Otitis Externa

Initiatief: Cluster Otologie Aantal modules: 7

Chirurgie chronische Otitis Externa

Uitgangsvraag

Wat is de plaats van chirurgische behandeling van chronische otitis externa?

Aanbeveling

Overweeg chirurgie van de laterale (kraakbenige) gehoorgang bij patiënten met een chronische otitis externa indien:

  • Alle andere vormen van de gehoorgang gerelateerde pathologie, allergieën, zelf manipulatie en dermatologische ziektebeelden zijn uitgesloten; en
  • Topische behandeling, inclusief gerichte therapie op specifieke infectieuze verwekkers indien aangetoond, gedurende herhaalde oor toiletten geen soelaas hebben geboden; en
  • Er sprake is van een nauwe anatomie daarvan.

Overweeg chirurgie van het mediale (benige) deel van de gehoorgang bij patiënten met een chronische otitis externa indien:

  • Alle andere vormen van de gehoorgang gerelateerde pathologie, allergieën, zelf manipulatie en dermatologische ziektebeelden zijn uitgesloten; en
  • Topische behandeling, inclusief gerichte therapie op specifieke infectieuze verwekkers indien aangetoond, gedurende herhaalde oor toiletten geen soelaas hebben geboden; en
  • Er sprake is van een nauwe anatomie daarvan.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

In de literatuur werden geen studies gevonden die de uitgangsvraag beantwoorden. Daarmee werd een kennislacune geïdentificeerd. Het is belangrijk om vergelijkend onderzoek te doen naar de effecten van verschillende chirurgische behandeling van chronische otitis externa bij volwassenen omdat mogelijk bepaalde technieken succesvoller zijn dan anderen. Momenteel is de vergelijking chirurgische behandeling versus geen chirurgische behandeling niet uitgezocht. Ook hier ligt een kennislacune.

 

Omdat er geen recente literatuur is gevonden werd onderstaande tekst uit de vorige richtlijnmodule (2010) overgenomen: Bij chronische of chronisch recidiverende otitis externa blijft ontsteking van de huid van de gehoorgang aanhouden en blijkt lokale behandeling niet effectief. Een chirurgische behandeling kan dan uitkomst bieden. Afhankelijk van de toestand van de huid en het onderhuidse weefsel van de gehoorgang, is de chirurgische behandeling gericht op de laterale gehoorgang of op de gehele gehoorgang, eventueel inclusief de laterale epitheel laag van het trommelvlies.

 

Bij chronische pathologie van de gehoorgang, zoals de chronische otitis externa, is de luchtvochtigheid in de gehoorgang aanmerkelijk hoger dan onder normale omstandigheden (Gray, 2005). Het doel van de chirurgische procedure is om een open, beter geventileerde gehoorgang tot stand te brengen en het normale milieu in de gehoorgang te herstellen (Parisier, 1996). De ingreep is met name gericht op het verwijden van de laterale gehoorgang en/of gehoorgang als geheel en het creëren van een zelfreinigende gehoorgang. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee typen chirurgie: meatoplastiek en canaloplastiek. 

 

Meatoplastiek

Wanneer de oorzaak vooral lateraal gelegen is kan de ingreep worden beperkt tot een meatoplastiek. De chirurgische procedure kan de excisie van pathologische huid betekenen, excisie van onderhuids weefsel en excisie van onderliggend kraakbeen. In deze gevallen worden alleen huid, subcutis en conchakraakbeen verwijderd via een endaurale benadering (Hunsaker, 1980; Kumar, 2007; Rombout, 2001). In gevallen waarbij ook de mediale gehoorgang een nauw aspect heeft of exostosen bevat kan uitgebreidere chirurgie van de benige gehoorgang (canaloplastiek) verricht worden, eventueel in combinatie met een meatoplastiek (De Greve, 2021; van Dinther, 2017; Varadarajan, 2020; Paparella 1981; Parisier, 1999; van Spronsen, 2014).

