Optimalisatie van zorg bij longresecties

Initiatief: NVVH Aantal modules: 10

Voorlichting

Uitgangsvraag

Hoe dient de voorlichting rondom de perioperatieve zorg van de patiënt die een anatomische longresectie ondergaat te worden georganiseerd?

Aanbeveling

Licht patiënten en hun naasten, vanuit alle disciplines, consistent en eenduidig voor op basis van één multidisciplinair perioperatieve zorg protocol. Maak hierbij gebruik van ondersteunende middelen (folders, website, etc.).

Overwegingen

In de richtlijn niet kleincellig longcarcinoom komt e.e.a. over voorlichting en communicatie aan bod. Naast voorlichting en communicatie over diagnostiek komt hier ook de informatievoorziening over de behandeling beperkt aan de orde.

 

Hoe beter een patiënt voorgelicht is over de te verwachten stappen in de perioperatieve zorg in een specifiek centrum, hoe groter de kans dat een perioperatief zorgprotocol, zoals in de rest van deze richtlijn wordt voorgesteld, compleet gevolgd wordt. In een recente probleemanalyse werd inconsistente informatie door patiënten genoemd als een van de voornaamste barrières voor voortvarend herstel na longoperatie. Alle stappen van het perioperatief zorgtraject en het tijdspad moeten helder zijn.

 

Dit vergt aandacht in het preoperatieve traject, waarbij de casemanager, de longarts die het diagnostisch traject superviseert, de longchirurg/cardiothoracaal chirurg, anesthesioloog, fysiotherapeut, diëtist (etc.) allen een complementaire, consistente uitleg moeten geven. Dit moet vervolgens naadloos aansluiten bij de informatievoorziening bij opname, tijdens het verblijf in het ziekenhuis en na ontslag.

 

Referentiematerialen waarop deze informatie terug te vinden is dienen beschikbaar te zijn op media die makkelijk toegankelijk zijn voor patiënten en hun naasten. Hierbij kunnen website en folders als basis dienen, eventueel aangevuld met smartphone applicaties, voorlichting filmpjes, dagkaarten waarop per opname dag doelen worden geformuleerd.

Communicatiemiddelen voor gebruik in het zorgteam zullen consistente informatievoorziening aan patiënten ondersteunen: hierbij kan gedacht worden aan een eenduidig, makkelijk toegankelijk multidisciplinair protocol, zakkaartjes, posters, etc.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Duidelijke communicatie over wat een patiënt kan verwachten is van belang. Dit zorgt ervoor dat de patiënt een weloverwogen keuze kan maken voor wel of geen operatie. Daarnaast is het van belang voor een optimaal herstel na een anatomische longresectie dat de patiënt weet wat deze zelf ‘moet’ doen om het herstel te bevorderen.

 

Het is van belang dat alle zorgverleners die met de patiënt spreken ‘met één mond spreken’, het is verwarrend en kan zorgen voor onzekerheid als verschillende meningen/adviezen worden genoemd door verschillende zorgverleners uit het multidisciplinaire team. Ook is van belang dat de patiënt 1 vast aanspreekpunt heeft (casemanager). Een casemanager naast een arts waar de patiënt met vragen of angsten terecht kan.

 

Zie voor meer informatie de module Voorlichting en communicatie van de richtlijn niet-kleincellig longcarcinoom.

 

Kosten (middelenbeslag)

Kosten zitten in uitvoerige pre-opname voorlichting en eventueel benodigde voorlichtingsmaterialen. Alle ziekenhuizen zullen toch wel foldermateriaal beschikbaar hebben. Centraal te maken animaties/voorlichting materiaal drukt de kosten per ziekenhuis, maar maakt het lastiger omzet ziekenhuis specifiek te maken.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De werkgroep ziet geen grote bezwaren wat betreft de aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie van de aanbeveling. Het voorlichten van patiënten is iets wat in de praktijk al gebeurt. Zaak is alleen dat dit op een consistente wijze wordt gedaan, in onderlinge samenhang tussen de informatievoorziening van de verschillende zorgverleners, door middel van ondersteunende middelen.

 

Rationale

Goede informatievoorziening aan patiënt en naasten over het gehele perioperatieve traject is essentieel om een hoge mate van uitvoering van de perioperatieve zorg onderdelen te bewerkstelligen. De verschillende zorgverleners van het behandelteam dienen hier consistent en onderling afgestemd in te voorzien. Een hoge uitvoeringsgraad van die protocolonderdelen is essentieel voor optimale uitkomsten van zorg. De mogelijkheid om deze informatie terug te lezen of bekijken draagt bij aan eenduidige informatieoverdracht en stelt meerdere naasten in staat om in deze informatie te delen.

Onderbouwing

Momenteel is er, in afwezigheid van een Nederlandse richtlijn, sprake van praktijkvariatie in perioperatieve zorg voor patiënten die een anatomische longresectie ondergaan, met als gevolg variatie in klinische uitkomsten (von Meyenfeldt, 2018; von Meyenfeldt, 2020a; von Meyenfeldt, 2020b). Perioperatieve zorg voor patiënten die een anatomische longresectie ondergaan bestaat uit veel verschillende protocol onderdelen, waarbij een groot aantal zorgverleners van verschillende disciplines betrokken is. Consistente, eenduidige voorlichting aan de patiënt en naasten faciliteert het goed doorlopen van een perioperatief zorg traject en voorkomt onnodige verwarring en onzekerheid.

