Voorlichting en communicatie
Uitgangsvraag
• Welke voorlichting moet worden gegeven aan patiënten met NSCLC over diagnostiek?
• Welke voorlichting moet worden gegeven over longkanker als beroepsziekte?
• Wat moet er met patiënten met NSCLC worden besproken over de behandeling?
• Welke voorlichting moet worden gegeven over contact met lotgenoten voor patiënten met NSCLC?
Aanbeveling
Begrijpelijke informatie
Geef informatie in de vorm van korte, eenvoudige zinnen zo mogelijk ondersteund door afbeeldingen. Pas de gegeven informatie zo nodig aan, aan de gezondheidsvaardigheden van de patiënt.
Diagnostiek
Bespreek met de patiënt:
• Welke diagnostische testen/ ingrepen nodig zijn om tot een diagnose te komen. Leg hierbij uit dat er een verschil is tussen het diagnosticeren van longkanker en het vaststellen van het type longkanker.
• De verwachte doorlooptijden van de diagnostiek.
Bespreek de diagnose, subtype en uitgebreidheid van ziekte met de patiënt.
Bespreek behandelopties niet alleen tijdens het slecht nieuws gesprek en maak tijdens dit gesprek geen definitieve behandelkeuze maar plan hier een ander moment voor in.
Longkanker door asbest
Vraag patiënten met longkanker of ze zijn blootgesteld aan asbest tijdens het werk.
Is er een vermoeden op blootstelling aan asbest, wijs patiënten op de regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB) en verwijs ze naar het Instituut Slachtoffers Beroepsziekten door Gevaarlijke stoffen (ISBG).
Het ISBG verzamelt gegevens en toetst of patiënten mogelijk in aanmerkingen komen voor de regeling TSB. Na aanmelding verrichten zij verder onderzoek naar de mogelijke blootstelling in het verleden: https://isbg.nl/longkanker-door-asbest/.
Behandeling
Bespreek de behandelmogelijkheden en impact op de kwaliteit van leven en overleving met de patiënt, waaronder de optie ‘niet te behandelen’.
Bied naast medisch-inhoudelijke, ook psychosociale ondersteuning en informatie over het levenseinde aan.
Wijs een vast aanspreekpunt aan voor de patiënt gedurende het gehele behandeltraject en bespreek dit met patiënt. Geef ook aan hoe en wanneer deze persoon te bereiken is en wie bij afwezigheid waarneemt.
Overwegingen
Wat dienen patiënten te weten over diagnostiek?
Patiënten dienen voldoende op de hoogte te zijn van diagnostische testen bij een verdenking op een longcarcinoom. Voorlichtingsmateriaal dient ofwel in het ziekenhuis, en/of op de polikliniek beschikbaar te zijn. Dit kan zowel op papier of digitaal zijn, met nadere informatie over complicaties van diagnostische ingrepen of testen. Deze informatie dient aan elke patiënt aangeboden te worden. Complicatiekansen onder de 1% hoeven niet nader gespecificeerd te worden. Voor patiënten informatie kan verwezen worden naar kanker.nl en longkankernederland.nl (zie o.a. de webpagina met belangrijke vragen).
Informatievoorziening
In de informatie naar de patiënt informeert de behandelaar welke testen, beeldvorming en invasieve ingrepen nodig zijn om tot een diagnose en een behandelplan te komen. De toegankelijkheid van longtumoren wil weleens moeilijk zijn zodat meerdere tests of ingrepen nodig zijn om voldoende informatie te krijgen voor een zo rationeel mogelijke behandeling.
Een slecht nieuws gesprek/ uitslaggesprek wordt bij voorkeur persoonlijk gevoerd in plaats van telefonisch, digitaal of via een zorgrobot.
Slecht nieuws gesprek
Er moet een redelijke mogelijkheid zijn dat een patiënt na een slecht nieuws gesprek/uitslaggesprek wordt opgevangen door bijvoorbeeld een verpleegkundig consulent. Met grote voorkeur worden behandelopties niet alleen besproken tijdens het slecht nieuws gesprek en wordt er geen definitieve behandelkeuze gemaakt tijdens dit gesprek. Hier wordt indien mogelijk een ander moment voor ingepland.