 

Canaloplastiek

Bij patiënten bij wie de pathologie zich in het mediale deel van de gehoorgang (vaak inclusief het trommelvlies) bevindt, kan een canaloplastiek overwogen worden. Bij de meeste canaloplastiek technieken wordt de pathologische huid verwijderd en wordt de benige gehoorgang verwijd met behulp van een boor. Soms is het daarbij ook nodig om de laterale epitheel laag van het trommelvlies te verwijderen (Paparella, 1966). Een canaloplastiek wordt ook uitgevoerd in geval van een verworven atresie van de gehoorgang.

 

Een canaloplastiek kan worden uitgevoerd via een endaurale benadering (Banerjee, 1995; Sharp, 2003) of worden gecombineerd met een retro-auriculaire benadering (Cremers, 1991; Parisier, 1996). Als meer dan de helft van de huid ontbreekt na verwijding van de gehoorgang, is het raadzaam om huidtransplantaties te gebruiken om de nieuwgevormde gehoorgang voldoende te bekleden (Cremers 1991; Parisier, 1996) en daarmee restenose met littekenweefsel te voorkomen. Dit huidtransplantaat kan bijvoorbeeld retro-auriculair worden geoogst. Transplantaten van volledige dikte kunnen aanleiding geven tot contractie en restenose. Het behouden van een zo gezond mogelijke huid is van belang voor het herstellen van de normale fysiologie. Bij sommige patiënten is het gebruik van gesteelde huidflappen effectief.

 

Ondanks dat er geen evidence based literatuur werd gevonden over de effecten van chirurgische behandeling (meatoplastiek en/of canaloplastiek) bij chronische otitis externa is de clusterexpertisegroep wel van mening (expert opinion) dat hier plaats voor is onder een aantal voorwaarden:

  • Om te beginnen dient (oorzaken van) secundaire otitis externa (zie lijst differentiaaldiagnoses module 6)uitgesloten te worden (Rooijackers-Lemmens, 2006; Rosenfeld, 2006);
  • Daarnaast dienen allergieën voor bestanddelen van oordruppels worden uitgesloten;
  • Dermatologische aandoeningen van de gehoorgang (al dan niet veroorzaakt door het dragen van bijvoorbeeld otoplastieken of hoorapparaten) dienen te worden uitgesloten, bij vermoeden van allergische/dermatologische component kan een consult dermatologie/allergologie overwogen worden; en
  • Manipulatie van de gehoorgang door de patiënt zelf dient uitgesloten te worden.

Hierboven genoemde chirurgie kan uiteindelijk ook bijdragen aan het beter verdragen van een hoortoestel.

 

Buiten deze richtlijn valt de mogelijkheid een beengeleidingshoortoestel (zie ook de richtlijn BCD) te overwegen in samenspraak met de patiënt wanneer een conductief- of gemengd gehoorverlies persisteert en een conventioneel hoortoestel niet verdragen wordt door chronische otitis externa of een chronisch recidiverende otitis externa.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorger)

De chirurgische interventies voor chronische otitis externa die gebaseerd blijken op een nauwe anatomie van de externe gehoorgang lijken veilige en effectieve methodes voor het creëren van een droog en zelfreinigend oor, hoewel een gedegen studie naar de uitkomstmaten in grote groepen patiënten ontbreekt. Bij huidtransplantaties gedurende dit soort ingrepen zal er geen sprake meer zijn van een zelfreinigend oor aangezien de unieke eigenschappen van de huid van de gehoorgang dan ontbreken, hiervoor dient dan met regelmaat nog een poliklinische reiniging van de gehoorgang plaats te vinden.

 

Voordelen van een ingreep zijn een droog oor, minder frequente reiniging en mogelijk het beter verdragen van een hoortoestel. Een mogelijk ander voordeel van de laterale gehoorgangplastiek is dat deze makkelijk, onder lokale anesthesie, kan worden uitgevoerd op latere leeftijd en bij multimorbiditeit en multifarmacie. Een nadeel is dat deze genoemde doelen niet altijd gehaald worden. Worden de doelen wel (gedeeltelijk) gehaald dan levert chirurgisch ingrijpen mogelijk verbetering van kwaliteit van leven op door minder frequente oortoiletten, minder otitis externa en eventueel bijpassend gehoorverlies.

