Off-labelgeneesmiddelen in de dermatologie Methotrexaat

Initiatief: NVDV / NVN Aantal modules: 31

Constitutioneel eczeem

Uitgangsvraag

Wat is de veiligheid en werkzaamheid/effectiviteit van off-label behandeling met MTX bij patiënten met constitutioneel eczeem?

Aanbeveling

Zwak

Methotrexaat kan worden overwogen als off-label behandeling bij volwassenen en kinderen > 2 jaar met constitutioneel eczeem die niet voldoende kunnen worden behandeld met topicale therapie. Het klinisch effect treedt over het algemeen pas na 8-12 weken op. Zier hiervoor ook de richtlijn constitutioneel eczeem.

Overwegingen

Belangrijke overwegingen

Opmerkingen

Onzekerheid in de schatting van waarschijnlijk voordeel en waarschijnlijk risico, ongemak en kosten

  • Eén RCT vond een behandelingseffect van cyclosporine dat beter was dan MTX.
  • Eén RCT vond een behandelingseffect van MTX vergelijkbaar met azathioprine met een bepaalde schatting van het effect.
  • Vijftien open-label studies, cohortstudies, case control studies en case series vonden een positief effect van MTX.
  • Onzekere schatting van het effect in de case series en RCT's.
  • Kosten kunnen variëren afhankelijk van het aantal vervolgbezoeken en dosering van MTX

Aanbeveling van MTX in richtlijnen voor constitutioneel eczeem

  • NVDV richtlijn 2019: MTX monotherapie kan effectief zijn als alternatief bij het beheersen van constitutioneel eczeem bij volwassenen. De reactietijd is 8-12 weken.

Ernstige bijwerkingen

  • Deo et al. presenteerden een retrospectieve analyse van 31 patiënten behandeld met 7,5-15 mg MTX/week. Ze rapporteerden twee ernstige bijwerkingen. Deze gebeurtenissen waren ernstige infecties; één patiënt ontwikkelde een pyelonefritis en één patiënt een virale verergering van astma, waarvoor opname in het ziekenhuis nodig was.
  • Dvorakova et al publiceerden een retrospectieve case serie van 47 patiënten die MTX gebruikten in een dosering van 0,34 mg/kg/week subcutaan. Zij beschreven vier ernstige bijwerkingen; één door de gemeenschap verworven pneumonie, één post-streptokokken glomerulonephritis, een patiënt met bulleuze impetigo (niet gerelateerd aan MTX) en een gecontroleerde astma-ervaring.
  • Vedie et al. rapporteerden over 35 patiënten in een retrospectieve cohortstudy waarbij patiënten werden behandeld met 15-20 mg MTX/week. Zij beschreven twee ernstige bijwerkingen; folliculitis en recidiverende herpes.
  • Roekevisch et al. en Gerbens et al. waren respectievelijk 2 en 5 jaar vervolgonderzoek van de RCT van Schram et al. waarbij patiënten werden behandeld met MTX of Azathioprine.

Roekevisch et al. beschrijft een exacerbatie van constitutioneel eczeem en een ziekenhuisopname vanwege psychiatrische comorbiditeit. Gerbens et al. beschrijft een gebeurtenis van cholera, exacerbatie van constitutioneel eczeem, myocardinfarct, ademhalingsproblemen en ziekenhuisopname om sociale redenen na trauma.

Onderbouwing

2 RCT's, 2 open-label studies, 4 cohortstudies, 8 case series en een studie met onbekend design over het gebruik van MTX zijn van zeer lage kwaliteit.

Uitkomstmaat: SCORAD, EASI, POEM, DLQI

 

Bij constitutioneel eczeem is er een significante verbetering in SCORAD, EASI, POEM, DLQI die het minimale klinische verschil bereikten na 8-12 weken behandeling met methotrexaat.

 

Goujon 2017, Schram 2011

Uitkomstmaat: verbetering/respons

 

Het effect van op deze uitkomstmaat is onduidelijk. Uitkomstmetingen waren niet gestandaardiseerd en worden gerapporteerd als of het bereiken van volledige remissie, gemiddelde verbetering van de ziekteactiviteit of verbetering.

 

Baum 2019, Delcasso 2018, Gerbens 2018, Goujon 2006, Hegazy 2017, Ho&Dutz 2018, Lyakhovitsky 2010, Mittal 2011, Politiek 2016, Roekevisch 2018, Shah 2018, Syed 2009, Vedie 2016, Weatherhead 2007, Zoller 2008

In de literatuur zijn 2 RCT’s (Schram et al. 2011, Goujon et al. 2017), 2 open-label studies (Gerbens et al. 2017, Roekevisch et al. 2018), 4 cohortstudies (Baum et al., 2019, Delcasso et al., 2018, Hegazy et al., 2017), 8 case series (Weatherhead et al. 2007, Zoller et al. 2008, Goujon et al. 2006, Hegazy 2017, Ho & Dutz 2018, Lyakhovitsky et al. 2010, Politiek et al. 2016, Vedie et al. 2016) en 1 studie waarin het studiedesign niet is omschreven (Mittal et al. 2011) gevonden. In totaal zijn ongeveer 741 patiënten geïncludeerd (Ho omvatte > 300 patiënten en Gerbens en Roekevisch werden vervolgstudies met dezelfde groep patiënten) met constitutioneel eczeem behandeld met MTX.