Niet elke patiënt heeft dezelfde gezondheidsvaardigheden en is in staat om alle vaak complexe informatie in de emotionele en heftige periode van een longkanker diagnose en behandeling te verwerken. Het is mogelijk om de inhoud en het detailniveau en van de verstrekte informatie hierop aan te passen. In zulke gevallen is het wenselijk om uitgebreidere informatie, digitaal of op papier aan te bieden.
Informeer de huisarts met nader medische informatie over de patiënt en eventueel over vanuit het ziekenhuis geleverde zorg.
Diagnostisch traject en wachttijd
Wat essentieel is in de informatievoorziening omtrent het diagnostisch traject, zijn de verwachtingen qua tijdsduur van de onderzoeken en daarmee wat de te verwachten wachttijd is tot het verkrijgen van een diagnose. Daarnaast moet ook duidelijk worden gemaakt dat de pathologie-diagnostiek van belang is voor de behandeling en dat (met name bij stadium IIIB-IV) moleculaire diagnostiek over het algemeen afgewacht dient te worden. Doorlooptijden hiervan zijn voor patiënten, maar ook voor zorgverleners niet altijd helder, zo bleek uit de knelpunten inventarisatie en focusgroep met patiënten. Het verdient daarom de voorkeur om dit zo inzichtelijk mogelijk te maken en naar de patiënt te communiceren. Hier komt bij dat het voor patiënten veelal niet duidelijk is dat er nog verdere tests afgewacht moeten worden wanneer de diagnose longkanker al gesteld is. Licht de patiënt voor over de noodzaak tot subtypering en aanvullende immunohistochemische kleuringen zoals PD-L1 en moleculaire diagnostiek indien van toepassing. Op de website van Longkanker Nederland is een animatie beschikbaar over het onderwerp weefselonderzoek en doorlooptijd.
Omdat er in de moleculaire diagnostiek steeds grotere panels worden gebruikt, neemt de kans op ‘nevenbevindingen’ toe, die los staan van de aandoening en vraagstelling waarvoor de diagnostische test is aangevraagd. Aanwijzingen voor een mogelijk erfelijke aanleg kunnen van belang zijn voor de patiënt en zijn/haar familieleden. Voor informatie en informed consent bij moleculaire tumordiagnostiek is een richtlijn ontwikkeld (ter autorisatie, publicatie verwacht medio 2023) op initiatief van de Vereniging Klinische Genetica Nederland (VKGN) met steun van de Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP).
Longkanker door werk
Beroepsgerelateerde blootstelling aan kankerverwekkende stoffen is verantwoordelijk voor ongeveer 15% van alle tumoren van de gehele luchtwegen bij mannen en voor 5% bij vrouwen. Kanker van de longen komt daarbij het meeste voor (Gibson, 2013). Er zijn diverse chemische stoffen geïdentificeerd die bij beroepsmatige blootstelling een verhoogd risico geven op longkanker. Het International Agency for Research on Cancer (IARC) heeft 31 stoffen, blootstellingen of arbeidsprocessen geduid als categorie 1 carcinogenen, dat wil zeggen dat deze stoffen kankerverwekkend zijn voor mensen (IARC, 2021). Voor de stoffen asbest, silica, dieselemissie, chroom, lasrook, arsenicum, berillium en cadmium is de relatie tussen blootstelling en longkanker bekend (Loomis, 2018). Een gecombineerde blootstelling aan roken en aan schadelijke stoffen kan daarbij een synergistisch carcinogeen effect hebben.