 

Over het algemeen zijn patiënten na een chirurgische behandeling eindelijk van hun chronische klachten af. Een overzicht van de literatuur met resultaten van case-series ondersteund deze opmerking (Proefschrift van Spronsen, hoofdstuk 2.1).

 

Kosten (middelenbeslag)

Chirurgie aan de gehoorgang bij chronische otitis externa kan een kostenbesparing opleveren ten opzichte van frequente controles bij de KNO-arts (expert opinie van de clusterexpertisegroep). Het verwijden van de laterale gehoorgang is een eenvoudige ingreep welke onder lokale anesthesie op een dagbehandelingscentrum uitgevoerd kan worden. Het verwijden van de mediale gehoorgang is een arbeidsintensievere ingreep en zal meestal onder algehele anesthesie plaatsvinden. Hierbij zijn mogelijk meer postoperatieve polikliniekbezoeken nodig en kost dien ten gevolge ook meer.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Chirurgische behandeling van chronische otitis externa valt tot op heden onder verzekerde zorg. Naar ons idee is chirurgie aan de laterale gehoorgang uit te voeren door de meeste, allround opgeleide, KNO-artsen. Naar onze mening valt er gezondheidswinst te behalen bij het eerder overwegen van chirurgie bij patiënten met een chronische otitis externa door de KNO-arts. Het is belangrijk om dit laagdrempelig te benoemen in de spreekkamer in het kader van samen-beslissen. Bij stenose of nauwe mediale gehoorgang kan verwijzing naar een gespecialiseerd centrum uitkomst bieden.

 

De clusterexpertisegroep ziet dan ook geen argumenten die de aanvaardbaarheid, haalbaarheid en/of implementatie van de aanbeveling kunnen belemmeren.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Bij chronische of chronisch recidiverende otitis externa blijft ontsteking van de huid van de gehoorgang aanhouden en blijkt lokale behandeling niet effectief. Een chirurgische behandeling kan dan uitkomst bieden. Chirurgie blijkt een effectieve methode te zijn om patiënten van hun chronische otitis externa af te helpen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee typen chirurgie: meatoplastiek en canaloplastiek. 

Onderbouwing

Wanneer een otitis externa langer dan 12 weken aanhoudt of vaker dan 3 keer recidiveert in 12 weken, spreken we van een chronische otitis externa. Er kan dan overwogen worden over te gaan op chirurgische behandeling (meatusplastiek of een benige gehoorgangplastiek) als de anatomie, op basis van een otoscopie, hier aanleiding toe geeft. Het lijkt alsof de chirurgische behandeling de enige behandeling is voor een chronische otitis externa aangezien conservatieve therapie al gefaald heeft. Maar op dit moment is het nog onduidelijk welke chirurgische techniek de voorkeur heeft.

No GRADE

The effect of surgical treatment (meatoplasty or canaloplasty) of chronic otitis externa in adults on the outcome measures dry ear, quality of life, pain, wearing hearing aid, and hearing (loss) is unknown.

Description of studies

No studies were included in the analysis of the literature.

 

Results

No studies were included in the analysis of the literature.

 

Level of evidence of the literature

Because no studies were included in the analysis of the literature, the level of evidence regarding the outcome measures dry ear, quality of life, pain, wearing a hearing aid, and hearing (loss) was not assessed.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

‘What are the (un)favorable effects of surgical treatment of chronic otitis externa in adults?’

P (Patiënten) = adults (≥ 18 y) with chronic otitis externa

I (Interventie) = surgical treatment (meatoplasty, canaloplasty)

C (Comparison) = mutual comparison

O (Outcomes) = dry ear, quality of life, pain, wearing a hearing aid, hearing (loss)

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered dry ear and pain as critical outcome measures for decision making; and quality of life, wearing a hearing aid, and hearing (loss) as an important outcome measure for decision making.

 

Search and select (Methods)

Medline was searched from 1966 through July 2005. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 240 hits. In January 2010 an additional Medline search was performed through 2006 to supplement the initial broad search. This resulted in 165 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic reviews and randomized controlled trials comparing different surgical treatments in adults with chronic otitis externa. No studies were included based on title and abstract screening.