 

RCT’s

Methodologische kwaliteit

Goujon et al. voerden een gerandomiseerde gecontroleerde studie (RCT) uit waarin MTX (n=50) werd vergeleken met cyclosporine (n=47). Randomisatie, concealment of allocation en blindering van uitkomstbeoordelaars waren adequaat, patiënt en behandelaren waren echter niet blind voor toewijzing. Bovendien werd MTX vrij vroeg geëvalueerd (na 8 weken; daarom kozen wij ervoor om 12 en 24 weken follow-up op te nemen in GRADE). De steekproefgrootte van deze studie was klein.

Schram et al. verrichtten een RCT, waarbij MTX werd vergeleken met azathioprine voor de behandeling van constitutioneel eczeem. De studie beschreef adequaat de processen van randomisatie, concealment of allocation en blindering van de onderzoekers. Patiënten en veiligheidsbeoordelaars waren niet blind voor toewijzing en er werd gebruik gemaakt van de intention to treat analysis. De criteria voor het opnemen van patiënten in een intention to treat analysis, was dat ze ten minste één dosis studiemedicatie hadden gekregen.

 

Studiekenmerken

Goujon et al. includeerden 50 patiënten in de MTX-groep en 47 patiënten in de cyclosporinegroep. In de MTX-groep was 32 jaar, de mediane leeftijd van de patiënten. De patiënten werden geïncludeerd met matige tot ernstige constitutioneel eczeem op basis van de criteria van de UK working party en onvoldoende respons op topische corticosteroïden of tacrolimus. De therapie werd geëvalueerd op basis van het percentage mensen dat SCORAD50 behaalde. Patiënten werden gedurende 8 weken behandeld en 24 weken vervolgd. Gelijktijdige medicatie was foliumzuur 5 mg/dag, met uitzondering van MTX-dagen. MTX dosering was 15 mg/week gedurende de eerste 8 weken, hierna 25 mg/week. Het foliumzuurgebruik was 5 mg/week. Patiënten in de cyclosporinegroep werden gedurende de 8 weken behandeld met 2,5 mg/kg/dag, hierna 5 mg/kg/dag.

Schram et al. includeerden 22 patiënten in de azathioprinegroep en 20 patiënten in de MTX-groep. In de MTX-groep was de gemiddelde leeftijd 43 (+14,7) jaar en de man/vrouw verhouding 1:1. De diagnose van constitutioneel eczeem was gebaseerd op de millenniumcriteria en de criteria van de UK working party. De ernst van de ziekte werd beoordeeld als 'ernstig' volgens de Rajka- en Langelandcriteria. De respons op de therapie werd beoordeeld door verandering in de score van constitutioneel eczeem (SCORAD)-score en door andere klinische beoordelings- en kwaliteit van leven parameters voor patiënten en onderzoekers. Baseline en week-12 serum Thymus and activation-regulated chemokine (TARC) werd gemeten. Patiënten reageerden niet op cyclosporine of waren intolerant of hadden een contra-indicatie voor cyclosporine. Patiënten werden gedurende 12 weken behandeld en de follow-up waarin de patiënt zijn behandeling kon voortzetten, overschakelen of stoppen was ook 12 weken. De gehele follow-up periode was vijf jaar. Gelijktijdige topische corticosteroïden en orale antihistaminica waren toegestaan. Noodmedicatie van maximaal 2 kuren oraal prednisolon was toegestaan. De aanvangsdosis, na een testdosis van 5 mg, van MTX was 10 mg per week oraal en dosisescalatie werd toegestaan tot 22,5 mg. Het foliumzuurgebruik was 5 mg/week. Patiënten in de azathioprine-groep werden behandeld met 1,5-2,5 mg/kg/dag.

 

Werkzaamheid

Goujon et al rapporteerden dat 8% (4/50) van de MTX-groep na 8 weken een SCORAD50 behaalde en 42% (18/43) van de cyclosporinegroep. Na 24 weken was SCORAD50 behaald door 38% (9/24) van de MTX-groep en 70% (22/31) van de cyclosporinegroep. Gedurende de studie werden patiënten niet meer gezien in de follow-up. Secundaire resultaten waren EASI50 en de Dermatology Life Quality Index (DLQI) na 8, 12 en 24 weken. De resultaten van week 12 en 24 zijn weergegeven in bijlage 7 (tabel 4).

Schram et al. rapporteerden dat de SCORAD-score in de MTX-groep daalde van 57,2 naar 22,8 (AR 22,8) aan het einde van de follow-up, in de azathioprinegroep daalde de SCORAD-score van 58 naar 36,8 (AR 21,7). Secundaire uitkomsten waren de EASI, POEM, verandering in gemiddelde Investigator Global Assessment (IGA) en Patiënt Global Assessment (PGA), verandering in jeuk, slapeloosheid, kwaliteit van leven, TARC (thymus and activation-regulated chemokine, vermindering ten opzichte van baseline), de vereiste hoeveelheid topische corticosteroïden, bijwerkingen, gastro-intestinale bijwerkingen, constitutioneel eczeem exacerbatie, bloedtellingsafwijkingen, de gemiddelde toename van leverenzymwaarden en ernstige/ernstige bijwerkingen. Deze resultaten zijn weergegeven in bijlage 7 (tabel 5).