Longkanker door asbest
Blootstelling aan asbest is een van de meest voorkomende werkgerelateerde oorzaken van longkanker. Geschat wordt dat er in Nederland circa 400 mensen per jaar extra overlijden aan longkanker als gevolg van asbestblootstelling en 460 mensen door blootstelling aan andere kankerverwekkende stoffen op het werk (Baars, 2005). Blootstelling aan asbest vindt sinds het asbestverbod uit 1993 vooral plaats tijdens sloopwerkzaamheden en reparaties van uiteenlopende installaties. Omdat in het verleden verschillende soorten asbest en asbestmengsels zijn toegepast in de asbest verwerkende industrie, zal tijdens huidige werkzaamheden met asbesthoudende materialen blootstelling aan verschillende soorten asbest kunnen optreden. De Gezondheidsraad (2010) maakt geen onderscheid in risico op longkanker door blootstelling aan verschillende soorten asbest (Gezondheidsraad, 2010).
Bij het stellen van de diagnose longkanker is het vanuit de medische diagnostiek nog niet mogelijk om op basis van klinische, radiologische of histologische kenmerken vast te stellen of longkanker is veroorzaakt door blootstelling aan asbest. Zowel de lokalisatie van de maligniteit in de longen als het type maligniteit zijn hierin niet onderscheidend. De aanwezigheid van zogenaamde “brugdiagnoses” zoals asbestose en/of de aanwezigheid van pleurale plaques of pleurale verdikkingen, kunnen het stellen van de diagnose wel ondersteunen.
Met name de historische arbeidsanamnese zal moeten wijzen op een mogelijke werk-gerelateerde oorzaak van longkanker. Daarbij geldt dat naarmate er in het verleden langduriger en intensiever met asbest is gewerkt, de waarschijnlijkheid groter is dat de longkanker door asbest is veroorzaakt.
Over de regeling TSB
Per 1 januari 2023 kunnen mensen die ziek zijn geworden door werk met gevaarlijke stoffen een financiële tegemoetkoming aanvragen van de overheid. Dit staat in de regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB). De regeling geldt vanaf 1 januari 2023 voor (oud)werknemers of zelfstandigen met longkanker door asbest, allergisch beroepsastma en schildersziekte (CSE). In de toekomst komen ook werkenden met andere beroepsziekten door gevaarlijke stoffen in aanmerking voor een tegemoetkoming. Zie voor meer informatie de website van het ISBG: https://isbg.nl/over-de-regeling-tsb/.
De procedure van aanvraag tot en met toekenning volgt een aantal stappen waarbij verschillende organisaties zijn betrokken: het Instituut Slachtoffers Beroepsziekten door Gevaarlijke stoffen (ISBG) die de benodigde gegevens verzamelt, het Deskundigenpanel dat beoordeelt of sprake is van de erkende beroepsziekte en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) die de aanvraag ontvangt, een besluit neemt en tot eventuele betaling overgaat. Zie voor meer informatie de website van het ISBG: https://isbg.nl/over-de-regeling-tsb/).
Wie komt voor de regeling TSB in aanmerking?
Om in aanmerking te komen voor deze eenmalige uitkering moet er sprake zijn van het volgende:
1. Er is sprake van een bevestigde medische diagnose van primaire longkanker.
2. Er moet sprake zijn geweest van blootstelling aan asbest tijdens het werkzame leven (in loondienst en/of als ZZP’er). En werkzaamheden hebben plaatsgevonden in Nederland of onder het Nederlandse recht.
In het kader van de regeling TSB is inmiddels vastgesteld dat er minimaal sprake moet zijn van blootstelling aan minimaal 5 asbest vezeljaren om te kunnen spreken van een wezenlijke bijdrage van beroepsmatige asbestblootstelling op het ontstaan van longkanker (Lexces, 2022).
Wat dient met patiënten met NSCLC te worden besproken over de behandeling?