 

Database Medline (via OVID) and Embase were searched with relevant search terms between 1 January 2010 and 24 February 2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 155 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic reviews, randomized controlled trials, and observational studies comparing different surgical treatments in adults with chronic otitis externa. No studies were included based on title and abstract screening.

  1. Banerjee AR, Moir AA, Jervis P, Narula AA. A canalplasty technique for the surgical treatment of chronic otitis externa. Clin Otolaryngol Allied Sci. 1995 Apr;20(2):150-2. doi: 10.1111/j.1365-2273.1995.tb00033.x. PMID: 7634522.
  2. Cremers CW, Smeets JH. Chirurgische behandeling wegens chronische otitis externa [Surgical treatment for chronic otitis externa]. Ned Tijdschr Geneeskd. 1991 Feb 9;135(6):236-7. Dutch. PMID: 2005988.
  3. De Greve G, van Dinther J, Vanspauwen R, Youri M, Verstreken M, Zarowski A, Offeciers E. The MO-meatocanalplasty: long-term results in the narrow external auditory canal with recurrent otitis externa or the inability to wear a hearing aid. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2021 Dec;278(12):4743-4748. doi: 10.1007/s00405-020-06599-z. Epub 2021 Feb 20. PMID: 33609177.
  4. Gray RF, Sharma A, Vowler SL. Relative humidity of the external auditory canal in normal and abnormal ears, and its pathogenic effect. Clin Otolaryngol. 2005 Apr;30(2):105-11. doi: 10.1111/j.1365-2273.2004.00950.x. PMID: 15839860.
  5. Hunsaker DH. Conchomeatoplasty for chronic otitis externa. Arch Otolaryngol Head Neck Surg. 1988 Apr;114(4):395-8. doi: 10.1001/archotol.1988.01860160039017. PMID: 3348895.
  6. Kumar PJ, Smelt GJ. A long term follow up of conchal flap meatoplasty in chronic otitis externa. J Laryngol Otol. 2007 Jan;121(1):1-4. doi: 10.1017/S0022215106003574. Epub 2006 Oct 24. PMID: 17059629.
  7. Mirck PG. The M-meatoplasty of the external auditory canal. Laryngoscope. 1996 Mar;106(3 Pt 1):367-9. doi: 10.1097/00005537-199603000-00024. PMID: 8614206.
  8. Nguyen TB, Chin RY, Da Cruz M. The semi-lunar meatoplasty. Otol Neurotol. 2014 Aug;35(7):e208-10. doi: 10.1097/MAO.0000000000000392. PMID: 24781106.
  9. Paparella MM. Surgical treatment of intractable external otitis. Laryngoscope. 1966 Jun;76(6):1136-47. doi: 10.1288/00005537-196606000-00013. PMID: 5940815.
  10. Paparella MM, Goycoolea MV. Canalplasty for chronic intractable external otitis and keratosis obturans. Otolaryngol Head Neck Surg. 1981 May-Jun;89(3 Pt 1):440-3. doi: 10.1177/019459988108900317. PMID: 6791106.
  11. Parisier SC, Levenson MJ, Hanson MB. Canalplasty. Otolaryngol Clin North Am. 1996 Oct;29(5):867-86. PMID: 8893221.
  12. Parisier SC, Bent JP 3rd. Canalplasty. Otolaryngol Clin North Am. 1999 Jun;32(3):457-69. doi: 10.1016/s0030-6665(05)70145-6. PMID: 10393779.
  13. Rombout J, van Rijn PM. M-meatoplasty: results and patient satisfaction in 125 patients (199 ears). Otol Neurotol. 2001 Jul;22(4):457-60. doi: 10.1097/00129492-200107000-00007. PMID: 11449099.
  14. Rooijackers-Lemmens E, Balen FAM van, Opstelten W, Wiersma Tj. NHG-standaard Otitis externa. First revision. In: Wiersma Tj, Goudswaard AN, redacteuren. NHG-standaarden voor de huisarts. Versie 2006. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2006. p. 885-93.
  15. Rosenfeld RM, Brown L, Cannon CR, Dolor RJ, Ganiats TG, Hannley M, Kokemueller P, Marcy SM, Roland PS, Shiffman RN, Stinnett SS, Witsell DL; American Academy of Otolaryngology--Head and Neck Surgery Foundation. Clinical practice guideline: acute otitis externa. Otolaryngol Head Neck Surg. 2006 Apr;134(4 Suppl):S4-23. doi: 10.1016/j.otohns.2006.02.014. PMID: 16638473.
  16. Sharp HR, Oakley RJ, Padgham ND. The Canterbury technique for canalplasty via an endaural approach in the surgical management of chronic refractory otitis externa. J Laryngol Otol. 2003 Mar;117(3):195-7. doi: 10.1258/002221503321192494. PMID: 12648375.
  17. van Dinther J, Zarowski A, Somers T, Offeciers E. The MO-meatocanalplasty: a modification of the M-meatoplasty to address the superior quadrants and the bony canal. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2017 Sep;274(9):3291-3293. doi: 10.1007/s00405-017-4626-4. Epub 2017 Jun 9. PMID: 28597128.
  18. van Spronsen E, Geerse S, Mirck PG, van der Baan S, Fokkens WJ, Ebbens FA. The shape of the osseous external auditory canal and its relationship to chronic external otitis. Otol Neurotol. 2014 Dec;35(10):1790-6. doi: 10.1097/MAO.0000000000000430. PMID: 24853245.
  19. Varadarajan VV, Antonelli PJ. Efficacy of the mini-meatoplasty. Laryngoscope. 2020 May;130(5):1294-1298. doi: 10.1002/lary.28186. Epub 2019 Jul 10. PMID: 31291000.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 05-02-2024