 

Case series, follow-up studies en open clinical trial

Studiekenmerken

Baum et al. onderzochten 19 patiënten (onbekende man/vrouw ratio), de gemiddelde leeftijd werd niet gerapporteerd. Diagnoses werden klinisch gesteld op basis van de aanwezigheid van een pruritisch eczeem met een chronisch (of chronisch terugvallend) verloop van ten minste 6 maanden. Eerdere behandelingen waren onbekend. Gelijktijdige medicatie waren foliumzuur en topicale corticosteroïden. Behandelduur, follow-up-duur en dosering werden niet gerapporteerd.

Gerbens et al. voerden een vijfjarig observationeel vervolgonderzoek uit met de patiënten van Schram et al. (zie hierboven voor meer informatie). 17 patiënten (10 mannen, 7 vrouwen) op MTX en 18 op azathioprine werden gevolgd. Hun gemiddelde leeftijd was 43,3 jaar oud. De follow-up-duur was vijf jaar. Dosering was 10 – 22,5 mg.

Goujon et al. (2006) rapporteerden over 20 (10 mannelijke en 10 vrouwelijke) patiënten met matige tot ernstig constitutioneel eczeem. De gemiddelde leeftijd was 26,3 jaar (tussen 17-68 jaar). Diagnose en ernst werden klinisch beoordeeld door de globale beoordeling van de arts. Eerdere behandeling bestond uit emolliens en bij sommige patiënten behandeling met topische corticosteroïden en/of topische tacrolimuszalf. Patiënten reageerden ofwel niet goed op deze behandeling of het getroffen lichaamsdeel was dusdanig aangedaan om met MTX te behandelen. Patiënten werden gedurende 1-30 maanden behandeld. Follow-up (na stoppen) was niet gerapporteerd. De meeste patiënten werden behandeld met 25 mg intramusculair in een wekelijkse dosis, met ook een wekelijkse dosis daling van de orale dosis. Gelijktijdige therapie bestond uit emollients en topische corticosteroïden en/of topische tacrolimus. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Delcasso et al. namen in hun retrospectieve cohortstudie 20 patiënten (8 mannen, 12 vrouwen) op, met een gemiddelde leeftijd van 39 jaar. De definitie van de diagnose constitutioneel eczeem werd niet beschreven. Eerdere behandelingen waren lichttherapie of cyclosporine. Gelijktijdige medicatie waren emolliens en topische corticosteroïden. De duur van de behandeling was 21 maanden, de follow-up-duur werd niet gerapporteerd. Gemiddelde dosering was onbekend, gemiddelde aanvangsdosis was 21 mg. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Hegazy et al. includeerden 37 patiënten met een onbekende man/vrouw ratio en gemiddelde leeftijd. Patiënten hadden klinisch gediagnosticeerd ernstig constitutioneel eczeem, dat gedefinieerd werd als constitutioneel eczeem dat niet goed onder controle was, waarvoor een dag opname of een ziekenhuis opname nodig was. De definitie van de diagnose constitutioneel eczeem werd niet beschreven. Eerdere behandeling en gelijktijdige medicatie werden niet gemeld. De behandelduur was 6 maanden, follow-up onbekend. MTX was gedoseerd in een dosis van 15 – 20 mg/week. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Ho & Dutz analyseerde retrospectief 300 patiënten met een onbekende gemiddelde leeftijd. Er werd niet gemeld of de diagnose op klinische gronden was gebaseerd. Eerdere behandelingen werden niet gemeld. Gelijktijdige medicatie waren verzachtende middelen, topische calcineurineremmers en topische corticosteroïden. De duur van de behandeling was > 18 maanden en de follow-up-duur was niet gerapporteerd. De dosering MTX was 15 mg. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Mittal et al. includeerden 15 patiënten (10 mannen, 5 vrouwen). De leeftijd bij diagnose varieerde van 30-60 jaar. De 15 patiënten hadden verschillende soorten eczeem; bij 6 patiënten werd pompholyx waargenomen, bij 2 asteatotisch (seniel) eczeem, bij 4 nummulair eczeem en bij 3 volwassen beginnend constitutioneel eczeem. De diagnose werd klinisch gesteld. MTX effectiviteit werd gemeten als ziekterespons in drie categorieën; uitstekend, goed en slecht. Eerdere behandeling werd niet gemeld. Gelijktijdige medicatie was topische en systemische corticosteroïden. De behandelduur was ten minste 12 weken. Follow-up werd niet gemeld. De MTX dosering was 10-15 mg/week oraal toegediend in een enkele of gedeelde gift. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Lyakhovitsky et al. rapporteerden over 5 kinderen met constitutioneel eczeem en 15 volwassenen met constitutioneel eczeem met een gemiddelde leeftijd van 51 (tussen 20-85) jaar. Het betroffen 12 mannen en 8 vrouwen. De diagnose werd klinisch gesteld. De respons was gebaseerd op een klinische score (SCORAD) en verbetering van de kwaliteit van leven. Eerdere behandeling bestond uit topische corticosteroïden behandeling en tweedelijnsbehandelingen. Patiënten reageerden niet op ten minste 1 tweedelijnsbehandeling (lichttherapie, systemische corticosteroïden, cyclosporine). Alleen topische behandeling en orale antihistaminica waren toegestaan. Patiënten werden gedurende 2-24 maanden behandeld. Follow-up (na stoppen) was niet gerapporteerd. Het doseringsschema lag tussen 10-25 mg intramusculair of oraal per week, gecombineerd met 5 mg foliumzuur per week. Startdosis was afhankelijk van het lichaamsgewicht. De doses werden verhoogd bij onvoldoende respons.