Patiënten dienen geïnformeerd te worden over de behandeling en/of behandeltraject nadat hen de diagnose is medegedeeld, tenzij de patiënt zelf aangeeft per se niet over de aard van de afwijking ingelicht te willen worden. Met de patiënt dienen de diagnose en de uitbreiding van de ziekte te worden besproken. De verschillende therapeutische mogelijkheden met de te verwachten resultaten en mogelijke bijwerkingen worden uitgelegd. Ook worden de mogelijke gevolgen voor de kwaliteit van leven van de patiënt besproken. De gevolgtrekkingen van het multidisciplinair overleg met de long-/thoraxchirurg, radiotherapeut en andere specialisten dienen besproken te worden en indien relevant de uitkomsten van de moleculaire tumor board, zodat ook voorafgaand aan een ingezette behandeling voor eenieder duidelijk is wat het vervolgtraject is en tot waar behandeling eventueel kan en mag strekken. Ook veel voorkomende complicaties dienen besproken te worden of via voorlichtingsformulieren bekend te worden gemaakt. Naast het door het behandelteam voorgestelde beleid, worden ook reële alternatieven besproken. Voorbeelden hiervan zijn supportive care als alternatief voor een systemische behandeling, geen nabehandeling als alternatief voor adjuvante behandeling en SABR of wigresectie. Op basis hiervan besluit de patiënt om mee te gaan in het behandelvoorstel of niet. Verwijs de patiënt eventueel voor aanvullende informatie naar bijvoorbeeld kanker.nl en longkankernederland.nl.
Niet behandelen
Licht patiënten voor dat de kanker niet behandelen of afzien van verder onderzoek ook een optie is met de daarbij geldende verwachtingen ten aanzien van kwaliteit van leven, levensduur en mogelijkheden om de kwaliteit van leven met andere medische zorg zo prettig mogelijk te houden.
Aanspreekpunt voor patiënten
Verder is het van belang dat de patiënt een vast aanspreekpunt heeft gedurende het behandeltraject. Dit kan een longarts, longarts in opleiding, basisarts, verpleegkundige, verpleegkundige consulent/specialist, physician assistent of case manager zijn. Naast het contact met de behandeld specialist, is het voor de patiënt van belang een vast verpleegkundig aanspreekpunt te hebben dat makkelijk bereikbaar is.
Wat kan er gezegd worden over contact met lotgenoten voor patiënten met NSCLC?
Lotgenotencontact kan voor patiënten een belangrijke bron van informatie en steun betekenen. Bij diverse groepsinterventies voor patiënten met kanker wordt het contact met medepatiënten als ondersteunend ervaren, vooral door de herkenning en de erkenning van gevoelens en ervaringen (Grol, 2001; Vos, 2001; Borne, 1983). Niet alle patiënten hebben behoefte aan lotgenotencontact. Sommige patiënten ontlopen de ontmoeting met medepatiënten om niet te worden geconfronteerd met het leed van anderen. Ook het grote verloop in de vereniging voor patiënten met longkanker, voortkomend uit de beperkte levensverwachting, kan (te) confronterend zijn. Patiënten met longkanker kunnen via Longkanker Nederland in contact komen met lotgenoten. De patiënt wordt bij voorkeur gewezen op de patiëntenorganisatie. De patiënt kan dan zelf beslissen of hij/ zij hier behoefte aan heeft.
Onderbouwing
Achtergrond
Wanneer patiënten worden geconfronteerd met een verdenking op longkanker, kost het meestal nog een paar weken tijd voordat duidelijk is wat de behandeling is. Patiënten vinden wachten lastig, vooral wanneer ze niet weten waarop. Daarom is het van belang dat patiënten weten waar ze aan toe zijn. Een aanvullende moeilijkheid is dat de periode rondom het stellen van de diagnose geestelijk zwaar is voor patiënten en naasten en de communicatie hierover met patiënten anders verloopt dan gebruikelijk door verschillen in coping-stijlen en gezondheidsvaardigheden tussen patiënten. Verder is het noodzakelijk om informatie gedoseerd te geven en te zorgen dat de patiënt voor hem begrijpelijke informatie ontvangt. Overweeg visuele ondersteuning door animaties en filmpjes. Daarnaast zien patiënten voorlichting over behandeling en (psychosociale) nazorg als knelpunten in het traject na de diagnose.