Laatst geautoriseerd  : 05-02-2024

Geplande herbeoordeling  : 01-12-2028

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Cluster Otologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie

Algemene gegevens

Belangrijkste wijzigingen t.o.v. vorige versie:     

Module

Geautoriseerd in

Laatst beoordeeld in

Geplande herbeoordeling [evt. de reden dat de herbeoordeling dan plaats zou moeten vinden]

Wijzigingen meest recente versie

Differentiaal diagnose

2010

2021

2024

Nvt

Ziektebeloop en behandeling

2010

2021

2024

Nvt

Optimale pijnbehandeling

2010

2021

2024

Nvt

Geïndiceerde behandeling

2010

2021

2024

Nvt

Topische behandeling

2023

2021

2024

Module is herzien.

Duur behandeling

2023

2021

Nvt

Module vervalt, geen knelpunt meer. De relevante informatie is opgenomen in de module Topische behandeling.

Toediening medicatie

2023

2021

Nvt

Module vervalt, geen knelpunt meer. De relevante informatie is opgenomen in de module Topische behandeling.

Strategie therapieresistentie

2023

2021

Nvt

Module vervalt, geen knelpunt meer. De relevante informatie is opgenomen in de module Topische behandeling.

Chirurgie Chronische Otitis Externa

2023

2021

2024

Module is herzien.

 

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een multidisciplinair cluster ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van het cluster) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met otitis externa.

 

Stuurgroep otologie

  • Dr. H. (Hilke) van Det-Bartels, voorzitter cluster otologie, KNO-arts, Isala, Zwolle, NVKNO (tot oktober)
  • Drs. M. Campman-Verhoeff, voorzitter cluster otologie, KNO-arts, Treant Zorggroep, Emmen (vanaf november)
  • Dr. E. (Erik) van Spronsen, voorzitter cluster otologie, KNO-arts, Amsterdam UMC locatie AMC, Amsterdam
  • Drs. M.J. (Thijs) Vaessen, Oogarts, Deventer Ziekenhuis, Deventer
  • Dr. Y.J.W. (Yvonne) Simis, Klinisch fysicus, audioloog, Amsterdam UMC locatie VUmc, Amsterdam
  • Drs. R.M. (Robert) van Haastert, KNO-arts, Dijklander Ziekenhuis, Purmerend
  • Dr. A.L. (Diane) Smit, KNO-arts, UMC Utrecht, Utrecht
  • Drs. S.A.H. (Sjoert) Pegge, Radioloog, Radboudumc, Nijmegen
  • Dr. ir. F.L. (Femke) Theelen, Audioloog, Amsterdam UMC, Amsterdam
  • Drs. ir. L.C. (Lucas) Stam, Audioloog, Kentalis, Utrecht