Politiek et al. verzamelden 89 patiënten met een gemiddelde leeftijd van 50,7 jaar. De diagnose was klinisch gesteld. De effectiviteit werd gemeten aan de hand van een Patiënt Global Assessment (PGA) scale. Eerdere behandelingen waren orale immunosuppressieve geneesmiddelen. Gelijktijdige medicatie was prednisolon (10-30 mg/dag). De behandelduur varieerde van 6 dagen – 8,9 jaar en de follow-up was 2 jaar. De dosering was 5-20 mg/week oraal of subcutaan. Foliumzuurgebruik werd niet gemeld.

Shah incudeerde 41 patiënten (22 mannen, 19 vrouwen), hun gemiddelde leeftijd was 45 jaar met een range van 19-90 jaar. De diagnose was klinisch gesteld. Eerdere behandeling bestond uit antibiotica, azathioprine, cyclosporine, intramusculaire corticosteroïden, mycophenolaatmofetil, methotrexaat, orale corticosteroïden, lichttherapie en ’andere'. Gelijktijdige medicatie was antibiotica, cyclosporine, triamcinolonacetonide, prednison en valacyclovir. De duur van de behandeling was 36,8 maanden (range 1 -132 maanden), de follow-up-duur was onbekend. Foliumzuurgebruik werd niet gemeld.

Syed et al includeerden 60 patiënten in een open vergelijkende studie, 30 patiënten gebruikten placebo en 30 patiënten MTX (onbekende man/vrouw ratio). Hoe de diagnose was gesteld, werd niet gerapporteerd. 40% van de patiënten had constitutioneel eczeem, 15% handeczeem (15%), 13,3% contacteczeem via de lucht, 11,7% pompholyx, 8,3% seborrhoïsch eczeem, 5% lichen simplex chronicus, 5% contacteczeem voor parafenylenediamine en 3% discöide eczeem. De gemiddelde leeftijd werd niet gerapporteerd. Eerdere behandelingen en gelijktijdige medicatie waren onbekend. De behandelduur was 3 maanden, de follow-upduur en het gebruik van foliumzuur werden niet gemeld.

Vedie et al. onderzochten 35 patiënten met een gemiddelde leeftijd van 57,8 jaar die werden behandeld met MTX (in totaal werden 54 patiënten onderzocht). Patiënten werden klinisch gediagnosticeerd. De effectiviteit was bepaald aan de hand van een PGA scale. Gelijktijdige medicatie was azathioprine bij enkele patiënten (n=7). Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld. Eerdere behandelingen waren topische therapieën. De behandelduur was 81,6 weken en de follow-up was 57,8 maanden. De dosering was 15-20 mg/week oraal of subcutaan. Gebruik van foliumzuur was niet gerapporteerd.

Weatherhead et al. bestudeerden 12 patiënten met een matig tot ernstig constitutioneel eczeem (7 mannen, 5 vrouwen) met een gemiddelde leeftijd van 37 + 16 jaar. De diagnose was gebaseerd op klinische gronden. Ze beoordeelden de ernst van de ziekte aan de hand van de ziekteactiviteit. Eerdere en gelijktijdige behandeling bestond uit topische corticosteroïden. De behandelduur was 6 maanden en de follow-up was 12 weken. Patiënten werden behandeld met een oplopend dosering vanaf 5 mg MTX. Doses varieerden van 5-22,5 mg MTX per week oraal. Gebruik van foliumzuur werd niet gemeld.

Zoller et al. behandelden 6 patiënten met constitutioneel eczeem volgens de criteria van Hanifin en Rajka en 3 patiënten met idiopathisch eczeem (6 mannen, 3 vrouwen). De gemiddelde leeftijd was 75 (tussen 52-85) jaar. De diagnose werd klinisch en histologisch vastgesteld. Effectiviteit werd semi-kwantitatief gescoord (door een globale beoordeling van een onderzoeker). Alle patiënten faalden op topische corticosteroïden, de meesten op systemische corticosteroïden en topische calcineurineremmers, sommigen op lichttherapie en een paar op orale cyclosporine. Patiënten werden behandeld met 5 mg testdosis MTX en de dosis kon worden verhoogd tot maximaal 25 mg per week oraal. Foliumzuur werd gebruikt, maar de dosering werd niet gemeld. Een overzicht van de studiekenmerken is te zien in bijlage 5 (tabel 1).

 

Effectiviteit

Baum et al. rapporteerden dat na 6 maanden 20 patiënten een milde ziekte, 7 matige ziekte en 3 ernstige ziekte hadden.

Delcasso et al. rapporteerden een percentage van SCORAD 50 van 50% (7/14) na 3 maanden, 63% (5/8) na 6 maanden en 75% (9/12) na 12 maanden. Dit percentage en het aantal patiënten is niet consequent.

Gerbens et al. rapporteerden een gemiddelde SCORAD-reductie van 32,1 in de MTX-groep en 32,1 in de azathioprine-groep.

Goujon et al. rapporteerden dat 75% van de patiënten na 3 maanden verbeterde en bij 13 van de 20 patiënten was deze verbetering meer dan 70% op de algemene beoordeling van de arts.