Zoeken en selecteren
Search and select
No systematic literature analysis was performed for this chapter, since the clinical questions presented in this chapter could not be answered by literature. This chapter is based on results of a focus group meeting with NSCLC patients and consensus of the working group.
Referenties
- 1 - Baars, A. J., Pelgrom, S. M. G. J., Hoeymans, N., & Van Raaij, M. T. M. (2005). Gezondheidseffecten en ziektelast door blootstelling aan stoffen op de werkplek-een verkennend onderzoek.
- 2 - Borne HW van den, Pruyn JFA. Achtergronden en betekenis van lotgenotencontact bij kankerpatiënten. Tilburg: IVA, 1983.
- 3 - Gezondheidsraad, Asbest: Risico’s van milieu- en beroepsmatige blootstelling. 2010. (Website: https://www.gezondheidsraad.nl/documenten/adviezen/2010/06/03/asbest-risicos-van-milieu-en-beroepsmatige-blootstelling)
- 4 - Gibson GJ, Loddenkemper R, Lundbäck B, Sibille Y. Respiratory health and disease in Europe: the new European Lung White Book. Eur Respir J. 2013 Sep;42(3):559-63. doi: 10.1183/09031936.00105513. PMID: 24000245.
- 5 - Grol BMF, Bennebroek FTC, Vos D. (2001) Psycho-educatief programma voor kankerpatiënten: Cursus ‘Omgaan met kanker’. In: Haes JCJM de, Gualtherie van Weezel LM, Sanderman R, Wiel HBM van der (red). Psychologische patiëntenzorg in de oncologie; handboek voor de professional. Assen: Van Gorcum, 154-160.
- 6 - IARC. List of classifications by cancer sites with sufficient or limited evidence in humans, IARC Monographs Volumes 1–130a. 8 December 2021. (Website: https://monographs.iarc.who.int/wp-content/uploads/2019/07/Classifications_by_cancer_site.pdf).
- 7 - Lexces. Longkanker door asbest: veroorzakingswaarschijnlijkheid en advies afkappunt voor minimale blootstelling aan asbest. 2022. (Website: https://www.lexces.nl/sites/default/files/2022-12/Rapport veroorzakingswaarschijnlijkheid afkappunt longkanker asbest 30nov22def.pdf)
- 8 - Loomis, D., et al., Identifying occupational carcinogens: an update from the IARC Monographs. Occup Environ Med, 2018. 75(8): p. 593-603.
- 9 - Vos PJ, Remie ME. (2001) Psychotherapeutische groepsbegeleiding voor vrouwen met borstkanker. In: Haes JCJM de, Gualtherie van Weezel LM, Sanderman R, Wiel HBM van der (red). Psychologische patiëntenzorg in de oncologie; handboek voor de professional. Assen: Van Gorcum, 175-179.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-01-2023
Laatst geautoriseerd : 21-12-2023
Geplande herbeoordeling : 01-01-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodules werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodules.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met niet kleincellig longcarcinoom. Deze werkgroep is ingesteld in het kader van het cluster longoncologie.
