Audioloog, Kentalis, Utrecht

Betrokken leden expertisegroep

  • Drs. J.W.M. (Jan-Willem) Bok, KNO-arts, Flevoziekenhuis, Almere
  • Dr. H.J. (Erik) Theunisse, KNO-arts, Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis, Nijmegen
  • Dr. R. (Rutger) Hofman, KNO-arts, UMC Groningen, Groningen
  • Dr. M. (Moniek) Heusinkveld, medisch microbioloog, Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede

 Met ondersteuning van

  • Dr. R. (Romy) Zwarts-van de Putte, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • Drs. D. (Dieuwke) Leereveld, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • Drs. E.R.L. (Evie) Verweg, junior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle clusterleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van de clusterleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Stuurgroep

Clusterlid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Bartels – van Det

KNO-arts

Lid kerngroep otologie

Geen

Geen restrictie

Vaessen

Oogarts

Geen

Geen

Geen restrictie

Simis

Klinisch fysicus

Geen

Geen

Geen restrictie

Van Haastert

KNO-arts

Geen

Geen

Geen restrictie

Campman-Verhoeff

KNO-arts

Bestuurslid stichting nascholing KNO

Geen

Geen restrictie

Van Spronsen

KNO-arts

Raad van Advies StAR (onbetaald)

Geen

Geen restrictie

Smit

KNO-arts

Medisch adviseur Stichting Hoormij

Geen

Geen restrictie

Pegge

Radioloog

Geen

Geen

Geen restrictie

 

Expertisegroep

Clusterlid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Heusinkveld

Arts-microbioloog

Bestuurslid SKML sectie infectieziekten serologie

Geen

Geen restrictie

Theunisse

KNO-arts

Geen

Internationale multicenter trial naar de behandeling van sudden deafness, gesponsord door AudioCure Pharma. Theunisse is PI van zijn locatie.

Geen restrictie, geen connectie tussen extern gefinancierd onderzoek en herziene modules.

Bok

KNO-arts

Geen

Geen

Geen restrictie

Hofman

KNO-arts

Geen

Copromotor van een promovendus die onderzoek doet naar beengeleidingsimplantaten (BCD), onderzoek is gesponsord door Oticon medical. Een BCD is geen definitieve oplossing tegen otitis externa. 

Geen restricties, geen connectie tussen extern gefinancierd onderzoek en herziene modules.

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de conceptmodules voor commentaar voor te leggen aan Stichting Hoormij en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module topische behandeling otitis externa

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module chirurgie chronische otitis externa

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Need-for-update, prioritering en uitgangsvragen

Tijdens de need-for-update fase inventariseerde het cluster de geldigheid van de modules binnen het cluster. Naast de betrokken wetenschappelijke verenigingen en patiëntenorganisaties zijn hier ook andere stakeholders voor benaderd in april 2021, waaronder IGJ, NHG, NVZ, V&VN, NAPA, ZKN, ZN, KNGF, en het NIP.

Per module is aangegeven of deze geldig is, kan worden samengevoegd met een andere module, obsoleet is en kan vervallen of niet meer geldig is en moet worden herzien. Ook was er de mogelijkheid om nieuwe onderwerpen voor modules aan te dragen die aansluiten bij één (of meerdere) richtlijn(en) behorend tot het cluster. De modules die door één of meerdere partijen werden aangekaart als ‘niet geldig’ zijn meegegaan in de prioriteringsfase. Deze modules zijn geprioriteerd door het cluster.

 

Voor de geprioriteerde modules zijn door het cluster concept-uitgangsvragen herzien of opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde het cluster welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. Het cluster waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde het cluster tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door het cluster wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. Het cluster heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

Bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met het cluster. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door het cluster. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Chirurgie chronische Otitis Externa