Hegazy et al. rapporteerden volledige respons bij 8/37 patiënten.

Ho et al. rapporteerden een uitstekende respons >75% van hun patiënten (n > 300).

Lyakhovitsky et al. rapporteerden 16 van de 20 patiënten met een goede respons. De behandeling was bij volwassenen effectiever dan bij kinderen.

Mittal vond een uitstekende respons bij 47% (7/15) van de patiënten, een goede respons bij 20% (3/15) van de patiënten en een slechte respons bij 33,3% (5/15) van de patiënten.

Politiek et al. gebruikten de PGA in een vijfpuntenschaal en definieerden ziekteverbetering als een PGA-1 scorereductie in twee maanden. 15/42 patiënt behaalde deze verbetering met MTX.

Roekevisch et al. rapporteerden een absolute SCORAD-reductie van 37,8 punten in de MTX-groepen en 32,6 punten in de azathioprine-groep.

Shah et al. constateerde een uitstekende verbetering van >75% bij 93% (38/41) van de patiënten, een goede verbetering van 50-75% bij 5% (2/41) en gedeeltelijke verbetering van 25-50% bij 2% (1/41).

Syed et al. rapporteerden een EASI50 bij 100% (30/30) van de MTX-patiënten en 0% (0/3) van de placebogroep.

Vedie et al. gebruikten ook de PGA in een vijf puntenschaal en definieerden ziekteverbetering als een PGA 0-2 score. Na de gemiddelde behandelduur van 20,4 maanden behaalden 15 van de 27 patiënten deze score in de MTX monotherapiegroep, 3 op de 7 patiënten in de MTX in combinatie met de azathioprine-groep.

Weatherhead et al. rapporteerden een gemiddelde verbetering van de ziekteactiviteit van 52% ten opzichte van de uitgangswaarde. De meerderheid van de verbetering van de ziekteactiviteit werd waargenomen in week 12.

Zoller et al. constateerden bij 6 patiënten met volledige remissie en 3 met significante verbetering na 3-7 weken. Bij één patiënt verergerde het ziektebeeld na volledige remissie (onbekend tijdsinterval). De resultaten zijn weergegeven in bijlage 6 (tabel 2).

  1. Baum S, Porat S, Lyakhovitsky A, Astman N, Barzilai A. Adult Atopic Dermatitis in Hospitalized Patients: Comparison between Those with Childhood-Onset and Late-Onset Disease. Dermatology. 2019;235(5):365-71.
  2. Delcasso B, Goujon C, Hacard F, Delcroix F, Grande S, Berard F, et al. Tolerance of methotrexate in a daily practice cohort of adults with atopic dermatitis. Eur J Dermatol. 2018;28(2):266-7.
  3. Gerbens LAA, Hamann SAS, Brouwer MWD, Roekevisch E, Leeflang MMG, Spuls PI. Methotrexate and azathioprine for severe atopic dermatitis: a 5-year follow-up study of a randomized controlled trial. Br J Dermatol. 2018;178(6):1288-96.
  4. Goujon C, Bérard F, Dahel K, Guillot I, Hennino A, Nosbaum A, Saad N, Nicolas JF. Methotrexate for the treatment of adult atopic dermatitis. Eur J Dermatol. 2006 Mar-Apr;16(2):155-8.
  5. Hegazy S, Tauber M, Bulai-Livideanu C, Uthuriague C, Giordano-Labadie F, Marguery MC, et al. Systemic treatment of severe adult Atopic dermatitis in clinical practice: analysis of prescribing pattern in a cohort of 241 patients. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2017;31(9):e423-e4.
  6. Ho V, Dutz J. Methotrexate-The Value of Case series for Older Drugs. J Cutan Med Surg. 2018;22(5):537.
  7. Lyakhovitsky A, Barzilai A, Heyman R, Baum S, Amichai B, Solomon M, Shapiro D, Trau H. Low-dose methotrexate treatment for moderate-to-severe atopic dermatitis in adults. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2010;24:43-9. 
  8. Mittal A, Khare A, Gupta L, Mehta S, Garg A. Use of methotrexate in recalcitrant eczema. Indian J Dermatol Venereol Leprol. 2011;56(2):232.
  9. Politiek K, van der Schaft J, Coenraads PJ, de Bruin-Weller MS, Schuttelaar ML. Drug survival for methotrexate in a daily practice cohort of adult patients with severe atopic dermatitis. British Journal of Dermatology. 2016;174(1):201-3.
  10. Roekevisch E, Schram ME, Leeflang MMG, Brouwer MWD, Gerbens LAA, Bos JD, et al. Methotrexate versus azathioprine in patients with atopic dermatitis: 2-year follow-up data. J Allergy Clin Immunol. 2018;141(2):825-7.e10.
  11. Shah N, Alhusayen R, Walsh S, Shear NH. Methotrexate in the treatment of moderate to severe atopic dermatitis: A retrospective study. J Cutan Med Surg. 2018;22(5):484-7.
  12. Syed AR, Aman S, Nadeem M, Kazmi AH. The Efficacy and safety of oral methotrexate in chronic eczema. J of Pakistan Association of Dermatoloogs. 2009;19(4):220?4.
  13. Schram ME, Roekevisch E, Leeflang MM, Bos JD, Schmitt J, Spuls PI. A randomized trial of methotrexate versus azathioprine for severe atopic eczema. J Allergy Clin Immunol. 2011;128:353-9
  14. Vedie AL, Ezzedine K, Amazan E, Boralevi F, Milpied B, Taieb A, et al. Long-term use of systemic treatments for moderate-to-severe atopic dermatitis in adults: A monocentric retrospective study. Acta Dermato-Venereologica. 2016;96(6):802-6.
  15. Weatherhead SC, Wahie S, Reynolds NJ, Meggitt SJ. An open-label, dose-ranging study of methotrexate for moderate-to-severe adult atopic eczema. Br J Dermatol. 2007;156:346-51.
  16. Zoller L, Ramon M, Bergman R. Low dose methotrexate therapy is effective in late-onset atopic dermatitis and idiopathic eczema. Isr Med Assoc J. 2008;10:413-4.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 05-06-2023