Werkgroep
• dr. A. (Annemarie) Becker (voorzitter), Longarts, Amsterdam UMC, NVALT
• dr. A.J. (Anthonie) van der Wekken, Longarts, UMCG, NVALT
• dr. A. (Annemarieke) Bartels – Rutten, Radioloog, AVL, NVvR
• prof. dr. V. (Volkher) Scharnhorst, Klinisch chemicus, Catharina Ziekenhuis, NVKC
• prof. dr. E.F.I. (Emile) Comans, Nucleaire geneeskundige, Amsterdam UMC, NVNG
• dr. J. (Joost) Verhoeff, Radiotherapeut, UMCU, NVRO
• prof. dr. J. (Jerry) Braun, Hoogleraar Cardio-thoracale chirurgie, LUMC, NVT
• dr. K.J. (Koen) Hartemink, Chirurg, AVL, NVvH
• dr. R.A.M. (Ronald) Damhuis, Arts-onderzoeker, IKNL
• drs. L.A. (Lidia) Barberio, Directeur Longkanker Nederland
• dr. B.J.M. (Bas) Peters, Ziekenhuisapotheker, St. Antonius Ziekenhuis, NVZA
• dr. R. (Rob) ter Heine, Ziekenhuisapotheker- klinisch farmacoloog, Radboudumc, NVZA
• drs. D.C.M. (Desirée) Verheijen, Klinisch geriater, ZGV, NVKG
• dr. J.H. (Jan) von der Thüsen, Patholoog, Erasmus MC, NVVP
• dr. W. (Wouter) van Geffen, Longarts, MCL, NVALT
• dr. L.E.L. (Lizza) Hendriks, Longarts, MUMC+, NVALT
• dr. A. (Arifa) Moons-Pasic, Longarts, OLVG, NVALT
• dr. I. (Idris) Bahce, Longarts, Amsterdam UMC, NVALT
• prof. dr. E. (Ed) Schuuring, Hoogleraar in de Moleculaire Oncologische Pathologie, UMCG, NVVP
Met ondersteuning van
• dr. J.S. (Julitta) Boschman, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
• dr. D. (Dagmar) Nieboer, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
• M.L. (Miriam) te Lintel Hekkert, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
• A. (Alies) van der Wal, medisch informatiespecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
De NVALT heeft vastgesteld dat het niet mogelijk was werkgroepleden af te vaardigen met voldoende expertise zonder potentiële belangenverstrengeling. Het gaat daarbij met name om werkgroepleden die deelnemen aan adviesraden/kennisuitwisselingsbijeenkomsten met de farmaceutische industrie. Gedurende de ontwikkeling van de modules heeft daarom afstemming plaatsgevonden tussen de werkgroepvoorzitter, de belangencommissie van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en de NVALT over passende acties naar aanleiding van de gemelde belangen.
Restricties voor de modules over onderwerpen (medicamenteuze behandeling) waar de adviesraden betrekking op hebben:
• Werkgroeplid werkt niet als enige inhoudsdeskundige aan de module;
• Werkgroeplid werkt tenminste samen met een werkgroeplid met een vergelijkbare expertise in alle fasen (zoeken, studieselectie, data-extractie, evidence synthese, Evidence-to-decision, aanbevelingen formuleren) van het ontwikkelproces. Indien nodig worden werkgroepleden toegevoegd aan de werkgroep;
• In alle fasen van het ontwikkelproces is een onafhankelijk methodoloog betrokken;
• Overwegingen en aanbevelingen worden besproken en vastgesteld tijdens een werkgroepvergadering onder leiding van een onafhankelijk voorzitter (zonder gemelde belangen).
Aansluitend op de reguliere commentaarronde bij de achterban van de bij de richtlijn betrokken wetenschappelijke verenigingen, hebben (een aantal) leden van de richtlijn- en kwaliteitscommissie van de NVALT en een methodoloog van het Kennisinstituut die niet betrokken waren bij ontwikkeling van de modules, aanvullend beoordeeld of de aanbevelingen logischerwijs aansluiten bij het gevonden bewijs en de overwegingen, om de onafhankelijkheid van de richtlijn te waarborgen.