Betrokken leden expertisegroep

  • Drs. J.W.M. (Jan-Willem) Bok, KNO-arts, Flevoziekenhuis, Almere
  • Dr. H.J. (Erik) Theunisse, KNO-arts, Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis, Nijmegen
  • Dr. R. (Rutger) Hofman, KNO-arts, UMC Groningen, Groningen
  • Dr. M. (Moniek) Heusinkveld, medisch microbioloog, Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede

 Met ondersteuning van

  • Dr. R. (Romy) Zwarts-van de Putte, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • Drs. D. (Dieuwke) Leereveld, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • Drs. E.R.L. (Evie) Verweg, junior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle clusterleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van de clusterleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Stuurgroep

Clusterlid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Bartels – van Det

KNO-arts

Lid kerngroep otologie

Geen

Geen restrictie

Vaessen

Oogarts

Geen

Geen

Geen restrictie

Simis

Klinisch fysicus

Geen

Geen

Geen restrictie

Van Haastert

KNO-arts

Geen

Geen

Geen restrictie

Campman-Verhoeff

KNO-arts

Bestuurslid stichting nascholing KNO

Geen

Geen restrictie

Van Spronsen

KNO-arts

Raad van Advies StAR (onbetaald)

Geen

Geen restrictie

Smit

KNO-arts

Medisch adviseur Stichting Hoormij

Geen

Geen restrictie

Pegge

Radioloog

Geen

Geen

Geen restrictie

 

Expertisegroep

Clusterlid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Heusinkveld

Arts-microbioloog

Bestuurslid SKML sectie infectieziekten serologie

Geen

Geen restrictie

Theunisse

KNO-arts

Geen

Internationale multicenter trial naar de behandeling van sudden deafness, gesponsord door AudioCure Pharma. Theunisse is PI van zijn locatie.

Geen restrictie, geen connectie tussen extern gefinancierd onderzoek en herziene modules.

Bok

KNO-arts

Geen

Geen

Geen restrictie

Hofman

KNO-arts

Geen

Copromotor van een promovendus die onderzoek doet naar beengeleidingsimplantaten (BCD), onderzoek is gesponsord door Oticon medical. Een BCD is geen definitieve oplossing tegen otitis externa. 

Geen restricties, geen connectie tussen extern gefinancierd onderzoek en herziene modules.

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de conceptmodules voor commentaar voor te leggen aan Stichting Hoormij en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module topische behandeling otitis externa

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module chirurgie chronische otitis externa

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Need-for-update, prioritering en uitgangsvragen

Tijdens de need-for-update fase inventariseerde het cluster de geldigheid van de modules binnen het cluster. Naast de betrokken wetenschappelijke verenigingen en patiëntenorganisaties zijn hier ook andere stakeholders voor benaderd in april 2021, waaronder IGJ, NHG, NVZ, V&VN, NAPA, ZKN, ZN, KNGF, en het NIP.

Per module is aangegeven of deze geldig is, kan worden samengevoegd met een andere module, obsoleet is en kan vervallen of niet meer geldig is en moet worden herzien. Ook was er de mogelijkheid om nieuwe onderwerpen voor modules aan te dragen die aansluiten bij één (of meerdere) richtlijn(en) behorend tot het cluster. De modules die door één of meerdere partijen werden aangekaart als ‘niet geldig’ zijn meegegaan in de prioriteringsfase. Deze modules zijn geprioriteerd door het cluster.

 

Voor de geprioriteerde modules zijn door het cluster concept-uitgangsvragen herzien of opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde het cluster welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. Het cluster waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde het cluster tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door het cluster wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. Het cluster heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

Bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met het cluster. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door het cluster. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.