Laatst geautoriseerd  : 05-06-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie

Werkwijze

Doel

Een richtlijn en de daaruit afgeleide documenten (bijv. patiënten informatie) geven aanbevelingen voor het juiste off-label gebruik van MTX in patiënten, kinderen en volwassenen, om zo de patiënten zorg te verbeteren.

 

Beoogde gebruikers

De richtlijn is bedoeld voor artsen, met name dermatologen, huisartsen en apothekers. Een tekst afgeleid van de richtlijn zal beschikbaar zijn voor patiënten.

 

Samenstelling van de werkgroep

Voor de ontwikkeling van de richtlijn is een werkgroep benoemd. De werkgroep bestond uit dermatologen, apothekers en een huisarts van Lareb (Nederlands Geneesmiddelenbewakingscentrum). Bij de samenstelling van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de leden en met een evenwichtige vertegenwoordiging van academische en niet-academische werkzame specialisten. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en er zijn geen belangenconflicten gemeld.

 

Methodologie van de werkgroep

Een richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de patiëntenzorg in de dagelijkse praktijk. De richtlijn is gebaseerd op resultaten van het zoeken in wetenschappelijke literatuur en de daaropvolgende consensus van de werkgroep, gericht op het beslissen over de juiste medische interventie.

De werkgroep heeft een ontwerprichtlijn opgesteld. Een expertgroep heeft tijdens de voorbereidende fase een knelpuntanalyse gemaakt. De expertgroep stelde een lijst samen van geneesmiddelen, die vaak off-label worden gebruikt in de dermatologie. De vermelde geneesmiddelen werden geprioriteerd op basis van de frequentie van gebruik en het optreden van mogelijke ernstige bijwerkingen. De leden van de werkgroep hadden de gelegenheid wijzigingen in de lijst van geselecteerde geneesmiddelen voor te stellen. Ze kwamen overeen een richtlijn op te stellen over het off-label gebruik van de volgende 6 geselecteerde geneesmiddelen:

  • azathioprine
  • ciclosporine
  • dapsone
  • hydroxychloroquine
  • methotrexaat
  • sulfasalazine

De werkgroep was het erover eens dat de resultaten van effectiviteit en veiligheid cruciaal zijn voor de besluitvorming. De werkgroep begon met het opstellen van een ontwerprichtlijn voor azathioprine en besloot dat de toegepaste methoden zouden dienen als blauwdruk voor de ontwikkeling van een ontwerprichtlijn voor de andere 5 bovengenoemde geneesmiddelen. Nuttige literatuur werd gevonden door systematische zoekopdrachten en door het controleren van referenties (zie “Methodologie van literatuuronderzoek”). De werkgroepleden beoordeelden de relevante literatuur inhoudelijk en kwalitatief. Vervolgens trokken de werkgroepleden conclusies en deden zij aanbevelingen over off-label gebruik van de geselecteerde 6 geneesmiddelen. De definitieve versie van de richtlijn werd goedgekeurd door alle betrokken wetenschappelijke verenigingen.

 

Methodologie van literatuuronderzoek

Onderzoeksvraag

Voor elk geselecteerd geneesmiddel werd een onderzoeksvraag gesteld volgens PICO. PICO staat voor:

  1. Participants/populatie: populatie van patiënten met een huidziekte die wordt behandeld met een geneesmiddel dat niet is geregistreerd voor het gebruik van deze specifieke ziekte.
  2. Intervention: het geselecteerde geneesmiddel.
  3. Comparison: elke andere behandeling (bv. andere systemische therapie, placebo, interventie van de kwaliteit van leven), in geval van gebrek aan een controlegroep; geen andere behandeling.
  4. Outcome (uitkomstmaat): veiligheid en/of effectiviteit / werkzaamheid.
Zoekstrategie

Voor elk geselecteerd geneesmiddel werd een zoekopdracht uitgevoerd. Voor MTX werd dit gedaan in de databases Medline (door PubMed) van 1950-november 2019, EMBASE van 1980- november 2019 en CENTRAL tot november 2019. Literatuurspecialist Monique Wessels van de afdeling 'Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten ' ontwierp deze zoekstrategie. Ook referenties van opgenomen artikelen werden gescreend om in aanmerking te komen.