Wellicht ten overvloede willen wij erop wijzen dat medisch specialistische richtlijnen niet worden vastgesteld door de betreffende richtlijnwerkgroep maar door de besturen/ledenvergadering van de betrokken verenigingen.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenwerkzaamheden |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Becker |
Longarts Amsterdam UMC |
Geen |
Extern gefinancierd onderzoek: SYMPRO studie Project over beeldvorming in de follow-up na behandeling voor longkanker gaat nog starten (gefinancierd door ZIN) |
geen restricties |
Bartels-Rutten |
Radioloog, NKI-AVL (betaald) |
Geen |
Geen |
geen restricties |
van der Wekken |
UMCG - longarts |
Geen |
Extern gefinancierd onderzoek: Lid bestuur Sectie oncologie NVALT Lid dure geneesmiddelen commissie NVALT Lid Cie Geneesmiddelen FMS Specialisten panel Longkanker Nederland Consortium partner 3D modeling in MTB Adviesraden voor UMCG bij Lilly, Astra Zeneca, Roche, Janssen |
restricties voor de modules over medicamenteuze behandeling* |
Comans |
Nucleair geneeskundige HMC Den Haag (0.6 FTE) |
Hoogleraar nucleaire geneeskunde Amsterdam UMC lokatie VUmc (0.4 FTE). |
Geen |
geen restricties |
Braun |
Hoogleraar Cardio-thoracale Chirurgie, Leids Universitair Medisch Centrum en Amsterdams Universitair Medisch Centrum. |
Lid bestuur Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie (onbetaald). |
Geen |
geen restricties |
Verhoeff |
Associate professor radiotherapy UMC Utrecht |
Niet van toepassing |
Extern gefinancierd onderzoek: 1. STOPSTORM H2020, bestraling van hartritmestoornissen |
geen restricties |
Hartemink |
Chirurg NKI-AVL, Amsterdam |
Onbetaald: |
KWF-grant ontvangen (2021) voor het doen van onderzoek naar radiotherapie en chirurgie bij het vroeg-stadium NSCLC. |
geen restricties |
Scharnhorst |
Klinisch chemicus, Catharina Ziekenhuis Eindhoven |
Deeltijdhoogleraar klinische chemie TU/e |
Extern gefinancierd onderzoek: |
geen restricties |
Moons -Pasic |
Longarts OLVG Amsterdam |
Niet van toepassing |
Extern gefinancierd onderzoek: |
geen restricties |
Peters |
Ziekenhuisapotheker |
Niet van toepassing |
Extern gefinancierd onderzoek: * Abbvie - Systematic evaluation of the efficacy-effectiveness gap of systemic treatmens in extensive disease - Geen projectleider |
geen restricties |
Verheijen |
Klinisch geriater, voor 0,8 fte. |
Geen |
Geen |
geen restricties |
Schuuring |
Senior staflid en lid van MT (Management Team) van de afdeling Pathologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. |
Adviseur/KMBP voor Moleculaire Pathologie voor de Stichting Pathologie Friesland in Leeuwarden, voor Martini Ziekenhuis te Groningen, voor Treant Zorggroep Bethesda ziekenhuis in Hoogeveen en voor ADCNV to Curacao (allen onbetaald) |
Adviseur/consultant m.b.t. (moleculaire) diagnostiek voor firma's (2019-2023): MSD/Merck, AstraZeneca, Astellas Pharma, Roche, Novartis, Bayer, BMS, Lilly, Amgen, Illumina, Agena Bioscience, Janssen Cilag (Johnson&Johnson), GSK, Diaceutics, CC Diagnostics (honoraria op UMCG rekening) Extern gefinancierd onderzoek: In UMCG-team heb ik financiele ondersteuning voor onderzoek ontvangen van: |
restricties voor de modules over medicamenteuze behandeling* |
Bahce |
Commissielid |
Geen |
Geen dienstverband, eigendom, patent of anderszins Extern gefinancierd onderzoek: Diverse investigator-initiated onderzoeken op de longafdeling van het Amsterdam worden gefinancierd door de bedrijven Boehringer Ingelheim, AstraZeneca en BMS |
restricties voor de modules over medicamenteuze behandeling* |
von der Thüsen |
Patholoog |
Geen |
Honoraria en consulting fees van: Extern gefinancierd onderzoek: |
restricties voor de modules over medicamenteuze behandeling* |
Barberio |
Directeur patiëntenorganisatie Longkanker Nederland (betaald) |
lid RvT Stichting Agora, leven tot het einde (betaald) |
Extern gefinancierd onderzoek: |
geen restricties |
Hendriks |
Longarts |
mede-auteur geweest van ESMO richtlijn SCLC |