Er is geen systematische literatuursearch verricht naar de voorlichting rondom de perioperatieve zorg van patiënten die een anatomische longresectie ondergaan omdat dit niet op basis van (internationale) literatuur beantwoord kan worden.

  1. Meyenfeldt EMV, van Nassau F, de Betue CTI, Barberio L, Schreurs WH, Marres GMH, Bonjer HJ, Anema J. Implementing an enhanced recovery after thoracic surgery programme in the Netherlands: a qualitative study investigating facilitators and barriers for implementation. BMJ Open. 2022 Jan 5;12(1):e051513. doi: 10.1136/bmjopen-2021-051513. PMID: 34987041; PMCID: PMC8734011.
  2. von Meyenfeldt EM, de Betue CTI, van den Berg R, van Thiel ERE, Schreurs WH, Marres GMH. Wide Variation in Perioperative Care in Anatomical Lung Resections in the Netherlands: A National Survey. Semin Thorac Cardiovasc Surg. 2020a Winter;32(4):1101-1110. doi: 10.1053/j.semtcvs.2020.05.015. Epub 2020 May 23. PMID: 32454091.
  3. von Meyenfeldt EM, Hoeijmakers F, Marres GMH, van Thiel ERE, Marra E, Marang-van de Mheen PJ, Schreurs HWH. Variation in length of stay after minimally invasive lung resection: a reflection of perioperative care routines? Eur J Cardiothorac Surg. 2020b Apr 1;57(4):747-753. doi: 10.1093/ejcts/ezz303. PMID: 31682265.
  4. von Meyenfeldt EM, Marres GMH, van Thiel E, Damhuis RAM. Variation in length of hospital stay after lung cancer surgery in the Netherlands. Eur J Cardiothorac Surg. 2018 Sep 1;54(3):560-564. doi: 10.1093/ejcts/ezy074. PMID: 29514197.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 07-11-2023

Laatst geautoriseerd  : 07-11-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie
  • Longkanker Nederland

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en/of andere bron. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten die longresectie ondergaan.

 

Samenstelling van de werkgroep

Werkgroep

  • Drs. E. (Erik) von Meyenfeldt, longchirurg, NVvH (voorzitter)
  • Dr. C. (Chris) Dickhoff, longchirurg, NVvH
  • Dr. N.J. (Nick) Koning, anesthesioloog, NVA
  • Dr. T.J. (Thomas) van Brakel, cardio-thoracaal chirurg, NVT
  • Dr. I. (Idris) Bahce, longarts, NVALT
  • Drs. L.A. (Lidia) Barberio, directeur, Longkanker Nederland
  • Dr. E. (Erik) Hulzebos, fysiotherapeut, KNGF

Meelezers:

  • Dr. R. (Richard) van Valen, verpleegkundig specialist cardio-thoracale chirurgie, V&VN

Met ondersteuning van:

  • Dr. R. (Romy) Zwarts - van de Putte, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • Drs. E.R.L. (Evie) Verweg, junior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • Drs. D.W. (Diederik) van Oyen, AOIS, NVvH

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Von Meyenfeldt

Longchirurg

Penningmeester Stichting Wetenschappelijk Onderzoek & Nascholing Heelkunde ASz (onbetaald), buitenpromovendus Vrije Universiteit/AmsterdamUMC (onbetaald)

Bezig met ERATS Trial en Prehabilitatie-pilot bij longresecties.

Geen

Bahce

Longarts

Commissielid

Honorering op naam van afdeling voor adviesraden bij diverse farmaceutische bedrijven.

Geen

Koning

Anesthesioloog

Lid Beroepsbelangencommissie NVA, deelname multidisciplinaire werkgroep PACU

Geen

Geen

Barberio

Directeur Longkanker Nederland

Lid RvT Agora (tot eind 2022), leven tot het einde, bestuur Dutch Lung Cancer Audit (DLCA), vanaf 1 mei 2023 lid van IMAGIO project.

Longkanker Nederland wordt gefinancierd door KWF en VWS, samenwerking met diverse bedrijven.

Geen

Dickhoff

Longchirurg

Complicatie commissie van de NVVL

Honorering op naam van afdeling voor adviesraden bij diverse farmaceutische bedrijven.

Geen

Van Brakel

Cardiothoracaal chirurg

Niet van toepassing

Geen

Geen

Hulzebos

Fysiotherapeut

Secretaris Vereniging voor Hart-, Vaat-, en Longfysiotherapie (VHVL)

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de afgevaardigde patiëntenvereniging in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenvereniging Longkanker Nederland en de Patientenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module [ERAS]

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Mobilisatie]

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Drainbeleid verwijdercriteria]

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Drainbeleid - Zuigdrainage]

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Module organisatie van zorg

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten die longresectie ondergaan. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde, Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie, Longkanker Nederland, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Samenwerkende Topklinische opleidings Ziekenhuizen, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie, Nederlandse vereniging van Diëtisten, en Nederlandse Vereniging voor Geriatrie via een schriftelijke knelpuntenanalyse. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.