 

Selectie van artikelen

Alle artikelen met titel en samenvatting die verwijzen naar off-label behandeling met het betreffende geneesmiddel bij patiënten met huidziekten werden geselecteerd. Om de geschiktheid te bepalen, werd de volledige tekst van de geselecteerde artikelen gescreend op basis van de vooraf gedefinieerde inclusie- en exclusiecriteria. Gegevens over methodologische kwaliteit, studiekenmerken, effectiviteit / werkzaamheid en veiligheid werden geëxtraheerd aan de hand van een gegevensextractieformulier. Twee onafhankelijke onderzoekers voerden alle stadia van literatuurselectie en gegevensextractie uit. Meningsverschillen over studieselectie en data-extractie werden opgelost door discussie.

 

Inclusie- en exclusiecriteria

Met behulp van de volgende vooraf gedefinieerde inclusie- en exclusiecriteria werd de selectie van de artikelen uitgevoerd.

 

Inclusiecriteria:

  • Het artikel gaat over het geselecteerde geneesmiddel
  • Het geselecteerde geneesmiddel wordt gebruikt bij de behandeling van een huidziekte waarvoor dat specifieke geneesmiddel niet in Nederland is geregistreerd (tot november 2019).

Exclusiecriteria:

  • Case reports met minder dan 5 patiënten*
  • Gebrek aan gegevens over veiligheid en werkzaamheid/effectiviteit
  • Artikelen betreffende andere behandeling dan systemische behandeling met het geselecteerde geneesmiddel
  • Topisch of intralesionaal gebruik van het geneesmiddel
  • Enquêtes op basis van vragenlijsten
  • Conference abstracts
  • Systematische reviews (zonder meta-analyse)
  • Cutane bijwerkingen van MTX
  • Dierproeven
  • In vitro studies
  • Dubbele publicaties
  • Andere talen dan Engels, Frans, Duits en Nederlands
  • Volledige tekst niet beschikbaar

* Tijdens de zoektocht naar de periode <2010 is een aselecte steekproef van de niet-geselecteerde artikelen genomen om te controleren of relevante bijwerkingen zijn gemist.

 

Methodologische kwaliteit

Gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT's) werden beoordeeld volgens het criteriasorteringssysteem dat is beschreven in het Cochrane Handbook voor systematische beoordelingen van interventies 6.1.0 (bijgewerkt in 2020). Om het risico van bias binnen opgenomen RCT's te beoordelen, werden de volgende parameters voor methodologische kwaliteit gebruikt; randomisatie methode, blindering (van deelnemers, onderzoekers en uitkomstbeoordeling), uitval van patiënten, aanwezigheid van selectieve uitkomstrapportage en andere potentiële bedreigingen voor de validiteit.

 

Studiekenmerken

Geëxtraheerde gegevens worden gepresenteerd in tabellen en met begeleidende tekst per ziekte op gestandaardiseerde wijze. Er werden gegevens verzameld over:

  1. Studieontwerp: gerandomiseerd, gecontroleerd, prospectief, retrospectief
  2. Behandeling onderzoeksarmen
  3. Ziekte van de proefpersonen: ernst, stadium, subtype, duur
  4. Eerdere geneesmiddelen
  5. Patiënten: aantal, geslacht, leeftijd, subgroepen
  6. Duur van de behandeling
  7. Duur van de follow-up
  8. Gelijktijdige medicatie
  9. Doseringsschema van het geselecteerde geneesmiddel

Werkzaamheid/effectiviteit

  1. Gebruikte uitkomstparameters: klinische beoordeling, globale beoordeling, meting van de kwaliteit van leven, laboratoriummarkers, begin van het effect, duur van de remissie, terugvalpercentage
  2. Ernstresultaten: het resultaat van de gebruikte uitkomstparameters. Verschillen tussen baseline en einde van de behandeling/studie en tussen behandelgroepen.

Veiligheid

Veiligheid is een belangrijk punt bij off-label gebruik van medicatie. Binnen de geselecteerde onderzoeken werd elke studie die (ernstige) bijwerkingen meldde meegenomen in de richtlijn.

 

Er werden gegevens verzameld over:

  1. Bijwerkingen: welke en hoeveel
  2. Ernstige bijwerkingen: welke en hoeveel

Een bijwerking werd gedefinieerd als een ongunstige en onbedoelde uitkomst, met inbegrip van een abnormale laboratoriumbevinding, symptoom of ziekte die verband houdt met het gebruik van een medische behandeling of procedure, ongeacht of deze wordt beschouwd als gerelateerd aan de medische behandeling of procedure die zich in de loop van het onderzoek heeft voorgedaan.

 

Een ernstige bijwerking werd gedefinieerd als elk ongewenst medisch voorval dat ziekenhuisopname of verlenging van een bestaande ziekenhuisopname vereiste, levensbedreigend was, resulteerde in aanhoudende of significante invaliditeit / abeidsongeschiktheid, een aangeboren afwijking / geboorteafwijking of in het onderzoek als zodanig gemeld of resulterend in overlijden.

 

Kwaliteit van het bewijs

Normaliter wordt de kwaliteit van het bewijs beoordeeld volgens de GRADE-methodiek. Echter, de GRADE-methodiek is toepasbaar bij vergelijkend onderzoek. In geval van off-label medicatie kan verwacht worden dat er met name in observationeel onderzoek is uitgevoerd, zoals een case-series of een case-report. Naast het feit dat het onderwerp off-label, zich minder goed leent voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (RCT) if de belangrijkste uitkomstmaat de veiligheid, terwijl een typische RCT wordt gepowered op de uitkomstmaat effectiviteit.