Betaling voor webinars Benecke, MedTalks, VJOncology Extern gefinancierd onderzoek: chair metastatic NSCLC systemic therapy EORTC secretaris stichting NVALT studies adviesraden (betaald aan instituut niet aan mij): Amgen, BMS, Boehringer Ingelheim, Janssen, Lilly, Merck, MSD, Novartis, Pfizer, Roche and Takeda betaling voor educational webinars (betaald aan instituut niet aan mij) Janssen, podcasts Takeda, invited speaker AstraZeneca, Bayer, high5oncology, Lilly en Merck Sharp & Dohme (MSD), interview sessies Roche betaling aan instituut voor lokale PI farma studies van AbbVie, AstraZeneca, Blueprint Medicines, Gilead, GlaxoSmithKline (GSK), Merck Serono, Mirati, MSD, Novartis, Roche en Takeda |
restricties voor de modules over medicamenteuze behandeling* |
ter Heine |
Ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog, Radboudumc |
Geen |
Ik heb een onkostenvergoeding ontvangen voor het geven van een scholing over de klinische farmacologie van sotorasib, een nieuw middel in de behandeling van longkanker, van de firma AMGEN. Extern gefinancierd onderzoek: |
geen restricties |
Damhuis |
Onderzoeker IKNL (betaald) |
Lid wetenschappelijke commissie DLCA-S (onbetaald) |
Extern gefinancierd onderzoek: |
geen restricties |
van Geffen |
Medisch Centrum Leeuwarden |
NVALT bestuur |
Extern gefinancierd onderzoek: * Projectleider |
restricties voor de modules over medicamenteuze behandeling* |
*Restricties voor de modules over onderwerpen (medicamenteuze behandeling) waar de adviesraden betrekking op hebben: • Werkgroeplid werkt niet als enige inhoudsdeskundige aan de module; • Werkgroeplid werkt tenminste samen met een werkgroeplid met een vergelijkbare expertise in alle fasen (zoeken, studieselectie, data-extractie, evidence synthese, Evidence-to-decision, aanbevelingen formuleren) van het ontwikkelproces. Indien nodig worden werkgroepleden toegevoegd aan de werkgroep; • In alle fasen van het ontwikkelproces is een onafhankelijk methodoloog betrokken; • Overwegingen en aanbevelingen worden besproken en vastgesteld tijdens een werkgroepvergadering onder leiding van een onafhankelijk voorzitter (zonder gemelde belangen). |
Inbreng patiëntenperspectief
Longkanker Nederland heeft bijgedragen aan de schriftelijke knelpunteninventarisatie voor het cluster Longoncologie. Daarnaast werd er aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de afvaardiging van Longkanker Nederland in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptmodule wordt ter autorisatie aangeboden bij Longkanker Nederland (in afstemming met de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties).
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module ‘Voorlichting en communicatie’ |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel het niet duidelijk is of de aanbeveling breed toepasbaar is, volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de schriftelijke knelpuntenanalyse werden verschillende partijen uitgenodigd om input te geven op een concept-raamwerk voor de richtlijnen niet kleincellig longcarcinoom en kleincellig longcarcinoom. Deze richtlijnen zijn dermate verouderd, dat een grotere herziening noodzakelijk is om uiteindelijk goed mee te kunnen draaien in het modulair onderhoud zoals in de Koploperprojecten wordt beoogd.
Het doel van deze stakeholderraadpleging was om te inventariseren welke knelpunten men ervaart rondom de te herziene richtlijnen. De benoemde knelpunten werden vervolgens door de richtlijnwerkgroep geprioriteerd en vertaald in uitgangsvragen.
De volgende twee modules kregen prioriteit bij het uitvoeren van onderhoud aan de richtlijn Niet kleincellig longcarcinoom:
- 6.10.2 Adjuvante behandeling (osimertinib kan al in de praktijk worden toegepast als eerste adjuvante TKI).
- 10. Voorlichting en communicatie (per 1 januari 2023 regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB) ingevoerd).
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model (Review Manager 5.4). De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie https://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule wordt aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren worden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren wordt de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule wordt aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.