Om een richtlijn ook te kunnen baseren op het beschikbaar (obervationele) bewijs is gekozen om het studiedesign niet te limiteren tot vergelijkend onderzoek (RCT en CCT) waarmee de toepassing van GRADE niet meer mogelijk is.

Er is gekozen om per uitkomstmaat de potentiële beperkingen te beschrijven, maar geen niveau van bewijs te geven, aangezien dit bij niet vergelijkend onderzoek niet geduidt kan worden. Wel zijn soortgelijke principes gevolgd, waaronder per uitkomstmaat rekening te houden met de volgende factoren:

  • Risico op bias
  • Indirectheid van het bewijs
  • Inconsistentie
  • Onnauwkeurigheid
  • Publicatie bias

De gebruikte zoekresultaten zijn up-to-date tot ten minste november 2019.

 

Het opstellen van de aanbevelingen

Voor de ontwikkeling van een aanbeveling zijn ook andere aspecten dan wetenschappelijk bewijs van belang, zoals: patiëntvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke gevolgen of kosten. Bekende bijwerkingen die in de samenvatting van de productkenmerken (SmPC) worden genoemd, zijn meegenomen, voor zover ze nog niet uit de wetenschappelijke literatuur zijn gedestilleerd.

 

Op basis van literatuur wordt de conclusie vertaald in de context van de dagelijkse praktijk en worden de voor- en nadelen van de verschillende behandelingen tegen elkaar afgewogen. De uiteindelijke geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overwegingen en kan worden geformuleerd als een zwakke of sterke aanbeveling tegen of ten gunste van een bepaalde therapie (zie kader hieronder). Het doel van deze procedure en de formulering van de richtlijn met behulp van dit formaat is het vergroten van de transparantie van de richtlijn. Het creëert ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de vergaderingen van de werkgroep en bovendien verbetert het de duidelijkheid voor de gebruiker van de richtlijn.

 

Aanbeveling

  1. Sterk = als zorgverleners en zorggebruikers, op basis van het beschikbare bewijs, er zeer zeker van zijn dat voordelen al dan niet opwegen tegen risico's of lasten, zullen ze een sterke aanbeveling doen. Sterke aanbevelingen worden geformuleerd als actieve zin waarin een duidelijke taak wordt omschreven" Draag zorg voor  ..." of "geef...".
  • Zwak = als  zorgverleners en zorggebruikers, op basis van het beschikbare bewijs, van mening zijn dat voordelen en risico's of lasten goed in evenwicht zijn, of als er aanzienlijke onzekerheid bestaat over de omvang van de voordelen en risico's, moeten ze een zwakke aanbeveling doen. Zwakke aanbevelingen worden geformuleerd als "Overweeg om ..." of "Je kunt gebruik maken van...".

 

Uitvoering en evaluatie

Tijdens de verschillende fasen van de ontwikkeling van de conceptrichtlijn wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt via internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen, ziekenhuizen en poliklinieken en wordt ook besproken in diverse medische tijdschriften.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar wetenschappelijk en breed onderbouwde inzichten en aanbevelingen waaraan artsen moeten voldoen om kwalitatief goede medische zorg te kunnen bieden. Aangezien richtlijnen uitgaan van het omgaan met 'gemiddelde patiënten', kunnen artsen in individuele gevallen afwijken van de richtlijnen wanneer dat nodig is. Afwijking van de richtlijn - indien vereist door de situatie van de patiënt - is soms zelfs noodzakelijk. Opzettelijke afwijking van de richtlijn moet echter worden uitgelegd en gedocumenteerd in het medisch dossier en, indien nodig, met toestemming van de patiënt. Artikel 68 van de Geneesmiddelenwet van 2 maart 2009 luidt als volgt over off-label geneesmiddelenvoorschrift: 'Het voorschrijven van geneesmiddelen buiten de geregistreerde indicaties door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is alleen toegestaan indien dit wordt ondersteund door richtlijnen en protocollen die door de beroepsgroep zijn ontwikkeld. Wanneer de richtlijnen en protocollen zich nog in de ontwikkelingsfase bevinden, is overleg tussen de behandelend arts en de apotheker noodzakelijk.' (Oorspronkelijke tekst: 'Het buiten de deur van het College geregistreerde indicaties voor het schrijven van geneesmiddelen is alleen geoorloofd wanneer over de beroepsgroep protocollen van standaarden worden ontwikkeld. Als de protocollen van standaarden nog in ontwikkeling zijn, is overleg tussen de behandelende kunsten en de apotheker noodzakelijk.' )

 

Autorisatie van de richtlijn

De richtlijn is goedgekeurd door:

  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)
  • Huid Nederland (HN)
Onderhoud van de richtlijn

Een richtlijn kan alleen leidend zijn, als deze op een continue basis wordt onderhouden, met systematische en continue monitoring van medisch-wetenschappelijke literatuur en regelmatige bijdragen uit de klinische praktijk. In geval van belangrijke ontwikkelingen kan worden besloten dat de volledige werkgroep bijeenkomt om amendementen voor te stellen, die over de verschillende beroepsgroepen zullen worden verdeeld. Er wordt een herziening gepland wanneer er nieuwe gegevens beschikbaar zijn.

 

Referenties

Article 68 of the Dutch Medicines Act of March 2nd 2009: http://wetten.overheid.nl/BWBR0021505/2018-01-01

Volgende:
Constitutioneel eczeem bij kinderen